Base description which applies to whole site

5.8 Artikel 8 Oudedagsvoorziening

De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 89,4% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pen­sioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pen­sioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.

De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR).

Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspen­sioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Verhoging AOV BES

De uitkering AOV is op 1 januari 2024 gestegen naar respectievelijk USD 1.335, USD 1.322 en USD 1.406 op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Met deze verhoging staat de AOV in een verhouding van 85/100 ten opzichte van het WML. Op 1 juli 2024 is de AOV-uitkering opnieuw verhoogd naar respectievelijk USD 1.488, USD 1.431 en USD 1.403 per maand. Bij de bijstelling van de bedragen voor de AOV voor Sint Eustatius en Saba is telkens rekening gehouden met de zogeheten ‘duurtetoeslag’ van respectievelijk USD 57 en USD 85 die AOV-gerechtigden op deze eilanden ontvangen. Met inbegrip van de duurtetoeslag komen AOV-gerechtigden met een volledige AOV-uitkering op Sint Eustatius en Saba vanaf 1 juli 2024 op hetzelfde maandbedrag van USD 1.488 uit als op Bonaire. In totaal is de uitkering AOV in 2024, met inbegrip van de duurtetoeslag op de Bovenwinden, beleidsmatig verhoogd met respectievelijk 39,5%, 35,0% en 23,1% op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Schuldig Nalatig

Per 1 januari 2024 is het wetsvoorstel in werking getreden waarmee de korting op de AOW-uitkering vanwege schuldige nalatigheid is afgeschaft (Stcrt. 2023, 31259). Het wetsvoorstel heeft als doel om disproportionele effecten voor burgers te voorkomen en de uitvoering van de AOW voor de SVB en de Belastingdienst te vereenvoudigen.

Akkoord «gezond naar het pensioen»

Het kabinet vindt het belangrijk dat zo veel mogelijk mensen gezond kunnen genieten van hun pensioen. Voor mensen met zwaar werk vraagt dit extra aandacht. Het afgelopen jaar heeft het kabinet met vakbonden en werkgeversorganisaties hierover het akkoord ‘gezond naar het pensioen’ bereikt. Samen met sociale partners gaat het kabinet aan de slag met een duurzame inzetbaarheidsagenda om gezond langer doorwerken te bevorderen. Daarbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar manieren om zwaar werk lichter te maken, of om een tijdige overstap van een zwaardere naar een lichtere functie te faciliteren. Bij de agenda voor duurzame inzetbaarheid wordt ook de ondersteuning van het mkb in het oog gehouden. Verder gaan kabinet en sociale partners onderzoeken of er belemmeringen kunnen worden weggenomen rond het sparen van verlof. De RVU-drempelvrijstelling wordt vanaf 2026 structureel en gerichter voortgezet met ijkmomenten. Daarmee blijft het kabinet sociale partners ruimte bieden voor afspraken over eerder uittreden voor die werknemers met zwaar werk die niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd. De vrijgestelde fiscale ruimte wordt naast het huidige drempelbedrag verruimd met € 300 bruto per maand, bedoeld voor werknemers met zwaar werk in een knellende financiële situatie. Via jaarlijkse monitoring en driejaarlijkse ijkmomenten kijken kabinet en sociale partners of het totale pakket aan maatregelen zich volgens gemaakte afspraken ontwikkelt.

Implementatietraject Wet toekomst pensioenen (Wtp)

Na de inwerkingtreding van de Wtp per 1 juli 2023 is de implementatie van de wet van start gegaan. Sociale partners en pensioenuitvoerders hebben de mogelijkheid op een zelfgekozen moment, maar voor 1 januari 2028, de overstap te maken naar het nieuwe pensioenstelsel.

Om hier zicht op te houden is een uitgebreid monitoringsprogramma opgezet. Uit de voortgangsrapportage van 31 januari 2025 blijkt dat eind 2024 77% van de pensioenfondsen voornemens is om in te varen, en voor ruim 92% van de deelnemers het transitieplan gereed is. De pensioen­sector werkt hard aan de transitie naar het pensioenstelsel en er moet nog veel gebeuren, knelpunten uit de uitvoeringspraktijk worden opgepakt, zoals de ervaren knelpunten om evenwichtig in te kunnen varen met de standaardmethode. Met de aanpassingen die op 24 december 2024 in de Staatscourant zijn gepubliceerd (Stcrt. 2024, 42208) is het voor alle pensioenfondsen mogelijk om een evenwichtige transitie te bereiken. Het lerend vermogen van de sector is van cruciaal belang om de transitie tijdig af te ronden.

Wetsvoorstel verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel

Op 20 juni 2024 is het wetsvoorstel verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2023/24, 36 578, nr. 2). Met dit wetsvoorstel wordt conform de toezegging aan de Eerste Kamer de uiterste transitiedatum uit de Wet toekomst pensioenen van 1 januari 2027 verschoven naar 1 januari 2028. Hiermee kunnen de werkzaamheden die gepaard gaan met de pensioentransitie beter worden gespreid in de tijd, wat ten goede komt van de uitvoering.

Externe geschilleninstantie(s)

Per 1 januari 2024 heeft de aanwijzing van externe geschilleninstantie(s) op grond van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) plaatsgevonden. Dit zijn voor pensioenfondsen de Geschilleninstantie Pensioenfondsen (GIP) en voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen het Klachteninstituut financiële dienstverlening (Kifid). Na een periode van voorbereiding is GIP sinds januari 2024 operationeel. Het indienen en in behandeling nemen van geschillen loopt, de eerste uitspraken staan online en er zijn diverse bemiddelingsresultaten behaald. Het GIP heeft in 2024 ongeveer 500 geschillen behandeld, dit aantal was in lijn met de vooraf door GIP uitgesproken verwachting. Bij de 500 geschillen zaten geen geschillen gerelateerd aan de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit is in lijn met de verwachting aangezien de eerste pensioenuitvoerders per 1 januari 2025 over zijn gestapt naar het nieuwe pensioenstelsel. Kifid is op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) ook aangewezen als geschilleninstantie voor financiële ondernemingen. Er zijn nagenoeg geen pensioenklachten ontvangen in 2024.

Wetsvoorstel Herziening bedrag ineens

Op 12 januari 2021 is de wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen. Het zogenaamde ‘bedrag ineens’ is een maximum van 10% van de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen dat op pensioendatum mag worden opgenomen. Om de complexiteit voor de uitvoering en de uitvoeringskosten te verminderen en tegelijkertijd de begrijpelijkheid voor de deelnemer te verbeteren is het wetsvoorstel Herziening bedrag ineens in 2022 ingediend. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Herziening bedrag ineens op 8 oktober 2024 aangenomen. Het onderdeel bedrag ineens uit de wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen, zal in werking treden nadat het wetsvoorstel Herziening bedrag ineens ook door de Eerste Kamer is aangenomen. Daarna hebben uitvoerders nog voldoende voorbereidingstijd nodig om de wijziging te implementeren en te communiceren. Om de deelnemer te ondersteunen bij het keuzerecht bedrag ineens zal SZW een tool voor bedrag ineens laten ontwikkelen. De inwerkingtreding van ‘bedrag ineens’ is in 2024 uitgesteld naar 1 juli 2025. De definitieve datum hangt af van de voortgang van de parlementaire behandeling. De Minister van SZW heeft aangegeven nadrukkelijk in de gaten te houden of de sector zich nog comfortabel voelt bij deze datum en daarover in overleg te blijven.

Adequaat pensioen voor iedereen

Het kabinet streeft ernaar dat iedereen een adequaat pensioen kan opbouwen. In 2024 is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Pensioenopbouw in balans gepubliceerd. In het IBO is gekeken naar de pensioenopbouw van verschillende groepen, waaronder zelfstandigen. Een van de conclusies van het IBO is dat het Nederlandse pensioenstelsel grotendeels effectief is in het voorkomen van armoede bij pensionering. Daarnaast laat het IBO zien dat veel huishoudens hun levensstandaard na pensionering kunnen behouden, zeker wanneer vermogen in de eigen woning of onderneming wordt meegenomen. Voor zelfstandigen is het behoud van hun levensstandaard vaak afhankelijk van het aanspreken van illiquide vermogen in de vierde pijler, zoals hun woning of eigen bedrijf. Het IBO doet een aantal aanbevelingen maar concludeert dat het pensioenstelsel effectief functioneert en adviseert, mede gezien de lopende transitie tot 2028, om geen ingrijpende wijzigingen door te voeren maar wel de pensioenopbouw van specifieke groepen waaronder zelfstandigen te monitoren. In de reactie op het IBO heeft het kabinet aangegeven deze lijn te volgen.

Besluit Gegevensverstrekking voor Keuzebegeleiding

Op 1 juli 2024 is per Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit Gegevensverstrekking voor Keuzebegeleiding in werking getreden. Hierdoor wordt het mogelijk voor pensioenfondsen om op verzoek van de deelnemer ook de AOW-opbouw en de opbouw van arbeidsvoorwaardelijk pensioen bij andere aanbieders te tonen. In het Besluit zijn nadere eisen en waarborgen gesteld aan deze gegevensuitwisseling zodat deze in lijn is met de van toepassing zijnde privacy wet- en regelgeving. Doordat pen­sioenuitvoerders deelnemers een completer beeld kunnen geven van hun pensioeninkomsten na pensionering, kunnen ze hen beter begeleiden bij keuzes in de pensioenregeling.

Tabel 70 Begrotingsgefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

Art.

Verplichtingen

24.903

23.302

29.515

41.304

182.977

177.333

5.644

         
 

Uitgaven

24.903

23.302

29.673

41.573

182.343

177.333

5.010

         

8.0

Oudedagsvoorziening

24.903

23.302

29.673

41.573

182.343

177.333

5.010

 

Inkomensoverdrachten

24.903

23.302

29.067

41.201

181.923

176.972

4.951

 

AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland)

22.999

22.009

28.148

39.908

54.940

54.264

676

 

Overbruggingsregeling AOW

1.904

1.293

919

1.293

1.364

948

416

 

Gebaar erkenning Surinaamse ouderen

0

0

0

0

125.619

121.760

3.859

 

Opdrachten

0

0

606

372

420

361

59

 

Opdrachten

0

0

606

372

420

361

59

         
 

Ontvangsten

174

50

166

0

0

0

0

         
Tabel 71 Uitsplitsing ontvangsten artikel 8 (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

         

Art.

Ontvangsten

174

50

166

0

0

0

0

         

8.0

Oudedagsvoorziening

174

50

166

0

0

0

0

 

Ontvangsten

174

50

166

0

0

0

0

 

Restituties

174

50

166

0

0

0

0

Tabel 72 Premiegefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

Art.

Verplichtingen

41.234.597

42.956.000

44.030.599

47.934.500

51.926.160

52.336.311

‒ 410.151

         
 

Uitgaven

41.234.597

42.956.000

44.030.599

47.934.500

51.926.160

52.336.311

‒ 410.151

         

8.0

Oudedagsvoorziening

41.234.597

42.956.000

44.030.599

47.934.500

51.926.160

52.336.311

‒ 410.151

 

Inkomensoverdrachten

41.234.597

42.956.000

44.030.599

47.934.500

51.926.160

52.336.311

‒ 410.151

 

AOW

40.257.440

41.944.000

43.000.051

47.738.285

51.708.571

48.304.646

3.403.925

 

Inkomensondersteuning AOW

977.157

1.012.000

1.030.548

196.215

217.589

198.584

19.005

 

AOW nominaal

0

0

0

0

0

3.813.422

‒ 3.813.422

 

Inkomensoudersteuning AOW nominaal

0

0

0

0

0

19.659

‒ 19.659

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         
Inkomensoverdrachten
Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)

Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die gebaseerd is op de prijsverschillen tussen de eilanden. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de AOV zijn in 2024 € 0,7 miljoen hoger uitgevallen dan verwacht bij de vastgestelde begroting. Dit wordt hoofdzakelijk verklaard door de jaarlijkse indexatie (€ 0,9 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 73 Kerncijfers AOV (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Begroting 2024

Verschil 2024

Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo)

4,3

4,5

4,8

4,9

5,5

4,8

0,7

Bron: RCN-unit SZW.

Overbruggingsregeling AOW (OBR)

De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2025. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden. Sinds 1 oktober 2016 kan een OBR-uitkering tot maximaal één jaar met terugwerkende kracht worden aangevraagd. De aanvraag moet dan wel worden gedaan vóór dat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt. De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets, exclusief eigen woning en pensioenvermogen. De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitkeringslasten voor de OBR in 2024 waren € 0,4 miljoen hoger dan verwacht bij de vastgestelde begroting. Dit komt doordat er meer mensen de OBR zijn ingestroomd en een hogere gemiddelde uitkering hebben ontvangen dan eerder verwacht. Daarnaast heeft de loon- en prijsbijstelling ook voor een opwaarts effect van de OBR-uitkeringslasten gezorgd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 74 Kerncijfers Overbruggingsregeling
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Begroting 2024

Verschil 2024

Instroom OBR (x 1.000 uitkeringen)

0,4

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,0

Bron: SVB, administratie.

Gebaar erkenning Surinaamse ouderen

Het kabinet maakt een gebaar van erkenning aan ouderen van Surinaamse herkomst, in de vorm van een eenmalig bedrag van € 5.000. Het gebaar van erkenning ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van deze groep bij hun komst naar Nederland. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

Aan de meeste mensen is het gebaar in 2024 ambtshalve toegekend. Wie het eenmalige bedrag niet automatisch heeft ontvangen, kan een handmatige aanvraag doen. Het aantal ouderen dat zich heeft gemeld en recht heeft op het gebaar bleek groter te zijn dan eerder werd verwacht.

Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB. Hoofdstuk 11, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de AOW.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de AOW komen in 2024 € 3,404 miljard hoger uit dan begroot. Dit verschil wordt hoofdzakelijk verklaard door de indexatie van de AOW-uitkeringsbedragen (€ 3,581 miljard). Het overige verschil komt door een lager aantal gerechtigden, een lager gemiddeld toekenningspercentage voor de gekorte AOW-gerechtigden en een hoger aandeel alleenstaanden.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 75 Kerncijfers AOW
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Begroting 2024

Verschil 2024

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

3.483

3.546

3.581

3.567

3.594

3.604

‒ 10

Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo)

19

19

19

19

19

19

0

Bron: SVB, administratie.

Handhaving

De onderstaande tabel geeft de resultaten weer in 2024 met betrekking tot preventie, detectie, correctie en sanctionering. Uit onderstaande tabel blijkt dat een stabiel hoog aantal AOW-gerechtigden de plichten van de uitkering kent. Uit het onderzoek van I&O Research blijkt dat gerechtigden in grote mate weten wanneer welke veranderingen zij moeten doorgeven aan de SVB. Bijna acht op de tien gerechtigden vinden het makkelijk zich aan de plichten te houden. De gepercipieerde detectiekans is laag maar wel iets toegenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verwachte kans dat ter controle gegevens van de Belastingdienst worden opgevraagd. Tot slot is op het vlak van detectie een lichte daling te zien van het aantal onderzoek waardige signalen.

Tabel 76 Kerncijfers AOW (handhaving inlichtingenplicht)
  

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

1

382

362

392

412

Kennis van de verplichtingen (%)

1

922

892

932

932

Opsporing3

Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

5,8

5,8

5

4,6

4,4

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4

0,4

0,4

0,5

0,5

0,4

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

2,0

2,0

2,6

3,3

2,7

Sanctionering3

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,3

0,4

0,5

0,3

0,3

Aantal boetes (x 1.000)

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,4

0,4

0,5

0,7

0,6

  

Ontstaansjaar vordering

  

2020

2021

2022

2023

2024

Terugvordering3

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%)

48,1

49,8

36,7

30,1

12,7

1

Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.

2

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

3

Bron: SVB, administratie.

4

Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Inkomensondersteuning AOW (IOAOW)

In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds. Per 1 januari 2023 is de IOAOW verlaagd en per 1 januari 2025 is de regeling afgeschaft.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de inkomensondersteuning AOW komen € 19 miljoen hoger uit dan begroot. De uitgaven volgen de AOW-ontwikkelingen.

Opdrachten

De middelen voor opdrachten zijn ingezet voor onderzoek. Het betreft gereserveerde middelen voor onderzoek naar het effect van de AOW-leeftijdsverhoging.

Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130% (ongeveer gelijk aan het vereist eigen vermogen), alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat in het huidige pensioenstelsel een dergelijke dekkingsgraad gemiddeld genomen toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen. Ten opzichte van 2023 is het aantal fondsen met een dekkingsgraad onder de 130% licht afgenomen. Mogelijk door een relatief goed beursjaar in 2024, ten opzichte van 2023. Tegelijkertijd is ook het aantal pensioenfondsen ten opzichte van 2023 afgenomen.

Het dalend aantal pensioenfondsen is al een aantal jaren zichtbaar. Het gaat hierbij vooral om pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer. In 2024 waren er zeven pensioenfondsen minder dan in 2023.

Tabel 77 Kerncijfers aanvullende pensioenen
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Totaal aantal pensioenfondsen1

196

188

181

180

173

 

Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%2

192

171

125

128

121

 

Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000)

5.844

5.741

5.428

5.957

5.7583

 

Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000)

3.418

3.455

3.154

3.619

3.5083

Bron: DNB, Statistiek toezicht pensioenfondsen.

1

Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.

2

Beleidsdekkingsgraad.

3

Betreft voorlopige cijfers. Definitieve cijfers komen in Q3 2025 beschikbaar.

Licence