Base description which applies to whole site

4.10 Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

Het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving, die door de inwoners van Nederland ook als zodanig wordt ervaren.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor een gezonde en veilige leefomgeving. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Het daarvoor gewenste beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en nationaal geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocidenverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese en soms mondiale processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven, de emissies van zeer zorgwekkende stoffen en het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Met dat laatste wordt een balans gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid.

  • Waar nieuwe technologische ontwikkelingen aanleiding zijn om na te gaan of beleid en regelgeving daarmee nog in de pas lopen, kan het overwegen van nieuw of aanvullend beleid en regulering aan de orde zijn.

  • Het reduceren van de regeldruk wordt onder meer nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in BRZO–taken (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) hebben. De minister heeft hierin een regisserende rol als voorzitter van het bestuurlijk omgevingsberaad (BOB) en is stelselverantwoordelijk voor het VTH stelsel milieu (Stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving).

  • Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland in principe geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn transport gevaarlijke stoffen.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu bij activiteiten met GGO’s.

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor een gezonde en veilige leefomgeving vormen om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Overheden zijn verantwoordelijk voor bijvoorbeeld ruimtelijke ordening of vergunningverlening dat invloed kan hebben op een gezonde en veilige leefomgeving. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en biotechnologie, het ‘vergroenen’ van het beschikbare pakket aan biociden en het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s. Door integraal plaagdiermanagement (IPM) toe te passen, wordt gestreefd naar vermindering van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Daarnaast is er ook het landelijk asbestvolgsysteem die alle ketenpartijen van de nodige informatie voorziet. Het Landelijk asbestvolgsysteem (LAVS) is bedoeld om via inzicht in de asbestsaneringsketen de naleving van de asbestregelgeving te verbeteren en daarmee te voorkomen dat nadelige gevolgen optreden voor de gezondheid van de mens en het milieu.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

  • Een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de Safety Deals (subsidieregeling versterking Omgevingsbeleid).

Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet meten.

REACH

In het kader van de Europese stoffenregelgevingen (REACH en CLP) worden de gevaren en risico’s van stoffen beoordeeld. In geval van zorg worden maatregelen genomen om de veiligheid voor mens en milieu te waarborgen (geharmoniseerde classificatie en labelling, autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan de effectieve uitvoering van deze Europese verordeningen. De daadwerkelijke invulling van Nederlandse dossiers wordt afgestemd met de opdrachtgevende ministeries (ook VWS en SZW). Onderstaande tabel geeft de realisatie weer van deze producten in 2021 ten opzichte van de raming zoals vastgelegd in het werkprogramma. Het overzicht bevat zowel door Nederland ingediende dossiers als de door Nederland ontplooide activiteiten op door andere lidstaten en het Europees Chemicaliën Agentschap (ECHA) ingediende dossiers.

Tabel 58 Resultaten REACH
  

Geraamd 2021

Gerealiseerd 2021

  

NL inbreng

Hele EU1

NL inbreng

Hele EU2

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

75

300

133

469

2

Door Nederland uitgevoerde (en beoordeelde ontwerpbesluiten van) stofevaluaties

1 (20)

20

1 (11)

14

3a

Door Nederland gescreende stofgroep(en)

1

onbekend

2

onbekend

3b

Door Nederland ingediende en (becommentarieerde) RMO-analyses

5 (8)

onbekend

2 (3)

10

4a

Door Nederland ingebrachte en (becommentarieerde) Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen

1 (8)

15

0 (12)

12

4b

Door Nederland gerapporteerde en (becommentarieerde) opinies over clusters van autorisatieverzoeken

2 (30-50)

30-50

3 (37)

37

5

Door Nederlandse RAC en SEAC leden gerapporteerde en (becommentarieerde) opinies over restrictiedossiers

2 (6)

6

2 (6)

6

6

Door Nederlandse ingebrachte en (becommentarieerde) voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labelling

6-10 (40)

70

6 (39)

39

7

Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk

600

n.v.t.

575

n.v.t.

 

1. https://echa.europa.eu/documents/10162/13609/programming_document_2020-2023_en.pdf/0c66d849-2168-8091-c4bb-faeb03245f94https://echa.europa.eu/documents/10162/13609/programming_document_2020-2023_en.pdf/0c66d849-2168-8091-c4bb-faeb03245f94

 

2. https://echa.europa.eu/documents/10162/13609/programming_document_2021-2024_en.pdf/fdc0a236-696b-b2a8-a6fb-523066eadf30https://echa.europa.eu/documents/10162/13609/programming_document_2021-2024_en.pdf/fdc0a236-696b-b2a8-a6fb-523066eadf30

 

Bronnen: RIVM, Werkprogramma 2021 Bureau REACH en Jaarverslag Bureau REACH 2020 (CSGG-website – in wording). ECHA, Programming Document 2020-2023 – MB/55/2019 final (januari 2020) & Programming Document 2021-2024 - MB/56/2020 final (december 2020).

Toelichting

Het beoordelings- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatie, restrictie en geharmoniseerde classificatie en labelling beperkt zich veelal niet tot één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen betreffen door NL ingebrachte of becommentarieerde dossiers of door NL RAC- en SEAC-leden gedragen (co)rapporteurschappen. De aantallen door Nederland beoordeelde ontwerpbesluiten, RMO-analyses en becommentarieerde dossiers staan steeds tussen haakjes. De NL RAC- en SEAC-leden leveren input op alle dossiers, al dan niet met ondersteuning vanuit het RIVM. In het lidstaatcomité en RiME leveren Nederlandse vertegenwoordigers inzet op een selectie van geprioriteerde dossiers.

  • 1. In 2021 zijn anderhalf keer zo veel ontwerpbesluiten uitgestuurd door ECHA dan voorzien. Dientengevolge zijn er ook meer ontwerpbesluiten geprioriteerd en geëvalueerd. De gehanteerde prioriteringssystematiek is eind 2021 enigszins aangepast, om de daaruit resulterende werklast beter aan te laten sluiten bij oorspronkelijke raming.

  • 2. Het aantal stofevaluaties is conform de actielijst CoRAP in 2021 op acht uitgekomen, waarvan Nederland er één heeft uitgevoerd. Van de 14 van ECHA ontvangen ontwerpbesluiten met betrekking tot stofevaluaties zijn er 11 beoordeeld, drie betroffen Nederlandse stofevaluaties waar Nederland in samenspraak met ECHA het ontwerpbesluit voor heeft vormgegeven.

  • 3. a. Aan het Nederlandse screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor risicobeheersmaatregelen (stofevaluatie, classificatie, autorisatie of restrictie) zijn in plaats van de oorspronkelijk geplande stofgroep twee stofgroepen opgepakt.

    3b. Van de tien ontvangen RMO-analyses zijn er drie geprioriteerd en becommentarieerd.

  • 4. a. De Nederlandse inbreng aan Annex XV SVHC dossiers is oorspronkelijk voor 2021 op één dossiers geschat. In 2021 is aan een nieuw dossier begonnen die in de loop van 2022 gereed zal komen. Er zijn 12 SVHC dossiers ontvangen die beoordeeld zijn en besproken zijn in het MSC. Het totaal aantal stoffen op de Kandidatenlijst is in 2021 uitgekomen op 219.

    b. Autorisatieaanvragen zijn in dit overzicht geclusterd per aanvraag. Eén aanvraag kan meerdere gebruiken omvatten. Opinies worden per gebruik opgesteld. De NL SEAC-leden hebben aan drie rapporteurschappen gewerkt. Op alle autorisatieverzoeken is door de NL RAC- en SEAC-leden al dan niet met ondersteuning vanuit Bureau REACH input geleverd.

  • 5. Naast één afgerond RAC-rapporteurschap en een nieuw SEAC-rapporteurschap heeft Nederland input geleverd op alle restrictiedossiers. Ook wordt er gewerkt aan een door Nederland in te dienen Annex XV restrictiedossier voor twee aprotische oplosmiddelen, waarvan de submissie is voorzien in april 2022. Tevens werkt Nederland sinds medio 2020 met vier andere lidstaten aan een Annex XV restrictiedossier voor een brede groep poly- en perfluor verbindingen (PFAS) als een additionele opdracht.

  • 6. Er zijn door Nederland zes voorstellen voor geharmoniseerde classificatie en labelling ingediend. Daarnaast zijn er zeven rapporteurschappen door NL RAC-leden vervuld en is op alle andere voorstellen een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de RAC opinie.

  • 7. Het RIVM beantwoordt zowel vragen van de REACH Helpdesk als de CLP-Helpdesk. In 2021 zijn in totaal 575 vragen van bedrijven beantwoord.

Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

Het ZZS-beleid is gericht op het terugdringen van emissies van ZZS in de leefomgeving. Voor deze emissies geldt een minimalisatieverplichting. Dit houdt in dat emissies van ZZS naar lucht of water moeten worden vermeden of, als dat niet mogelijk is, zo ver mogelijk worden gereduceerd. Dit kan bijvoorbeeld door substitutie door een minder gevaarlijke stoffen, aanpassing van het productieproces of door installatie van emissiereducerende technieken. Via een proces van een vijfjaarlijkse melding aan bevoegd gezag van de maatregelen die de producenten nemen om gebruiken en emissies van ZZS terug te dringen, wordt een continu proces van verbetering beoogd. De eerste vijfjaarlijkse melding van ZZS-emissies aan bevoegd gezag liep tot 1 januari 2021. In overleg met bevoegde autoriteiten is in 2021 gewerkt aan het opzetten van een registratiesysteem waarin aan de hand van die meldingen een landelijk overzicht van ZZS emissies komt. In juli is gestart met een evaluatie (doorlooptijd 10 maanden) van de eerste vijf jaar ZZS-beleid.

Asbestdaken

Resultaat monitoring verwijdering asbestdaken.In onderstaand tabel zijn de resultaten van de monitoring per kwartaal weergegeven. De monitoring is gebaseerd op de informatie die verkregen is uit het startmeldingenbestand van ISZW waaruit de hoeveelheden verwijderde asbestdaken (m2) is overgenomen. De totale hoeveelheid verwijderde asbestdaken is vermenigvuldigd met een factor 1,1 aangezien asbestgolfplaten op een dak elkaar deels overlappen. De Tweede Kamer is 1 december jl. geïnformeerd dat gewerkt wordt aan een nauwkeurige inschatting van het aantal resterende asbestdaken in Nederland. Het streven is om in de tekst voor de begroting 2023 te zorgen voor een eenduidig cijfer. 

Tabel 59 Sanering Asbestdaken (aantallen in miljoenen m2)

Jaar

Gesaneerd

Resterend

2012

(-)

120

2013

4,5

115,5

2014

5,9

109,6

2015

6,9

102,7

2016

9,9

92,8

2017

10,8

82

2018

12,8

69,2

2019

9,8

59,4

2020

6,7

52,7

2021

5,3

47,4

Bron: Startmeldingenbestand van de Inspectie SZW (meldingen saneerders bij aanvang sanering), bewerkt door RWS.

Besluit externe veiligheid transport

Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is de milde saneringsregeling Bevt (Besluit externe veiligheid transport) gestart in 201514. Deze regeling heeft betrekking op het oplossen van huidige en mogelijke toekomstige knelpunten bij bestaande woningen langs basisnetroutes. Bij aanvang van deze regeling was er sprake van 42 kwetsbare objecten (adressen). In 2021 is er 1 object aangekocht. Dat betekent dat per 1 januari 2022 alle objecten zijn aangekocht, waarna deze worden gesloopt of herbestemd. De regeling blijft bestaan omdat deze ook in de toekomst van belang kan zijn als er, als gevolg van door het Rijk geïnitieerde infrastructurele ontwikkelingen, kwetsbare objecten binnen de risico-contouren komen te liggen15.

Biotechnologie GGO’s: Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO’s)

In het jaarverslag 2021 worden, evenals in voorgaande jaren, niet alleen kengetallen vermeld maar ook indicatoren. Immers, kengetallen geven uitsluitend een beeld van wat de bestede middelen voor vergunningverlening aan resultaten hebben opgeleverd, maar zij bieden geen inzicht in de mate waarin vergunningverlening aan het te bereiken van het beleidsdoel heeft bijgedragen.

Kengetallen zijn de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen, art. 2.8-verzoeken, art. 2.13-verzoeken en bijzondere procedures. Daarnaast ook de aantallen ontvangen aanvragen en aanvragen voor wijziging van BVF (biologische veiligheidsfunctionaris) en MVF (milieuveiligheidsfunctionaris).

Indicatoren zijn het percentage van het aantal vergunningaanvragen, kennisgevingen, art. 2.8-verzoeken, art. 2.13-verzoeken of bijzondere procedures voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

De vigerende GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 in werking getreden. Naast vergunningen en algemene regels, worden ook kennisgevingen gedaan en verzoeken ingevolge art. 2.8, art. 2.13 en bijzondere procedures van het Besluit GGO milieubeheer 2013 ingediend ten aanzien van de veiligheidsinschaling van GGO’s.

De realisatie in 2021 luidt als volgt:

Tabel 60 Genetisch gemodificeerde organismen (GGO's)

2021

Kengetal

Indicator

Ingeperkt gebruik:

  

- Aanvragen Vergunningen11

41

100%

- Kennisgevingen22

385

100%

- Verzoeken ex art. 2.8 besluit ggo

125

100%

Verzoeken ex art. 2.13 besluit ggo

24

100%

Verzoeken bijzondere procedures besluit ggo

17

100%

BVF

51

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief martkaanvragen)

4

100%

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

43

100%

MVF

1

Totaal

691

100%

1

Het betreft vergunningaanvragen op niveau II-v en III inclusief wijzigingen op de respectievelijke niveaus.

2

Het betreft kennisgevingen op niveau I en II-k.

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de Brzo-bedrijven. De Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de naleving en de veiligheidssituatie van de Brzo-bedrijven in Nederland. Op 25 juni 2021 is de Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven (Kamerstukken II 2020-2021 26956, nr. 216) over 2020 aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Brzo-toezichthouders maken in hun rapportages over 2020 – net als in voorgaande jaren - geen melding van een situatie bij een Brzo-bedrijf waar sprake is van een langdurig onbeheerste veiligheidssituatie. 2020 was een bijzonder jaar omdat er ook meer inspecties op afstand hebben plaatsgevonden door de Covid-19 situatie. Samen met de toezichthouders wordt nog nader bekeken wat het effect van het digitaal werken is op de uitgevoerde inspecties en geconstateerde overtredingen. In 2019 is nog een stijging te zien van het aantal overtredingen ten opzichte van 2018. In 2020 is dit aantal (761) weer gedaald met 4% ten opzichte van 2019 (813). Het betreft hierbij met name een afname van zwaardere overtredingen van categorie 1 en 2. Het aantal lichte overtredingen van categorie 3 is ongeveer gelijk gebleven.

In 2021 is de verkenning van nieuwe indicatoren die aan de Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven kunnen worden toegevoegd verder uitgewerkt. Het gaat om volgende indicatoren, de veiligheidscultuur bij Brzo-bedrijven en de interactie over omgevingsveiligheid tussen een bedrijf en haar omgeving. De onderzoeken naar deze indicatoren zijn nog niet afgerond en worden voortgezet. Het bedrijfsleven heeft in Veiligheid Voorop ook nieuwe indicatoren verkend en is voornemens om vanaf 2021 drie nieuwe indicatoren toe te voegen aan de bestaande set van gegevens die men jaarlijks opvraagt. Daarnaast is in 2021 onderzocht hoe bestaande gegevens beter kunnen worden benut. Eerste resultaten worden in de volgende rapportage meegenomen.

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren in 2021 conform de verwachtingen zoals gemeld in de begroting. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot neerwaartse bijstelling aan het licht gekomen. Onderstaand is per beleidsterrein aangegeven welke activiteiten in 2021 hebben plaatsgevonden.

Bronbeleid PFAS

Nederland zet zich in een zo breed mogelijk Europees verbod op gebruik van (producten met) PFAS te realiseren. Dit in samenwerking met Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen. Het RIVM heeft hieraan een grote inbreng geleverd. In juli 2021 is het formele deel van de procedure om te komen tot een restrictie gestart door middel van aanmelding in het zogenoemde registry of intentions van het EU chemicaliënagentschap ECHA. Daarmee ligt het werk op schema voor besluitvorming in 2024 en inwerkingtreding in 2025.

Asbest

In samenwerking met het Programmabureau Versnellingsaanpak Asbestdaksanering en Milieucentraal is publieksvoorlichting verzorgd over de kosten van saneren, de regels met betrekking tot saneren en de risico’s van asbest. Daarnaast is door Milieucentraal in samenwerking met meer dan 15 gemeenten ‘de week van de asbestvrije schuur’ geïnitieerd waarmee eigenaren van kleine asbestdaken gestimuleerd worden om – waar mogelijk collectief – hun asbestdak te saneren. Conform de motie Stoffer en Geurts is in overleg met betrokken bedrijven, gemeenten en omgevingsdiensten een vervolg gegeven aan het Blootstellingsonderzoek dat Arcadis in 2020 heeft uitgevoerd. Aan de Tweede Kamer is hiervoor dit jaar een plan van aanpak aangeboden om te onderzoeken wat nodig is om te komen tot het verlagen van de kosten van saneringen zonder dat daarbij de veiligheid van de werknemer en de omgeving in het geding komt. De resultaten worden medio 2022 verwacht.

De samenwerking gericht op de versnelde aanpak van asbestdaken is vastgelegd in een samenwerkingsverklaring die is ondertekend door het Ministerie van I&W, een aantal provincies en gemeenten en andere belanghebbende partijen.

Conform de motie Von Martels en Ziengs is met de partners verkend wat de mogelijkheden zijn voor een landelijk asbestfonds voor eigenaren van asbestdaken die sanering van het dak niet kunnen financieren. In 2021 heeft een nadere verkenning plaatsgevonden naar financiële instrumenten voor zakelijke dakeigenaren.

Veilige energietransitieIn opdracht van het ministerie van IenW is onderzoek uitgevoerd naar de omgevingsveiligheid van duurzame waterstofdragers. Dit rapport is van belang gelet op de verwachting dat duurzame waterstof (dan wel duurzame waterstofdragers) een grote rol gaan spelen binnen de energietransitie. Zo wordt in het coalitieakkoord gesproken over het opschalen waterstof (qua productie en import). Binnen die context is kennis van belang om te zorgen dat de veiligheid minimaal gelijk blijft en waar mogelijkheden zijn om de veiligheid te vergroten.

In 2021 is daarnaast een verkennend onderzoek uitgezet naar Safe-by-Design in relatie tot de energietransitie.

Safety Delta Nederland (SDN)

In 2021 is een Meerjarenprogramma 2021-2022 vastgesteld door de partijen betrokken bij de SDN (overheid, wetenschap en bedrijfsleven).

De SDN visie voor de uitvoering van dit Meerjarenprogramma is dat partijen in sterk onderling vertrouwen samenwerken aan een gezamenlijke benadering over het verbeteren, meten en monitoren van (proces)veiligheid. Zie voor de aanpak de website.

In 2021 lag de nadruk op het operationaliseren van het Kenniscentrum en Innovatiecentrum. Dit betekent concreet: het vullen van de kennisbank en technologiecatalogus, het opzetten en testen van e-learning, het in gang zetten van een aantal projecten en pilots, en de ‘marketing’ van SDN.

Register Externe Veiligheid en Modernisering Omgevings Veiligheid

Sinds het najaar van 2021 is het Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV) beschikbaar. Het Informatiemodel voor het Register Externe Veiligheidsrisico’s (IMEV) is in beheer gegeven. Samen met de collega’s van de Provinciale Risicokaart is in 2021 een begin gemaakt met het converteren van de data uit het RisicoRegister Gevaarlijke Stoffen (RRGS) naar het REV.

De informatie uit het REV wordt getoond op kaarten in de Atlas Leefomgeving. Bevoegd gezag kan het REV al bevragen om de informatie over externe veiligheidsrisico’s mee te nemen bij het opstellen van de Omgevingsplannen. Doel is daarom dat het REV zo snel mogelijk gevuld is met data, bij voorkeur voor het eind van de overgangstermijn van de Omgevingswet (2024), zodat alle data over externe veiligheid centraal beschikbaar zijn voor de afwegingen bij de inrichting van de leefomgeving. In 2022 werken we daaraan verder.

In 2021 is samen met andere overheden binnen het ‘Meerjarenprogramma Omgevingsveiligheid 2021-2024 gewerkt aan een soepele transitie van de huidige externe veiligheidswet- en regelgeving naar de Omgevingswet en daarmee de introductie van de aandachtsgebieden. De regionale voorlichtingsbijeenkomsten zijn in 2021 afgerond.

De berekende aandachtsgebieden die voortvloeien uit de huidige vergunningen van SEVESO-bedrijven en van andere risicovolle bedrijven zijn in 2021 aan bevoegd gezagen beschikbaar gekomen. Dit heeft tot nieuwe inzichten en discussies geleid over de berekening van de aandachtsgebieden. De staatssecretaris heeft toegezegd mogelijkheden te onderzoeken voor een realistischer berekening van de aandachtsgebieden. Dit onderzoek wordt in 2022 afgerond en zal ter besluitvorming aan de staatssecretaris voorgelegd worden. Aandachtsgebieden (zowel berekende als die met vaste afstanden) kunnen in het REV worden opgenomen en in omgevingsplannen gebruikt worden.

Safe by Design

Afgelopen jaar heeft IenW zowel nationaal als internationaal bijgedragen aan het verder ontwikkelen van de Safe-by-Design strategie. Deze strategie richt zich op het voorkomen van milieurisico’s door in een zo vroeg mogelijk stadium van productontwikkeling proactief rekening te houden met veiligheidsaspecten. De nadruk heeft gelegen op biotechnologie, nanomaterialen en chemicaliën.

Op initiatief van de ministeries van IenW en SZW is in het kader van programmalijn 2 van de Nationale Wetenschapsagenda op 27 juli 2021 de Call for Proposals «Naar een praktische Safe-by-Design aanpak voor chemische producten en processen» door NWO gepubliceerd.

Voortbordurend op de acties die in de voorgaande jaren zijn ingezet, heeft Nederland in 2021 wederom een belangrijke, en veelal leidende, rol vervuld in het internationale speelveld rondom Safe-by-Design organisaties en (onderzoeks)projecten. Op Europees niveau is de Europese Commissie begonnen met het ter hand nemen van de acties rondom ‘Safe and Sustainable by Design’ die in de EU Chemicaliën Strategie voor Duurzaamheid waren aangekondigd. Samen met het RIVM heeft IenW hier een actieve bijdrage aan geleverd, onder andere door het op verzoek van het Joint Research Centre voorstellen te doen voor Safe-by-Design criteria. Daarnaast is RIVM een van de ‘core partners’ van een consortium dat in 2021 een projectvoorstel (IRISS) onder Horizon Europe heeft ingediend voor het oprichten van een Europese gemeenschap voor Safe-and-Sustainable Design van materialen.

Biotechnologie en genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)

De wijzigingen die eind 2020 in het Besluit GGO en de Regeling GGO zijn doorgevoerd hebben in 2021 hun vruchten afgeworpen. Doorlooptijden van de verplichte vergunningprocedure voor klinisch onderzoek met medische GGO-toepassingen zijn sterk verkort binnen de daarvoor wettelijk geldende termijnen en administratieve lasten zijn verminderd. Dit alles zonder in te boeten op de veiligheid voor mens en milieu. Er zijn in 2021, in overleg met betrokken stakeholders, verdere stappen gezet met betrekking tot het optimaliseren van de uitvoeringspraktijk. Zo zijn er in het najaar opnieuw vereenvoudigingen van de vergunningverleningsprocedure voor twee categorieën GGO’s voor klinisch onderzoek doorgevoerd in de regelgeving.

In het najaar heeft het kabinet gereageerd op de aanvangseffectbeoordeling van de Europese Commissie voor wetgeving voor planten die zijn verkregen door cisgenese en gerichte mutagenese. Over deze herziening en de toekomstbestendigheid van het algehele beleid inzake de veiligheid van biotechnologie wordt een structurele dialoog gevoerd met betrokken departementen (LNV, VWS, EZK en OCW), bedrijfsleven, beroepsverenigingen, belangenverenigingen, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In 2021 is de nationale regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en binnenwateren aangepast aan de internationaal overeengekomen wijzigingen, om de regels in lijn te brengen met de laatste stand van wetenschap en techniek. Ook is in 2021 een nieuwe tweejaarlijkse cyclus van aanpassing van de regels voor vervoer van gevaarlijke stoffen begonnen. De nieuwe regels worden in 2023 geïmplementeerd in nationale wetgeving.

In 2021 zijn de kaders en uitgangspunten voor het robuust basisnet vastgesteld. Deze worden op dit moment in het programma robuust basisnet verder uitgewerkt, waarin ook de (veiligheids)gevolgen van de energietransitie op het vervoer van gevaarlijke stoffen worden meegenomen. Ook zijn in 2021 voorbereidingen getroffen om in proeftuinen/pilots met het systeem van het robuust basisnet te oefenen en te werken, waarin ook de (veiligheids)gevolgen van de energietransitie op het vervoer van gevaarlijke stoffen worden meegenomen.

VTH-stelsel

Op 4 maart 2021 zond de staatssecretaris van IenW het rapport van de adviescommissie vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) onder voorzitterschap van de heer Van Aartsen (commissie Van Aartsen) naar de Tweede Kamer. De conclusies van de commissie Van Aartsen zijn glashelder: het VTH-stelsel voor het milieudomein functioneert niet goed en wordt gekenmerkt door fragmentatie en vrijblijvendheid. Hierdoor ontstaat vermijdbare milieuschade. Deze milieuschade is door de ILT begroot op 5,5 miljard euro per jaar exclusief bijkomende veiligheids- en gezondheidsschade. De commissie Van Aartsen formuleert tien aanbevelingen om binnen het VTH-stelsel tot een serie essentiële verbeteringen te komen. In de zomer van 2021 heeft de staatssecretaris van IenW een tweetal aanvullende onderzoeken uitgevoerd: 1. Een kwantitatief onderzoek naar de data van de omgevingsdiensten; 2. Een juridisch onderzoek naar hoe de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen opgevolgd kunnen worden. Beide onderzoeken zijn op 17 september 2021 aan de Tweede Kamer gestuurd. Aan de hand van de drie rapporten en de beide rapporten van de Algemene Rekenkamer («Een onzichtbaar probleem» en «Handhaven in het duister») heeft de staatssecretaris van IenW op 13 december 2021 de Kamerbrief versterking VTH-stelsel aan de Tweede Kamer toegestuurd. In deze brief geeft de staatssecretaris van IenW aan welke acties ingezet moeten worden om de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen op te volgen. In 2022 wordt een interbestuurlijk programma gestart om hier invulling aan te geven.

Safety deals 

In 2021 zijn 11 voorstellen voor Safety Deals ingediend en zijn er 10 gehonoreerd, 1 project is afgewezen. Vrijwel het gehele subsidie budget van € 2 miljoen is toegekend. De corona crisis heeft in 2021 een minder groot effect gehad op project vertragingen of op het indienen van projectvoorstellen, dan in 2020.

De subsidieregeling betreft in 2022 een gewijzigde voortzetting van de Subsidieregeling «versterking omgevingsveiligheid industriële activiteiten», die op 1 oktober 2021 is komen te vervallen. Naar aanleiding van een in 2020 uitgevoerde evaluatie is de subsidieregeling op een aantal punten gewijzigd ten opzichte van de voorheen geldende regeling.

Eén van de wijzigingen in de subsidieregeling ten opzichte van de voorheen geldende regeling betreft de mogelijkheid voor de minister om ieder jaar speerpunten vast te stellen. Deze speerpunten, met bijbehorende criteria, worden bekend gemaakt in de Staatscourant. De speerpunten betreffen een actueel onderwerp ter versterking van de omgevingsveiligheid gericht op specifieke invulling van de zes thema’s waarop in de regeling de focus ligt. Het vaststellen van speerpunten geeft IenW de mogelijkheid beleidssturing te geven aan de aanvragen die voor de subsidieregeling worden ingediend. Wanneer een project waarvoor subsidie wordt aangevraagd past bij een speerpunt kan meer subsidie worden toegekend. De overige aanpassingen hebben betrekking op het stimuleren van ontwikkelen van best practices en kennisdeling (audiovisuele presentaties). Samen met Safety Delta Nederland (SDN) zal dit de olievlekwerking binnen de industrie ten goede komen. Daarnaast worden aanpassingen doorgevoerd ter bevordering van het aantal deelnemers binnen de regeling.

Vuurwerk

Ook in 2021 is de beleidsinzet voor vuurwerk gericht op het realiseren van een veilige en feestelijke jaarwisseling. Begin 2021 zijn de uitkomsten van het onderzoek naar het verbeteren van de vuurwerkveiligheid samen met verschillende andere rapportages naar de Tweede Kamer gestuurd. Samen met de evaluatie van de jaarwisseling 2020-2021 biedt dat nader inzicht in realisatie van de beleidsinzet. Verder zijn door technische wijzigingen en synchronisatie van de Omgevingswet aanpassingen van het Vuurwerkbesluit voorzien en in procedure gebracht. Zoals ieder jaar worden middelen ingezet voor monitoring van de jaarwisseling door rapporten van VeiligheidNL, het ontwikkelen van een vuurwerkcampagne en een lesprogramma voor basisscholen.

Voor de jaarwisseling 2020-2021 is besloten tot een tijdelijk verbod op eindejaarsvuurwerk in verband met de situatie rond COVID-19 en meer in het bijzonder de noodzaak van het ontlasten van de zorg en handhaving. Het kabinet heeft een bedrag van maximaal € 40 miljoen beschikbaar gesteld voor alle coronasteun voor de vuurwerkbranche samen, zoals aan de Tweede Kamer geïnformeerd op 13 november 2020. Deze € 40 miljoen is opgebouwd uit de generieke coronasteun (€ 12,5 miljoen), extra steun voor detailhandelaren (maximaal € 9,4 miljoen), extra steun voor opslag en transport van onverkocht vuurwerk (maximaal € 16 miljoen) en de begrote uitvoerings- en handhavingskosten (€ 2,1 miljoen). De Tijdelijke subsidieregeling vuurwerkverbod COVID-19 detailhandel (TSVC-19 detailhandel) is in 2021 afgerond en uitgekeerd, en de voorschotten (80%) ten aanzien van de Tijdelijke subsidieregeling vuurwerkverbod COVID-19 opslag en vervoer (TSVC-19 opslag en vervoer) zijn in 2021 uitgekeerd. Beide als tegemoetkoming van de vuurwerkbranche naar aanleiding van het vuurwerkverbod tijdens de jaarwisseling 2020-2021.

2021 was opnieuw een bijzonder jaar met wederom een tijdelijk vuurwerkverbod. Het kabinet is tot dit besluit gekomen vanwege de zeer snel oplopende de besmettingscijfers in relatie tot COVID-19, de oplopende druk op de zorg en de onzekerheid omtrent de situatie in de ziekenhuizen tijdens de jaarwisseling. In december is via de tijdelijke wet maatregelen COVID-19 - de verkoop, het vervoer en het afsteken van vuurwerk verboden gedurende de jaarwisseling 2021-2022. Aangekondigd is dat net als voor de jaarwisseling 2020-2021 een tegemoetkoming komt voor de vuurwerkbranche, ruimhartiger dan vorig jaar. Door de internetconsultatie voor beide subsidieregelingen (t.b.v. opslag en vervoer; en de detailhandel) nog voor de Kerst te starten, is beoogd de tegemoetkoming zo snel als mogelijk uit te keren in 2022.

Tabel 61 Budgettaire gevolgen van beleid art.22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico's (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

 

Verplichtingen

38.226

43.695

21.788

51.414

52.751

42.980

9.771

1

         

Uitgaven

45.430

50.160

30.339

33.891

48.318

36.210

12.108

 
         

1 Veiligheid chemische stoffen

5.867

7.752

6.773

6.203

6.232

8.250

‒ 2018

 

Opdrachten

3.384

3.757

3.820

3.058

3.536

4.389

‒ 853

 

Subsidies

537

1.654

102

88

39

215

‒ 176

 

- NANoREG

51

1.382

0

0

0

0

0

 

- Overige Subsidies

486

272

102

88

39

215

‒ 176

 

Bijdragen aan agentschappen

1.946

2.341

2.851

3.057

2.657

2.646

11

 

- Waarvan bijdrage aan RWS

1.946

2.341

2.631

2.837

2.337

2.418

‒ 81

 

- Overige bijdragen

0

0

220

220

320

228

92

 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

0

0

0

0

1.000

‒ 1.000

2

- Waarvan bijdrage aan CTGB

0

0

0

0

0

1.000

‒ 1.000

 
         

2 Veiligheid biotechnologie

2.952

3.285

3.250

3.482

2.307

2.778

‒ 471

 

Opdrachten

2.952

3.285

3.250

3.482

671

2.778

‒ 2107

3

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

0

1.636

0

1636

4

- Waarvan bijdrage aan COGEM

0

0

0

0

1.636

0

1636

 
         

3 Veiligheid bedrijven en transport

36.611

39.123

20.316

24.206

39.779

25.182

14.597

 

Opdrachten

3.805

4.996

3.461

5.658

7.215

17.635

‒ 10.420

5

- Omgevingsveiligheid

1.305

0

1.014

2.640

3.950

12.382

‒ 8.432

 

- Uitvoering Veiligheid inrichtingen en basisnetten

0

0

562

0

0

0

0

 

- Overige Opdrachten

2.500

4.996

1.885

3.018

3.265

5.253

‒ 1.988

 

Subsidies

27.298

29.119

11.115

11.698

23.747

2.864

20.883

6

- Subsidie Inrichting & Transparantie

   

7.890

4.356

2.297

2.059

 

- Asbest

26.347

25.000

8.800

3.500

0

0

0

 

- Subsdie vuurwerk

0

0

0

0

19.194

0

19.194

 

- Overige Subsidies

951

4.119

2.315

308

197

567

‒ 370

 

Bijdragen aan agentschappen

1.896

2.002

1.933

2.341

4.061

1.573

2.488

7

- Waarvan bijdrage aan RWS

1.896

2.002

1.933

2.341

4.061

1.573

2.488

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

100

0

488

526

0

526

 

- Caribisch Nederland

0

0

0

434

501

0

501

 

- Bijdrage programma externe veiligheid

0

100

0

0

0

0

0

 

- Overige bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

54

25

0

25

 

Inkomensoverdrachten

3.612

2.906

3.707

4.021

4.230

3.110

1.120

8

- Mesothelioom en Asbetose

3.612

2.906

3.707

4.021

4.230

3.110

1.120

 
         

Ontvangsten

726

3.007

1

457

313

250

63

 

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoirebegroting, incidentele suppletoire begroting(en) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB(s) die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere verplichtingen realisatie van € 9,8 miljoen hangt enerzijds samen met hogere uitgaven van € 27 miljoen voor de subsidieregelingen vuurwerk die zijn vastgesteld als tegemoetkoming voor de vuurwerkbranche naar aanleiding van het vuurwerkverbod voor de jaarwisseling 2020/2021. De hiertegenover lagere realisatie van € -17,2 miljoen hangt samen met diverse overboekingen waaronder een overboeking van € -1,3 miljoen naar het Ministerie van LNV voor de kosten van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en een interne overboeking van € - 3 miljoen naar artikel 19 voor een opdracht aan RIVM. Daarnaast hebben er overhevelingen naar artikel 21 plaatsgevonden in verband met de bijdrage aan de kosten van Milieu Centraal (€ - 0,4 miljoen) en € - 0,9 miljoen in verband met de bijdrage aan kosten van Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). Tot slot is er vertraging opgetreden bij het aangaan van diverse verplichtingen, met name bij opdrachten (€ - 5,7 miljoen) en subsidies (€ - 2,7 miljoen).

  • 2. De lagere kasrealisatie van € 1 miljoen hangt samen met budgetoverhevelingen naar het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in het kader van een financiële bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

  • 3. De lagere kasrealisatie van € 2,1 miljoen wordt met name veroorzaakt door een herallocatie van € 1,6 miljoen van veiligheid biotechnologie naar een bijdrage aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM). Daarnaast is er € 0,5 miljoen overgeboekt naar artikel 19 voor een opdracht aan het RIVM.

  • 4. Per saldo is het kasbudget voor bijdragen aan agentschappen op het gebied van veiligheid biotechnologie met € 1,6 miljoen toegenomen. Dat komt door de budgetoverheveling ter waarde van € 1,6 miljoen van Uitvoering Veiligheid Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO) naar de juiste budgetplaats voor de bijdrage aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM).

  • 5. De lagere kasrealisatie van € 10,4 miljoen met een overboeking van het budget voor de meerjarige subsidies die verstrekt zijn aan Omgevingsdienst NL (€ 0,9 miljoen) en Vereniging Nederlandse Gemeenten (€ 0,6 miljoen). Daarnaast hebben er diverse interne herschikkingen binnen- en tussen begrotingsartikelen plaatsgevonden: RIVM en NEN (zie onder 1), RWS (zie onder 5) en ILT ten behoeve van het systeem Inspectieview (€ 0,6 miljoen). De lagere kasrealisatie van € 2 miljoen voor overige opdrachten wordt met name veroorzaakt door diverse interne herschikkingen van kasbudget (zie onder andere onder 6).

  • 6. De hogere kasrealisatie van € 20,9 miljoen is met name het gevolg van uitgaven voor de subsidieregelingen vuurwerk die zijn vastgesteld als tegemoetkoming voor de vuurwerkbranche naar aanleiding van het vuurwerkverbod voor de jaarwisseling 2020/2021.

  • 7. De hogere kasrealisatie van € 2,5 miljoen wordt veroorzaakt door aanvullende opdrachtverlening aan het agentschap RWS voor werkzaamheden die met name samenhangen met omgevingsveiligheid van bedrijven.

  • 8. Er heeft een interne budgetoverheveling plaatsgevonden in verband met hogere uitgaven voor inkomensoverdrachten aan mesothelioomslachtoffers asbest (€ 1,1 miljoen).

22.01 Veiligheid chemische stoffen

22.01.01 Opdrachten

In dit kader zijn in 2021 opdrachten verstrekt aan onder andere de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening), voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest), «nieuwe risico’s en security (Safe by Design)» (nanotechnologie en synthetische biologie) en nucleaire veiligheid.

22.01.02 Subsidies

De subsidies die in 2021 zijn verstrekt hebben betrekking op Stichting Keurmerk Plaagdier Management Bedrijven (KPMB).

22.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet op het beleidsonderwerp «asbest». Daarbij is inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). Daarnaast is er een bijdrage gedaan aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voor het toezicht op gebruiksverboden van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw.

22.01.06 Bijdragen aan ZBO's/RWT's

Hier wordt een bijdrage aan College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) verantwoord voor beleidsadvisering en afhandeling van bezwaar en beroep (inclusief WOB-verzoeken).

22.02 Veiligheid biotechnologie

22.02.01 Opdrachten

De uitgaven in het kader van het meerjarige onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid worden hier verantwoord.

22.02.03 Bijdragen aan agentschappen

Ter uitvoering van de wettelijke taak is een bijdrage verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM). Deze bijdrage is verstrekt voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

22.03.01 Opdrachten

Omgevingsveiligheid

Het betreft hier uitgaven in het kader van de Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) voor de deelprogramma’s Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO), Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur en lokaal externe (omgeving-) veiligheidsbeleid. Door middel van een programmatische aanpak is ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het programma wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOB).

Overige opdrachten

Het betreft hier diverse verstrekte opdrachten voor (wettelijke) taken in het kader van BRZO bedrijven, olieterminals in Caribisch Nederland en vuurwerk, de monitoring van basisnetten (weg, water en spoor), aanpassing regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen als gevolg van wijzigingen internationale verdragen, modellenbeheer buisleidingen (Bevb), onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast zijn in 2021 opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen alsmede de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken.

22.03.02 Subsidies

Subsidies inrichtingen en transport

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemische sector, die door de RVO is uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd. De overige subsidies hebben betrekking op een subsidie die verstrekt is aan Veiligheid NL voor het doen van onderzoek naar- en het geven van voorlichting over vuurwerk. Daarnaast zijn hier ook als onderdeel van de uitvoeringsagenda BRZO subsidies toegekend onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben. Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector (Duurzame Veiligheid 2030 en Safety Delta Nederland).

Subsidies vuurwerk

Dit betreft de middelen in verband met een tijdelijke subsidieregeling, die als doel heeft om de vuurwerkbranche tegemoet te komen in de kosten die zij maakt voor de opslag van en extra transport voor het F2 vuurwerk dat voor de jaarwisseling 2020/2021 niet verkocht mocht worden.

22.03.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht omgevingsveiligheid» en «vergunningverlening». Daarnaast zijn uitgaven gedaan voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen. Op basis van de periodieke rapportages van RWS over het Basisnet weg en water is het Verslag over de werking van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in 2019 opgesteld (bijlage bij Kamerbrief Verslag Basisnet 2019 en aanpak voor een robuust Basisnet 2028, IENW/BSK-2020/103833).

22.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

Dit betreffen bijdragen aan Caribisch Nederland in het kader van de continuiteit van milieuprogramma's en aan Provincie Overijssel in verband met een verweringsonderzoek naar asbestdaken.

22.03.09 Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

15

Kamerbrief over Jaarverslag basisnet en ontwikkeling robuust basisnet spoor, Kamerstuk 30 373, nr 72.

Licence