Base description which applies to whole site

Artikel 2 Een sterk innovatievermogen

Algemene doelstelling

Een sterker innovatievermogen van de Nederlandse economie.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Innovatie is een belangrijke bron voor de toekomstige welvaartsgroei van de Nederlandse economie. Niet alleen verhoogt innovatie de productiviteit van Nederlandse bedrijven, ook verbetert het de Nederlandse concurrentiepositie en leidt het tot nieuwe producten en diensten, die ook kunnen bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken.

Investeringen in kennisontwikkeling worden door bedrijven niet zonder meer gedaan, onder andere vanwege financiële risico’s en niet optimaal functionerende markten. De overheid spant zich daarom in om publieke en private investeringen in kennisontwikkeling en innovatie te vergroten en zo veel mogelijk partijen aan het innoveren te krijgen. Door partijen samen te brengen en de juiste condities te creëren wordt kennisontwikkeling gestimuleerd en worden kennisbenutting en commercialisering van kennis voor innovatie vergroot.

EZ bevordert dit met een eenvoudig en toegankelijk instrumentarium waarmee bedrijven snel en op maat geholpen kunnen worden. Het innovatiebeleid is daarom ingedeeld in basisvoorzieningen voor alle ondernemers (basispakket) en een pakket dat zich richt op die terreinen waarop Nederland excellent is (programmatisch pakket).

Het basispakket is met name gericht op het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) en wordt gekenmerkt door grote toegankelijkheid. Ondernemers worden via subsidies, kredieten of fiscale faciliteiten zoals de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) gestimuleerd om in hun bedrijfsvoering meer aandacht te besteden aan innovatie en meer samen te werken met kennisinstellingen en andere bedrijven om de beschikbare kennis beter te benutten.

Het programmatisch pakket bestaat met name uit de innovatieprogramma’s. Met de innovatieprogramma’s worden kansrijke clusters, die wereldwijd concurreren, gericht en vraaggestuurd ondersteund. Om de concurrentiekracht verder te vergroten stimuleert EZ ondernemingen en kennisinstellingen om hun krachten te bundelen. Daarnaast helpt EZ daar waar mogelijk om knelpunten die deze ontwikkelingen in de weg staan, uit de weg te ruimen.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor optimale innovatiecondities voor bedrijven, de vormgeving en uitvoering van de innovatiestimuleringsmaatregelen en de stimulering van goede samenwerking tussen kennisinfrastructuur en bedrijfsleven.

Externe factoren

De overheid heeft beperkt invloed op de innovatiegraad van de Nederlandse economie. De innovatiegraad van bedrijven en het succes van innovaties worden primair bepaald door de (internationale) marktontwikkelingen en strategische afwegingen die bedrijven daarbij maken.

Kengetallen

European Innovation Scoreboard
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Positie van Nederland binnen EU27-landen

11e

11e

11e

11e

11e

11e

Bron: Europese Commissie (European Innovation Scoreboard)

R&D-uitgaven in de private sector als % van het BBP
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Nederland

1,03

1,01

1,01

0,96

0,88 1

Nnb 2

EU27-gemiddelde

1,18

1,17

1,20

1,21

1,231

Nnb2

OESO-gemiddelde

1,52

1,56

1,60

1,64

1,681

Nnb2

Bron: CBS, Eurostat en OESO (R&D-statistiek)

1

Voorlopig cijfer

2

Nnb = nog niet beschikbaar; van alle kengetallen in deze tabel zijn de meest actuele cijfers opgenomen.

R&D-uitgaven in de publieke sector als % van het BBP
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Nederland

0,90

0,90

0,87

0,85

0,88 1

Nnb 2

EU27-gemiddelde

0,64

0,65

0,65

0,64

0,671

Nnb2

OESO-gemiddelde

0,65

0,65

0,64

0,64

0,651

Nnb2

Bron: CBS, Eurostat en OESO (R&D-statistiek)

1

Voorlopig cijfer

2

Nnb = nog niet beschikbaar; van alle kengetallen in deze tabel zijn de meest actuele cijfers opgenomen.

Aangevraagde Europese octrooien, per mln personen van de beroepsbevolking
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Nederland

813

903

845

802

821

748

EU27-gemiddelde

239

246

250

258

270

254

Bron: European Patent Office (Annual Reports) voor aantallen aangevraagde octrooien en Europese Commissie (AMECO database) voor omvang beroepsbevolking

Aandeel innoverende bedrijven in het MKB
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Nederland

24%

 

24%

 

24% 1

 

Bron: CBS (uitkomsten van innovatie-enquêtes die tweejaarlijks worden gehouden)

1

Voorlopig cijfer

Aandeel innoverende bedrijven in het MKB dat (de laatste drie jaar) technologisch heeft samengewerkt met publieke en/of private partijen
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Nederland

36%

 

34%

 

36% 1

 

Bron: CBS (uitkomsten van innovatie-enquêtes, die tweejaarlijks worden gehouden)

1

Voorlopig cijfer

Toelichting

In internationale vergelijkingen van het innovatievermogen heeft Nederland een middenpositie, zoals bijvoorbeeld uit het European Innovation Scoreboard blijkt. De private uitgaven aan research en development (R&D) zijn relatief laag. Dat komt deels door de sectorstructuur van Nederland (een relatief gering aandeel van hoogtechnologische sectoren in de economie van Nederland). Daarnaast speelt een voorname rol dat de R&D-uitgaven van buitenlandse bedrijven in Nederland veel lager zijn dan op grond van de sterke openheid van de Nederlandse economie verwacht zou mogen worden. Nederlandse bedrijven doen veel onderzoek in het buitenland, maar Nederland trekt relatief veel minder R&D van buitenlandse bedrijven aan. Het Netherlands Foreign Investment Agency, onderdeel van Agentschap NL, heeft zijn acquisitiestrategie dan ook sterker gericht op het aantrekken van kennisintensieve bedrijven en R&D-investeringen uit het buitenland. Bij de R&D-uitgaven in de publieke sector scoort Nederland hoog ten opzichte van het buitenland. In het kader van de Europa 2020-strategie is de ambitie gesteld om in 2020 publieke en private R&D-uitgaven op EU-niveau gezamenlijk op 3% van het BBP te brengen. Het volgende kabinet zal voor Nederland de nationale invulling van dit doel bepalen. Nederland scoort verder hoog bij het aantal aangevraagde Europese octrooien. Dit geeft aan dat Nederland goed is in het ontwikkelen van nieuwe kennis. De hoge score van Nederland wordt echter in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid in Nederland van de hoofdkantoren van enkele kennisintensieve bedrijven.

Box: De innovativiteit van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf

In 2006 kende de Nederlandse economie in totaal 746 365 bedrijven. Het aantal commerciële MKB-bedrijven met 1-100 werknemers was 275 900. Het EIM 7 heeft in opdracht van EZ die groep bedrijven onderzocht en ingedeeld in verschillende segmenten van innovatief gedrag.

  • 1. Koplopers (13 800 bedrijven): ontwikkelen zelf product- of procesinnovaties en doen expliciet en systematisch aan R&D.

  • 2. Ontwikkelaars (46 900 bedrijven): ontwikkelen zelf product- of procesinnovaties en hebben eigen capaciteit voor de ontwikkeling van prototypes, maar zonder expliciet georganiseerde R&D.

  • 3. Toepassers (57 900 bedrijven): realiseren product- of procesinnovaties waarbij het zowel om eigen ontwikkelingen als adopties kan gaan door externe innovatieve samenwerking en/of gebruik van externe kennisnetwerken.

  • 4. Overig MKB (157 300 bedrijven): ontplooien relatief weinig of helemaal geen innovatieve activiteiten, en kunnen worden verdeeld in volgers (bedrijven met bescheiden doch aanwezige innovatieve activiteiten) en niet-innovatieven (bedrijven die in de afgelopen drie jaar geen innovaties hebben gerealiseerd, geen R&D doen en niet met andere partijen samenwerken om te innoveren).

De instrumenten in het basispakket van EZ zijn gericht op ieder van de verschillende segmenten van het MKB. De WBSO stimuleert met name de koplopers en ontwikkelaars om meer speur- en ontwikkelingswerk te doen. Daarnaast zijn bijvoorbeeld de innovatievouchers en innovatieprestatiecontracten erop gericht de toepassers te ondersteunen bij het innoveren. Syntens heeft als doel het MKB aan te zetten tot succesvol innoveren en bewustwording van de mogelijkheden om te innoveren bij het overig MKB te vergroten.

Box: Revisie van R&D-uitgaven van hogeronderwijsinstellingen

In februari 2010 heeft het CBS herziene cijfers over de R&D-uitgaven van hogeronderwijsinstellingen bekendgemaakt. De herziening heeft ertoe geleid dat de R&D-uitgaven in de publieke sector ongeveer een miljard euro hoger worden ingeschat dan eerder het geval was. Eerder werd er nog van uitgegaan dat de R&D-uitgaven in de publieke sector in 2007 0,67% van het BBP bedroegen. Na de revisie komen deze uit op 0,85% van het BBP in 2007. Voor 2008 geldt een voorlopig cijfer van 0,88% van het BBP.

De belangrijkste reden voor de sterke opwaartse bijstelling van de R&D-uitgaven van hogeronderwijsinstellingen is een betere meting van R&D-uitgaven van Universitaire Medische Centra (UMC’s). Een andere reden voor de opwaartse bijstelling van de R&D-uitgaven van hogeronderwijsinstellingen is dat naast de R&D-uitgaven van universiteiten nu ook de R&D-uitgaven in het hoger beroepsonderwijs worden gemeten. Daarnaast wordt nu ook een deel van de uitgaven van universiteiten voor nevenactiviteiten (bijvoorbeeld kinderopvang) aan R&D toegerekend.

Na de opwaartse bijstelling van de R&D-uitgaven van hogeronderwijsinstellingen neemt Nederland bij de R&D-uitgaven in de publieke sector als percentage van het BBP internationaal een sterk bovengemiddelde positie in.

Totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten artikel 2
Artikel 2: Een sterk innovatievermogen (in € mln)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen (totaal)

935,6

904,0

517,4

520,6

521,9

514,9

502,5

Operationeel doel 1

138,6

185,7

119,2

117,9

120,9

121,4

130,5

Operationeel doel 2

710,4

634,0

322,8

330,5

329,3

322,4

300,5

Algemeen

86,6

84,3

75,5

72,2

71,6

71,0

71,5

        

Uitgaven (totaal)

656,8

828,1

660,3

646,6

608,3

606,1

539,2

Operationeel doel 1

92,2

138,6

120,5

110,3

111,6

97,6

108,7

Operationeel doel 2

482,2

597,5

462,1

461,5

425,0

436,1

359,3

Algemeen

82,3

92,1

77,7

74,9

71,8

72,4

71,1

        

Programma-uitgaven

582,6

743,5

587,1

575,4

539,7

535,9

470,4

Waarvan juridisch verplicht 1

  

493,4

368,8

298,7

219,2

118,8

        

Ontvangsten (totaal)

197,7

222,1

196,5

153,9

135,2

130,4

59,8

Ontvangsten Rijksoctrooiwet

33,4

29,2

29,2

29,2

29,2

29,2

29,2

Ontvangsten innovatiekredieten

  

0,5

2,1

5,5

9,8

14,6

Ontvangsten Eurostars

 

1,4

1,3

1,3

1,3

1,3

1,3

Ontvangsten TOP

8,1

18,8

10,0

10,0

5,0

4,0

3,0

Ontvangsten luchtvaartkredietregeling

   

0,2

0,4

0,6

2,2

Ontvangsten uit het FES

152,2

167,6

154,0

109,5

92,3

83,9

7,9

Diverse ontvangsten

4,0

5,1

1,5

1,6

1,5

1,6

1,5

1

Dit betreft uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2010 zijn aangegaan en de bijdragen aan instellingen en instituten.

Grafiek budgetflexibiliteit

Grafiek budgetflexibiliteit per operationeel doel

Grafiek budgetflexibiliteit per operationeel doel
Budgettair belang fiscale maatregelen (in € mln)
 

2009 (raming MN 2010)

2009 (realisatie/ aangepaste raming)

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

8

3

8

8

8

8

8

8

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

606

701

692

810

715

715

715

715

Basispakket

Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen en benutten

Operationele doelstelling 1

Motivering

Vanuit het streven naar zo veel mogelijk investeringen in kennisontwikkeling en innovatie vindt een brede stimulering van die investeringen plaats, middels een breed toegankelijk basispakket. Naast algemene advisering en voorlichting worden met name MKB-ondernemingen gericht gestimuleerd om in hun bedrijfsvoering voldoende aandacht te besteden aan innovatie. Kennisinstellingen en ondernemers worden samengebracht om de beschikbare kennis te delen en te benutten om zo hun innovatievermogen te vergroten. Bedrijven en kennisinstellingen leren van elkaar en maken beter gebruik van de beschikbare kennis. Daarnaast worden innovatieprojecten, met veel commerciële potentie maar ook met grote technische risico’s, direct ondersteund, omdat deze anders onvoldoende van de grond zouden komen. Enerzijds omdat het bedrijf de (financiële) risico’s niet zelf kan dragen en anderzijds omdat de risico’s nog te groot zijn om hiervoor volledige externe financiering te kunnen aantrekken.

Verplichtingen operationele doelstelling 1
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

OD 1: Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen en benutten

Verplichtingen (in € mln)

       

– Innovatievouchers

30,8

34,2

23,0

21,8

24,8

27,5

27,5

– Innovatie Prestatie Contracten

34,3

40,0

9,0

9,0

9,0

9,0

9,0

– Innovatiekredieten

37,5

72,4

48,1

48,1

48,1

48,1

57,1

– Syntens

33,2

32,8

32,8

32,8

32,8

32,8

32,8

– Eurostars

2,8

6,3

6,3

6,3

6,3

4,1

4,1

Innovatievouchers en Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s)

Instrumenten & activiteiten

Doel en beschrijving: De Innovatievouchers zijn in 2004 geïntroduceerd. De IPC’s zijn in 2005 als pilot gestart. De afgelopen jaren is met beide instrumenten veel ervaring opgedaan.

Omdat er veel vraag is naar beide instrumenten en sprake is van een gedeeltelijke overlap in doelstelling en doelgroep, wordt bezien of beide instrumenten worden samengevoegd tot één nieuw voucherinstrument. De doelstelling van het nieuwe instrument – het stimuleren van het MKB om te innoveren, door gebruik te maken van de kennis van kennisinstellingen en door meer onderling samen te werken – blijft daarbij gelijk. Ook belangrijke eigenschappen als de laagdrempeligheid en de beperkte verkrijgingskosten zullen worden gehandhaafd. Idee is ook dat Syntens een grotere rol zal gaan vervullen en ook branche-organisaties gestimuleerd zullen worden een functie te vervullen in de verbetering van wisselwerking tussen kennisinstellingen en MKB-bedrijven, zowel nationaal als internationaal.

Voornaamste acties in 2011:

  • Introductie van de nieuwe regeling;

  • Het doorvoeren van verbeteringen in efficiëntie en effectiviteit (o.a. verzilvering);

  • Het onderzoeken van de mogelijkheden om de regeling geheel te digitaliseren.

Indicator:

  • De indicator «verzilveringspercentage kennisvouchers» geeft weer welk deel van de kennisvouchers die in een bepaald jaar zijn uitgegeven per ultimo van het daaropvolgende jaar zijn besteed. Daarmee geeft de indicator informatie over de mate waarin de kennisvouchers hebben geleid tot een wisselwerking tussen MKB en kennisinstellingen. De vouchers die in 2011 worden verstrekt kunnen tot in 2012 verzilverd worden. EZ streeft naar een verzilveringspercentage van 70%. Om dit te bereiken wordt o.a. Syntens ingezet om ondernemers te begeleiden bij het formuleren van een kennisvraag en het vinden van een geschikte kennisinstelling.

  • Het «aantal betrokken bedrijven» is als indicator opgenomen voor de samenwerkingsvouchers, omdat dit informatie geeft over het aantal MKB-ers dat met dit instrument wordt gestimuleerd om kennis over te dragen en te innoveren. De streefwaarde van 150 voor 2011 is gerelateerd aan het voor 2011 beschikbare budget van € 9 mln.

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

Streefwaarde 2011

Verzilveringspercentage vouchers/kennisvouchers

58%

63%

Nog niet bekend

70%

Aantal betrokken bedrijven bij IPC’s/samenwerkingsvouchers

65

718

623

150

Bron: Agentschap NL

Innovatiekredieten

Doel en beschrijving: Het innovatiekrediet is een financieringsinstrument dat zich richt op het stimuleren van ontwikkelingsprojecten (producten, processen en diensten), waaraan substantiële technische en daaruit voortvloeiende financiële risico’s zijn verbonden en die voor hun financiering niet of onvoldoende terecht kunnen op de kapitaalmarkt.

Voornaamste acties in 2011: Er vinden gesprekken plaats tussen EZ en de Europese Investeringsbank (EIB) die zouden kunnen leiden tot een samenwerkingsovereenkomst, waarin de EIB een bijdrage zal leveren in de financiering van innovatiekredieten.

Indicator: EZ hanteert voor de innovatiekredieten een indicator die aangeeft hoeveel private R&D-uitgaven worden ondersteund met het innovatiekrediet. De streefwaarde voor 2011 is vastgesteld op basis van de beschikbare verplichtingenruimte voor innovatiekredieten in 2011: € 48,1 mln. Maximaal 35% van de subsidiabele innovatieprojectkosten wordt door EZ gefinancierd. De streefwaarde is daarom vastgesteld op € 137 mln (€ 48,1 mln gedeeld door 0,35).

Prestatie-indicator

2008

2009

Streefwaarde 2011

Omvang van de private R&D-uitgaven ondersteund met een innovatiekrediet

€ 54 mln

€ 111 mln

€ 137 mln

Bron: EZ

Box: Het Innovatiekrediet

Zowel jonge als gevestigde ondernemingen kunnen profiteren van het Innovatiekrediet. Het krediet is bestemd voor de financiering van de ontwikkelingsactiviteiten die leiden tot het nieuwe product, proces of dienst, waarop de business case is gebaseerd. Het kan gaan om een technische ontwikkeling of de ontwikkeling van een medicijn waarbij nog een klinische studie is vereist. Het gaat om projecten die wellicht meer technische risico’s met zich meebrengen, maar die van groot belang zijn voor de toekomst van het bedrijf.

De ervaring leert dat het Innovatiekrediet een brugfunctie kan vervullen naar andere financiers. Het toekennen van een Innovatiekrediet helpt een ondernemer in meerdere opzichten. Er wordt voorzien in een deel van de financieringsbehoefte en de plannen zijn getoetst en goed bevonden (en vaak nog verbeterd tijdens het aanvraagtraject).

Bij de verdeling van de toegezegde kredieten over de sectoren valt op dat ICT, machinebouw en Life Sciences eruit springen. Concrete toepassingen van innovatiekredieten zijn:

  • simulatoren van vliegtuigen voor opleiding en training van piloten

  • ontwikkelen van cloud computing 8 technologie voor datacenters. Door het delen van capaciteit worden datacenters vele malen efficiënter bezet. Dit resulteert in enorme energie besparingen.

  • ontwikkelen van een innovatief geneesmiddel dat de schade, veroorzaakt door zuurstoftekort bij de geboorte, kan beperken.

Syntens

Doel en beschrijving: Syntens is het landelijk netwerk dat als doel heeft het MKB aan te zetten tot succesvol innoveren. Syntens geeft voorlichting, activeert en ondersteunt op het gebied van innovatie.

Voornaamste acties in 2011: Bezien wordt of Syntens in 2011 in een nieuwe voucherregeling een grotere rol gaat spelen. Ook activeert Syntens MKB-bedrijven tot deelname aan innovatieprogramma’s.

Indicator: De indicator geeft het oordeel van klanten van Syntens weer over het totale pakket van activiteiten van Syntens.

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

Streefwaarde 2011

Klanttevredenheid Syntens (schaal van 1-10)

7,9

7,9

7,9

8,0

Bron: Klanttevredenheidsonderzoek Syntens

Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO)

Doel en beschrijving: de WBSO is een fiscale faciliteit ter bevordering van R&D, waarmee de kosten voor het verrichten van R&D worden verlaagd. Het overgrote deel van de WBSO is bestemd voor werknemers in loondienst. Voor die groep wordt de WBSO via de loonbelasting verrekend. Het gebruik van de WBSO blijkt uit het aantal toegekende uren voor speur- en ontwikkelingswerk. In 2009 is dit aantal met 8,4% gegroeid tot 67 600 jaren, het aantal aanvragers is met 23,6% gegroeid tot 16 620. Uit de evaluatie van de WBSO blijkt dat met name voor het MKB de toegevoegde waarde groot is.

Het WSBO-budget wordt structureel opgehoogd met € 170 mln, bovenop de verruiming van structureel € 63 mln die reeds was voorzien. Deze extra middelen maken het mogelijk om in 2011 een deel van de verruiming in het kader van de crisis door te zetten en structureel een hoger gebruik te accommoderen.

Indicator: De indicator «aantal aanvragers met toegekende WBSO» geeft het bereik van de WBSO onder bedrijven en kennisinstellingen aan. De indicator «aantal aanvragers met toegekende WBSO dat van de startersfaciliteit gebruik maakt» geeft een beeld van dit bereik onder starters, waarvoor een speciale faciliteit geldt binnen de WBSO. Als gevolg van de definitieverruiming en de incidentele intensiveringen hebben in 2009 en 2010 aanzienlijk meer ondernemers een WBSO aanvraag ingediend en toegekend gekregen. De verwachting is dat in 2011 het aantal aanvragers niet onder het aantal van 2009 zal uitkomen.

Prestatie-indicatoren

2007

2008

2009

Streefwaarde 2011

Aantal aanvragers met toegekende WBSO

13 030

13 450

16 620

16 620

Aantal aanvragers met toegekende WBSO dat van de startersfaciliteit gebruik maakt

2 390

2 550

3 430

3 430

Bron: Agentschap NL

Programmatisch Pakket

Topprestaties op innovatiethema’s

Operationele doelstelling 2

Motivering

Om op wereldschaal te kunnen concurreren is het noodzakelijk om als onderneming uit te blijven blinken en dus te blijven innoveren. Nederland beschikt over excellente clusters die tot de wereldtop behoren. Het programmatisch pakket voor innovatie richt zich op het vergroten van het innovatief vermogen en daarmee de concurrentiekracht op die gebieden. Het doel is om in dialoog met het bedrijfsleven en de kennisinstellingen economische kansen te signaleren en sterktes door middel van publiek/private samenwerkingsverbanden uit te bouwen. Eventuele knelpunten worden geïdentificeerd en met gerichte acties aangepakt.

Verplichtingen operationele doelstelling 2
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

OD 2: Topprestaties op innovatiethema’s

Verplichtingen (in € mln)

       

– Innovatieprogramma’s

285,8

446,1

210,6

204,3

207,3

191,7

170,8

– Kenniswerkers/High Tech Topprojecten

138,6

      

– Lucht- en ruimtevaart

189,4

72,3

39,4

46,6

52,1

60,9

59,9

– Institutioneel onderzoek

57,0

70,5

56,3

56,3

56,3

56,3

56,3

– Internationaal innoveren

9,1

6,3

6,4

6,4

6,4

6,4

6,4

– Overig 1

30,5

38,7

30,1

36,9

27,2

27,1

27,1

– Subsidietaakstelling 2

  

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

1

Overige verplichtingen bestaan met name uit de Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s, bijdrage aan instituten en overige kredieten.

2

Zie toelichting bij artikel 2 in de verdiepingsbijlage.

Innovatieprogramma’s

Instrumenten & activiteiten

Doel en beschrijving: Met de innovatieprogramma’s investeert het Ministerie van Economische Zaken samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen gericht in innovatienetwerken in Nederland. Deze innovatienetwerken zijn hechte, primair op innovatie gerichte, samenwerkingsverbanden van grote bedrijven, kleine bedrijven en kennisinstituten in domeinen, zoals nano-elektronica, materiaaltechnologie en voedingsmiddelen, waarin Nederland excelleert en internationaal kan uitblinken. In de jaarrapportage 2009 9 zijn de 10 lopende innovatieprogramma’s beschreven. Een voorbeeld uit een van die programma’s, Point One, staat beschreven in aansluitende tekstbox.

In de innovatieprogramma’s wordt een breed scala aan activiteiten ontplooid, zoals financiële ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling, het aanpakken van hinderlijke regelgeving, mobiliteit van onderzoekers, bevorderen van opleidingen voor onderzoekers, het bevorderen van starters of netwerkvorming.

Verder wordt er meer aandacht besteed aan de inzet van kredieten in plaats van subsidies, met name bij nieuwe onderzoeksprojecten die relatief dicht bij de markt liggen.

Voornaamste acties in 2011:

  • In 2011 gaat wederom een aantal lopende programma’s het laatste jaar in. In dialoog met deze sectoren wordt opnieuw bezien welke (nieuwe) economische kansen er liggen en welke ondersteuning EZ kan bieden bij het aanpakken van eventuele knelpunten, waar nodig in samenwerking met andere departementen.

  • Daarnaast zal de onderlinge aansluiting en de complementariteit tussen innovatieprogramma’s, het internationale programmatische instrumentarium, 2g@there, en gebiedsgerichte programmatische instrumentarium van EZ, Pieken in de Delta, in 2011 verder versterkt worden door een betere afstemming.

  • De innovatieprogramma’s dragen ook bij aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken binnen de domeinen waarin zij actief zijn. Naar aanleiding van de brede heroverweging voor Innovatie en toegepast onderzoek zal worden bezien in hoeverre en op welke wijze de maatschappelijke innovatie agenda’s (MIA’s) en de innovatieprogramma’s elkaar verder kunnen versterken. EZ zal bij de verdere ontwikkeling van de innovatieprogramma’s nagaan hoe de maatschappelijke agenda’s effectief kunnen worden gekoppeld aan de innovatieprogramma’s.

Indicator: De bijdrage van de innovatieprogramma’s aan het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie komt tot uiting in de volgende twee indicatoren:

  • Aantal deelnemers in innovatieprogramma’s: alle partijen die betrokken zijn bij de innovatieprogramma’s, inclusief deelnemers aan workshops et cetera. Dit getal geeft een indicatie van de omvang van het totale netwerk dat met de innovatieprogramma’s wordt versterkt.

  • Totale R&D-investeringen in innovatieprogramma’s: totale publieke en private investeringen in R&D in dat jaar zoals zichtbaar binnen de regelingen (inclusief Technologische Topinstituten) van de innovatieprogramma’s.

Prestatie-indicatoren

2008

2009

Streefwaarde 2011

Aantal deelnemers in innovatieprogramma’s

2 300

4 100

4 000

Totale R&D-investeringen in innovatieprogramma’s

€ 300 mln

€ 743 mln

€ 450 mln

Bron: Agentschap NL

Box: Voorbeeld uit het Innovatieprogramma Point One: netwerk verlaagt drempels

De productie van hightech systemen heeft een sterk mondiaal karakter en de te leveren producten zijn kapitaalintensief. Karakteristiek voor de sector is dat het grootste deel van de productiewaarde met export wordt verdiend. Door de intensieve grensoverschrijdende samenwerking werden de hightech en de automotive sector als een van de eerste getroffen door de sterk dalende wereldhandel met name in het begin van de economische crisis.

De hightech onderneming Prodrive ontwikkelt en levert geavanceerde besturingstechnologieën en componenten en beschikt over een eigen geautomatiseerde productielijn. Het bedrijf investeert veel in risicodragende projecten, omdat die voor Prodrive essentieel zijn om innovaties te ontwikkelen die hun concurrentiepositie versterken in een sterk competitieve sector. Daarbij helpen de Point-One subsidies en de fiscale voordelen van de WBSO enorm. Met de banken zijn nog steeds goede afspraken te maken over groeikapitaal, al hoewel ze nu wel meer eisen stellen.

De Point-One bijeenkomsten bieden voor bedrijven als Prodrive een goede gelegenheid om apparatenbouwers en collega toeleveranciers te ontmoeten. Bij het samen opstellen van de nieuwe Point-One roadmap kon Prodrive daar een goed beeld krijgen van wat de laatste ontwikkelingen zijn. En ook of de koers van het bedrijf in lijn ligt met de R&D-vraagstukken van hun grote klanten, de zogenoemde «Original Equipment Manufacturers».

De partijen in het netwerk leren elkaar steeds beter kennen. Dat werkt drempelverlagend in de samenwerking en geeft vertrouwen. Ook de internationale missies en bijeenkomsten die de EVD en de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij BOM organiseren, helpen bij het verwezenlijken van de internationale ambities van Prodrive en indirect die van Point-One.

Box: Innovatie op maatschappelijke thema’s

Maatschappelijke Innovatieagenda’s (MIA’s)

In 2011 worden de verschillende maatschappelijke innovatieagenda’s die de afgelopen periode zijn gestart, verder uitgevoerd: Gezondheid, Water, Veiligheid, Energie, Onderwijs en Duurzame Agro- en Visserijketens. Daarnaast zal in 2011 de maatschappelijke innovatie agenda Bouw van start gaan. De agenda’s zijn opgesteld in het kader van het kabinetsproject Nederland Ondernemend Innovatieland voor de periode 2008–2012. In de maatschappelijke innovatieprogramma’s staat de inzet van kennis en vernieuwend ondernemerschap ten behoeve van het oplossen van maatschappelijke vraagstukken centraal.

Een voorbeeld van een project uit de MIA Veiligheid is het project «Integratie van luchtwaarneming in de commandovoeringketen». Het doel van dit project is om het real-time totaaloverzicht van grote branden te verbeteren door de inzet van onbemande vliegtuigjes. Zo krijgen de juiste mensen op het juiste tijdstip de juiste informatie en kan men de branden bestrijden.

De overheid als opdrachtgever voor innovatie

De overheid kan de vraagkant van innovatie stimuleren door op te treden als opdrachtgever. Een methode die hierbij bij uitstek toegepast wordt is het Small Business Innovation Research programma (SBIR), waarbij de overheid R&D opdrachten op maatschappelijke thema’s uitbesteedt. SBIR is interessant voor Nederlandse innovatieve bedrijven, met name voor MKB-bedrijven. SBIR maakt deel uit van bestaande en nieuwe programma’s voor R&D, zoals de maatschappelijke innovatieprogramma’s. Inmiddels lopen al zo’n 20 SBIR programma’s. De verwachting is dat in 2011 het aantal SBIR projecten verder zal toenemen, mede doordat meerdere departementen inmiddels SBIR ook zelfstandig inzetten naast de maatschappelijke innovatieprogramma’s.

In gevallen waar al wel een oplossing bestaat, maar die nog nieuw is, kan de overheid optreden als innovatiebevorderende klant (launching customer). In 2010 is EZ gestart met een pilot voor een rijksbrede prestatie-indicator voor de overheid als innovatiebevorderende klant. De prestatie-indicator is het aantal door de aanbestedende dienst uitgevoerde innovatie bevorderende aanbestedingen. Bewustwording, kennisontwikkeling en kennisdeling zijn belangrijke onderdelen van het project innovatiegericht inkopen. Daartoe is in 2009 gestart met een expertisenetwerk dat overheden bijstaat in hun traject naar (precommerciële) innovatiegerichte inkoop.

Prestatie-indicator

2009

Streefwaarde 2011

Aantal door de aanbestedende dienst uitgevoerde innovatie gerichte aanbestedingen

Niet van toepassing

20

Bron: EZ

Luchtvaartbeleid

Doel en beschrijving: Doel van het beleid is het luchtvaartcluster te ondersteunen in het versterken van zijn positie binnen de keten van vooral de Europese vliegtuigbouw en het zorgen voor een gelijk speelveld. Instrumenteel hierbij zijn het subsidiebesluit onderzoek vliegtuigontwikkeling (SOV, opvolger SRP) en het subsidiebesluit Civiele Vliegtuigontwikkeling (CVO). De CVO ondersteunt, via het verlenen van kredieten, risicodragende deelname door het luchtvaartcluster in nieuwe ontwikkelingsprogramma’s van Airbus en van regionale vliegtuigbouwers. Het SOV beoogt fundamentele en industriële basiskennis via toepassingsgericht onderzoek te vertalen naar concrete toepassingen in de vliegtuigbouw op middellange termijn.

Voornaamste acties in 2011: Op basis van een in 2010 uitgevoerde beleidsdoorlichting zal in 2011 een besluit worden genomen over (de vorm van) het beleid voor de beleidsperiode 2011–2015.

Ruimtevaartbeleid

Doel en beschrijving: In het kader van het Europese ruimtevaartbeleid draagt EZ bij aan onderwerpen op wetenschappelijk, industrieel en technologisch gebied, waar Nederland in excelleert. Door te investeren in ruimtevaart draagt EZ bij aan oplossingen van maatschappelijke vraagstukken, bijvoorbeeld op de gebieden veiligheid en defensie, mobiliteit, milieu, klimaat en landbouw.

Voornaamste acties in 2011: Naast een verdere programmatische uitwerking en invulling van de Nederlandse inschrijvingen in R&D programma’s van de European Space Agency (ESA), zal in 2011 de nadruk vooral liggen op het stimuleren van het gebruik van ruimtevaartdata voor aardse toepassingen bij oplossingen van maatschappelijke vraagstukken. Daarnaast zal 2011 in het teken staan van (de spin-off van) de tweede ruimtevlucht van de Nederlandse astronaut André Kuipers naar het internationale ruimtestation, die voor november 2011 staat gepland.

Indicator: De prestatie-indicator «ruimtevaart geo-return» betreft opdrachten van ESA aan de Nederlandse industrie en kennisinstellingen. Deze opdrachten vloeien voort uit de Nederlandse contributies aan diverse R&D-programma’s van ESA. Daarbij wordt door ESA een return van 0,9 (90%) van de bijdrage van lidstaten aan deze programma’s gegarandeerd. De afgelopen jaren heeft Nederland een overreturn gerealiseerd. Voor 2011 wordt gestreefd naar een waarde van tenminste 1,15.

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

Streefwaarde 2011

Ruimtevaart geo-return

(juste retour)

1,15

1,16

1,15

1,15

Bron: ESA

Box: Europees programma: Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7)

Doel en beschrijving: In een periode van 2007 tot en met 2013 trekt de Europese Commissie circa € 50 mrd uit voor het stimuleren van innovatie. Dit geld wordt besteed binnen het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling. Het doel is de wetenschappelijke en technologische basis van de Europese industrie en kennisinstellingen te verbeteren en de Europese concurrentiepositie te versterken. Dit gebeurt door financiering van onderzoekssamenwerking, excellente (individuele) onderzoeksvoorstellen, mobiliteit van onderzoekers en door capaciteitsversterking. Budget en uitvoeringsverantwoordelijkheid van dit programma liggen bij de Europese Commissie. Gebaseerd op ervaringen uit het verleden zal Nederland van de € 50 mrd naar verwachting € 3 mrd «terugontvangen» via programma-subsidies.

Voornaamste acties in 2011: Naast voortzetting van de reguliere uitvoering zal in 2011 in het bijzonder aandacht uitgaan naar het verminderen van de administratieve lasten onder het KP (de Commissie heeft daartoe in 2010 voorstellen gedaan). Ook zullen de aanbevelingen die voortkomen uit de tussentijdse evaluatie van KP7 (afronding eind 2010) in 2011 geïmplementeerd worden.

Bijdrage aan TNO/GTI’s (institutioneel onderzoek)

Doel en beschrijving: Deze bijdrage staat in het teken van de vraagprogrammering van TNO en de andere grote technologische instituten (GTI’s). Het doel van de vraagprogrammering is dat de onderzoeksprogramma’s van TNO en de GTI’s beter aansluiten op de vraag naar onderzoek zoals gesteld door de overheid, het bedrijfsleven en andere betrokken partijen. De vraagprogrammering is ingedeeld in 12 thema’s. Economische Zaken is verantwoordelijk voor het thema «hoogwaardige systemen, processen en materialen en ICT» en voor het thema «energie». Een deel van de bijdrage aan TNO is gericht op collectieve kennisoverdracht aan het MKB en voor toepassing van het Small Business Innovation Research Programma (SBIR).

Voornaamste acties in 2011: In 2010 is vraagprogrammering ingevoerd en wordt geëvalueerd in hoeverre deze doelstelling is gerealiseerd. In de tussentijd zullen voor het thema «hoogwaardige systemen, processen en materialen en ICT» nog diverse acties ondernomen worden om de afstemming tussen vraag en aanbod verder te verbeteren, zoals verbetering van de betrokkenheid van het bedrijfsleven, structurering van het rapportageproces en het ontwikkelen en gebruiken van indicatoren die zicht geven in de relatie tussen vraag en aanbod.

Indicator: De indicator «klanttevredenheid co-financiers bij kennisontwikkeling TNO» meet de algemene tevredenheid van bedrijven (MKB en grootbedrijf) die aan cofinancieringprojecten deelnemen in het onderzoeksprogramma van TNO. EZ streefde in 2009 een klanttevredenheid na van 7,6 (1 punt hoger dan in 2008) en heeft een aantal maatregelen getroffen om dit te bereiken. Zo is er nu een centrale coördinator per kerngebied voor projecten met Rijksbijdrage EZ en moet een projectleider over een hogere kwalificatie beschikken dan voorheen. De eerste resultaten van deze maatregelen zijn zichtbaar in de gerealiseerde score voor projecten afgesloten in 2009.

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

Streefwaarde 2011

Klanttevredenheid co-financiers bij kennisontwikkeling TNO (schaal van 1–10)

7,3

6,6

7,6

7,6

Bron: Klanttevredenheidonderzoek TNO

Verplichtingen ten behoeve van apparaat gerelateerde uitgaven en algemeen onderzoek

Algemeen

Verplichtingen ten behoeve van apparaat en algemeen onderzoek
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Algemeen

Verplichtingen (in € mln)

       

– Personeel Innovatie

5,7

6,8

6,3

6,2

6,2

6,2

6,2

– Bijdrage aan Agentschap NL

70,9

68,7

64,5

61,4

60,9

60,3

60,8

– Bijdrage aan diverse organisaties

7,9

4,6

1,5

1,2

1,2

1,2

1,2

– Onderzoek en Ontwikkeling

2,2

4,2

3,1

3,4

3,4

3,4

3,4

Toelichting

Naast de apparaatskosten van EZ worden onder andere de bijdragen aan het Agentschap NL verantwoord, die betrekking hebben op de uitvoering van de beleidsinstrumenten in dit artikel. Daarnaast voert het agentschap twee meer beleidsmatige taken uit, namelijk het onderhouden van het netwerk van Technisch Wetenschappelijk Attachés (TWA’s) en het Octrooibeleid.

Netwerk Technisch Wetenschappelijke Attachés (TWA’s)

Doel en beschrijving: Het TWA-netwerk werkt aan het verbeteren van het innovatievermogen in Nederland door het activeren en koppelen van de vraag naar en het aanbod van kennis over technisch wetenschappelijke ontwikkelingen en daaraan gerelateerde trends op het terrein van innovatief ondernemerschap in Nederland en het buitenland. Het netwerk richt zich op bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties in Nederland en buitenland. Daarbij concentreert het netwerk zich op de innovatieprogramma’s plus de maatschappelijke innovatieagenda’s en de wijze waarop deze innovaties genereren die voor de Nederlandse kenniseconomie en de hele innovatieketen van belang zijn. De TWA’s zijn gestationeerd in Noord-Amerika, Azië en de EU.

Indicator: De prestatie-indicator «klanttevredenheid TWA Netwerk» geeft aan in hoeverre de cliënten (bedrijven, kennisinstellingen, overheid) van het TWA-netwerk tevreden zijn met de geboden dienstverlening door de TWA’s. Het klanttevredenheidsonderzoek van het TWA-netwerk wordt in 2010 weer uitgevoerd als onderdeel van een NL EVD Internationaal breed klanttevredenheidsonderzoek. Voor de dienstverlening van het TWA-netwerk geldt een streefwaarde van minimaal 7,5.

Kennisbescherming

Doel en beschrijving: Een goed functionerend stelsel van intellectuele eigendomsrechten is een belangrijke voorwaarde voor een innoverende en dynamische economie. Essentieel daarbij is het vinden van de juiste balans tussen enerzijds kennisbescherming en anderzijds de verspreiding en benutting van kennis. Om dat te verwezenlijken staan Nederland verscheidene Nederlandse en Europese wetten, verdragen en instrumenten ter beschikking.

De Nederlandse uitvoeringsorganisatie, NL-Octrooicentrum (NL-OC) is belast met de verlening en registratie van octrooien. Voor het stimuleren van gebruik van het octrooisysteem geeft NL-OC voorlichting aan bedrijven en kennisinstellingen over het aanvragen van octrooien, alsmede over het gebruik van de kennisinformatie die in octrooidatabanken is opgeslagen. Vanaf 2010 vormt NL-OC onderdeel van het Agentschap NL.

Voornaamste acties in 2011: De verdere vervolmaking van het Europese octrooistelsel (met name EU-octrooi en Europese octrooirechtspraak) blijft ook in 2011 van primair belang. Daarnaast zal in 2011 worden gewerkt aan de acties op communautair niveau voortvloeiend uit de evaluatie van het Europese merkenrechtsysteem, die thans in opdracht van de Europese Commissie wordt uitgevoerd. In 2010 zal ook een evaluatie van het integrale beleid van het departement inzake Kennisbescherming worden uitgevoerd. De evaluatie zal begin 2011 afgerond zijn en zal mogelijk vervolgacties krijgen in 2011.

Indicator: NL-OC doet elke twee jaar een klanttevredenheidsonderzoek. Met een rapportcijfer geven de klanten (MKB-bedrijven, particulieren, kenniscentra en octrooigemachtigden) een totaaloordeel voor de totale dienstverlening van NL-OC. Deze totale dienstverlening bestaat ondermeer uit het innemen van een octrooiaanvraag, het beheer van octrooirechten, het aanbieden van workshops en/of trainingen en het telefonisch beantwoorden van vragen.

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

Streefwaarde 2011

Klanttevredenheid TWA-Netwerk (schaal van 1–10)

7,5

  

7,5

Bron: Klanttevredenheid onderzoek TWA-Netwerk

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

Streefwaarde 2011

Klanttevredenheid NL-OC (schaal van 1–10)

7,7

 

7,8

7,8

Bron: Klanttevredenheidonderzoek NL-OC

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting 1

Kennisbescherming 2

2.2

2010

2011

 

Effectenonderzoek ex post

Innovatievouchers

2.1

2011

2011

 
 

Actieprogramma Technopartner

2.1

2011

2011

 
 

WBSO

2.1

2011

2011

 
 

Innovatiekrediet

2.1

2011

2012

 
 

SBIR

2.2

2009

2010

 
 

IPC’s

2.2

2010

2010

 
 

STW

2.2

2010

2010

 
 

Vraagsturing TNO/GTI’s

2.2

2010

2010

 
 

Innovatie Prestatie Contracten

2.2

2010

2010

 
 

Syntens

2.2

2011

2011

 
 

Innovatieprogramma’s

2.2

2011

2012

 
 

ICES/KIS III (BSIK)

2.2

2012

2012

 
 

Ruimtevaartbeleid

2.2

2012

2012

 
 

Regieorgaan ICT

2.3

2009

2010

Kamerstuk: 26 643, nr. 162

 

Luchtvaartbeleid

2.3

2010

2010

Kamerstuk: 31 936, nr. 31

 

IOP’s

2.3

2010

2010

Kamerstuk: 27 406, nr. 184

Overig evaluatieonderzoek

Launching customer

2.2

2010

2010

 
 

Innovatiegericht inkopen

2.2

2010

2011

 
1

In de begroting 2010 stonden beleidsdoorlichtingen gepland voor «Meer bedrijven die kennis ontwikkelen en benutten» en «Top prestaties op innovatieprogramma’s». Deze twee beleidsdoorlichtingen worden ingevuld door de heroverweging en een AR-onderzoek op gebied van innovatie. Een aparte beleidsdoorlichting zal leiden tot dubbel werk.

2

In begroting 2009 is reeds opgenomen dat de beleidsdoorlichting van Kennisbescherming (was voorheen een apart operationeel doel) wordt gecombineerd met evaluatie van de Rijksoctrooiwet.

7

Gibcus, P., Jong, J.P.J., de. (2008). Innovatiepiramide: Een segmentatie van het MKB. Zoetermeer: EIM.

8

Cloud computing is een parallel computersysteem waarbij de software verdeeld is tussen meerdere computers op het internet.

9

www.senternovem.nl/innovatieindialoog/publicaties/innovatieprogrammas/voortgangsrapportage_innovatieprogrammas_2009_nl.asp

Licence