Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Bewaking en bestrijding van bepaalde dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

  • Het bestrijden van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden en indirect verantwoordelijk voor welzijnsaspecten bij de bestrijding.

  • Het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen door onderzoek en monitoring/bewaking van bepaalde dierziekten (bijvoorbeeld scrapie, bluetongue, brucella melitensis, klassieke en Afrikaanse varkens pest, MKZ, AI, Ziekte van Aujeszky, salmonella en Mycoplasma en BSE).

  • Effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.

Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en crisisorganisatie.

Vierde Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten

Op 30 april 2015 hebben de Staatssecretaris van Economische Zaken en vertegenwoordigers van de veehouderij het vierde Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten ondertekend. Het convenant dat een looptijd kent van vijf jaar (2015 tot en met 2019) bevat afspraken over het (verplicht) bestrijden van dierziekten door het ministerie en de manier waarop dit door de betrokken sectoren en de overheid wordt gefinancierd. Er zijn ook afspraken gemaakt over de financiering van door EZ overgenomen productschapstaken met het verdwijnen per 1 januari 2015 van deze publiekrechtelijke bedrijfsorganen, zoals de basismonitoring van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), de kosten van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) en de kosten van preventie en bestrijding van enkele aanvullende dierziekten. Het convenant beschrijft wie, de sector en/of de overheid, voor welke kosten verantwoordelijk is. Daarnaast bepaalt het hoeveel de (deel)sectoren maximaal zelf moeten betalen, de zogenoemde «plafondbedragen».

Parallel aan het afsluiten van het convenant heeft EZ bij algemene maatregel van bestuur een (tijdelijke) wettelijke diergezondheidsheffing geïntroduceerd op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd), die in de plaats komt van onderdelen van de diergezondheidsheffingen van de voormalige productschappen. EZ werkt aan een aanpassing van de wet, die de heffing een structurele en beter op de huidige praktijk toegesneden basis biedt. Voor de sectoren (runder-, kalver- en varkens-) die in 2015 over reserves beschikten van de vroegere productschappen is de mogelijkheid gecreëerd om de sectorbijdrage te voldoen uit deze reserves.

Ondertussen wordt ook de wettelijke basis van het heffingenstelsel voor de diergezondheidsheffing gewijzigd. Dit gewijzigde stelsel wordt in de Gwwd opgenomen. Het streven is dat de wijziging per 1 januari 2018 doorgevoerd is. Tegelijkertijd wordt de Wet dieren gewijzigd waardoor het nieuwe heffingenstelsel met het oog op de toekomst in de Wet dieren wordt geplaatst. Door de diergezondheidsheffing dragen houders van productiedieren bij aan de bestrijding van de kosten van de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Met de wijziging van het heffingenstelsel wordt beoogd een betere afstemming te bereiken tussen de uitgaven van het Diergezondheidsfonds en de opbrengsten van de diergezondheidsheffing.

Dierziekten

Nederland is door de Europese Unie (EU) officieel vrij verklaard van bepaalde dierziekten. Deze vrijstatus wordt gehandhaafd door uitvoering van monitorings- c.q. bewakingsprogramma’s en wordt bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken. Deze bewakingsonderzoeken ondersteunen op die manier de preventie van de betreffende dierziekten. Daarnaast financiert EZ samen met het bedrijfsleven onderzoek naar opkomende dierziekten (waaronder «emerging» zoönosen) en de uitwisseling van gegevens hierover tussen organisaties in de dier- en humane gezondheidszorg. De uitgaven en ontvangsten van de verplichte bewakingsprogramma’s worden in het DGF verantwoord op onderdeel 01.11 «Bewaking van dierziekten». De uitgaven en ontvangsten die samenhangen met de bestrijding van besmettelijke dierziekten worden in het DGF verantwoord op onderdeel 01.12 «Bestrijding van dierziekten».

Nederland is alweer enige jaren officieel vrij van Blue Tongue (BT). Om een mogelijke nieuwe insleep van deze ziekte op te sporen vindt er jaarlijks actieve monitoring plaats. Deze wordt uitgevoerd in de knuttenvrije periode in de winter. Jaarlijks worden verspreid over heel Nederland in dat verband circa 350 runderen serologisch onderzocht.

Op 31 december 2015 was op 1 bedrijf met melkgeiten een besmetstatus voor Q-koorts van kracht. Het jaar ervoor waren dat 11 bedrijven. In het kalenderjaar 2015 kwamen er geen nieuwe besmette bedrijven bij en verkregen tien bedrijven de vrijstatus. Het aantal meldingen van patiënten met acute Q-koorts is sinds 2009 aanzienlijk gedaald. Hierdoor lijkt het erop dat de ingezette (hygiëne)maatregelen en de bestrijding van Q-koorts effectief zijn. In 2015 zijn de veterinaire maatregelen in stand gehouden. De eind 2009 ingezette tankmelkmonitoring, om met Q-koorts besmette bedrijven te identificeren, is in 2015 gecontinueerd. Ook is in 2015 de verplichte Q-koorts vaccinatiecampagne voortgezet.

Naast de activiteiten bij BT en Q-koorts, blijven de activiteiten gericht op het tijdig opsporen van de bekende dierziekten zoals Aviaire Influenza (AI), Klassieke Varkenspest (KVP), Afrikaanse Varkenspest (AVP) en Mond- en Klauwzeer (MKZ). Afgezien van de uitgaven voor bewaking en bestrijding worden in het DGF ook de uitgaven en ontvangsten verantwoord voor eventuele welzijnsmaatregelen bij een uitbraak (artikelonderdeel 01.13). Tenslotte wordt op artikelonderdeel 01.14 de financiering van overige uitgaven verantwoord.

Bijdrage Bedrijfsleven

In het vierde Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten zijn wederom afspraken gemaakt over de verdeling van jaarlijkse kosten voor monitoring, verdenkingen en eventuele bestrijding van besmettelijke dierziekten tussen overheid en veehouderijsectoren. De sectoren rundvee, varkens, pluimvee en schapen en geiten dragen bij aan de kosten tot een vooraf bepaald maximum (plafond). Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in deze convenantperiode. De maximale bijdragen zullen met ingang van 2017 conform de afspraken in het convenant voor het eerst worden geïndexeerd. Onderstaand zijn de door het bedrijfsleven gegarandeerde plafondbedragen weergegeven.

Maximale bijdragen bedrijfsleven in de periode 2015 t/m 2019 (x € 1.000)

Sector

plafondbedragen

 

totaal

subtotaal

Rundveehouderij

23.540

 

Varkenshouderij

53.447

 

– AVP en SVD

 

30.000

– Overige dierziekten

 

23.447

Schapen/geitenhouderij

5.074

 

Pluimveehouderij

47.138

 

– NCD

 

2.113

– Overige dierziekten

 

45.025

Totaal

129.199

 

Onder de artikelonderdelen wordt ingegaan op de realisatie van het beleid en de daarmee gemoeide uitgaven.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2011

2012

2013

2014

2015

2015

2015

VERPLICHTINGEN

15.944

15.433

11.247

13.751

33.114

21.860

11.254

UITGAVEN

15.944

15.433

11.247

13.751

33.114

21.860

11.254

Beginsaldo

12.904

7.508

4.636

9.294

19.064

   

Programma-uitgaven

15.944

15.433

11.247

13.751

33.114

21.860

11.254

Opdrachten

15.944

15.433

11.247

13.751

33.114

   

U0111 Bewaking van dierziekten

3.779

5.169

3.636

4.531

14.161

9.307

4.854

U0112 Bestrijding van dierziekten

11.327

9.474

7.460

9.147

18.915

12.553

6.362

U0113 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

0

0

0

0

     

U0114 Overig

838

790

151

73

38

 

38

ONTVANGSTEN

10.548

12.561

15.905

23.521

27.410

21.860

5.550

               

Eindsaldo

7.508

4.636

9.294

19.064

13.360

0

13.360

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De uitgaven bewaking zijn in totaal € 4,9 mln hoger uitgevallen dan begroot, doordat de basismonitoring voorheen niet ten laste werd gebracht van het DGF, maar direct gefinancierd door de sector en door EZ. Het was dan ook niet in de DGF-begroting opgenomen. Door ondertekening van het vierde Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten in 2015 door de Staatsecretaris en vertegenwoordigers van de sector komt de basismonitoring met ingang van 2015 ten laste van het DGF. Hieraan is in 2015 € 5,8 mln uitgegeven. Voor het Salmonella vaccinatieprogramma is er een onderbesteding ad € 2,5 mln, doordat regelgeving pas laat in het jaar beschikbaar was. Voor Mycoplasma en Salmonella is ruim € 0,5 mln meer uitgegeven dan begroot. Voor AI programma’s is € 1,3 mln meer uitgegeven dan begroot.

De bestrijding is € 6,4 mln hoger uitgevallen dan begroot. Dit is met name veroorzaakt door bestrijdingskosten van vogelgriep en overige dierziekten ad € 9,286 mln in totaal, terwijl in de begroting voor jaarlijks terugkerende kosten de bestrijding een bedrag ad € 2,7 mln is opgenomen.

Toelichting op de ontvangsten

De ontvangsten in 2015 bedroegen € 27,4 mln. EZ heeft een bijdrage gestort van € 17 mln. De bijdrage van de sector in 2015 bedroeg € 10,4 mln, ruim € 2,4 mln minder dan begroot. Dit is vooral het gevolg van late facturering van de heffingen in de pluimveesector in het najaar 2015. De ontvangsten van de verschillende sectoren zijn hieronder gespecificeerd.

Sectorbijdrage € 1.000

Realisatie 2015

Begroting 2015

Rund

2.112

3.580

Varken (inclusief ziekte van Aujeszky)

3.508

2.080

Schapen en geiten

989

1.110

Pluimvee (inclusief Salmonella)

3.768

6.010

Toelichting op de artikelonderdelen/instrumenten

01.11 Bewaking van dierziekten

Het niet tijdig opmerken van een dierziekte kan bij bepaalde dierziekten tot grote gevolgen leiden. Daarom is het tijdig signaleren van een besmetting en het adequaat bestrijden van groot belang. Het signaleren van (mogelijke) dierziekten vindt plaats door houders van dieren, dierenartsen en/of medewerkers van laboratoria/onderzoeksinstellingen, hetzij op basis van klinische verschijnselen dan wel op basis van de uitkomsten van laboratoriumonderzoek. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te worden gemeld.

Naast de meldplicht worden in opdracht van EZ bewakings- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrijstatus. Door bewakingsonderzoeken uit te voeren wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd. Bewakingsprogramma’s ondersteunen tevens de preventie van de betreffende dierziekten.

Streefwaarden

Behoud van de huidige, officieel door de EU en door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

Beleidsinstrumenten

De EU en de OIE verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze door de EU erkende statussen «vrij van dierziekten» worden bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken en – voor bepaalde dierziekten – door het periodiek uitvoeren van bewakingsprogramma’s. Lidstaten en bij de OIE aangesloten landen zijn verplicht om uitbraken van ziekten direct te melden aan de OIE en EU. Mede om de door de EU en de OIE verleende erkenningen «vrij van dierziekten» dan wel «verwaarloosbaar risico» te behouden worden bewakingsprogramma’s voor de volgende dierziekten uitgevoerd: Brucella melitensis (schapen en geiten), Brucellose (runderen), Leucose (runderen), Blauwtong (runderen, schapen en geiten), BSE/TSE (runderen en schapen/geiten), KVP en Ziekte van Aujeszky (varkens) en Aviaire Influenza (pluimvee). De programma’s voor Leucose, en Ziekte van Aujeszky en AI werden tot 2015 respectievelijk tot medio 2014 uitgevoerd in opdracht van de productschappen.

Naast de officiële vrijstatus zijn er andere redenen voor het uitvoeren van monitoringprogramma’s, bijvoorbeeld de volksgezondheid of nationale diergezondheidsbelangen. Zo is voor Nederland de monitoring op Q-koorts, Mycoplasma gallisepticum en Salmonella St/Se belangrijk.

Voor een snelle opsporing van dierziekten is de overheid in sterke mate afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouder en dierenarts en van hun bereidheid een verdenking te melden. In aanvulling op de monitoringsprogramma’s worden daarom zogenaamde «early warning»-programma’s uitgevoerd voor AI en KVP. Deze houden de verplichting in om bij een eventuele verdenking van een infectie (een) monster(s) op te sturen voor uitsluitingsdiagnostiek. Ook dragen overheid en bedrijfsleven via het DGF bij aan de basismonitoring van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), een breed monitoringsprogramma dat afwijkingen in de diergezondheid van commercieel gehouden dieren opspoort, analyseert en in een kader plaatst waarbinnen oplossingen gevonden kunnen worden. Vrijwillige meldingen door veehouders en hun dierenartsen liggen aan de basis van dit programma.

Dode varkens die bij de GD en bij een aantal grote dierenartsenpraktijken worden aangeboden om de doodsoorzaak vast te stellen, worden onderzocht op de aanwezigheid van het varkenspestvirus. Ook worden door jagers geschoten wilde zwijnen onderzocht op antistoffen tegen het KVP-, AVP- en Ziekte van Aujeszkyvirus en Trichinella.

Varkenshouders zijn verplicht om verschijnselen die wijzen op KVP en AVP te melden aan de NVWA. Verder is er voor varkenshouders vanuit de regeling Preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s de verplichting om via uitsluitingsdiagnostiek de ziekte KVP uit te sluiten bij koppelbehandelingen en verhoogde sterfte. Hierbij wordt ook de ziekte AVP onderzocht.

Bij pluimvee zorgt het «early warning» systeem ervoor dat pluimveehouders zo snel mogelijk verschijnselen die kunnen wijzen op AI melden: verhoogde sterfte aan de NVWA en klinische problemen en afwijkingen in het patroon van voedsel- en wateropname aan de dierenarts. Indien de doodsoorzaak of ziekte van dieren niet duidelijk is of wanneer AI niet uit te sluiten is op basis van het klinisch beeld, neemt de dierenarts cloaca- en keelswabs bij de dieren en stuurt die door naar het Centraal Veterinair Instituut van de Wageningen Universiteit (CVI). Verder worden wilde vogels onderzocht op AI. Enerzijds worden er levende wilde vogels van de risicosoorten gevangen, bemonsterd en weer vrijgelaten. Levende wilde vogelmonitoring wordt uitgevoerd door het Erasmus Medisch Centrum (EMC); de kosten ervan komen ten laste van de EZ-begroting. Anderzijds worden dood gevonden wilde vogels van de risicosoorten verzameld en onderzocht op AI. Dit programma wordt uitgevoerd door Sovon Vogelonderzoek Nederland in samenwerking met Dutch Wildlife Health Centre (DWHC). DWHC coördineert beide onderzoeksprogramma’s.

In het kader van de AI-uitbraak in november 2014 is een additionele monitoring van specifieke (levende) watervogels opgestart. Dit onderzoek concentreerde zich rond de gebieden waar besmettingen vastgesteld waren.

Alle houders van meer dan 50 melkgeiten of melkschapen zijn verplicht om één keer per maand een tankmelkmonster te laten onderzoeken op de aanwezigheid van de bacterie Coxiella burnetii (Q-koorts). Besmette bedrijven en bedrijven van gewetensbezwaarden worden tweewekelijks bemonsterd. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de GD.

In de jaarlijkse Brucella melitensis monitoring worden circa 1.475 schapen- en geitenhouderijen met dieren ouder dan 6 maanden onderzocht. De uitvoering van het onderzoek is in handen van de Nederlandse Schapen- en geitenfokkers Organisatie (NSFO).

Kadavers van runderen ouder dan 48 maanden worden bij de destructor op BSE getest. De kosten hiervan worden uit het DGF gefinancierd en 50/50 betaald door overheid en bedrijfsleven. Schapen en geiten worden bij de destructor steekproefsgewijs (1.500 schapen en 1.500 geiten) getest op scrapie. Ook deze kosten worden uit het DGF gefinancierd. De EU geeft cofinanciering voor al deze testen. De doelstelling van het grootschalige testen van runderen (BSE) en schapen en geiten (TSE) is om de ontwikkeling van BSE/TSE te monitoren en te kunnen blijven volgen of de Europese bestrijdings- en preventiemaatregelen effectief zijn.

In nood geslachte runderen moeten op een leeftijd van 48 maanden of ouder worden getest. Uitzonderingen; gezond geslachte runderen afkomstig uit Roemenië, Bulgarije of Kroatië worden getest op BSE op een leeftijd vanaf 30 maanden, noodslachtingen vanaf 24 maanden. BSE-testen op slachtrunderen worden niet via het DGF gefinancierd, maar rechtstreeks door de eigenaar betaald. Ook hiervoor is EU-cofinanciering beschikbaar.

Streefwaarden

  • Behoud van de huidige, officieel door de EU verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

Inperken van het risico van het (nog) niet (kunnen) opmerken van een besmetting. Het streven is erop gericht om voor een aantal dierziekten de EU-status «vrij van dierziekten» te behouden (zoals bijvoorbeeld voor KVP en brucellose). Deze streefwaarden zijn voor 2015 gerealiseerd. De bewakingsprogramma’s dienen ook ter ondersteuning van de melding van dierziekten voor het geval deze niet worden opgemerkt. Aan de Europese Commissie is gerapporteerd over de resultaten van deze onderzoeken.

Prestatiegegevens

 

Realisatie 2015

Begroting 2015

Bewaking van dierziekten

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

(x € 1.000)

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

(x€ 1.000)

Brucella (schaap, geit)1

1.521

18.916

304

1.500

14.000

400

Blauwtong (rund, schaap, geit)

324

387

68

291

387

100

BSE rund, bij destructor en bij noodslachting

 

48.914

1.909

 

48.000

1.950

TSE schaap/geit, bij destructor

 

2.944

81

 

3.000

40

KVP (varkens)

           

– Veehouderij (early warning)

 

284

290

 

540

 

– Veehouderij (tonsillen)

 

3.649

51

 

4.600

300

– Wilde zwijnen2

 

550

65

 

500

150

AI

           

Bedrijfsmatig pluimvee: early warning3

       

1.400

 

– Insturen monsters (swabs)4

 

1.724

4

1.500

 

100

– Melding afwijkende verschijnselen (bij GD)5

1.243

   

1.200

   

– Bedrijfsmatig pluimvee: monitoring serologische testen5

2.356

175.796

925

2.700

170.000

 

Wilde vogels:

           

– Monitoring levende wilde vogels6 5

 

9.186

   

5.000

 

– Monitoring dode vogels5

 

471

7

 

500

105

Eenmalige programma’s HPAI

   

371

     

Q-koorts (melkmonsters)7

376

 

938

380

 

915

Subtotaal

   

5.013

   

4.060

             

Overgenomen Productschapstaken

           

Leukose8

 

26.422

319

 

26.000

450

Ziekte van Aujeszky (varken)

   

0

   

40

Salmonella Se St (pluimvee)

           

– Bewaking en preventie

   

622

 

9.358

484

– verificatieonderzoek VB

15

 

0

58

 

36

– verificatieonderzoek Leg

41

 

329

26

 

121

– vaccinatie9

PM

 

1.455

2.000 koppels leg en 693 koppels vermeerdering

 

4.000

Mycoplasma

1.777

 

305

1.900

 

116

Subtotaal

   

3.030

   

5.247

             

SDA

   

265

     

Basis monitoring sectoren

   

3.132

     

Basismonitoring EZ

   

2.721

     

Subtotaal

   

6.118

     
             

Totaal bewaking van dierziekten

   

14.161

   

9.307

Bron: Nederlandse Schapen- en Geitenfokkers Organisatie (NSFO)(Brucella), Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (BSE en TSE), Erasmus MC (onderzoek levende wilde vogels), CVI (tonsillen, early warning KVP en monitoring dode vogels), NVWA (verificatie Salmonella) en Gezondheidsdienst voor Dieren (overig).

1

Totaal aantal verwachte inzendingen per 5 januari 2016.

2

Om verdere overschrijding van de geraamde aantallen te voorkomen, zijn in de tweede helft van 2015 de meeste monsters opgeslagen.

3

Het geraamde aantal verwijst naar het geraamde aantal in de regel eronder m.b.t. het insturen monsters (Swabs).

4

Het begrote aantal bedrijven is het aantal monsters.

5

De financiering van deze uitgaven loopt niet via DGF, maar rechtstreeks via de sector of EZ. Deze gegevens zijn in de tabel opgenomen om het volledige pakket aan bewakingsactiviteiten in hun onderlinge samenhang weer te geven.

6

Betreft de voorlopige stand per 15 januari 2016. De toename wordt veroorzaakt door aanvullende monitoring n.a.v. de HPAI-uitbraak van eind 2014.

7

Betreft de realisatie tot en met het derde kwartaal van 2015.

8

Betreft bloed- en tankmelkmonsters tezamen.

9

Het aantal in 2015 tegen Salmonella gevaccineerde dieren was ten tijde van de opstelling van het jaarverslag begin maart 2016 nog niet beschikbaar.

Toelichting

Algemeen

De begrote aantallen bedrijven en dieren zijn indicatief: zij zijn gebaseerd op realisatiecijfers in voorgaande jaren, op de steekproefgrootte en/of vormen een inschatting van ontwikkelingen.

01.12 Bestrijding van dierziekten

Onder de bestrijding van dierziekten vallen:

  • Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;

  • Onderzoek van verdachte dieren;

  • Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden;

  • Bestrijding van besmettelijke dierziekten zoals Q-koorts, tuberculose, brucellose en leukose;

  • Bestrijding van zeer besmettelijke dierziekten zoals AI, MKZ en KVP.

Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de NVWA. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen die binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. Ook bij een positief testresultaat in een bewakingsonderzoek van een aangifteplichtige ziekte wordt dit gemeld bij de NVWA. Indien een bevestigingstest positief is, wordt het bedrijf door de NVWA besmet verklaard en wordt tot bestrijding overgegaan.

De bestrijding van dierziekten omvat feitelijk twee fasen, de eerste fase (de verdenkingsfase) vangt aan als verschijnselen, informatie of resultaten van onderzoek worden gemeld die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, de tweede fase (de bestrijdingsfase) vangt aan als een besmetting is vastgesteld of als er zodanige aanwijzingen zijn dat moet worden uitgegaan van een besmetting.

Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen door de (permanente) crisisorganisatie van EZ. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmede tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Door EZ zijn contracten gesloten met bedrijven voor de beschikbaarstelling van mensen en middelen die een kritische rol vervullen in het bestrijdingsproces. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken van het ministerie. Op www.rijksoverheid.nl staan de actuele draaiboeken.

In bepaalde gevallen kan de inzet van beschermende noodvaccinatie (vaccinatie «voor het leven») een effectieve bestrijdingsmethode zijn. In plaats van het in grote aantallen ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaalde cirkel rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Op basis van de huidige EU-regelgeving is beschermende noodvaccinatie mogelijk bij de bestrijding van uitbraken van MKZ, KVP en AI. Deze aanpak is op dit moment alleen uitvoerbaar bij dierziekten waarvoor een effectief vaccin beschikbaar is, te weten MKZ en KVP. De mogelijkheid van noodvaccinatie is vastgelegd in de betreffende beleidsdraaiboeken.

Streefwaarden

  • Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten.

Concreet houdt dit in dat bij een melding een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de melding betrekking heeft op verschijnselen die duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet binnen 3 uur een deskundigenteam ter plaatse een onderzoek instellen.

Beleidsinstrumenten

Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:

  • wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;

  • klinische inspectie door een team van dierenartsen op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten;

  • monsternames door een team;

  • diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;

  • instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;

  • vaccineren van dieren;

  • onderzoek van dieren op buurt-/contactbedrijven en andere relevante bedrijven;

  • tracering van een besmetting (van en naar);

  • doden van besmette dieren;

  • doden van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;

  • destructie van (besmette) dieren;

  • reinigen en ontsmetten van bedrijven;

  • schadeloosstellen van houders voor gedode dieren.

De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:

  • EU-richtlijnen en EU-verordeningen;

  • GWWD; Wet Dieren

  • (beleids)draaiboeken;

  • crisisorganisatie en voorzieningen.

Op dit onderdeel worden de uitgaven verantwoord als een verdenking of een uitbraak van een wettelijk te bestrijden dierziekte zich voordoet. Het gaat dan om de uitgaven voor het onderzoek naar de verdenkingen en de bestrijdingsmaatregelen.

In het geval een rund in de periode van 100 dagen na inseminatie tot 21 dagen voor de normale afkalfdatum haar vrucht verliest (abortus), is er sprake van een verdenking van brucellose. Deze interpretatie en de daaraan verbonden gevolgen zijn van belang aangezien een brucellosebesmetting niet of nauwelijks met uiterlijke verschijnselen gepaard gaat en een dergelijke abortus het enige vroegtijdige klinische signaal is dat een rund besmet kan zijn met brucellose. Bij een dergelijke abortus volgt nader onderzoek om definitief vast te stellen of er sprake is van een besmetting met brucellose of dat een andere oorzaak de abortus heeft veroorzaakt. De onderzoeken in 2015 hebben geen besmetting met brucellose aangetoond.

Onderstaand overzicht geeft het aantal dierziektenverdenkingen weer waar het Nederlands Veterinair Incident- en Crisiscentrum (NVIC) van de NVWA nader onderzoek naar heeft ingesteld met aanvullend laboratoriumonderzoek. Het NVIC heeft ook meldingen afgehandeld waar geen nader laboratorium onderzoek voor is uitgevoerd, bijvoorbeeld meldingen van illegale import van pups waar vaccinatie en plaatsing in quarantaine als maatregelen zijn uitgevoerd. Deze zijn niet in het overzicht meegenomen. In 2015 heeft het NVIC in totaal 914 dierziektemeldingen ontvangen en afgehandeld.

Jaaroverzicht Dierziekten 2015 (versie NVWA – peildatum 03-02-2016)

Aangifteplichtige dierziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Afrikaanse Varkenspest

1

0

1

0

0

Amerikaans Vuilbroed

9

2

6

0

1

Aujeszky

13

0

5

0

8

Aviaire Influenza1

106

3

85

0

18

Bluetongue

44

0

22

0

22

Bovine Spongieuze Encephalopathie

2

0

2

0

0

Brucellose Abortus Bang

47

0

45

0

2

Brucellose Melitensis

8

0

8

0

0

Brucellose Ovis

2

0

2

0

0

Brucellose Suis

60

0

59

0

1

Klassieke Varkens Pest

8

0

7

0

1

Leucose

22

0

21

0

1

Lumpy Skin Disease

1

0

1

0

0

Miltvuur

4

0

4

0

0

Mond- en Klauwzeer

3

0

3

0

0

Mycoplasma Gallisepticum

17

2

4

0

11

New Castle Disease

4

0

3

1

0

Psittacose Dier

48

38

6

1

3

Q-Koorts Dier

3

0

2

0

1

Q-koorts Tankmelk

5

0

5

0

0

Salmonella Niet Zoönotisch Pluimvee

2

0

1

0

1

Salmonella Zoönotisch Pluimvee

169

42

22

0

105

Swine Vesculair Disease

15

0

6

0

9

Tuberculose

32

0

24

1

7

Tularemie

14

12

2

0

0

West Nile Virus

6

0

6

0

0

 

645

99

352

3

191

1

Inclusief screeningsgebieden

Tabel 2: Zoönose

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Compylobacter Fetus

6

3

1

0

2

Chlamydia Abortus

1

0

1

0

0

Chlamydia Caviae

1

1

0

0

0

Escherischia Coli

3

1

1

0

1

Hantavirus

2

1

0

0

1

Koepokken

1

0

0

0

1

Leptospirose

22

11

1

0

10

Psittacose Humaan

36

12

21

0

3

Q-koorts Humaan

12

1

5

0

6

Rabies Vleermuis

30

3

23

0

4

Rabies Zoogdier

32

0

26

0

6

Salmonellose

75

69

1

0

5

 

221

102

80

0

39

Tabel 3: Paardenziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Afrikaanse Paardenpest

1

0

1

0

0

Dourine

2

0

1

0

1

Equine Herpes Virus

2

0

0

0

2

Equine Infectieuze Anemie

2

0

2

0

0

Equine Virale Arteritis

1

0

1

0

0

Malleus

5

0

5

0

0

Venezuelean Equine Encephalomyelitis

1

0

0

0

1

Vesiculaire Stomatitis

2

0

1

0

1

 

16

0

11

0

5

Tabel 4: Visziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Koi Herpes Virus

1

0

0

0

1

OsHV- 1uvar

1

1

0

0

0

 

2

1

0

0

1

Tabel 5: Overige gemelde dierziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Echinococcus

15

10

1

0

4

Listeriose

5

5

0

0

0

Myxomatose

1

0

0

0

1

Sarcosporidiose

8

0

1

4

3

Toxoplasmose

1

1

0

0

0

 

30

16

2

4

8

Totaal Casussen

914

218

445

7

244

Bron: NVWA

Toelichting

Over enkele dierziekten uit het overzicht volgt hier een korte toelichting:

Aviaire Influenza

Begin februari werd de ophokplicht opgeheven, die was ingesteld naar aanleiding van de uitbraak van HPAI H5N8 eind 2014. In maart zijn er vervolgens 2 uitbraken met LPAI vastgesteld. De eerste in Barneveld op 13 maart en de tweede in Tzummarum op 25 maart. Op 2 april volgende een derde uitbraak van LPAI, dit keer in Milheeze. In 2015 is het ten opzichte van 2014 vervolgens rustig gebleven op het gebied van vogelgriep verdenkingen. Er zijn geen verdere uitbraken geconstateerd. Het aantal hoogpathogene vogelgriepuitbraken wereldwijd, bijvoorbeeld in Frankrijk en de Verenigde Staten baart wel zorgen.

Mycoplasma Gallisepticum

Na het opheffen van de productschappen zijn de taken aangaande de beheersing van Mycoplasma bij fok- en vermeerderingsdieren bij EZ ondergebracht. Begin 2015 is door de NVWA een Mycoplasmabesmetting afgehandeld, welke bevestigd was in de productschapstijd. Medio september is een tweede Mycoplasmabesmetting vastgesteld bij een ouderdierenbedrijf. Op het bedrijf is in een stalcontainervergassing toegepast aangezien er «off-label» antibiotica was toegepast en de dieren niet geslacht konden worden. De dieren in de andere stallen zijn afgevoerd en geslacht.

Zoönotische salmonella pluimvee

Na het opheffen van de Produktschappen zijn de taken aangaande de beheersing van (zoönotische) salmonella bij fok- en vermeerderingsdieren en bij legpluimvee bij de NVWA ondergebracht. In 2015 is op 40 bedrijven een besmetting met zoönotische salmonella vastgesteld. Dit betrof in 28 gevallen een legpluimvee bedrijf, in 10 gevallen een vermeerderingsbedrijf en in 2 gevallen een opfok bedrijf. De maatregel bij een besmetting op vermeerderingsbedrijven is een vervroegde slacht (inclusief verhitting van het vlees) van de besmette koppels en verhitting of destructie van de aanwezige broedeieren. Op legpluimveebedrijven is de maatregel voornamelijk gericht op de eieren, die van besmette pluimveekoppels alleen nog voor industriële doeleinden bestemd kan worden, waar in het proces de eieren verhit worden.

Q-koorts

De vaccinatieplicht voor melkschapen en melkgeiten bedrijven met meer dan 50 dieren heeft zijn waarde bewezen. In 2015 hebben opnieuw een aantal besmette bedrijven de vrijstatus teruggekregen, nadat zij een jaar lang in de tankmelkmonitoring negatieve uitslagen hadden laten zien. In 2010 hadden 100 bedrijven de besmetstatus voor Q-koorts. Eind 2015 is er nog één bedrijf die deze besmetstatus nog heeft. Dit bedrijf zal hoogst waarschijnlijk in 2016 de vrijstatus behalen.

Psittacose

Ook in 2015 is het aantal vastgestelde psittacose besmettingen groot. In 24 gevallen is psittacose vastgesteld bij vogels die gemeld waren in verband met klinische verschijnselen. In 23 gevallen is psittacose vastgesteld bij vogels die naar aanleiding van besmette humane patiënten in de bronopsporing zijn onderzocht. In 2015 is ten op zichte van 2014 het aantal meldingen gelijk gebleven; opvallend is wel dat in slechts 6 meldingen psittacose niet is vastgesteld.

Tuberculose

In tegenstelling tot voorafgaande jaren is er in 2015 geen besmetting met tuberculose vastgesteld. Het grootste deel van de verdenkingen heeft betrekking op de import van kalveren/runderen uit met name België, Frankrijk en Duitsland, waar uitbraken van TBC zijn vastgesteld op de herkomstbedrijven van deze dieren. Eén verdenking had betrekking op een jonge olifant, die in Artis was overleden. Bij sectie waren er aanwijzingen voor een mogelijke TBC-besmetting, maar nader onderzoek kon dit niet bevestigen. De overige verdenkingen zijn gemeld op basis van bevindingen tijdens de post mortemkeuring van runderen bij het slachten.

 

Realisatie 2015

Begrote uitgaven 2015

x € 1.000

Bestrijding van dierziekten

 

Uitgaven

     

Verdenkingen

   

– Brucellose (verwerpersonderzoek)1

913

1.000

– KVP

22

100

– MKZ (rund, schaap, geit)

3

15

– AI (LPAI)

742

300

– BSE (rund)

1

20

– TSE (schaap, geit)

6

15

– Diagnostiek verdenkingen

427

600

     

Subtotaal verdenkingen

2.114

2.050

     

Voorzieningen

   

– AUV

772

300

– Calamiteitenreserve destructie

952

1. 890

– Waakvlamcontracten

646

650

– Voorziening ZvA, MKZ / KVP

– Overige voorzieningen

2.422

2.400

Subtotaal Waakvlam

4.792

5.240

     

Bestrijding

   

Jaarlijks terugkerende kosten bestrijding

 

2.700

Bestrijding LPAI

427

 

Bestrijding HPAI

8.630

 

Overig

229

 

Subtotaal

9.286

2.700

     

Overgenomen Productschapstaken

   

Bestrijding Ziekte van Aujeszky

0

760

Bestrijding Salmonella

   

– ruimingskosten

1.510

303

– vergoeding waarde dieren

 

1.500

Bestrijding Mycoplasma

1.213

 

Subtotaal

2.723

2.563

     

Totaal

18.915

12.553

1

Het aantal bemonsterde dieren met betrekking tot Brucellose (verwerpersonderzoek) is in de begroting geraamd op 11.000. Het gerealiseerde aantal is 11.913 (bron GD).

Voorzieningen

Naast bewaken en bestrijden, als dat aan de orde is, is het noodzakelijk om voorzieningen te treffen om onmiddellijk te kunnen bestrijden. Sommige van deze voorzieningen zijn leveringen of diensten van bedrijven. Voor de onmiddellijke beschikbaarheid daarvan worden met deze bedrijven (waakvlam)contracten gesloten en moet een vergoeding worden betaald. Daarnaast worden er voorraden materialen aangeschaft, die nodig zijn bij een bestrijding.

Artikelonderdeel 01.13 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden – op basis van het draaiboek – diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg onder andere gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.). In 2015 is besloten dat ten tijde van een dierziektenuitbraak geen dieren op te kopen en gecontroleerd af te voeren om de meest urgente welzijnsproblemen te verminderen.

Evaluatie

De evaluatie van het beleid dat aan de basis ligt van het DGF, is weergegeven bij het beleidsartikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens van het jaarverslag van EZ.

Bedrijfsvoeringsparagraaf Diergezondheidsfonds

In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het Diergezondheidsfonds (DGF). De BVP heeft conform de Comptabiliteitswet 2001 het karakter van een uitzonderingsrapportage. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management controlsysteem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit 4 verplichte onderdelen: rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

I Rechtmatigheid

Vanuit de mij bekende informatie zijn fouten en onzekerheden met betrekking tot de comptabele rechtmatigheid of getrouwheid geconstateerd die de tolerantiegrenzen op het niveau van het DGF overschrijden. Voor het DGF bestaan er onrechtmatigheden tot een bedrag van € 1,9 mln en onzekerheden tot een bedrag van € 5,3 mln in de uitgaven voor inkopen. EZ heeft hiervoor maatregelen getroffen.

II Totstandkoming van beleidsinformatie

Vanuit de mij bekende informatie zijn er geen belangrijke tekortkomingen in de totstandkoming van beleidsinformatie.

Met betrekking tot de onderdelen III (financieel- en materieelbeheer) en IV (overige aspecten van de bedrijfsvoering) wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van het Ministerie van EZ.

Licence