Base description which applies to whole site

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

Multilaterale samenwerking en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid en overige inzet; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren en het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen het multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.

  • Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse als uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.

  • Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Het geïntegreerd met het Internationaal Cultuurbeleid 2021-2024 ondersteunen van initiatieven die cultuur inzetten voor ontwikkeling, zowel op posten in enkele landen rondom Europa als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

  • Het ondersteunen van initiatieven die sport inzetten voor ontwikkeling zoals KNVB WorldCoaches.

Stimuleren

  • Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren.

  • Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.

  • Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.

  • Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.

  • Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.

  • In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.

  • Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.

  • Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie, mensenrechten en bevorderen van de SDGs.

Regisseren

  • De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

  • De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG afspraken.

Internationaal cultuurbeleid

2021 was het eerste jaar van het nieuwe geïntegreerde internationaal cultuurbeleid voor de periode 2021-2024. Het beleid is grotendeels uitgevoerd zoals vastgelegd in het beleidskader ICB, al werden uitwisseling en samenwerking sterk beperkt door de Coronacrisis. Sommige programma’s liepen daardoor vertraging op. Het 25-jarig bestaan van het Prins Claus Fonds werd dit jaar online gevierd, met veel aandacht voor kunstenaars en creatieve denkers. Het Next Generation programma ter bevordering van culturele expressie onder jongeren (uitgevoerd door het Prins Claus Fonds) is in 2021 grotendeels afgerond. Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie maakte een start met het nieuwe programma voor het agenderen en bevorderen van de SDGs in BHOS-landen.

Samenwerking in EU-verband

In 2021 trok Nederland op met de Europese Commissie, EU instellingen en EU lidstaten en hun nationale ontwikkelingsorganisaties en –banken om te werken aan het bereiken van de SDGs. Dit uitte zich onder meer in het gezamenlijk vormgeven van Team Europe Initiatieven, waarbij wordt getracht EU impact en zichtbaarheid in partnerlanden te vergroten. Ook uitte zich dit in gezamenlijke inzet voor de wereldwijde COVID-19 respons, en het gezamenlijk versterken van de EU-Afrika relatie.

In 2021 ging het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI)4 onder het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021-2027 van start. Dit is het grootste EU financieringsinstrument waarmee ontwikkeling in landen buiten de EU wordt gefinancierd. De Europese Commissie heeft documenten opgesteld waarin op hoofdlijnen staat wat de inzet wordt voor de komende jaren op een bepaald land, regio of thema, als ook welke projecten met middelen in 2021 worden gefinancierd. Deze documenten5 zijn voorgelegd aan EU lidstaten in beheerscomités ter goedkeuring. Een belangrijk deel van de NDICI middelen zal de Team Europe Initiatieven ondersteunen.

Het totale Team Europe pakket waarbij partnerlanden gesteund worden bij hun COVID-19 respons bedroeg eind 2021 EUR 46 miljard. Dit is ingezet voor humanitaire hulp, versterking van gezondheidssystemen, water en sanitatie, en voor het mitigeren van sociaaleconomische gevolgen. Daarbij zet de EU zich in voor de wereldwijde toegang tot vaccins, met een centrale rol voor multilaterale initiatieven als COVAX, waar Team Europe EUR 3 miljard aan heeft bijgedragen. Vaccindonaties vanuit Europese lidstaten aan ontwikkelingslanden, overwegend via COVAX, zijn aan het einde van 2021 opgelopen tot 380 miljoen. 255 miljoen hiervan zijn inmiddels daadwerkelijk afgeleverd. Nederland heeft 27 miljoen vaccins gedoneerd, waarvan 22,5 miljoen via COVAX. De EU zet zich ook in om andere obstakels in de uitrol van vaccins weg te nemen onder andere door bij te dragen aan het bredere initiatief Access to COVID-19 Tools-Accelerator (ACT-A) met 5,1 miljard USD. Dit maakt de EU een van de grootste donoren van COVAX en ACT-A. De totale financiële bijdrage van Nederland voor de periode 2020-2022 aan ACT-A komt uit op 245 miljoen EUR.

In het licht van de Covid-crisis pleitte NL, conform de motie Piri, in EU-verband voor een beperkte waiver voor intellectueel eigendom van de coronavaccins. Het exportautorisatieregime voor coronavaccins werd mede op Nederlands aandringen eind 2021 omgezet in een monitoringsysteem.

Nederland heeft het afgelopen jaar ingezet op een versterkte relatie tussen de EU en Afrika. Het belang van een stevige EU relatie met Afrika werd in 2021 weer duidelijk door de uitdagingen op het Afrikaanse continent, waaronder vrede en stabiliteit, inclusieve groei en klimaatverandering, die we alleen gezamenlijk het hoofd kunnen bieden. De tweede AU-EU ministeriële in oktober 2021 vormde een goede gelegenheid om de prioriteiten binnen het EU-Afrika partnerschap verder uit te diepen. Dit vormde ook voor Nederland een belangrijk moment om de banden weer verder aan te halen en het fundament te leggen voor een succesvolle EU-AU Top in 2022.

De onderhandelingen tussen de EU en ACS landen over een vervolg op het Verdrag van Cotonou, resulteerden in 2021 in een politiek akkoord over een nieuwe partnerschapsovereenkomst tussen de EU en 79 landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. Zoals beschreven in de Kabinetsappreciatie van dit zogenoemde Post-Cotonou akkoord6, beoordeelt het kabinet het onderhandelingsresultaat en de ontwerpovereenkomst positief.

VN en IFIs

De huidige pandemie onderstreept de noodzaak van effectieve multilaterale samenwerking bij grote complexe en wereldwijde crises. De COVID-19-crisis is niet alleen een ongekende wereldwijde gezondheidscrisis, maar heeft ook enorme impact op sociaaleconomische ontwikkeling, de schuldensituatie, voedselvoorziening, mensenrechten, vrede en veiligheid en op het humanitaire vlak. COVID-19 heeft de ongelijkheid in de wereld nog eens pijnlijk blootgelegd en vergroot.

Door de schaal waarop ze opereren en hun kennis en expertise spelen de VN en de IFI’s een unieke rol in het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs). In de respons op de pandemie en op de grote uitdagingen op het gebied van klimaat, heeft Nederland er daarom actief en constructief op ingezet dat deze organisaties zich richten op inclusief, duurzaam en groen herstel.

De COVID-19 pandemie heeft de toegevoegde waarde van de door de SGVN ingezette VN-ontwikkelingssysteem hervormingen (UNDS reforms) direct laten zien; de VN COVID-19-respons is in veel gevallen effectiever gebleken door inzet van een geïntegreerd landenteam, waarin verschillende VN-organisaties nauw samenwerken met een onafhankelijke VN-landenvertegenwoordiger.

Als onderdeel van de lopende VN-ontwikkelingssysteem hervormingen is in 2021 een kleine herziening van de financiering van het Resident Coördinator systeem uit onderhandeld. Er bleek geen consensus te bestaan over de door de VN en door Nederland en EU gesteunde wens om deze (deels) uit de reguliere budgetten te financieren en derhalve is het bestaande financieringssysteem via onder meer vrijwillige bijdrages gehandhaafd.

De IFI’s hebben in de respons op de pandemie laten zien dat zij de slagkracht, kennis en expertise hebben om indien nodig snel op grote schaal middelen ter beschikking te stellen om (een deel van) de sociaal-economische- en gezondheidsimpact op te vangen voor landen die daar zelf niet toe in staat zijn en zullen zij een rol moeten vervullen om de benodigde investeringen ten behoeve van de klimaattransitie in kwetsbare landen mogelijk te maken. Daarmee vervullen zij een unieke rol in het landschap van ontwikkelingssamenwerking.

Nederland steunde opnieuw de SGVN in zijn streven naar een verbeterde begrotingssystematiek en de verbreding van de financieringsbasis en riep op tot monitoring en naleving van de afspraken van het Funding Compact door zowel de lidstaten als het VN-systeem. Nederland had een leidende rol bij de totstandkoming van het Compact in 2019 en zal deze rol blijven spelen.

In het najaar van 2021 verscheen voorts «Our Common Agenda», waarin de SGVN aangeeft op welke wijze de VN de uitdagingen van deze tijd tegemoet zal treden. Aanknopingspunten voor Nederland zijn o.m. cybercapaciteitsopbouw en –veiligheid, belang toekomstige generaties, vernieuwen sociaal contract tussen bevolkingen en regeringen en het bewerkstelligen van een VN-organisatie ‘fit for purpose’ in veranderende tijden.

Nederland heeft in 2021 als vicevoorzitter, namens de WEOG, deelgenomen aan de Uitvoerende Raad van UN Development Programme, UN Population Fund, UN Office for Project Services (UNDP/UNFPA/UNOPS). Hierbij heeft Nederland als vicevoorzitter accenten kunnen leggen op de implementatie van de VN hervormingen om het systeem efficiënter en effectiever te krijgen en kracht bij te zetten op een coherente aanpak voor het behalen van de SDGs en het Klimaatakkoord van Parijs. Daarnaast heeft Nederland een belangrijke rol gespeeld in de aanname van de nieuwe Strategische Plannen 2022 ‒ 2025 van de betrokken VN-organisaties, door onder meer een cross-regionale meerderheid te mobiliseren, nadat een kleine minderheid dreigde de aanname van de plannen – die ze te progressief vonden – te dwarsbomen.

Initiatieven om de VN en de IFI’s verantwoordelijk te houden voor de preventie, mitigatie en het adequaat aanpakken van seksuele uitbuiting en grensoverschrijdend gedrag (Sexual Exploitation and Abuse and Sexual Harassment: SEAH) liggen op koers. Het onderwerp is door Nederland geagendeerd binnen vrijwel alle onderdelen van de VN en de IFI’s, en vormt mede dankzij Nederland onderwerp van discussie in de verschillende bestuursraden.

Nationale SDG-implementatie

Het afgelopen jaar is geëvalueerd hoe Nederland de afgelopen jaren heeft ingezet op de SDGs in de nationale context. Conclusies en aanbevelingen zijn eerder met de Kamer gedeeld. Ook is gewerkt aan verdere verbinding van de SDGs met nationaal beleid en is interdepartementaal een start gemaakt met herziening van het Integraal Afwegingskader, waaronder de zgn. SDG-Toets.

Mensenrechtenbeleid

Ondanks het feit dat COVID-19 wereldwijd de mensenrechten onder druk blijft zetten is het gevoerde beleid conform de verwachtingen zoals vastgelegd in de begroting uitgevoerd. Nederland heeft onverminderd ingezet op de zes mensenrechtenprioriteiten, met extra aandacht voor de impact van COVID-19.

Verder bleef behoud en versterking van het VN-mensenrechtensysteem voor Nederland onverminderd prioritair. Nederland blijft pal staan voor het universele respect voor de mensenrechten en voor het behoud en versterking van de instellingen die dit bevorderen. Een goed functionerend multilateraal en VN-mensenrechtensysteem biedt voor Nederland aanvullende mogelijkheden om de mensenrechtenprioriteiten te bevorderen.

Tabel 11 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet (Bedragen x € 1.000)
  

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Vastgestelde begroting 2021

Verschil 2021

 

Verplichtingen

293 445

75 165

168 359

1 110 681

61 837

32 396

29 441

 

garantieverplichtingen

983

‒ 42 192

‒ 129 905

723 472

10 558

102 461

‒ 91 903

 

overige verplichtingen

292 462

117 357

298 264

387 209

51 279

‒ 70 065

121 344

 

Uitgaven:

       
         
 

Programma-uitgaven totaal

267 697

163 792

255 594

282 519

271 230

322 151

‒ 50 921

         

5.1

Multilaterale samenwerking

150 637

151 146

149 792

214 821

178 163

171 654

6 509

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Speciale multilaterale activiteiten

 

752

488

    
         
 

Opdrachten

       
 

Speciale multilaterale activiteiten

 

177

159

    
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

UNIDO

1 859

1 237

1 583

1 308

1 531

1 950

‒ 419

 

UNDP

28 000

30 000

30 000

20 000

30 000

30 000

0

 

UNICEF

14 000

26 000

33 000

33 000

33 000

33 000

0

 

Speciale multilaterale activiteiten

8 723

29 007

10 398

22 936

8 521

11 077

‒ 2 556

 

Assistant deskundigen programma

9 000

8 016

12 487

11 343

9 035

9 000

35

 

Internationale Financiële Instellingen

   

35 714

30 530

18 324

12 206

 

Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen

82 573

49 410

58 230

80 113

58 894

67 789

‒ 8 895

 

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken

6 482

6 547

3 447

10 407

6 652

6 476

176

         
 

Nog te verdelen

       
 

Nog te verdelen

     

‒ 5 962

5 962

         

5.2

Overig armoedebeleid

117 060

12 646

105 802

67 698

93 067

81 277

11 790

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

5 479

4 798

6 828

5 326

6 293

7 870

‒ 1 577

 

Nationale SDG Implementatie

    

760

0

760

 

Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking

1 915

0

18

    
         
 

Opdrachten

       
 

Nationale SDG Implementatie

    

0

0

0

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

UNESCO

4 285

4 226

3 768

4 010

3 895

4 400

‒ 505

 

Diverse ondersteunende activiteiten

   

3 367

17 942

12 791

5 151

 

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

2 328

2 320

1 081

1 134

2 036

2 445

‒ 409

 

Schuldverlichting

102 977

 

53 214

53 190

62 069

53 521

8 548

 

Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking

76

94

72

671

72

250

‒ 178

         
 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       
 

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

 

1 208

860

    
         
 

Overige

       
 

Koersverschillen

0

0

39 961

    
         

5.4

Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

0

0

0

0

0

69 220

‒ 69 220

         
 

Ontvangsten

91 758

73 139

50 293

75 823

42 770

50 397

‒ 7 627

         

5.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

47 427

47 376

37 966

33 824

25 019

29 221

‒ 4 202

         

5.21

Ontvangsten OS

29 279

14 622

12 327

18 344

16 028

21 176

‒ 5 148

         

5.22

Koersverschillen

15 052

11 141

0

23 655

 

0

0

         

5.23

Diverse ontvangsten non-ODA

0

0

0

 

1 723

0

1 723

Uitgaven

Artikelonderdeel 5.1

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 5.1 (Multilaterale samenwerking) valt ten opzichte van de ontwerpbegroting 2021 EUR 6,5 miljoen hoger uit. Deze verhoging betreft een som van mutaties.

In de eerste suppletoire begroting 2021 werd het saldo onder «nog te verdelen» (zoals toegelicht in de Miljoenennota 2021 en begroting 2021) voor de jaren 2021 tot en met 2024 meerjarig verwerkt in de instrumenten voor UNDP, UNICEF, het budget voor Internationale Financiële Instellingen en het assistent-deskundigenprogramma. In de eerste suppletoire begroting werd ook een bijdrage aan het Poverty Reduction Growth and Trustfund (PRGT) gemeld. Deze intensivering werd ingezet voor de bestrijding van de impact van COVID-19 in de armste landen.

In de tweede suppletoire begroting werd het budget voor artikelonderdeel 5.1 naar boven bijgesteld. Dit was het gevolg van een overheveling binnen het artikel naar UNICEF/UNDP en een aanpassing van het budget voor de Asian Development Bank (AsDB).

De uitgaven van artikelonderdeel 5.1 zijn, zoals gemeld in de decemberbrief, naar beneden bijgesteld. Dit is toe te schrijven aan onder andere een overheveling van EUR 6 miljoen naar artikel 4.1 voor een extra bijdrage aan UNWRA.

Artikelonderdeel 5.2

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 5.2 (Overig armoedebeleid) valt ten opzichte van de ontwerpbegroting 2021 EUR 11,8 miljoen hoger uit. Deze verhoging betreft een som van mutaties.

In de eerste suppletoire begroting 2021 werd het budget onder «Overig armoedebeleid» verhoogd. De voornaamste reden voor deze verhoging is het opnemen van een reservering voor de resterende verdragsmiddelen voor Suriname (Kamerbrief 5 oktober 2020). Hiervoor werd ongeveer EUR 17 miljoen gereserveerd. Bij de tweede suppletoire begroting werd duidelijk dat deze verdragsmiddelen voor Suriname 2021 niet meer tot een betaling zouden leiden. Het budget werd in mindering gebracht op artikelonderdeel 5.2. Deze middelen blijven, conform de uitvoering van het verdrag, de komende jaren wel beschikbaar.

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is de realisatie van artikelonderdeel 5.2 per saldo verhoogd. Deze verhoging is eerder gemeld in decemberbrief. De verhoging komt onder andere door een vooruitbetaling ten behoeve van schuldverlichting aan de African Development Bank (AfDB).

Ook is er op artikelonderdeel 5.2 (onder Diverse ondersteunende activiteiten) een koersverlies van EUR 14 miljoen gerealiseerd. De begroting voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de corporate rate). Deze koers wordt samen met de presentatie van de begroting vastgesteld. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat er een saldo. Voor de koersontwikkeling is voor 2021 een verlies geboekt.

Artikelonderdeel 5.4

Het ODA-budget wordt gecorrigeerd voor ontwikkelingen van het BNI. Om de stabiliteit van de algehele BHOS-begroting te versterken worden aanpassingen naar aanleiding van bijgestelde BNI-ramingen op dit artikel opgevangen. Daarnaast worden binnen dit artikel de wijzigingen in de toerekeningen aan ODA, zoals eerstejaars opvang asielzoekers in Nederland, verwerkt.

In de eerste suppletoire begroting 2021 werd het saldo op verdeelartikel 5.4 verlaagd. Als gevolg van de meest recente ramingen van het Centraal Planbureau (CEP 2021) is de ontwikkeling van het BNI, en daarmee het ODA-budget, meerjarig naar boven bijgesteld. Daarnaast is, op basis van bijgestelde in- en uitstroomramingen, de toerekening voor eerste jaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen lager geworden. Deze meevallers hebben het mogelijk gemaakt om enerzijds de in 2020 doorgevoerde kasschuif op ODA terug te draaien voor de jaren 2021-2025, en anderzijds te werken aan herstel van een oplopende buffercapaciteit op artikel 5.4.

Ook is extra ingezet op de bestrijding van de impact van COVID-19 in de armste landen door in 2021 EUR 72 miljoen vrij te maken. Deze inzet wordt toegelicht bij de beleidsartikelen 3.1 en 5.1 en is vermeld in de leeswijzer bij deze suppletoire begroting.

In de tweede suppletoire begroting is de stand van artikelonderdeel 5.4 verder verlaagd. De belangrijkste oorzaak hiervan is een tegenvaller in de raming van de ODA-toerekening van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen (EUR -38,2 miljoen). Hiertegenover staat een overheveling vanuit artikel 5.2 vanwege de Verdragsmiddelen voor Suriname.

Na de tweede suppletoire begroting was de stand op het verdeelartikel 5.4 EUR 308.000. Deze stand is aan het einde van het jaar teruggebracht naar EUR 0.

Ontvangsten

Ontvangsten worden verantwoord op de ontvangsten artikelonderdelen van beleidsartikel 5 met uitzondering van de ontvangsten op risicoregelingen van beleidsartikel 1.

Artikelonderdeel 5.20

De ontvangstenrealisatie op artikelonderdeel 5.20 (Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen) valt ten opzichte van de ontwerpbegroting 2021 EUR 4,7 miljoen lager uit. In de eerste suppletoire begroting 2021 werden de verwachte ontvangsten verlaagd. Reden hiervoor was de naar beneden bijgestelde ramingen op terugbetalingen op leningen die worden beheerd door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO). Deze zijn naar beneden bijgesteld vanwege het door de G20 ingeroepen schuldenmoratorium (DSSI) dat tot eind 2021 actief is. De inschatting is dat deze uitgestelde terugbetalingen op leningen in de periode 2023 tot en met 2025 worden gecompenseerd door hogere af- en rentebetalingen.

Artikelonderdeel 5.21

Alle ODA-ontvangsten (zowel op de BHOS als de BZ begroting) worden verantwoord op het artikel 5.21 ‘Ontvangsten OS’ van de BHOS begroting. De ontvangstenrealisatie op artikelonderdeel 5.21 (Ontvangsten OS) valt ten opzichte van de ontwerpbegroting 2021 EUR 5,1 miljoen lager uit. Dit betreffen ontvangsten van (afgeronde) activiteiten waarvan inkomstenramingen een hoge onzekerheidsmarge kennen.

Artikelonderdeel 5.23

Non-ODA ontvangsten worden waar van toepassing verantwoord op resp. artikel 2.4 ‘Restituties programma’s op de BZ begroting dan wel op artikel 5.23 ‘Diverse ontvangsten non-ODA’ op de BHOS begroting. De ontvangstenrealisatie op artikelonderdeel 5.23 van EUR 1,73 miljoen bestaat uit rente-ontvangsten vanuit een achtergestelde converteerbare schuldenfaciliteit.

Licence