Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 4 Meer Welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

Beleidsartikel 4 meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede (x EUR 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

1 882 991

1 012 701

2 510 009

1 368 370

2 071 129

486 397

1 584 732

         

Uitgaven:

       
         

Programma-uitgaven totaal

1 018 179

959 751

1 028 858

943 296

1 007 683

667 175

340 508

         

4.1

Handels- en financieel systeem

24 411

18 867

16 685

16 956

216 993

22 211

194 782

         

4.2

Armoedevermindering

465 229

528 765

507 873

404 303

372 354

120 769

251 585

         

4.3

Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden

504 420

390 577

487 550

494 505

395 542

503 830

– 108 288

         

4.4

Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking

18 685

16 286

9 833

20 923

16 730

14 100

2 630

         

4.5

Nederlandse handels- en investeringsbevordering

5 434

5 256

6 917

6 609

6 064

6 265

– 201

         

Ontvangsten

39 729

89 942

39 054

44 307

11 208

20 107

– 8 899

         

4.10

Ontvangsten tijdelijke financiering NIO en restituties

39 729

89 942

39 054

44 307

11 208

20 107

– 8 899

Verplichtingen

Binnen artikel 4 is sprake van een groot aantal verplichtingenmutaties. De verhoging van EUR 1,59 miljard ten opzichte van de vastgestelde begroting valt met name toe te schrijven aan de volgende wijzigingen. Het verplichtingenbudget voor garanties multilaterale banken en fondsen is verhoogd met ca. EUR 1 miljard ten behoeve van de Nederlandse intekening op de garantieverplichting voor de kapitaalverhoging van de Aziatische ontwikkelingsbank en de Afrikaanse ontwikkelingsbank van respectievelijk EUR 766 miljoen (AsDB) en EUR 408 miljoen (AfDB). Deze garantiestellingen dienen als verplichting in de begroting te worden opgenomen, maar leiden in beginsel niet tot daadwerkelijke uitgaven. Voor een deel van de garantiestellingen was in de begroting al een reservering opgenomen. De verhoging betreft het extra benodigde bedrag. Voor een (her)financieringslening aan de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) is een verplichting aangegaan van EUR 200 mln (zie ook onder uitgaven). Ten behoeve van de ondersteuning van het agentschap Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI) is het verplichtingenbudget met EUR 125 miljoen verhoogd. Terwijl in voorafgaande jaren telkens voor één jaar een verplichting werd aangegaan, is dat dit jaar gebeurd voor de gehele meerjarige opdracht aan het CBI. Voorts is met het Initiatief Duurzame Handel in 2010 een meerjarige overeenkomst gesloten voor een bedrag van EUR 70,5 miloen. De garantiebetalingen van leningen voor de NIO zijn verlaagd met EUR 40,7 miljoen in verband met aflossingen van kapitaalmarktleningen. Tenslotte is ook het verplichtingbudget voor structurele macrosteun met EUR 80 miljoen verlaagd voornamelijk voor Tanzania. Omdat het land niet aan de daartoe gestelde voorwaarde voldeed, is het besluit over een nieuwe meerjarige overeenkomst aangehouden.

Uitgaven

4.1 Handels- en financieel systeem

De verhoging op dit subartikel betreft hoofdzakelijk de eerste tranche (EUR 200 miljoen) van twee tranches van een (her)financieringslening aan de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO). De totale financieringsbehoefte in de periode 2010–2012 is maximaal EUR 300 miljoen. De aandelen van de NIO zijn in het najaar door de Staat van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) overgenomen. De lopende NIO-leningen op de kapitaalmarkt (die samenhangen met in het verleden verstrekte OS-leningen) moeten worden afgelost. Deze leningen worden niet opnieuw van de kapitaalmarkt betrokken, maar vervangen door een niet-kader relevante begrotingslening die ten laste van de begroting van Buitenlandse Zaken wordt verstrekt. Met de overname van de aandelen van de NIO door de Staat is tevens het beheer van de NIO-leningenportefeuille door de FMO overgedragen aan Atradius. Voorts is in 2010 door de NIO EUR 6 miljoen minder aanspraak gedaan op de garantievoorziening dan er ruimte was op deze stelpost.

4.2 Armoedevermindering

De overschrijding (EUR 252 miljoen) op dit subartikel betreft een saldo. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Aan sector doorsnijdende programma’s in de diverse partnerlanden is EUR 4 miljoen minder uitgegeven dan geraamd. Dit bedrag is een saldo. Naar aanleiding van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn een aantal bilaterale activiteiten in onder meer Bolivia, Ethiopië, Sri Lanka en Vietnam onder andere begrotingsartikelen geplaatst omdat ze daar beleidsmatig beter pasten. Daarnaast was sprake van vertraging in de uitvoering van met name de Vietnam Relay Facility. Voorts is onder dit thema sprake van een versnelde uitgave van de Verdragsmiddelen in Suriname met name als gevolg van een voortvarende uitvoering van een tweetal infrastructurele programma’s.

De uitgaven aan structurele macrosteun zijn in 2010 met EUR 28 miljoen verlaagd. Ten gevolge van amendement-Ferrier is het budget voor algemene begrotingsteun aan Senegal met EUR 5 miljoen neerwaarts bijsteld. Ook het budget voor macrosteun aan Burkina Faso is met EUR 2,5 miljoen verlaagd. Doordat Tanzania niet voldeed aan de daartoe vastgestelde voorwaarden is de geplande begrotingssteun van EUR 20,4 mln niet doorgegaan. Bij schuldverlichting is ca EUR 17 miljoen doorgeschoven naar latere jaren.

De onderuitputting van het budget voor multilaterale activiteiten bedraagt in totaal EUR 7 miljoen. De bijdragen aan het Transitiefonds van de EBRD, het GIVAS VN Early Warning System en UN Habitat gingen niet door. Ook vond de MDG-conferentie en marge van de AVVN in New York geen doorgang. Voorts werd een bezuiniging van EUR 1 miljoen op dit budget ingeboekt als gevolg van het dalend ODA-budget. Het streven om versnippering van activiteiten tegen te gaan resulteerde in een verlaging van het budget van ca. EUR 2 miljoen.

Op de faciliteit non-ODA steun kiesgroeprelatie is een structurele korting toegepast van EUR 1 miljoen. Voorts hadden de uitvoerders van dit programma (Wereldbank en Agentschap NL) een lagere liquiditeitsbehoefte dan eerst voorzien.

De structurele bijdrage aan de IFAD is verhoogd met EUR 4,4 miljoen ten behoeve van de middelenaanvulling in de periode 2010–2012. Voor het Wereldbank Partnerschapsprogramma (BNPP) werd EUR 3,4 miljoen meer uitgegeven. Naast een verhoging van de bijdrage aan het kernprogramma is onder het BNPP een tweetal thematische activiteiten gestart op het gebied van handelsbevordering en natuurrampen. Tenslotte is deze mutatie met name het gevolg van het parkeerkarakter van dit artikel. Wijzigingen in het totale ODA-budget (BNP-cijfers) evenals aanpassingen in de toerekeningen (o.a. EKI en de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen) worden op dit artikel opgevangen.

4.3 Ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden

De mutaties binnen dit subartikel zorgen per saldo voor lagere uitgaven ten op zichte van de vastgestelde begroting 2010 (EUR 108 miljoen).

Naar aanleiding van de liquiditeitsprognose van de FMO voor het Infrastructure Development Fund (IDF) is de bijdrage aan dit fonds voor 2010 met EUR 7,5 miljoen verhoogd. Hogere ramingen voor lopende Schoklandactiviteiten leiden per saldo tot een verhoging van het budget voor het thema duurzame economische ontwikkeling van EUR 6,8 miljoen. Het thema plattelandsontwikkeling kent een overbesteding van EUR 6,1 miljoen. Het betreft onder meer additionele middelen die de minister voor Ontwikkelingsamenwerking heeft toegezegd voor het Production Safety Net Programma in Ethiopië. Daarnaast is sprake van een versnelde uitgave van de Verdragsmiddelen Suriname.

In 2010 dienden minder middelen overgemaakt te worden aan de uitvoerder van het ORET programma vanwege een aantal ontwikkelingen in de omvangrijke ORET-projectenportefeuille evenals de mogelijkheid om restanten van programmavoorschotten uit eerdere jaren in te zetten. Hierdoor was de liquiditeitsbehoefte van de uitvoerder minder dan geraamd. De ramingen opgenomen in de begroting 2010 stammen af van ramingen opgesteld in 2008/2009. In totaal bedroeg het verschil in de uitgaven in 2010 ten opzichte van de ramingen uit 2008/2009 EUR 76 miljoen. In diverse partnerlanden waaronder Benin, Mali, Rwanda en Zambia is sprake van vertraging in de uitvoering van lopende activiteiten op het gebied van ondernemingsklimaat of zijn de lokale omstandigheden nog niet optimaal voor de identificatie van geschikte projecten. Dit leidde in 2010 tot een onderuitputting van in totaal EUR 17,6 mln. Op het thema marktontwikkeling is EUR 6,3 miljoen minder uitgegeven dan begroot wegens een lagere liquiditeitsbehoefte van onder meer het Initiatief Duurzame Handel. Als gevolg van een kasschuif naar 2012 en 2013 is de bijdrage aan het IFC in 2010 per saldo verlaagd met EUR 8,7 miljoen. Voor financiële sectorprogramma’s en voor activiteiten op het gebied van kennis en vaardigheden zijn de uitgaven met EUR 5,3 miljoen resp. EUR 4 miljoen verlaagd als gevolg van vertragingen en een neerwaartse bijstelling van de kasramingen.

4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking

De verhoging van EUR 2,6 miljoen op dit subartikel is een saldo. Vertraging van het assistent-deskundigen programma als gevolg van de uitbesteding leidde tot lagere uitgaven (EUR 4,5 miljoen). Daarnaast kende het budget voor algemene ODA-activiteiten een onderuitputting van ca EUR 1,3 miljoen. Dit bedrag betreft een optelsom van beperkte onderbesteding door een groot aantal budgethouders (directies en posten) op kleine projecten met een budget van ca EUR 50 000 tot EUR 200 000. Tegenover deze verlagingen staat een verhoging van in totaal EUR 8,7 miljoen als gevolg van technische bijstellingen. Activiteiten op andere artikelen zijn naar dit artikel overgeheveld omdat deze hier beleidsmatig beter tot hun recht komen.

Ontvangsten

De mutatie wordt veroorzaakt door lagere ontvangsten voor rente en aflossingen op begrotingsleningen van de NIO. De overdracht in najaar 2010 van het beheer van de NIO-leningenportefeuille van de FMO naar Atradius heeft geleid tot uitgestelde betalingen. Deze zullen in begrotingsjaar 2011 worden gedaan.

Slotwet

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

1 807 335

Mutaties Slotwet 2010

263 794

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

2 071 129

Verplichtingen

Geen toelichting.

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

979 334

Mutaties Slotwet 2010

28 349

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

1 007 683

Uitgaven

Geen toelichting.

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
 

Ontvangsten x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

20 333

Mutaties Slotwet 2010

– 9 125

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

11 208

Ontvangsten

De mutatie wordt veroorzaakt door lagere ontvangsten voor rente en aflossingen op begrotingsleningen van de NIO. De overdracht in najaar 2010 van het beheer van de NIO-leningenportefeuille van de FMO naar Atradius heeft geleid tot uitgestelde betalingen. Deze zullen in begrotingsjaar 2011 worden gedaan.

Beleidsartikel 4

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2010

Operationele doelstelling

Titel van de evaluatie

Jaar van afronding

 

Beleidsdoorlichtingen

 

 

Effectenonderzoek ex post

 

4.1/4.3

1. Doelbereiking Nederlandse ondersteuning van importbevordering vanuit OS landen (CBI)

2011

4.2

2. Beleid Latijns-Amerika – Landenstudie Nicaragua

2010

4.2

3. Deelonderzoeken relatie begrotingssteun en armoede, waaronder Zambia (multi-donor)

2011

4.2

4. Effecten schuldverlichting (Nigeria, DRC) (multi-donor)

2011

4.3

5. FMO evaluaties: A-financieringen, MASSIF

2010

4.3

6. Programma Steun Opkomende Markten (PSOM) 2007–2013

2010

4.3

7. Strategic Alliance for the Development of Agriculture in Africa

2010

4.4

8. Capaciteitsversterking op basis van case studies (PSO, SNV, Commissie MER, Agriterra, gezondheidssector Ghana, NIMD)

2011

 

Overig evaluatieonderzoek

 

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken:

http://www.minbuza.nl/nl/Producten_en_Diensten/Evaluatie

Specifieke toelichting:

Ad 1 Evaluaties naar de effectiviteit van de programma’s van het CBI maakten deel uit van de inventariserende studie naar het effect van PSO activiteiten ter voorbereiding op de beleidsdoorlichting. In 2011 zal een evaluatie van CBI als instelling worden uitgevoerd.

Ad 2. Het rapport van de landenstudie Nicaragua en de beleidsreactie zijn op 16 december 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 32 500 V, 124).

Ad 3. Deelonderzoeken (samen met andere donoren) over Zambia en Tanzania zullen dienen als input voor de beleidsdoorlichting naar de relatie tussen begrotingssteun en armoede in 2011 en vormen onderdeel daarvan.

Ad 4. Zoals voorzien in de bijgestelde planning in begroting 2011 zullen deze evaluaties medio 2011 afgerond worden.

Ad 8. Alle deelstudies werden afgerond in 2010 maar het syntheserapport zal begin 2011 worden gepubliceerd.

Licence