Base description which applies to whole site

3.2 Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert zij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld, vanaf 2022 wordt het deelbudget voor loonkostensubsidies op basis van historische uitgaven over gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

Participatiewet in Balans

Het kabinet startte met het programma Participatiewet in balans om de balans tussen vertrouwen, verplichtingen, ondersteuning, en de menselijke maat terug te krijgen in (de uitvoering van) de Participatiewet. Door middel van drie sporen en in goede samenwerking met gemeenten en andere stakeholders werd beoogd om 1) op korte termijn ruimte te bieden aan mensen in de huidige wet, 2) te werken aan een lange termijn brede herziening van de wet, en 3) het versterken van de vakkundigheid van de uitvoerend professional. Het kabinet beraadt zich in het najaar over de voortzetting van de verschillende sporen van het programma Participatiewet in balans. De Kamer zal hier uiterlijk in het vierde kwartaal van dit jaar over worden geïnformeerd. Dit ziet onder andere toe op het in consultatie geweest zijnde wetsvoorstel dat voortkomt uit spoor 1. Dit zijn ruim twintig wetswijzigingen die de uitvoering op korte termijn meer ruimte bieden om te doen wat nodig is om mensen te ondersteunen. Onder de uitwerking van dit wetsvoorstel valt onder andere de maatregel van de huidige coalitie tot verruiming van de bijverdiengrenzen, de nuancering van de vierweken zoektermijn voor jongeren tot 27 jaar, en het buiten beschouwing laten van giften tot € 1.200 (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 260). Voor spoor 2 heeft het kabinet recent haar visie op een nieuwe Participatiewet gedeeld en het belang benadrukt om opnieuw te kijken naar de doelen en uitgangspunten van de wet, de beleidstheorie, en de uitwerking hiervan in verschillende beleidsopties voor de toekomst (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 283). In spoor 3 zal samen met gemeenten en andere stakeholders gewerkt worden aan het versterken van de vakkundigheid van professionals binnen de huidige wetgeving en zal er worden bezien welke ruimte er is voor het versterken van de vakkundigheid met het oog op mogelijke nieuwe wetgeving.

Aanpak geldzorgen, armoede en schulden

Het kabinet is met de ‘Aanpak geldzorgen, armoede en schulden’ aan de slag met een meerjarige aanpak met als doel een halvering van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015) en een halvering van armoede en problematische schulden in het algemeen in 2030 (ten opzichte van 2015). Op 8 juni 2023 heeft de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen de eerste Voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2022/23, 24 515, nr. 698). Deze eerste voortgangsrapportage biedt inzicht in de voortgang die in het eerste jaar geboekt is en wat nog nodig is om de doelen te behalen.

Zo heeft het kabinet op 30 juni 2023 het eerste deelrapport van het advies van de Commissie sociaal minimum in ontvangst genomen. Eind september volgt nog het eindrapport. Om huishoudens op het sociaal minimum te ondersteunen verhoogt het kabinet in 2024 de huurtoeslag. Daarnaast wordt de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand, Anw, Toeslagenwet en AIO in 2024 bevroren, om te zorgen dat de uitkeringen op dezelfde hoogte blijven.

Bij de aanpak van armoede heeft het kabinet specifieke aandacht voor kinderen. Ook de Commissie sociaal minimum onderstreept het belang hiervan. Het kabinet verhoogt per 2024 structureel het kindgebonden budget wat bijdraagt aan het verminderen van kinderarmoede. Deze verhoging is sterker voor grote gezinnen en gezinnen met oudere kinderen, uit de resultaten van het eerste rapport van de Commissie sociaal minimum bleken tekorten voor deze gezinnen het grootste te zijn. Ook blijft het kabinet aandacht hebben voor het versterken van participatie en ontwikkeling van kinderen, onder meer via financiële ondersteuning van de kindearmoedepartijen verenigd onder SAM& en het Jeugdeducatiefonds. In 2024 draagt SZW met € 52,5 miljoen samen met OCW en VWS bij aan het voortzetten van het aanbieden van schoolmaaltijden op scholen in kwetsbare wijken.

Een van de manieren om de bestaanszekerheid van mensen te verbeteren is door het niet-gebruik van regelingen terug te dringen, met aandacht voor de korte, middellange en lange termijn. Komend jaar gaat het kabinet verder met het verbeteren van de proactieve dienstverlening aan burgers. Samen met BZK onderzoeken we de haalbaarheid van één digitaal loket waarbij de burger inzage krijgt in voorzieningen waar hij recht op heeft.

In aanvulling op de maatregelen die het kabinet neemt om bestaanszekerheid te versterken heeft het kabinet ook oog voor mensen die desondanks in de problemen komen en (nood)hulp nodig hebben. Zo heeft het kabinet voor de periode 2021-2027 middelen beschikbaar gesteld uit het ESF+ budget voor voedselhulp. Daarnaast ondersteunt het kabinet ter invulling van het amendement Palland en Ceder (Kamerstukken II 2022/23, 36 200 XV, nr. 25) het Rode Kruis bij het verlenen van voedselhulp en heeft het kabinet subsidie verstrekt aan het Armoedefonds om het aantal menstruatieproducten uitgiftepunten te vergroten. 

Het kabinet reserveert in totaal maximaal € 60 miljoen voor de heropening van het Tijdelijk Noodfonds Energie in de komende winter. Het Tijdelijk Noodfonds Energie wordt opnieuw ingezet om problematische energieschulden tegen te gaan. Het Noodfonds zal er voor huishoudens met een hoge energierekening en een laag (midden)inkomen zijn. Het Rijk stelt in eerste instantie een maximale bijdrage van € 40 miljoen beschikbaar. Dit bedrag vormt 2/3 van de totale beschikbare middelen; de energieleveranciers leggen 1/3 van het bedrag van € 60 miljoen in. Op het moment dat vanuit bijdragen van derden nog extra middelen beschikbaar komen, zal het Rijk een extra subsidie van maximaal € 20 miljoen aan het Tijdelijk Noodfonds Energie toekennen. Bij eventuele extra toekenning vanuit het Rijk zal de genoemde verhouding van 1/3 bijdrage van derden en 2/3 bijdrage van het Rijk worden toegepast.

Voor 2024 wordt ook in totaal € 50 miljoen via het gemeentefonds aan gemeenten beschikbaar gesteld zodat gemeenten extra kunnen inzetten op het gebied van vroegsignalering en bijzondere bijstand.

Het kabinet blijft zich met kracht inzetten op de preventie van geldzorgen om waar mogelijk te voorkomen dat geldzorgen ontstaan en dat dreigende of beginnende geldzorgen niet uitgroeien tot schuldenproblematiek of langdurige armoede. Dit doet het kabinet door voortzetting van de inzet op financiële educatie in het basis-, voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs, door het eerder bereiken en in beeld krijgen van mensen met (dreigende) geldzorgen.

Alleenverdieners

Door een onbedoelde en complexe samenloop van fiscaliteit, toeslagen en sociale zekerheid is er een groep alleenverdienende huishoudens die een lager besteedbaar inkomen heeft dan een paar in de bijstand. Samen met de VNG, Divosa, UWV, Dienst Toeslagen, de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën is intensief gezocht naar een oplossing voor deze problematiek. Uitkomst hiervan is dat het kabinet zich committeert aan een structurele oplossing via de fiscaliteit. Hiertoe wordt een gerichte herinvoering van de uitbetaling van de algemene heffingskorting voor de betreffende doelgroep uitgewerkt en worden uitvoeringsgevolgen in kaart gebracht om invoering per 2028 mogelijk te maken. Deze maatregel loopt door totdat de afbouw van dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon van de bijstand is voltooid (bij huidig beleid in 2036) of de oorzaak van de problematiek op andere wijze is weggenomen. Daarmee wordt de problematiek bij de bron opgelost.

Omdat met deze fundamentele oplossing een beroep wordt gedaan op de reeds gevulde IV-capaciteit van de Belastingdienst is deze oplossing niet op korte termijn maakbaar. Een uitvoeringstoets van de Belastingdienst moet uitwijzen of invoering per 2028, zoals is beoogd, daadwerkelijk mogelijk is. Gezien deze termijn heeft het kabinet ook de mogelijkheid onderzocht van een tijdelijke regeling om in de jaren 2024-2027 de betreffende huishoudens tegemoet te komen. De VNG heeft aangegeven dat gemeenten onder het voorbehoud van een uitvoeringstoets en een aantal belangrijke randvoorwaarden mogelijkheden zien om zo’n regeling uit te voeren. Op basis van de tijdelijke regeling gaan gemeenten huishoudens jaarlijks een forfaitaire tegemoetkoming met toepassing van eindheffing bieden. De hoogte van de forfaitaire tegemoetkoming wordt jaarlijks vastgesteld en zal ieder jaar afnemen met de oorzaak van de problematiek, net als het aantal betreffende huishoudens. In de SZW-begroting zijn de verwachte uitgaven voor deze tijdelijke regeling opgenomen, inclusief uitvoeringskosten, en uitvoering van de motie Warmerdam (Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 719) met betrekking tot actieve benadering van de doelgroep voor bijzondere bijstand in 2023. De kosten treden op vanaf 2026 omdat zij met een vertraging van T+2 worden vergoed aan gemeenten.

Ondersteuning van kwetsbare jongeren naar werk

Momenteel werken de Ministeries van OCW en SZW verder aan de voorbereidingen voor het wetsvoorstel Overgang van school naar duurzaam werk (beoogde inwerkingtreding 2025), waarmee scholen en gemeenten beter in staat worden gesteld om jongeren met een structurele achterstand op de arbeidsmarkt te begeleiden bij de transitie van school naar werk en het behouden van werk bij (dreigende) werkloosheid. Het kabinet heeft structureel extra middelen vrijgemaakt voor scholen en gemeenten (bijna € 70 miljoen). Een wettelijke basis wordt gelegd voor (a) een preventieve aanpak, waarbij scholen de taak krijgen om jongeren voor te bereiden op vervolgonderwijs of werk, (b) een gezamenlijke aanpak gedurende een langere periode, waarbij de gemeente al tijdens de schooltijd en de school ook na diplomering jongeren op maat kunnen begeleiden naar werk/leerwerktraject met inzet van hun expertise, instrumenten en budget, (c) monitoring en begeleiding bij uitval tot 27 jaar door RMC in samenwerking met partners en (d) een regionale aanpak met aanvullend ontschot budget dat kan worden ingezet voor implementatie van bewezen/mogelijk effectieve maatregelen.

Met de nieuwe wetgeving worden de tijdelijke maatregelen uit de Aanpak Jeugdwerkloosheid, gefinancierd in het kader van het corona steun- en herstelpakket en het Nationaal Programma Onderwijs van 2020 tot en met 2022, structureel gemaakt. Om de beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel te overbruggen krijgen scholen en gemeenten ook in 2023 en 2024 financiering om de maatregelen voort te zetten.

Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid

De Ministeries van BZK, SZW en OCW hebben voor de jaren 2023 tot en met 2025 een interdepartementale specifieke uitkering (SPUK) ontwikkeld voor de 20 focusgebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) (Kamerstukken II 2022/23, 30 995, nr. 102). Hiermee worden de focusgebieden in staat gesteld om integrale activiteiten over meerdere beleidsdoelstellingen heen te formuleren en blijven de verantwoordingslasten voor gemeenten beperkt. Deze SPUK bevat onder andere een investering in de preventie van armoede en schulden (€ 20 miljoen in totaal voor 2023 tot en met 2025) en een investering in de re-integratiedienstverlening aan inwoners van de 20 focusgebieden. Dit betreft € 11 miljoen in 2024, oplopend tot € 13 miljoen in 2028 (voor de investering voor de jaren 2026 tot en met 2028 wordt op een later moment de financieringsvorm bepaald). Doelstelling is om hiermee meer inwoners van deze 20 gebieden, waarin relatief veel bijstandsgerechtigden wonen, duurzaam aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers of, als dat nog niet mogelijk is, bij sociaal ontwikkelbedrijven.

Infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven

Mede naar aanleiding van de motie Ceder (Kamerstukken II 2021/22, 34 352, nr. 245) en de motie Ceder, Maatoug, Kathmann en Palland (Kamerstukken II 2022/23, 36 200, nr. 60), werken gemeenten, sociaal ontwikkelbedrijven, sociale partners en het demissionaire kabinet samen aan een toekomstbestendige inrichting van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Hiervoor worden (opties voor) toekomstperspectieven uitgewerkt, die naar verwachting in het najaar van 2023 aan de Tweede Kamer worden gepresenteerd.

In de tussentijd werkt het demissionaire kabinet voorstellen uit om gemeenten in 2024 tegemoet te komen bij de financiële uitdagingen die zij ervaren rondom de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Hiervoor is in 2024 een budget van € 63,9 miljoen beschikbaar gesteld op de begroting van SZW. Ook ten aanzien van de uitwerking van deze voorstellen is het streven dat de Kamer hier in het najaar verder over wordt geïnformeerd.

Beschut werk

Met een uitgebreid maatregelenpakket beoogt het demissionaire kabinet beschut werk op korte termijn verder te stimuleren (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 300). Zo wordt met gemeenten gewerkt aan een meer divers aanbod van beschutte werkplekken, wordt met gemeenten en UWV ingezet op een versimpeling van het proces rondom beschut werk en wordt gewerkt aan een andere verdeling van de plaatsen en financiële middelen beschut werk per 2025. Verder is met gemeenten afgesproken dat zij een extra inspanning leveren om de achterstanden die er zijn op de doelstelling van beschut werk in te lopen. Tot slot worden per 2024 extra middelen beschikbaar gesteld voor de financiering van beschut werk. In 2024 gaat het om een extra investering van € 23,1 miljoen. Dit bedrag loopt vervolgens op naar € 64,7 miljoen in de structurele situatie. Door deze extra middelen ontvangen gemeenten structureel een aanvullend bedrag van € 2.157 per beschutte werkplek. Ook deze extra investering moet ertoe leiden dat op korte termijn meer beschutte werkplekken worden gerealiseerd.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2022 was om 92.500 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting. In 2022 is de landelijke doelstelling van 92.500 extra banen (sector en markt samen) met 81.117 banen niet gehaald. De coronacrisis zal hieraan hebben bijgedragen, hoewel de mate van invloed hiervan op het realiseren van banen voor de doelgroep niet duidelijk is. Ook kan de beschikbaarheid van kandidaten een rol spelen. De Nederlandse Arbeidsinspectie doet momenteel onderzoek naar de oorzaken waardoor een deel van de mensen uit het doelgroepregister banenafspraak de afgelopen jaren niet gewerkt heeft. De resultaten van dit onderzoek worden in de tweede helft van dit jaar verwacht.

Met 71.113 extra banen heeft de sector markt de doelstelling van 70.000 banen weer gehaald. De overheidswerkgevers hebben de doelstelling ook in 2022 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 10.004 extra van de afgesproken 22.500 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2022 geeft dus geen aanleiding om de quotumregeling te deactiveren. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft de Tweede Kamer op 7 juni 2023 en 6 juli 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 281 en nr. 299) geïnformeerd over het versterken van de banenafspraak en de resultaten banenafspraak 2022. In de brief van 7 juni 2023 zijn vervolgstappen aangekondigd om de banenafspraak te verbeteren. Het gaat onder meer om een beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak en het verder verkennen van het beschikbaar stellen van loonkostensubsidie in de Wajong en het uitwerken van loonkostensubsidie in de WIA. Ook is hierin aangekondigd dat het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak op korte termijn wordt aangeboden aan de Tweede Kamer.

Tabel 21 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 20221

Streefwaarde 20222

Streefwaarde 20232

Streefwaarde 20242

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

71.113

70.000

80.000

90.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

10.004

22.500

25.000

25.000

1

Berekening SZW op basis van metingen UWV.

2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Kamerstukken II 2013/14, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

Verhoging Onderstand Caribisch Nederland

Om de koopkracht te bevorderen en de armoede te bestrijden verhoogt het kabinet de Onderstand CN tot 85% van het Wettelijk Minimumloon (WML). Hierbij is rekening gehouden met een aanzienlijke stijging van het WML per 1 januari 2024. De precieze verhoging van het WML moet nog worden vastgesteld. Partijen in CN zullen hierover om advies worden gevraagd.

Incidentele inkomensmaatregelen Caribisch Nederland

Om de koopkracht te bevorderen en de armoede te bestrijden in Caribisch Nederland stelt het kabinet in 2024 € 1 miljoen beschikbaar aan de openbare lichamen voor flankerend armoedebeleid. Daarnaast verlengt het kabinet de energietoelage (€ 4,5 miljoen).

Tabel 22 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

7.183.029

7.749.565

8.119.759

8.257.762

8.459.708

8.636.737

8.842.829

        

Uitgaven

7.184.756

7.755.589

8.120.187

8.257.826

8.458.669

8.640.860

8.846.952

        

Inkomensoverdrachten

       

Macrobudget participatiewetuitkering en intertemporele tegemoetkoming

6.021.600

6.662.744

6.975.967

7.233.621

7.390.061

7.551.194

7.738.772

Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

292.350

20.255

7.047

7.047

7.048

7.048

7.047

AIO

366.816

418.988

437.190

464.815

493.711

527.990

549.687

TW

413.000

449.878

455.533

450.493

446.290

444.597

446.994

Bijstand overig

902

903

803

754

710

670

631

Onderstand (Caribisch Nederland)

12.424

16.361

15.290

11.454

11.537

11.579

11.620

Subsidies (regelingen)

       

Europees fonds meestbehoeftigen

62

0

0

0

0

0

0

SBCM

2.800

3.360

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

NIBUD

318

387

379

314

314

314

314

Overige subsidies algemeen

27.390

40.764

8.642

6.008

1.856

1.856

1.456

Armoede en schulden

438

165

0

0

0

0

0

Alle kinderen doen mee

10.774

19.646

10.590

10.590

10.590

10.590

10.590

Regionale kansen kinderen

7

0

0

0

0

0

0

Waarborgfonds sanering

6.000

100

0

0

0

0

0

Noodfonds

0

32.500

60.000

0

0

0

0

Geldzorgen Armoede en Schulden

0

8.000

0

0

0

0

0

Stapsgewijze arbeidstoeleiding praktijkleren mbo

0

0

5.000

5.000

0

0

0

Opdrachten

       

Opdrachten algemeen

18.957

65.869

58.277

50.749

41.571

48.041

45.860

Bekostiging

       

ZonMw

0

1.297

1.297

1.297

1.297

1.297

1.297

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

ZonMw

0

193

193

193

193

193

193

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       

Financiën

809

1.800

1.800

2.200

2.200

2.200

2.200

Bijdrage aan sociale fondsen

       

Pensioenfonds Wsw

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Bijdrage aan agentschappen

       

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

101

370

370

482

482

482

482

DUO

0

2.000

69.000

0

0

0

0

Bijdrage aan medeoverheden

       

Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek

0

0

0

0

38.000

20.000

17.000

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       

Contributie CASS

8

9

9

9

9

9

9

        

Ontvangsten

266.633

106.257

61.823

59.797

58.663

43.033

14.786

        

Ontvangsten

       

Algemeen

49.799

42.118

17.223

15.347

14.113

13.683

12.186

Tozo retour kapitaal verstrekkingen

216.834

64.139

44.600

44.450

44.550

29.350

2.600

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 23 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 2
 

2024

juridisch verplicht

98,4%

bestuurlijk gebonden

0,9%

beleidsmatig gereserveerd

0,8%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

-%

De uitgaven op artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet zijn voor 98,4% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. In algemene zin geldt dat inkomensoverdrachten die gebaseerd zijn op wet- en regelgeving voor 100% juridisch verplicht zijn. De inkomensoverdrachten worden gefinancierd door rijksbijdragen aan uitvoerende instellingen, zoals gemeenten (Macrobudget participatiewetuitkeringen, dat vóór oktober 2023 wordt toegekend/verplicht en betrekking heeft op 2024), UWV (Toeslagenwet € 455,5 miljoen) en de SVB (AIO € 437,2 miljoen).

Subsidies

De subsidies zijn voor 10,4% juridisch verplicht en voor 83,9% bestuurlijk gebonden. De circa 5,7% (€ 5 miljoen) kasmiddelen waarvoor nog ruimte is om verplichtingen aan te gaan, hebben betrekking op geplande subsidies voor de stapsgewijze arbeidstoeleiding praktijkleren in het mbo.

Opdrachten

De opdrachten zijn voor 4,1% juridisch verplicht. Het gaat om circa € 2,4 miljoen. Verder zijn er veel nieuwe reserveringen voor volgende jaren die als beleidsmatig gereserveerd zijn aangemerkt.

Bekostiging

Met de goedkeuring in 2015 van het meerjarige kennisprogramma, zoals dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is het budget 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Net zoals het instrument bekostiging is de bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw ook voor 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan het Ministerie van Financiën is 100% juridisch verplicht en vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdrage aan sociale fondsen is 100% juridisch verplicht en vormt compensatie van gestegen werkgeverslasten, onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw een akkoord bereiken over een structurele oplossing voor het pensioenfonds PWRI. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Net zoals het instrument bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken is ook de bijdrage aan de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) 100% juridisch verplicht. Dit vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

De bijdrage aan DUO is 100% juridisch verplicht. In 2024 ontvangen studenten via DUO een eenmalige tegemoetkoming voor de energiekosten.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De bijdrage aan het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden (CASS) is 100% juridisch verplicht.

Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen

Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen, loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en bijstand voor levensonderhoud van ondernemers. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2024 geraamd op bijna € 7 miljard. In 2024 wordt hiervan een bedrag van € 8,6 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2022. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten waarvan het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigenrisicodrempel overstijgt. Alle gemeenten met een tekort dat over 2022 meer bedraagt dan 7,5% en over 2020, 2021 en 2022 samen ook meer bedraagt dan 7,5% van het budget 2022, kunnen een beroep doen op de vangnetregeling 2022, gefinancierd uit het macrobudget 2024. In tabel 24 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.

Tabel 24 Extracomptabel overzicht Macrobudget participatiewetuitkeringen (bedragen x € 1.000)

Extracomptabel overzicht macrobudget participatiewetuitkeringen (x € 1.000)

       
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

6.021.600

6.662.744

6.975.967

7.233.621

7.390.061

7.551.194

7.738.772

        

Macrobudget participatiewetuitkeringen

       

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

5.348.765

5.921.395

6.159.445

6.389.949

6.529.464

6.676.286

6.858.715

Loonkostensubsidie

319.391

415.339

507.079

578.302

616.692

654.984

694.193

IOAW

261.529

240.685

209.897

182.147

160.683

136.704

101.525

IOAZ

27.798

29.716

31.089

31.934

31.933

31.932

32.906

Bbz levensonderhoud

64.116

50.937

50.941

51.288

51.288

51.288

51.432

        

Correctie verdeelmodel

 

4.672

     

Overig

  

17.516

    

Algemene bijstand

De algemene bijstand op grond van de Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, kan in aanmerking komen voor bijstand. Dat houdt in dat iedereen met een inkomen onder het sociaal minimum en onvoldoende eigen vermogen recht heeft op bijstand.

Hoe hoog is de bijstand?

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 25 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden/alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.

Tabel 25 Netto bijstandsnormen van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2023

Gehuwd / samenwonend

1.738,02

Alleenstaande (ouder)

1.216,62

Budgettaire ontwikkelingen

Op basis van de CPB-raming van werkloosheid wordt de bijstandsraming naar beneden bijgesteld in 2024. Daar tegenover staan een aantal eerdere wetswijzigingen die leiden tot een oploop in de raming van de bijstandsuitgaven, zoals de Participatiewet in 2015 en de afloop van de IOAW. Daarnaast zorgt de hoge instroom van statushouders in 2023 voor een hoger bijstandsgebruik.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 26 toont de gerealiseerde en geraamde omvang van het aantal bijstandsuitkeringen. De Factsheet Participatiewet bevat meer informatie over de ontwikkeling en samenstelling van het bijstandsvolume.

Tabel 26 Kerncijfers volume Participatiewet
 

Realisatie 20221

Raming 2023

Raming 2024

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

341

342

359

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Tabel 27 Kerncijfers re-integratie door gemeenten
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

223

225

217

Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

171

173

162

Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2

32

41

37

    

Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

48

55

57

    

Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)3

72

68

63

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3

37

36

36

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3

6,8

6,9

7,3

1

Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

2

Bron: CBS, Uitstroom na re-integratie.

3

Bron: Panteia, WSW-rapportage.

Tabel 28 Kerncijfers werk voor mensen met een arbeidsbeperking
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo)

165

173

178

 

waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)1

119

128

134

 

waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)2

41

38

36

 

waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)3

5,2

6,8

8,0

1

Bron: UWV, Factsheet banenafspraak.

2

Bron: Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek. Onder 'interne' plaatsing valt ook 'werken op locatie', waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf.

3

Bron: UWV, Rapportage beschut werk.

Loonkostensubsidie (LKS)

Het instrument LKS voorziet werkgevers van een compensatie voor de lagere loonwaarde van een werknemer op basis van de Participatiewet.

Wie komt er voor in aanmerking?

Gemeenten kunnen LKS inzetten voor mensen die niet het wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen. Het gaat om mensen voor wie de gemeente verantwoordelijk is om hen te ondersteunen bij het vinden van werk. Dat kan dus gaan om mensen die bijstand ontvangen, mensen die een IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen, mensen die met behulp van een andere voorziening van de gemeente al aan het werk zijn, maar ook om mensen zonder uitkering.

Hoe hoog is de loonkostensubsidie?

De hoogte van de LKS is gelijk aan het verschil tussen het bruto wettelijk minimumloon en de vastgestelde loonwaarde. De LKS bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon (inclusief vakantietoeslag), vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. De vergoeding bedraagt per 1 januari 2023 23,5%. Gedurende het eerste halfjaar van een dienstbetrekking kan ook forfaitaire LKS worden ingezet. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, wederom vermeerderd met een vergoeding voor werkgeverslasten. Tijdens dat halfjaar wordt de loonwaarde van de werknemer bepaald.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor LKS worden voor 2024 geraamd op € 507,1 miljoen. De uitgaven aan loonkostensubsidie nemen jaarlijks toe doordat de doelgroep van LKS sinds de invoering van de Participatiewet ingroeit. Daarnaast stijgt de gemiddelde hoogte van LKS door de invoering van het wettelijk mini­mumuurloon.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 29 Kerncijfers volume loonkostensubsidie
 

Realisatie 20221

Raming 2023

Raming 2024

Volume Loonkostensubsidie (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

31

39

45

1

Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komt er voor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:

  • Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;

  • Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1965, na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

De hoogte van de IOAW/IOAZ uitkering is afhankelijk van de leefsituatie. Een overzicht van de bruto bedragen staat in tabel 30. In de IOAW en IOAZ geldt sinds 2015 de kostendelersnorm voor alleenstaande kostendelers. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders is de norm 50% van de gehuwdennorm, indien zij samenwonen met een of meer meerderjarige personen.

Tabel 30 Bruto bedragen IOAW/IOAZ per maand, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2023

Gehuwd / samenwonend

1.940,78

Alleenstaande (ouder) zonder meerderjarige medebewoners

1.522,52

Alleenstaande (ouder) met een of meer meerderjarige medebewoners

970,39

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan IOAW en IOAZ worden in 2024 geraamd op respectievelijk € 209,9 miljoen en € 31,1 miljoen. De IOAW-uitgaven dalen door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de doorstroom vanuit de WW naar de IOAW. Een lager gebruik van de WW door oudere werknemers, zorgt ook voor lagere IOAW aantallen. Daarnaast zorgt de stijging van de AOW-leeftijd voor een hoger gebruik van de IOAW en IOAZ.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 31 Kerncijfers IOAW en IOAZ
 

Realisatie 20221

Raming 2023

Raming 2024

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

16

14

12

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,5

1,6

1,7

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het Macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering?

De uitkering voor levensonderhoud is gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 25) als aanvulling voor levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor Bbz levensonderhoud in 2024 worden geraamd op € 50,9 miljoen. Er worden geen wijzigingen ten opzichte van 2023 verwacht.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 32 Kerncijfers Bbz
 

Realisatie 20221

Raming 2023

Raming 2024

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

6,2

2,8

2,8

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Overig

Vanwege het voorziene uitstel van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans naar 1 januari 2025, is € 23 miljoen apart gezet binnen het macrobudget. Hiervan is € 5 miljoen ingezet als dekking voor de tegemoetkoming energiekosten studenten. De overige middelen blijven staan.

Handhaving

Sinds het tweede kwartaal van 2020 maakt de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) onderdeel uit van de Bijstandsdebiteuren en -fraudestatistiek van het CBS. De kerncijfers handhaving Participatiewet laten de afgelopen jaren enige beweging zien. In 2022 namen de kennis van verplichtingen en de gepercipieerde detectiekans toe en het aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen en boetes af. Een mogelijke verklaring is dat gemeenten meer inzetten op preventie waardoor overtredingen minder vaak voorkomen en eventuele overtredingen bovendien eerder worden ontdekt waardoor de benadelingsbedragen lager liggen. Ook kan het zijn dat gemeenten in lijn met de maatschappelijke ontwikkelingen meer handelen vanuit de menselijke maat en daarom terughoudend zijn met het opleggen van boetes.

Het is primair de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale bestuur om een goede invulling te geven aan de handhaving. Waar nodig en mogelijk faciliteert het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarbij, veelal in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa. Dit doet zich onder andere voor bij de aanpak van complexe misbruikrisico's of wijzigingen in wet- en regelgeving.

Tabel 33 Kerncijfers Participatiewet (fraude en handhaving algemene bijstand)
  

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

661

572

692

Kennis van de verplichtingen (%)

801

872

892

Opsporing3

Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4

25

26

20

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

59

59

47

Sanctionering3

Aantal boetes (x 1.000)

9,2

7,2

5,8

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

5,6

4,3

3,7

  

Ontstaansjaar vordering

  

2020

2021

2022

Terugvordering5

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%)

28

21

13

1

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis».

2

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

4

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.

5

Bron: CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het bedrijfskapitaal?

De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskapitaal wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

Tabel 34 Bbz-normen kredietverlening (maxima) (in €)
 

1 januari 2023

Startende zelfstandige

45.670

Gevestigde zelfstandige

248.064

Budgettaire ontwikkelingen

Hier wordt het onderdeel van het Bbz over bedrijfskredieten toegelicht. Het bijstandsonderdeel van het Bbz om te voorzien in de kosten van levensonderhoud is onderdeel van het macrobudget en wordt toegelicht onder Macrobudget participatiewetuitkeringen. De uitgaven in 2024 (€ 6,9 miljoen) bestaan uit vergoedingen aan gemeenten voor kapitaalverstrekkingen die zij in 2022 hebben uitgegeven.

Tijdelijke overbruggingsgeregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)

Gemeenten geven uitvoering aan een extra tijdelijke voorziening voor zelfstandigen, de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo). De Tozo betreft een tijdelijke regeling en vanaf 1 oktober 2021 is het niet langer mogelijk een aanvraag voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal op grond van de Tozo in te dienen. Uitkeringen ten behoeve van levensonderhoud zijn per 1 oktober 2021 afgelopen.

Wie kwam er voor in aanmerking?

Zelfstandigen van wie het (huishoud)inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum was geraakt en die aan de overige voorwaarden voldeden, ontvingen aanvullende bijstand. Ondernemers die als gevolg van de coronacrisis liquiditeitsproblemen ervaren, konden een lening voor bedrijfskapitaal aanvragen.

Hoe hoog is de Tozo-uitkering en het krediet?

De maximale hoogte van de aanvullende bijstand was gelijk aan de bijstandsnormen voor algemene bijstand (tabel 25). Voor bedrijfskredieten gold dat er een lening van maximaal € 10.271,- werd verstrekt.

Budgettaire ontwikkelingen

Naar verwachting zullen er vanaf 2024 met name terugontvangsten binnenkomen door terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen. Deze worden onder de ontvangsten verantwoord. Er worden geen uitgaven meer verwacht.

Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)

Ouderen met geen of een onvolledig opgebouwd AOW-pensioen, of ouderen met een volledig opgebouwd AOW-pensioen en een partner jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met een of meer meerderjarige personen met wie kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Tabel 35 AIO netto maandbedragen (maximaal), inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2023

Gehuwd / samenwonend

1.843,60

Alleenstaande (ouder)

1.357,66

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de AIO nemen de komende jaren toe. Deze budgettaire ontwikkeling houdt verband met de verwachte stijging van het aantal AIO-gerechtigden vanwege vergrijzing en doorwerking van de afschaffing van de partnertoeslag in de AOW vanaf 2015. Met ingang van 2025 wordt de AOW-leeftijd vastgesteld conform een 2/3e-koppeling aan de levensverwachting. Tussen 2024 en 2027 stijgt de AOW-leeftijd niet. In de jaren dat de AOW-leeftijd niet stijgt, bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd. Dit heeft een opwaarts effect op de instroom in de AIO.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 36 Kerncijfers AIO
 

Realisatie 20221

Raming 2023

Raming 2024

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

52

53

55

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

In de handhaving van de aan de AIO verbonden verplichtingen geeft de SVB prioriteit aan preventie. Met zichtbare handhaving en duidelijke voorlichting draagt de SVB bij aan de gepercipieerde pakkans en aan de kennis van de verplichtingen. Ook heeft de SVB de nodige aandacht voor controle- en opsporingsonderzoek en de afdoening van overtredingen. Daarbij ligt de nadruk meer op waarschuwingen om overtredingen te voorkomen en te stoppen dan op boetes. De laatste jaren verbeterde daarbij de inbaarheid van vorderingen, zichtbaar in een relatief hoog incassoratio.

Tabel 37 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

1

562

652

Kennis van de verplichtingen (%)

1

952

942

Opsporing3

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

0,5

0,5

0,6

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4

0,4

0,4

0,5

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

1,3

1,1

1,3

Sanctionering3

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,3

0,3

0,4

Aantal boetes (x 1.000)

0,2

0,2

0,2

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,2

0,2

0,2

  

Ontstaansjaar vordering

  

2020

2021

2022

Terugvordering3

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%)

38

51

21

1

Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.

2

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

3

Bron: SVB, administratie.

4

Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komt er voor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag. De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  • Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;

  • Een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon;

  • Een alleenstaande van 21 jaar of ouder, die samenwoont met een of meer meerderjarige personen die ouder zijn dan 27 jaar waarmee kosten kunnen worden gedeeld, met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het TW-normbedrag dat op de uitkeringsgerechtigde van toepassing is. Indien het dagloon lager is dan het TW-normbedrag, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.

Tabel 38 Normbedragen TW bruto per dag, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2023

Gehuwd / samenwonend

91,72

Alleenstaande van 21 jaar en ouder

64,75

Alleenstaande van 21 jaar en ouder met een of meer meerderjarige medebewoners

41,32

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven nemen in 2024 per saldo licht toe. Dit komt doordat het aantal uitkeringen in 2024 in de WW en WIA toeneemt. Daarentegen verwachten we een afname van de TW-aanvullingen op de WAO. Het aantal WAO-uitkeringen daalt elk jaar, omdat er geen nieuwe instroom meer mogelijk is in deze aflopende regeling.

Verder leidt het bevriezen van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand in 2024 en het schrappen van het versnelde afbouwpad in 2024 en 2025 tot een opwaartse bijstelling van de uitkeringslasten van de Toeslagenwet.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 39 Kerncijfers TW
 

Realisatie 20221

Raming 2023

Raming 2024

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

99

101

104

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

3.412

4.450

4.411

1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

Handhaving

Sinds 2019 worden door middel van een extern onderzoek de misbruikrisico's van regelingen die UWV uitvoert in kaart gebracht. De risico’s worden via het ontwikkelde afwegingskader gewogen en geprioriteerd. Op basis hiervan stelt UWV indien nodig aanvullende beheersmaatregelen voor, waarover gezamenlijke besluitvorming plaatsvindt tussen UWV en SZW. Voor de Toeslagenwet is het extern onderzoek naar misbruikrisico’s begin 2022 afgerond. Ook de fase van weging en prioritering van de risico’s is inmiddels gereed. Wanneer besluitvorming over eventuele aanvullende beheersmaatregelen voor de belangrijkste risico’s heeft plaatsgevonden wordt de Tweede Kamer hierover nader geïnformeerd.

De TW kerncijfers fraude en handhaving over 2022 laten een verdere daling ten opzichte van 2021 zien. UWV maakt sinds 2021 efficiënter gebruik van reeds beschikbare gegevens van uitkeringsgerechtigden, hetgeen tot minder meldingen van overtredingen leidt. De incassoratio geeft weer in hoeverre fraudevorderingen ontstaan in een bepaald jaar, ultimo 2022 zijn geïncasseerd. Dit percentage ligt hoger naarmate het ontstaansjaar van de vordering langer geleden is, omdat voor fraudevorderingen uit eerdere jaren al langer inspanningen worden verricht om deze te incasseren.

Tabel 40 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Opsporing1

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

2,1

1,5

1,1

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2

1,5

1

0,8

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

5,9

4,2

3,5

Sanctionering1

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,4

0,3

0,2

Aantal boetes (x 1.000)

0,9

0,6

0,5

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,7

0,6

0,4

  

Ontstaansjaar vordering

  

2020

2021

2022

Terugvordering1

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%)

37

27

16

1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

2

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijstand overig

Onder bijstand overig vallen de bijstand buitenland- en de repatriëringsregeling. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitkeringslasten voor de bijstand buitenland nemen de komende jaren af, omdat het aantal gerechtigden verder afneemt. Uitgaven onder de repatriëringsregeling worden dit jaar via de AIO gedaan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 41 Kerncijfers bijstand buitenland
 

Realisatie 20221

Raming 2023

Raming 2024

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,1

0,1

0,1

1

Bron: SVB, administratie.

Onderstand Caribisch Nederland

De Rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de onderstand zijn hoger in 2022 (€ 7 miljoen), 2023 (€ 7 miljoen) en 2024 (€ 4,5 miljoen) omdat de incidentele middelen voor de energietoelage op dit artikel verantwoord zijn. Daarnaast nemen uitgaven voor de Onderstand toe. Per 1 januari 2023 en per 1 oktober 2023 is de Onderstand beleidsmatig verhoogd tot het niveau van het ijkpunt sociaal minimum. Per 1 januari 2024 vindt een volgende beleidsmatige verhoging plaats.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 42 Kerncijfers Onderstand (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20221

Raming 2023

Raming 2024

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,8

0,8

0,8

1

Bron: RCN-unit SZW.

Subsidies

In totaal is in 2024 € 87,4 miljoen beschikbaar voor subsidies. Hiervan is € 10,6 miljoen beschikbaar voor het armoedebeleid specifiek voor kinderen. Daarnaast is € 8,6 miljoen beschikbaar voor overige (incidentele) subsidies, zoals subsidies voor armoede en schulden in het algemeen, verbetering van de uitwisseling van matchingsgegevens (VUM) en vakmanschap. Ook is er € 5 miljoen beschikbaar voor de stapsgewijze arbeidstoeleiding praktijkleren in het mbo. Verder is er € 2,8 miljoen beschikbaar voor subsidie aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) en € 0,4 miljoen voor NIBUD.

Het Rijk stelt een initiële bijdrage van maximaal € 40 miljoen beschikbaar voor het Tijdelijk Noodfonds Energie 2024. Dit bedrag vormt 2/3 van de totale beschikbare middelen; de energieleveranciers leggen 1/3 van het bedrag van € 60 miljoen in. Op het moment dat vanuit bijdragen van derden nog extra middelen beschikbaar komen, zal het Rijk een extra subsidie van maximaal € 20 miljoen aan het Tijdelijk Noodfonds Energie toekennen. Bij eventuele extra toekenning vanuit het Rijk zal de genoemde verhouding van 1/3 bijdrage van derden en 2/3 bijdrage vanuit het Rijk worden toegepast. In totaal wordt er een bedrag van maximaal € 60 miljoen voor het Noodfonds gereserveerd op de SZW Begroting.

Opdrachten

De € 58,3 miljoen beschikbare middelen voor opdrachten in 2024 zijn met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van armoedebestrijding en schuldhulpverlening (€ 34,2 miljoen), bevordering arbeidsparticipatie (€ 15 miljoen), bevordering ondernemerschap (€ 0,5 miljoen), opdrachten gerelateerd aan de Europese fondsen (€ 6,2 miljoen) en onderzoek (€ 1,4 miljoen). Verder is er € 1 miljoen beschikbaar voor flankerend armoedebeleid in Caribisch Nederland.

Bekostiging

Voor de bekostiging van het meerjarig kennisprogramma Vakkundig aan het Werk, dat wordt uitgevoerd door ZonMw, is in 2024 € 1,3 miljoen beschikbaar.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Voor de uitvoering van het meerjarig kennisprogramma Vakkundig aan het Werk is voor uitvoeringskosten voor ZonMw bijna € 0,2 miljoen beschikbaar in 2024.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit budget van € 1,8 miljoen is beschikbaar ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-programma 2014-2020 en 2021-2027 die uitgevoerd worden door het Ministerie van Financiën.

Bijdrage aan sociale fondsen

Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen beschikbaar gesteld aan het Wsw-programma Pensioenfonds Werk en (re)Integratie (PWRI) onder voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Jaarlijks is er € 0,4 miljoen beschikbaar voor de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en de ESF-programma's uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Studenten ontvangen via DUO een eenmalige tegemoetkoming voor de energiekosten. DUO zal de tegemoetkoming naar verwachting begin 2024 uitkeren aan studenten die aan de voorwaarden voldoen. Hiervoor is € 69 miljoen beschikbaar in 2024.

Bijdrage aan medeoverheden

Van 2024 tot en met 2027 zien gemeenten mogelijkheden om een tijdelijke regeling uit te voeren om huishoudens tegemoet te komen voor de alleenverdienersproblematiek, onder het voorbehoud van een uitvoeringstoets en een aantal belangrijke randvoorwaarden. Gemeenten zullen voor deze regeling naar verwachting gefinancierd worden via een specifieke uitkering, waarbij de kosten die gemeenten maken worden vergoed in jaar T+2.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Vanaf 2020 is de financiering van de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) overgegaan van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hiervoor is € 9.000 gereserveerd in 2024.

Ontvangsten

In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming afgesproken voor bijstandsuitgaven aan statushouders. De terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019, waarvoor in 2024 € 3,8 miljoen ontvangsten zijn geraamd. Verder worden er vanuit het Bbz en de Tozo terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen verwacht, € 13,4 miljoen voor het Bbz en € 44,6 miljoen voor de Tozo.

Licence