Base description which applies to whole site

4.5 Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

Om ervoor te zorgen dat reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar kunnen reizen van A naar B ontwikkelt, beheert en stuurt IenW de benutting van de hoofdspoorweginfrastructuur aan en stelt zij decentrale overheden in staat het Openbaar Vervoer buiten de hoofdspoorweginfra-structuur hiertoe te ontwikkelen, te beheren en te benutten. Daarbij zorgt IenW tegelijkertijd dat verladers van goederen over het spoor de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie beschouwen.

IenW zet in op een hoofdspoorweginfrastructuur en Openbaar Vervoer dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, aan het behalen van de milieunormen en de sociale functie van het Openbaar Vervoer. Om deze doelen, die ook beschreven staan in de Lange Termijn Spooragenda deel 2 (Kamerstukken II 2013/14, 29984, nr. 474), te behalen werkt IenW samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid). Voor het Openbaar Vervoer en Spoor betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Een concessie voor het vervoer over het hoofdrailnet (NS) waarin het aanbod van het reizigersvervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud en vervanging van railinfra-structuur, verkeersleiding, capaciteitsmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door ProRail onder aansturing van IenW (via de beheerconcessie). Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 13).

  • De besluitvorming over en uitvoering van investeringen in de hoofdspoorweginfrastructuur (incl. stations) in relatie tot gebiedsont-wikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De middelen worden beschikbaar gesteld via het Infrastructuurfonds.

  • Een bijdrage aan de financiering (via het Provinciefonds of de BDU) van het gedecentraliseerde Openbaar Vervoer.

  • Een concessie voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel).

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten Decentraal Spoor.

  • Het vormgeven (in saneringsplannen) en uitvoeren van de aanpak van hoge geluidsbelastingen langs het hoofdrailnet door middel van het Meerjarenprogramma geluidsanering (MJPG).

  • Om onder meer de veiligheid verder te verhogen wordt het European Railway Traffic Management System (ERTMS) ingevoerd.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het beleid inzake openbaar vervoer (per trein, bus, tram, metro, taxi en waddenveren), waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. IenW zorgt voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan via wet- en regelgeving, aansturing van ProRail en NS in het beheer van de hoofd-spoorweginfrastructuur en stations en afspraken met decentrale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Uitvoering vindt plaats door middel van samenwerking in de gehele ov-keten en de gehele goederenketen. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samen-werking.

Deze regierol wordt ingevuld door:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, doorstro-ming en duurzaamheid.

  • Regelgeving en afspraken over concessie overstijgende onderwerpen waar het voor de reiziger van belang is dat zaken uniform geregeld worden, ongeacht de vervoerder of concessie (zoals sociale veiligheid, toegankelijkheid, ov-chipkaart, taxivervoer en ov-data).

  • Regelgeving en afspraken over de benutting van de ov-infrastructuur en de ordening van de ov-markt. Hierbij worden de aanbevelingen van de parlementaire enquête Fyra betrokken.

  • Het stimuleren van de samenwerking in de gehele ov-keten en de spoorgoederenvervoerketen, door het organiseren van platforms en tafels.

  • De inzet van de Beleidsimpuls railveiligheid (Kamerstukken II 2015/16, 29893, nr. 204), waarin de prioriteiten in de veiligheidsaanpak voor de komende jaren zijn benoemd, zoals het Landelijke Verbeterpro-gramma Overwegen, het programma niet-actief beveiligde overwegen (nabo), het STS-verbeterprogramma (reductie stop tonend sein passages), suïcidepreventie en externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Hieronder staan de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Openbaar Vervoer en Spoor.

In productartikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Tabel 23 Kengetal: Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer (tot en met 2017)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Algemeen Oordeel

7,4

7,4

7,5

7,5

7,6

7,8

Informatie en Veiligheid

7,6

7,6

7,6

7,7

7,8

7,9

Rijcomfort

7,4

7,5

7,5

7,6

7,6

7,6

Tijd en doorstroming

6,8

6,8

6,9

7,0

7,0

7,2

Prijs

6,2

6,3

6,4

6,6

6,6

6,7

Bron: CROW/KpVV - Klantenbarometer 2017 (Resultatenonderzoek OV-Klantenbarometer 2017 - CROW)

Tabel 24 Kengetal: Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer (2018 en verder)
 

2018

  

2019

  

2020

  
 

Regionaal

Hoofdrailnet

Nederland

Regionaal

Hoofdrailnet

Nederland

Regionaal

Hoofdrailnet

Nederland

Totaaloordeel

7,7

7,6

7,7

7,9

7,8

7,8

Cluster 1 Veiligheid1

8,1

8,1

8,1

8,2

8,2

8,2

Cluster 2 Snelheid2

7,4

7,4

7,4

7,6

7,7

7,6

Cluster 3 Gemak3

7,3

7,5

7,4

7,5

7,6

7,6

Cluster 4 Comfort4

7,9

7,8

7,9

8,0

8,0

8,0

Cluster 5 Beleving5

7,2

7,1

7,2

7,4

7,3

7,4

Bron: CROW/KpVV - Klantenbarometer 2019 (Bibliotheek Verkeer en Vervoer - CROW)

1

Veiligheid: veiligheid rit, algemeen, halte/station.

2

Snelheid: frequentie, overstaptijd, reissnelheid, punctualiteit.

3

Gemak: gebruiksgemak ov-kaart, vervoersbewijs kopen, info halte, informatie rit, info vertragingen.

4

Comfort: klimaat, instappen, zitplaats, overlast, rijstijl.

5

Beleving: inrichting, netheid, klantvriendelijkheid, geluid.

Toelichting

De OV-Klantenbarometer is het klanttevredenheidsonderzoek voor het openbaar vervoer. De OV-Klantenbarometer 2018 is geheel vernieuwd ten opzichte van de vorige edities. De onderwerpen zijn opnieuw geclusterd en de hoofrailnetconcessie is aan het onderzoek toegevoegd, conform Motie Dik-Faber. Bovendien hebben in 2018 vier metingen plaatsgevonden. In de vorige edities was dit één meting in het najaar. In 2018 is daarom een nieuwe reeks gestart, waarbij ook de sociale veiligheid van reizigers wordt meegenomen. Door deze nieuwe meetmethode is het niet mogelijk de cijfers over 2018 te vergelijken met de cijfers over de jaren daarvoor. Volledigheidshalve zijn bij deze verantwoording zowel de reeks 2015–2017 volgens de oude meetmethode als de gegevens vanaf 2018 volgens de nieuwe methode gepresenteerd.

De reizigers in het Nederlandse openbaar vervoer waarderen hun rit en vaart in 2019 met een 7,8. Dat blijkt uit de jaarlijkse OV-Klantenbarometer van CROW-KpVV. In 2018 was het gemiddelde rapportcijfer nog een 7,7. Deze hogere klantwaardering doet zich voor in de meeste onderzoeksgebieden en bij de meeste gemeten onderwerpen. Gemiddeld is het rapportcijfer voor de treinreizen op het hoofdrailnet gestegen van 7,6 naar 7,8 en ook in 2019 is de waardering voor het regionaal openbaar vervoer gestegen, van 7,7 naar 7,9.

In verband met de coronacrisis is het enquêteren voor de OV-Klantenbarometer 2020 op 12 maart 2020 stilgelegd. Dit in verband met de veiligheid van reizigers en enquêteurs en de oproep van de overheid om het openbaar vervoer alleen voor noodzakelijke reizen te gebruiken. Daarmee zijn er voor 2020 geen statistisch representatieve cijfers beschikbaar op het niveau van de afzonderlijke onderzoeksgebieden. Wel zijn de verzamelde resultaten tot 12 maart 2020 (minder dan 20 procent van het aantal benodigde enquêtes) vervat in een rapportage op de website van CROW. De resultaten van een alternatief onderzoek dat CROW in de tweede helft van 2020 met een panel heeft gehouden wordt eind maart 2021 eveneens gepubliceerd op www.crow.nl.

Tabel 25 Kengetal: Sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer

      

- Reizigers1

8

8

8,1

zie ad 22

zie ad 2

zie ad 2

- Personeel3

n.b.

6,8

n.b.

7

n.b.

n.n.b.

Onveiligheidsincidenten in en rond het OV in %

      

- Reizigers4

14

14

16

zie ad 2

zie ad 2

zie ad 2

- Personeel5

n.b.

62

n.b.

49

n.b.

n.n.b

Bron: CROW-KpVV - Personeelsmonitor stads- en streekvervoer 2018 (Sociale veiligheid van het personeel in het openbaar vervoer - CROW) en CROW-KpVV - OV-Klantenbarometer 2019 (Bibliotheek Verkeer en Vervoer - CROW)

1

Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van de reizigers tijdens de rit.

2

Deze cijfers worden vanaf heden meegenomen in de nieuwe klantenbarometer.

3

Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van het personeel zowel in als rond het openbaar vervoer. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

4

Dit betreft het percentage reizigers dat slachtoffer is geworden van een incident.

5

Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Toelichting

In de vragenlijst van de OV-Klantenbarometer is aandacht voor veiligheidsgevoelens en slachtofferschap van incidenten in het openbaar vervoer. Er wordt onderscheid gemaakt tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Objectieve veiligheid gaat om de Daadwerkelijke ervaring met incidenten. Subjectieve veiligheid beschrijft het (on)veiligheidsgevoel van reizigers. Sinds 1993 wordt ook de sociale veiligheid van het rijdend en toezichthoudend personeel in het openbaar vervoer door middel van enquêtes in kaart gebracht. Deze Personeelsmonitor levert landelijke cijfers over de objectieve veiligheid en de subjectieve veiligheid. Het onderzoek vindt elke twee jaar plaats bij alle openbaarvervoerbedrijven.

Het personeel beoordeelt de sociale veiligheid in en rond het openbaar vervoer in 2018 met een rapportcijfer van gemiddeld een 7,0. Het percentage medewerkers dat slachtoffer was van strafbare en niet strafbare incidenten was in 2018 49%.

De gegevens over 2020 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal, anders gepresenteerd, worden aangeboden bij de begroting 2022.

Tabel 26 Kengetal: Sociale veiligheid NS
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Klantoordeel sociale veiligheid

80,1%

87,1%

88,0%

90,0%

90,0%

Bron: NS Jaarverslag 2019 (NS - NS 2019)

Toelichting

Het veiligheidsgevoel van reizigers op stations en in de trein is in 2019 stabiel gebleven: 90% van de reizigers geeft een 7 of hoger. Er zijn verschillende maatregelen genomen om de sociale veiligheid te bestendigen en waar mogelijk te verbeteren. Zo zijn bijvoorbeeld camera’s, Veiligheid & Service-personeel en particuliere beveiligers ingezet op stations waar reizigers zich onveilig voelen en waar sprake was van criminaliteit of overlast.

Zoals op 16 oktober 2020 aan de Tweede Kamer gemeld is NS vanaf maart gestopt met het ophalen van gegevens in treinen door middel van enquêteurs in verband met het Coronavirus. Als gevolg daarvan bevat de verantwoording van NS over 2020 geen cijfers voor onder andere de prestatie-indicatoren Algemeen klantoordeel en Klantoordeel sociale veiligheid in de trein en op het station (Kamerstukken II, 2020/21, 29984, Nr. 904).

Tabel 27 Indicator: Reizigerspunctualiteit en Algemeen klantoordeel
         

Bodemwaarde

Streefwaarde

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2015-2019

20191

Reizigerspunctualiteit 5 minuten Hoofdrailnet2

90,0%

90,5%

91,0%

90,6%

91,6%

92,6%

92,6%

93,5%

88,9%

91,1%

Algemeen klantoordeel3

75%

75%

74%

77%

80%

86%

89%

74%

80%

Bron: NS Jaarverslag 2020 (NS - NS 2020)

1

Met ingang van de huidige vervoerconcessie is de systematiek van jaarlijks veranderende grenswaarden gewijzigd in een systematiek van bodem- en streefwaarden. De bodemwaarde is de waarde waaronder NS niet mag presteren op straffe van een boete. De streefwaarde voor 2019 werkt met een bonus/malus-regime, waardoor er zowel een positieve als een negatieve prikkel is om de gewenste verbetering van de prestaties te realiseren. Voor elke prestatie-indicator geeft NS in het vervoerplan een zogeheten progressiewaarde voor het betreffende jaar waar de ambitie in zit. Progressiewaarden en realisaties moeten tezamen over het geheel gezien progressie tonen richting de streefwaarden voor 2019. In de midterm review die in 2020 is uitgevoerd, is gekeken naar een nieuwe bodem-, progressie en streefwaarde voor de periode 2021-2024.

2

De indicator Reizigerspunctualiteit laat het percentage reizigers zien voor wie de treinreis qua reistijd is geslaagd. Dat wil zeggen dat de trein daadwerkelijk gereden heeft, bij aankomst minder dan 5 minuten vertraging had en de voor de overstappers geplande aansluiting is gehaald.

3

Het Algemeen klantoordeel geeft het percentage reizigers dat het reizen per trein op het hoofdrailnet met een zeven of hoger waardeert.

NS geeft in haar jaarverslag 2020 aan dat de prestatie-indicatoren dit jaar een beperkte waarde hebben als weerspiegeling van de inzet en prestaties. Vanaf het moment dat NS een basisdienstregeling is gaan rijden, laat de reizigerspunctualiteit relatief hoge scores zien. NS geeft aan dat eventuele vertragingen makkelijker konden worden ingelopen en er minder sprake was van vervolgvertraging. Ook spitsvorming en de bijbehorende prestatiedips namen af. Na de opschaling van de treindienst in de tweede helft van 2020 bleven de punctualiteitscijfers hoog, al werden ze op sommige momenten gedrukt door bijvoorbeeld de hittegolf in augustus, enkele grote incidenten en stormdagen.

Zoals 16 oktober 2020 aan de Tweede Kamer gemeld is NS vanaf maart gestopt met is het ophalen van gegevens in treinen door middel van enquêteurs in verband met het Coronavirus. Als gevolg daarvan bevat de verantwoording van NS over 2020 geen cijfers voor onder andere de prestatie-indicatoren Algemeen klantoordeel en Klantoordeel sociale veiligheid in de trein en op het station (Kamerstukken II, 2020/21, 29984, Nr. 904).

Tabel 28 Indicator: Spoorveiligheid (naar risicodrager)

Nr.

Risicodrager1

Omschrijving indicator

2015

2016

2017

2018

2019

2020

NRV2

1

Veiligheidsrisico treinreizigers

SGEL onder reizigers/jaar/mld. reizigerskm’s3

0,011

0

0

0,01

0

n.n.b.

0,089

2

(Mogelijke) ongevallen met treinen

        

2.1

 

Aantal significante ongevallen/ mln. treinkm’s

0,20

0,18

0,16

0,18

0,15

n.n.b.

 

2.2

 

Aantal significante treinbotsingen/mln. treinkm’s

0,01

0,01

0,00

0,01

0,01

n.n.b.

 

2.3

 

Aantal significante ontsporingen/ mln. treinkm’s

0,01

0,00

0,01

0

0

n.n.b.

 

2.4

 

Aantal STS passages4

112

100

105

137

142

n.n.b.

 

3

Veiligheidsrisico spoorpersoneel

SGEL onder spoorpersoneel/jaar/mld. treinkm’s

1,28

13,96

1,26

0,61

0

n.n.b.

5,97

4

Veiligheidsrisico overweggebruikers

SGEL onder overweggebruikers/jaar/mld. treinkm’s

84,70

19,68

38,38

81,70

56,55

n.n.b.

127,00

5

Suïcides

Aantal spoorsuïcides

223

221

215

194

194

n.n.b.

 

Bron: Veiligheid van de spoorwegen, Jaarverslag spoorwegveiligheid 2019 (Kamerstukken II 2020/21, 29893 nr. 249)

1

Risicodragers = actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen.

2

NRV = National Reference Value, de in Europees kader vastgestelde referentiewaarde per lidstaat voor de betreffende indicator.

3

SGEL = Slachtoffers en Gewogen Ernstige Letsels. Dit is een kwantificering van de gevolgen van ernstige ongevallen met doden en ernstige letsels, waarbij 1 ernstig letsel statistisch gelijk is aan 0,1 overledenen.

4

STS = Stoptonend sein

Toelichting

Hierboven staan de indicatoren voor spoorveiligheid zoals worden gehanteerd op basis van de Beleidsimpuls Railveiligheid. Over de indicatoren wordt jaarlijks gerapporteerd op basis van het Jaarverslag Spoorveiligheid, opgesteld door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in functie als National Railway Safety Authority. Hierin worden de indicatoren in samenhang met de achterliggende veiligheidsrisico’s nader toegelicht.

In bovenstaande tabel is voor de belangrijkste acht spoorveiligheidsindicatoren aangegeven wat de stand van zaken eind 2019 was op basis van de indicatoren.

Nederland behoort voor wat betreft spoorveiligheid tot de Europese top. Het aantal slachtoffers op het spoor is de afgelopen jaren geleidelijk afgenomen. Het aantal significante ongevallen en slachtoffers is in 2019 minder dan in 2018. In 2019 vielen er 11 dodelijke slachtoffers en waren 6 zwaargewonden te betreuren. Net zoals de voorgaande jaren kunnen de meeste slachtoffers worden toegeschreven aan ongevallen op overwegen. In 2019 heeft ten opzichte van 2018 een lichte stijging van het aantal STS passages plaatsgevonden. Deze stijging hangt samen met een verandering in werkprocedures op rangeerterreinen in 2018. In 2019 zijn er geen werknemers ernstig gewond geraakt door een bewegend spoorvoertuig. Er zijn 2 aanrijdingen met baanwerkers geweest, maar dit veroorzaakt geen letsel. In 2019 vonden er 194 suïcides op het spoor plaats. Dit aantal is gelijk aan het aantal van 2018 en ten opzichte van 2017 met circa 10% afgenomen. Hiermee is de ingezette afname sinds 2015 op het spoor constant. Dit past bij het landelijk beeld waar in 2018 een afname van 5% geregistreerd is.

De gegevens over 2020 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Een deel van deze informatie zal, anders gepresenteerd, worden aangeboden bij het jaarverslag 2021.

Tabel 29 Kengetal: Aantal treinbewegingen goederentreinen per week
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Betuweroute (Meteren-Valburg)1

410

480

440

390

480

410

430

430

Zevenaar grens

490

540

470

400

470

400

410

400

waarvan Betuweroute

410

480

440

380

460

390

400

390

Oldenzaal grens

70

60

100

130

110

120

120

130

Venlo grens

240

190

270

310

240

320

340

310

Maastricht grens

30

30

30

40

50

50

40

30

Roosendaal grens

110

110

130

140

150

160

170

180

Bron: ProRail Operatie, VL/PAB en ProRail Vervoer en Dienstregeling PV/POV

1

De gerealiseerde cijfers in 2017, 2018 en 2019 zijn gecorrigeerd t.o.v. het gepubliceerde cijfer in het jaarverslag 2019 om overeen te komen met de ProRail-rapportage Ontwikkeling spoorgoederenverkeer in Nederland 2020.

Toelichting

In deze tabel staan de aantal goederentreinen per week (52 weken/jaar) per grensovergang in beide richtingen (som van beide richtingen; afgerond op tientallen).

Het spoorgoederenverkeer van, naar, binnen en door Nederland nam in 2020 af met ongeveer vijf procent, in vergelijking met 2019. De belangrijkste verklaring hiervoor is de coronacrisis. Het jaar 2020 is dan ook een jaar met twee gezichten: een sterke terugval door corona in het tweede kwartaal, na een ‘goed’ eerste kwartaal. In het laatste kwartaal is een sterk herstel zichtbaar. Oktober was zelfs de drukste maand ooit gemeten in het aantal treinen op de Nederlands-Duitse grens.

Ondanks de coronacrisis reden er in heel 2020 meer containertreinen dan in 2019. Enkel in de maanden mei en april reden er minder containershuttles van en naar Nederland. Tijdens de lockdown in verschillende landen was er ook genoeg ruimte voor goederentreinen op het spoor. Dat was een gevolg van de afname van het aantal reizigerstreinen.

De uitbraak van de Coronapandemie dit jaar heeft impact gehad op een aantal onderdelen van het beleid en de begroting van dit beleidsartikel. Desondanks waren het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten grotendeels conform de verwachting en zoals vermeld in de begroting 2020.

De Coronacrisis heeft grote impact gehad op het openbaar vervoer en spoor, waar het verzoek van het kabinet aan de sector was om een volwaardige dienstregeling aan te bieden, terwijl de reizigersaantallen en dus de inkomsten nog beperkt zijn. Daarom heeft het kabinet besloten tot een beschikbaarheidsvergoeding (BVOV) in 2020 van ongeveer €1,5 miljard voor al het openbaar vervoer onder een concessie (gebiedsconcessies, lijnconcessies en lijnovereenkomsten) in Nederland. Bij de ontwerpbegroting 2021 is de Kamer tevens geïnformeerd over de BVOV 2021.

In februari 2020 is het wetsvoorstel Publiekrechtelijke omvorming ProRail bij de Tweede Kamer ingediend en is de lagere regelgeving in consultatie gebracht. Daarnaast zijn er door ProRail en IenW gezamenlijk voorbereidingen getroffen voor een zorgvuldige implementatie. Het wetsvoorstel is ondertussen aangemeld voor plenaire behandeling. 44

De Staatssecretaris heeft haar voornemen voor de hoofdlijnen van het integrale besluit over de marktordening op het spoor aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2019/20, 29984 nr. 899). Het voornemen is om de volgende vervoerconcessie voor het hoofdrailnet onderhands te gunnen, inclusief de binnenlandse vervoerdiensten over de HSL-Zuid. Dit wordt nu nader uitgewerkt.

Daarnaast is in maart Station Driebergen Zeist opgeleverd en heeft ProRail doorgewerkt aan toegankelijke stations via het Programma Toegankelijkheid Stations en zijn wederom veel nieuwe fietsparkeerplaatsen in stallingen opgeleverd (Kamerstukken II 2020/21, 35570 A, nr. 45). Ook komt de uitvoering van het Programma ERTMS over de volle breedte op gang en is de aanbesteding voor het ERTMS-systeem voor de infrastructuur gestart (Kamerstukken II 2020/21, 33652, nr. 77). Verder is in 2020 verder gewerkt aan de ambities uit het maatregelenpakket spoorgoederenvervoer, waarvoor onder meer een verhoging (€ 6 miljoen) van de gedeeltelijke compensatie op gebruiksvergoeding is doorgevoerd (Kamerstukken II 2020/21, 29984, nr. 918).

Ten aanzien van spoor veiligheid heeft de staatssecretaris in haar brief van 26 november 2020 aangegeven om aanvullend op de investeringsimpuls (€ 25 miljoen) voor de overwegenaanpak afgelopen voorjaar de komende drie jaar jaarlijks circa € 37,5 miljoen extra te investeren in het NABO-programma. Dit om de aanpak van alle 180 NABO’s voor 2024 te kunnen realiseren (Kamerstukken II 2020/21, 29893, nr. 249).

Tabel 30 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde Begroting

Verschil

 
 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

 

Verplichtingen

28.104

‒ 7.372

4.801

30.714

1.250.288

23.353

1.226.935

1

Uitgaven

18.896

18.804

15.728

31.659

1.000.175

28.508

971.667

 

16.01 OV en Spoor

18.896

18.804

15.728

31.659

33.413

28.508

4.905

 

16.01.01 Opdrachten

985

4.462

4.397

5.953

4.524

6.399

‒ 1.875

2

- OV & Stations

56

1.374

1.213

1.781

1.535

2.656

‒ 1.121

 

- Overige Opdrachten

929

3.088

3.184

4.172

2.989

3.743

‒ 754

 

16.01.02 Subsidies

15.544

11.053

7.975

21.951

17.922

18.719

‒ 797

 

- Maatregelen Spoorgoederenvervoer

0

0

0

14.521

14.329

14.600

‒ 271

 

- NS IC Dordrecht-Brabant

0

1.380

2.000

760

1.440

0

1.440

 

- GSM-R

2.014

3.572

0

0

0

0

0

 

- Bodemsanering NS percelen

9.077

0

0

0

0

0

0

 

- Overige Subsidies

4.453

6.101

5.975

6.670

2.153

4.119

‒ 1.966

 

16.01.03 Bijdragen aan agentschappen

44

912

936

964

921

940

‒ 19

 

- Waarvan bijdrage aan KNMI

44

44

45

45

46

45

1

 

- Waarvan bijdrage aan RWS

0

868

891

919

832

895

‒ 63

 

- Waarvan bijdrage RVO OVS ERTMS

0

0

0

0

43

0

43

 

16.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

2.252

2.297

2.349

2.719

9.973

2.350

7.623

3

- CLU Betuweroute en HSL

2.252

2.297

2.349

2.719

2.485

2.350

135

 

- Bijdrage medeoverheden OVS

0

0

0

0

7.488

0

7.488

 

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

71

80

71

72

73

100

‒ 27

 

16.02 Maatregelenpakket OVS

0

0

0

0

966.762

0

966.762

 

16.02.02 Beschikbaarheidsvergoeding OV-sector

0

0

0

0

966.762

0

966.762

4

- Subsidies

0

0

0

0

966.762

0

966.762

 

Ontvangsten

3

3.497

375

249

597

0

597

 

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De oorzaak van de hogere verplichtingenrealisatie ligt voornamelijk bij de verstrekking van de Beschikbaarheidsvergoeding voor het Openbaar Vervoer in 2020 (€ 1,2 miljard) en bij de meerjarige verstrekking van de specifieke uitkeringen aan de provincies Groningen en Friesland (€ 19 miljoen).

  • 2. De oorzaak van de lagere realisatie op het financiële instrument opdrachten 16.01.01 wordt voornamelijk veroorzaakt door de jaarlijkse overboeking naar EZK voor de uitvoering van de toezichtstaken van de ACM op het gebied van de spoorwegwet (€ 1,5 miljoen) en op het gebied van de wet personenvervoer (€ 0,2 miljoen). Het restant is het saldo van meerdere kleinere interne overboekingen (€ 0,2 miljoen).

  • 3. De oorzaak van de hogere realisatie op het financiële instrument bijdragen aan medeoverheden 16.01.04 wordt veroorzaakt door de verstrekking van de specifieke uitkeringen aan de provincies Groningen en Friesland voor respectievelijk het Regionaal Economisch Programma (€ 5,1 miljoen) en de Rijksbijdrage Wunderline (€ 1,7 miljoen), en de 4e trein Sneek-Leeuwarden (€ 0,7 miljoen). Daarnaast is de CLU bijdrage geindexeerd (€ 0,1 miljoen).

  • 4. De oorzaak van de realisatie op het financiële instrument maatregelenpakket OVS 16.02.02 is volledig toe te wijden aan de Beschikbaarheidsvergoeding voor het Openbaar Vervoer (€ 966,8 miljoen). Bij de eerste suppletoire begroting is er € 1,5 miljard beschikbaar gesteld, waarvan uiteindelijk € 966,8 miljoen tot betaling is gekomen.

16.01 OV en Spoor

16.01.01 Opdrachten

Dit betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de implementatie van de OV-chipkaart, monitoring sociale veiligheid, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV), de beheer- en vervoerconcessie, de uitbesteding van SWUNG1-taken, het onderzoek naar verbetermogelijkheden voor het rekenmodel trillingen spoorwegen, het onderzoek naar verplaatsingen in Nederland (OVIN) en aanpassingen in de spoorwegwetgeving. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven voor onderzoek naar de marktordening van het openbaar vervoer. Daarnaast maakt de jaarlijkse vergoeding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderdeel uit van deze middelen, wat een vergoeding is voor haar werk op het gebied van spoor zoals de Vervoerkamer. De Vervoerkamer reguleert de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.

16.01.02 Subsidies

De tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten heeft tot doel de marktpositie van het spoorgoederenvervoer ten opzichte van het meer vervuilende goederenvervoer over de weg te behouden gedurende de periode dat de Betuweroute door de aanleg van een derde spoor in Duitsland tussen Emmerich en Oberhausen verminderd beschikbaar is en spoorwegondernemingen daardoor geconfronteerd worden met extra kosten door omleiding. Voor de jaren 2016 tot en met 2020 bedraagt het subsidieplafond € 13 miljoen inclusief de uitvoeringskosten. De uitgaven op de subsidieregeling in 2020 waren € 0,8 mln.

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is een bedrag van € 14,1 miljoen gerealiseerd op de tijdelijke subsidieregeling stimulering spoorgoederenvervoer. Doel van deze tijdelijke subsidieregeling is het verbeteren van de positie van goederenvervoerders door het transport van goederen over het spoor goedkoper te maken door de spoorgoederenvervoerders een gedeeltelijke compensatie van de gebruiksvergoeding te verlenen. Deze subsidies worden verstrekt aan de goederenvervoerders.

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is een bedrag van € 1,4 miljoen aan subsidieverplichtingen voor het jaar 2020 opgenomen. Dit bedrag heeft betrekking op de verlening van een subsidie aan de NS voor het exploitatietekort op de intercity verbinding Dordrecht-Eindhoven.

16.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Rijkswaterstaat (RWS) heeft in 2020 in opdracht van IenW werkzaamheden in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA) uitgevoerd. Door middel van de agentschapsbijdrage is hiervoor capaciteit bij RWS gereserveerd.

16.01.04 Bijdrage medeoverheden

Dit betreft een jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningstester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.

Daarnaast werd er in 2020 een specifieke uitkering verstrekt aan de provincie Groningen omtrent Het Economisch Programma en de Rijksbijdrage Wunderline en aan provincie Friesland omtrent de 4e trein Sneek-Leeuwarden.

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Dit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.

16.01.10 Leningen

Onderdeel van het maatregelenpakket OVS ten tijde van de COVID-19 pandemie zijn de leningen die verstrekt zijn aan de rederijen ‘Terschellinger Stoomboot Maatschappij (TSM)’ en ‘Wagenborg Passagiersdiensten (WPD)’. Respectievelijk zijn er leningen van € 3 miljoen en € 1 miljoen verstrekt. Voor beide leningen geldt dat deze terugbetaald zijn in 2020.

16.02 Maatregelenpakket OVS

16.02.02 Beschikbaarheidsvergoeding OV-sector

Dit betreffen de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de verstrekking van de Beschikbaarheidsvergoeding voor het Openbaar Vervoer.

Tabel 31 Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
  

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

1.813.852

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen

234.471

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen

2.048.323

Waarvan

  

13.02

Beheer onderhoud en vervanging

1.506.274

13.03

Aanleg

377.159

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

154.900

13.07

Rente en aflossing

9.990

13.08

Investeringsruimte

0

Tabel 32 Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
  

2020

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds

87.247

 

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

0

 

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

87.247

Waarvan

  

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

61.843

14.02

Regionale Mob. Fondsen

0

14.03

RSP-ZZL: Pakket Bereikbaarheid

25.404

Tabel 33 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 PHS van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
  

2020

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer van het Infrastructuurfonds

275.121

 

Andere ontvangsten van artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

31.609

 

Totale uitgaven op artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

306.730

Waarvan

  

17.02

Betuweroute

0

17.03

Hogesnelheidstrein-Zuid

262

17.07

ERTMS

84.210

17.10

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

222.258

Tabel 34 Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
  

2020

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikelonderdeel20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

 

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

 

Totale uitgaven op artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

Waarvan

  

20.05.02

Investeringsruimte Spoorwegen

0

44

.

Licence