Base description which applies to whole site

4.6 Artikel 18 Scheepvaart en Havens

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

Tabel 42 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.18
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2018

2019

2020

2021

2022

2022

2022

Verplichtingen

44.916

35.641

85.477

42.649

115.084

27.497

87.587

        

Uitgaven

39.981

57.139

81.021

32.381

55.423

38.880

16.543

        

1 Scheepvaart en havens

39.981

57.139

81.021

32.381

55.423

38.880

16.543

        

Ontvangsten

168

427

643

738

495

0

495

Doen (Uitvoeren)De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Mobiliteitsfonds. Via het Mobiliteitsfonds (artikel 11, 15 en 17) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswaterstaat (RWS) voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. De uitgaven aan beheer, onderhoud en vervanging worden verantwoord op het Mobiliteitsfonds (artikel 15).

RegisserenDe Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:

De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor gelijke normen, bijvoorbeeld in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van IMO en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap (EMSA) en andere organisaties.

De in 2015 vastgestelde Maritieme Strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenW zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van milieu, veiligheid, marktordening, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.

De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid van het transport over water.

IenW draagt, binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid onder coördinatie van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, als vakdepartement verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek en het maritieme cluster binnen de Topsector Water en Maritiem.

Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht) en door de Autoriteit Consument en Markt.

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor scheepvaart en havens opgenomen. In productartikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Mobiliteitsfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Tabel 43 Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Streefwaarde 2022

Hoofdtransportas

66%

63%

65%

65%

60%

56%

85%

Hoofdvaarweg

80%

75%

77%

78%

80%

80%

75%

Overige vaarweg

88%

87%

85%

87%

89%

88%

70%

Bron: RWS, 2022

Toelichting

Voor elk type vaarweg (Hoofdtransportas, Hoofdvaarweg en Overige vaarwegen) wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert (streefwaarde). De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. De lage score op de hoofdtransportas is onder andere het gevolg van het geplande onderhoud aan de Volkeraksluizen (regio West-Nederland Zuid) en de lange passeertijden in Terneuzen (regio Zee en Delta). In 2023 wordt er een nieuwe sluiskolk geopend in Terneuzen waardoor er wordt verwacht dat de passeertijd verbetert. De passeertijden op de hoofdvaarwegen en overige vaarwegen vallen binnen de streefwaarde.

Tabel 44 Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 

Basiswaarde 2005

2017

20181

2019

2020

2021

2022

Totaal Nederlandse Zeehavens

44,9

47,9

50,3

50,4

49,7

49,4

n.n.b.

Mainport Rotterdam

34,9

37,2

36,8

36,6

36,7

37,4

n.n.b.

Overige Nederlandse Zeehavens

10

10,7

13,5

13,8

13

12,5

n.n.b.

Bron: Havenbedrijf Rotterdam

1

Marktaandeel overige Nederlandse zeehavens is vanaf 2018 inclusief Gent (B), na de fusie van de havenbedrijven Zeeland Seaports en Gent tot North Sea Port 9 december 2017. Er worden geen uitgesplitste cijfers gepubliceerd.

ToelichtingDit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.

De gegevens over 2022 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2024.

Tabel 45 Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag

      

Aantallen

      

Handelsvaart

761

757

744

748

742

n.n.b.

Zeesleepvaart

291

299

302

303

304

n.n.b.

Waterbouw

176

168

170

169

166

n.n.b.

Totaal

1.228

1.224

1.216

1220

1212

n.n.b.

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

      

Handelsvaart

6.275

6.229

6.242

6076

6087

n.n.b.

Zeesleepvaart

444

532

531

557

542

n.n.b.

Waterbouw

572

545

552

566

540

n.n.b.

Totaal

7.291

7.306

7.325

7199

7169

n.n.b.

Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer

Aantallen

      

Handelsvaart

458

474

507

503

529

n.n.b.

Zeesleepvaart

499

496

496

520

519

n.n.b.

Waterbouw

63

57

69

69

67

n.n.b.

Totaal

1.020

1.027

1.072

1092

1115

n.n.b.

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

      

Handelsvaart

7.700

8.806

8.675

9045

9886

n.n.b.

Zeesleepvaart

1.706

1.779

1.721

1581

1789

n.n.b.

Waterbouw

328

319

333

340

341

n.n.b.

Totaal

9.734

10.184

10.729

10966

12016

n.n.b.

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2022. Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS.

ToelichtingBovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. In 2021 is de vloot onder Nederlandse vlag afgenomen met acht schepen. De vloot onder Nederlands beheer is toegenomen met drieëntwintig. Vijf schepen daarvan voeren eerder onder Nederlandse vlag. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar ook van externe factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

De gegevens over 2022 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2024.

Tabel 46 Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Zeer ernstige scheepsongevallen

2

1

5

1

1

nnb

Ernstige scheepsongevallen

12

10

4

6

10

nnb

Andersoortige scheepsongevallen

16

32

31

24

30

nnb

Totaal aantal ongevallen

30

43

40

31

41

nnb

      

nnb

Aantal doden en vermisten (van totaal aantal ongevallen)

1

0

3

0

0

nnb

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

3

0

4

2

1

nnb

Bron: Rijkswaterstaat 2022, Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS

Toelichting

In 2021 is één zeer ernstig scheepsongeval geregistreerd en tien ernstige scheepsongevallen. Het zeer ernstige scheepsongeval betrof een zeiljacht dat verloren is gegaan, nadat het tegen de pier van Scheveningen was gevaren. Er zijn in 2021 geen dodelijke slachtoffers gevallen bij de (zeer) ernstige scheepsongevallen op de Noordzee. Het aantal andersoortige scheepsongevallen 2021 stond in de ontwerpbegroting 2023 verkeerd waar 31 was opgenomen. In 2021 waren er 30 andersoortige scheepsongevallen.

De gegevens over 2022 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2024.

Tabel 47 Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse binnewateren
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

(Zeer) ernstige scheepsongevallen

161

176

160

175

148

nnb

Andersoortige ongevallen

961

1173

1117

1068

1077

nnb

Totaal aantal ongevallen

1122

1349

1277

1243

1225

nnb

      

nnb

Aantal doden en vermisten (van totaal aantal ongevallen)

8

2

5

3

5

nnb

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

33

53

71

39

42

nnb

Bron: Rijkswaterstaat 2022, Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS

Toelichting Op de Nederlandse binnenwateren (inclusief de zeehavens) zijn in 2021 in totaal 1225 ongevallen geregistreerd, waarvan 148 (zeer) ernstige scheepsongevallen. Op de binnenwateren waren in 2021 vijf dodelijke slachtoffers te betreuren.

De gegevens over 2022 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2024.

De resultaten van het op artikel 18 gevoerde beleid zijn in 2022 nagenoeg conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Daarnaast zijn in 2022 twee Nationaal Groenfonds projecten van start gegaan, waarmee in de Ontwerpbegroting 2022 geen rekening was gehouden. Het beleid heeft daarmee in 2022 bijgedragen aan de realisatie van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, met aandacht voor de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector.

In 2022 is een beleidsdoorlichting uitgevoerd op artikel 18 - Scheepvaart en Havens - van hoofdstuk XII. De beleidsdoorlichting heeft de vragen uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek gevolgd en is als gedegen en zorgvuldig beoordeeld door de onafhankelijk deskundige. Doordat het algemene beleidsdoel uit de Rijksbegroting geen directe koppeling kent met subdoelen en verbonden beleidsinzet, was het voor de onderzoekers op het niveau van een syntheseonderzoek niet mogelijk een uitspraak te doen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Op individuele onderdelen kon er in algemene zin geconcludeerd worden dat de meeste als waarschijnlijk cq. doeltreffend zijn beoordeeld. Uit de beleidsdoorlichting zijn aanbevelingen gekomen die enerzijds de evaluatiesystematiek betreffen en anderzijds de inhoudelijke aard van het beleid. In februari 2023 zal de kabinetsreactie aan de Tweede Kamer gezonden worden.

De met de Rijksbrede Nederlandse Maritieme Strategie 2015–2025 (Kamerstukken II 2014-2015, 31 409, nr. 70) ingezette koers is ook in 2022 voortgezet, evenals de samenwerking tussen de rijksoverheid en de maritieme sector bij de uitwerking van de Maritieme Strategie. De basis voor deze samenwerking wordt gevormd door een op 22 februari 2018 vastgesteld werkprogramma, waarin de prioriteiten op het gebied van zeevaart, zeehavens, binnenvaart en de maritieme maakindustrie voor de komende jaren zijn vastgelegd (Kamerstukken II 2017-2018, 31 409, nr. 184). Het werkprogramma had een doorlooptijd tot en met 2021. Een aantal onderwerpen uit het werkprogramma liep door in 2022 en zal doorlopen in 2023 (verbetering van het scheepsregister, Smart Shipping, structuurversterking binnenvaart etc.) of is inmiddels via een andere weg opgepakt. Onderwerpen op het gebied van vergroening van de zee- en binnenvaart zijn bijvoorbeeld opgepakt via de op 11 juni 2019 tot stand gekomen Green Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens. Voor wat betreft structuurversterking binnenvaart is eind 2022 een toekomstvisie op de binnenvaart tot stand gekomen (Kamerstukken II 2021-2022, 31 409, nr. 373). Ten aanzien van de ambitie tot stapsgewijze verbetering van het scheepsregister en het voornemen om concrete verbetering door te voeren binnen de huidige structuur is de Kamer geïnformeerd dat ingezet wordt op het op orde brengen van de basis: waaronder vergunningverlening op orde (Kamerstukken II 2021-2022, 31 409 nr. 372). 

In november 2021 is een emissielabel geïntroduceerd voor binnenvaartschepen. In 2023 wordt gewerkt aan een convenant met de diverse stakeholders over toepassing van dit emissielabel in de praktijk. Dit moet in Q2 worden ondertekend. Op 29 januari 2021 is een een regeling gepubliceerd voor investeringssubsidies waarmee de aanschaf van schone motoren in de binnenvaart wordt gestimuleerd (Staatscourant 2021-4018) Deze investeringsregeling loopt van 2021 tot 2025 en omvat eveneens de aanschaf van katalysatoren vanuit de permanente aanpak stikstofproblematiek. Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Kamerstukken II 2019-2020, 35 334, nr. 82). Voor de zeevaart spant IenW zich in voor de invoering van mondiale prijsprikkels gericht op reductie van CO2 emissies.

In april 2022 is vanuit het Nationaal Groeifonds € 50,2 miljoen beschikbaar gesteld voor de uitrol van zero emissie binnenvaart via batterij containers. Tot 2026 moet dit leiden tot 45 zero emissie binnenvaartschepen met bijbehorende laadstations. Het bedrijf Zero Emission Services BV heeft eind 2022 het eerste deel van het bedrag ontvangen voor de realisatie van laadstations en de aankoop van batterijcontainers en zal in 2023 en 2024 eveneens een bijdrage ontvangen. Daarnaast start in 2023 een subsidieregeling voor de ombouw van schepen.In april 2022 is het voorstel Digitale Infrastructuur Logistiek onvoorwaardelijk en volledig toegekend. Een bedrag van € 51,1 miljoen is beschikbaar voor het realiseren van een digitale infrastructuur logistiek. De kwartiermakersfase is eind 2022 afgerond en de uitvoeringsfase is gestart. In de periode 2023 ‒ 2026 zullen via diverse nadere opdrachten de vier werkpakketten van DIL overeenkomstig het Nationaal Groeifonds voorstel worden uitgevoerd.

Op 26 november 2020 is de Havennota 2020‒2030 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2020-2021, 31 409 nr. 306 ).De Havennota 2020‒2030 heeft tot doel om vanuit een integraal en publiek perspectief in te spelen op de kansen en uitdagingen voor de Nederlandse havens. Ambitie is om de krachtige positie van de havens in onze delta-economie te behouden en te versterken zodat de toegevoegde waarde, de bijdrage aan het nationale verdienvermogen en de werkgelegenheid van de zee- en binnenhavens ook in een onzekere toekomst behouden blijven. In de Havennota zijn vijf havens van nationaal belang benoemd. Deze havens hebben in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) prioriteit voor bereikbaarheidsinvesteringen. Mainport Rotterdam heeft hierin een bijzondere positie vanwege de economische omvang en schaalgrootte. Meer havensamenwerking om te komen tot betere marktprestaties is een van de speerpunten van de Havennota.

In lijn met de Goederenvervoeragenda uit 2019 zijn bij het versterken en verder integreren van het multimodale transportsysteem de keuze van verladers voor transport via de binnenvaart en het spoor gestimuleerd, zijn knelpunten voor een dergelijke modal shiftaanpak geformuleerd en in gang gezet, is een nieuwe ruimere subsidieregeling ontwikkeld die met Brusselse instemming tot 2025 zal gelden en zijn ter versterking van het transportsysteem stappen gezet met de ontwikkeling van buisleidingen als een ‘nieuwe’ modaliteit. Hierbij is een stevige (politieke) basis gelegd voor de rol van buisleidingen in het multimodal goederenvervoer en de energietransitie. Ook zijn duidelijke stappen gezet op het gebied van de digitalisering om deze integratie en samenwerking binnen he goederenvervoer mogelijk te maken. Daarnaast is in het voorjaar van 2022 de corridoraanpak Zuid (goederenstroom Amsterdam – Rotterdam – Antwerpen) gestart in het bestuurlijk overleg MIRT GVC en is hierbij een eerste programma gericht op samenwerking binnen de corridor, modal shift en verduurzaming gestart. In de brief van 15 november 2022 (Kamerstukken II 2021-2022, 34 244, nr 3) is de Tweede Kamer over de eerste resultaten van de modal shiftaanpak geinformeerd.

Op 1 januari 2021 is een nieuw loodsplichtstelsel in werking getreden (Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, Loodsplichtbesluit 2021 en Loodsplichtregeling 2021). Overeenkomstig de motie van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2019-2020, 35 248, nr. 10) is deze regelgeving een jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. Deze evaluatie is op 19 september 2022 aan de Tweede Kamer toegestuurd (Kamerstukken II 2021-2022, 35 248, nr 11).

Vanuit de wens om de maritieme veiligheid structureel beter te borgen door een risicogestuurde aanpak, is in november 2020 het Beleidskader maritieme veiligheid naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II 2019-2020, 31 409, nr. 307). Dit beleidskader omvat zowel de nautische veiligheid (safety) als maritieme security en bevat onder meer een doelstelling en een aantal acties die komende jaren zullen worden opgepakt.  In de verzamelbrief van 1 december 2022 (Kamerstukken II 2021-2022, 31409, 372) voor het commissiedebat maritiem is aangegeven dat de Tweede Kamer voor de zomer van 2023 een overzicht van de stand van zaken ontvangt.

Tabel 48 Budgettaire gevolgen van beleid art. 18 Scheepvaart en Havens (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2018

2019

2020

2021

2022

2022

2022

 

Verplichtingen

44.916

35.641

85.477

42.649

115.084

27.497

87.587

1

         

Uitgaven

39.981

57.139

81.021

32.381

55.423

38.880

16.543

 
         

1 Scheepvaart en havens

39.981

57.139

81.021

32.381

55.423

38.880

16.543

 

Opdrachten

26.913

19.452

20.759

12.728

12.816

15.730

‒ 2.914

2

Caribisch Nederland

9774

797

45

61

0

100

‒ 100

 

Topsector Logistiek

15.482

15.778

14.968

6.448

8.784

10.535

‒ 1.751

 

NGF Project - Digitale Infrastructuur Logistiek

0

0

0

0

647

0

647

 

Overige Opdrachten

1.657

2.877

5.746

6.219

3.385

5.095

‒ 1.710

 

Subsidies

7.976

5.756

7.785

15.990

37.681

20.080

17.601

3

Topsector Logistiek

6.359

4.189

1.764

0

4.000

0

4.000

 

Verduurzaming binnenvaart

0

0

0

10.444

18.364

20.000

‒ 1.636

 

Stimulering elektrisch varen

0

0

5.440

4.000

0

0

0

 

NGF Project - Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch

0

0

0

0

9.500

0

9.500

 

Overige Subsidies

1.617

1.567

581

1.546

5.817

80

5.737

 

Bijdragen aan agentschappen

1.430

1.608

1.667

1.859

3.253

1.489

1.764

4

Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.212

1.498

1.417

1.392

2.465

1.489

976

 

Waarvan bijdrage aan RVO

218

110

250

467

778

0

778

 

Overige bijdragen aan agentschappen

0

0

0

0

10

0

10

 

Bijdragen aan medeoverheden

2.158

28.701

49.343

35

0

0

0

 

Bijdrage gemeente Tilburg

0

0

4.750

0

0

0

0

 

Bijdrage provincie Noord-Holland

0

0

27.638

0

0

0

0

 

Bijdragen Caribisch Nederland

2158

28.701

16.714

35

0

0

0

 

Overige bijdrage aan medeoverheden

0

0

241

0

0

0

0

 

Bijdragen aan internationale organisaties

1.504

1.622

1.467

1.525

1.565

1.581

‒ 16

 

Waarvan bijdrage aan CCR/IMO (HGIS)

1.020

1.123

967

1.025

548

1.081

‒ 533

 

Waarvan overige bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

484

499

500

500

1.017

500

517

 

Bijdragen ZBO's/RWT's

0

0

0

244

108

0

108

 
         

Ontvangsten

168

427

643

738

495

0

495

 

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie van het verplichtingenbudget van per saldo € 87,6 miljoen is het gevolg van ontvangen budget:

    • Uit het Nationaal Groeifonds ten behoeve van de uitvoering van de projecten Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch (€ 35,1 miljoen) en digitale infrastructuur en logistiek (€ 49,8 miljoen).

    • Van de aanvullende post (€ 10 miljoen) voor de tijdelijke subsidieregeling binnenvaartschepen 2021-2026.

    • Vanuit het Mobiliteitsfonds voor:

      • de tijdelijke walstroomregeling 2022-2023 (€ 10,4 miljoen).

      • de tijdelijke subsidieregeling onderzoek Topsector Logistiek 2022-2026 (€ 4,0 miljoen)

      • het project Digitale Transport Strategie (€ 1,1 miljoen).

    • Hiertegenover staat een lagere realisatie van het verplichtingenbudget, met name als gevolg van een actualisatie van het kasritme voor de tijdelijke subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen 2021-2026 waarbij € 19,7 miljoen naar latere jaren is geschoven. Dit is een gevolg van achterblijvende interesse in de regeling voor het stikstofaandeel SCR-katalysatoren. Overige mutaties verklaren het resterende verschil (€ 3,1 miljoen).

  • 9. De lagere realisatie van het opdrachtenbudget (€ 2,9 miljoen) is met name het gevolg van een lagere realisatie op het vervolgprogramma Topsector Logistiek welke is teruggeboekt naar het Mobiliteitsfonds (€ 1,8 miljoen) en diverse overboekingen. Daartegenover staat een hogere realisatie door ontvangen dekking voor de uitvoering van de Digitale Transport Strategie vanuit het Mobiliteitsfonds (€ 1,1 miljoen). Overige mutaties verklaren het resterende verschil (€ 2,2 miljoen).

  • 10. De hogere realisatie van het subsidiebudget (€ 17,6 miljoen) betreft met name € 9,5 miljoen ontvangen budget voor de uitvoering van het Nationaal Groeifondsproject voor subsidie ten behoeve van elektrisch varen. Daarnaast is door vertraging in de uitvoering van de tijdelijke subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen 2021-2026, als gevolg van achterblijvende interesse in het stikstofaandeel SCR-katalysatoren, € 11,1 miljoen budget meegenomen van 2021 naar 2022. Vervolgens heeft in 2022 een actualisatie plaatsgevonden van het kasritme waarbij € 19,7 miljoen naar latere jaren is geschoven en is door deze vertraging € 2,5 miljoen niet ingezet in 2022. Voor het aandeel motorvervanging van de regeling voor verduurzaming van de binnenvaartschepen is € 10 miljoen extra budget ontvangen vanuit de aanvullende post, welke volledig is ingezet. Voor de tijdelijke walstroomregeling 2022-2023 is € 5,9 miljoen budget ontvangen vanuit het Mobiliteitsfonds. Voor de tijdelijke subsidieregeling onderzoek Topsector Logistiek 2022-2026 is € 4 miljoen budget vanuit het Mobiliteitsfonds op HXII ontvangen, waar uitvoering en realisatie plaatsvindt. Overige mutaties verklaren het resterende verschil (€ 0,7 miljoen).

  • 11. De hogere realisatie van de agentschapsbijdragen (€ 1,8 miljoen) is met name een gevolg van ontvangen budget vanuit het Mobiliteitsfonds voor inzet van RWS en mutaties vanuit subsidieregelingen voor de uitvoering daarvan door RVO.

1 Scheepvaart en havens

18.01.01 Opdrachten

  • IenW draagt jaarlijks financieel bij aan de ACM voor het uitvoeren van toezicht op het loodswezen. De overige kosten van het toezicht worden via het loodstarief doorberekend aan de scheepvaart.

  • Voor Caribisch Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) zijn opdrachten uitgevoerd ter assistentie bij het IenW traject betreffende de modernisering van de maritieme BES-regelgeving en een onderzoek naar mogelijke governance-vormen voor het havenbeheer.

  • De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, het monitoren van de arbeidsmarkt, het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen en het wegnemen van knelpunten in de relevante wetgeving. Hiervoor is beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.

  • Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in International Maritime Organization (IMO)- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving).

  • De uitvoering van de acties uit de definitieve 2020 ‒ 2030 Havennota verlopen via het reguliere opdrachtenbudget met aansluiting op het Werkprogramma Zeehavens.  

  • In april 2022 is het voorstel Digitale Infrastructuur Logistiek onvoorwaardelijk en volledig toegekend. Een bedrag van € 51,1 miljoen is beschikbaar voor het realiseren van een digitale infrastructuur logistiek. De kwartiermakersfase is eind 2022 afgerond en de uitvoeringsfase is gestart. In de periode 2023 ‒ 2026 zullen via diverse nadere opdrachten de vier werkpakketten van DIL overeenkomstig het Nationaal Groeifonds voorstel worden uitgevoerd.

  • Voor de uitvoering van de Green Deal is budget beschikbaar voor verduurzaming en innovatie van de binnenvaart en zeevaart. Naast subsidie voor motorvervanging op binnenvaartschepen vindt validatie onderzoek plaats naar duurzame oplossingen voor de zeevaart.

  • Voor de uitvoering van de Digitale Transport Strategie is in samenwerking met de mainports inmiddels een federatieve referentie architectuur voor veilig data delen tussen overheden en bedrijven vastgesteld. Aangezien dit een enorme systeemsprong in bestaande logistieke ketens vereist, is in 2022 gestart met het valideren van de eerste minimale basisvarianten van de federatieve referentie architectuur in concrete projecten. Dit zal de komende jaren worden voortgezet en verder uitgebouwd. Bij de implementatie van de EU Verordeningen over papierloos transport (eFTI) en maritiem single window (EMSWe) loopt het opstellen van de IT specificaties door de Europese Commissie enige vertraging op. In 2023 zal worden bekeken welke impact dit heeft op de planning van de nationale implementaties. Inzet is nog steeds gericht op tijdige nationale implementatie van beide verordeningen in 2025.

  • IenW heeft een deel van de zogenaamde VNAC-gelden (Verkenning Nationaal Actieprogramma Cybersecurity) gekregen om cybersecurity verder te ontwikkelen. De overkoepelende coördinatie voor de besteding van deze middelen ligt bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. In 2022 zijn deze middelen voor de Versterking Nationale Aanpak Cybersecurity (VNAC) ingezet om de cyber awareness en weerbaarheid binnen de maritieme sector te vergroten en planmatig vorm te geven. Daarnaast is ingezet op het verder professionaliseren en programmatisch inbedden van het toezicht op cybersecurity. Dit wordt gecontinueerd in 2023.

  • Voor de Topsector Logistiek zijn opdrachten uitgevoerd onder regie van het Topteam Logistiek. In 2022 werd in totaal voor € 8,5 miljoen aan activiteiten in de vorm van opdrachten uitgevoerd. De activiteiten richten zich op het bereiken van een sterk concurrerende en emissieloze logistiek en hebben betrekking op de drie toepassingsgebieden stadslogistiek, supply chains en corridors en knooppunten. Daarnaast zijn er in 2022 nieuwe activiteiten bijgekomen die zich richten op stifstofreductie.

18.01.02 Subsidies

  • Voor de tijdelijke subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen 2021-2025 was in 2022 € 15,9 miljoen beschikbaar voor motorvervanging, welke volledig is uitgeput. Van de beschikbare € 3,8 miljoen voor de aanschaf en installatie van Selective Catalytic Reduction (SCR)-katalysatoren voor binnenvaartschepen is € 2,5 miljoen uitgeput.

  • In 2022 zijn de eerste twee tenders van de Tijdelijke subsidieregling walstroom havens opengesteld. De twee tenders hebben meerdere14 walstroomprojecten voor de zeevaart opgeleverd in de havens van Rotterdam, Amsterdam en North Seaport, waaronder projecten voor de cruiseterminals van Rotterdam en Amsterdam.

  • In 2022 is de IenW-subsidieregeling Basisvisie Recreatietoervaart Nederland aan de Stichting Waterrecreatie Nederland voor de periode 2021 t/m 2025 voortgezet. De subsidie is bestemd voor de voorbereiding, uitvoering en monitoring van de Basisvisie Recreatietoervaart Nederland.

  • Met de Tijdelijke subsidieregeling onderzoek Topsector Logistiek 2022-2026 wordt onderzoek gesubsidieerd dat bijdraagt aan de transitie naar duurzame, concurrerende en veilige logistieke ketens en goederenvervoer. Dit is onderdeel van de Gezamenlijke Ambitie, Logistiek en goederenvervoer in 2050: concurrerend, duurzaam en veilig (Deel A) en de emissiereductie in de bouw door de ontwikkeling van effectieve bouwlogistieke ketens, de ontwikkeling van verdere digitalisering of ketenregieactiviteiten als onderdeel van de aanpak Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) (Deel B). Hiervoor was € 4 miljoen respectievelijk € 3 miljoen beschikbaar. Wegens onvoldoende gekwalificeerde aanvragen voor Deel B zijn de middelen (€ 3 miljoen) voor 2022 onbenut gebleven.

  • In april 2022 is vanuit het Nationaal Groeifonds € 50,2 miljoen beschikbaar gesteld voor de uitrol van zero emissie binnenvaart via batterij containers. Tot 2026 moet dit leiden tot 45 zero emissie binnenvaartschepen met bijbehorende laadstations. Het bedrijf Zero Emission Services BV heeft eind 2022 het eerste deel van het bedrag ontvangen voor de realisatie van laadstations en de aankoop van batterijcontainers en zal in 2023 en 2024 eveneens een bijdrage ontvangen.Daarnaast start in 2023 een subsidieregeling voor de ombouw van schepen.

  • In april 2022 is het voorstel Digitale Infrastructuur Logistiek onvoorwaardelijk en volledig toegekend. Een bedrag van € 51,1 miljoen is beschikbaar gesteld voor het realiseren van een digitale infrastructuur logistiek. De kwartiermakersfase is eind 2022 afgerond en de uitvoeringsfase is gestart. In de periode 2023 ‒ 2026 zullen via diverse nadere opdrachten de vier werkpakketten van DIL overeenkomstig het Nationaal Groeifonds voorstel worden uitgevoerd.

  • In 2022 is subsidie verstrekt aan de Nederlandse Zeevarenden Centrale voor het laten uitvoeren van een beknopte studie naar de structurele financiering van Nederlandse zeemanshuizen en de behoefte van zeevarenden op het terrein van welzijn die tijdelijk in Nederlandse havens verblijven. De studie is eind 2022 opgeleverd. De resultaten bieden voldoende basis om met de betrokken partijen in de Nederlandse havens te spreken over de continuïteit van financiering.

  • In 2022 is door het ministerie een subsidie verstrekt aan de Europese brancheorganisatie voor dampverwerkers (EVRA). De subsidie is bestemd om een CEF-T aanvraag op te laten stellen door een gespecialiseerd subsidiebureau waarmee subsidie kan worden verkregen voor een studieproject omtrent de ontwikkeling en uitrol van mobiele ontgassingsinstallaties. Dit levert een bijdrage aan de implementatie van het internationale CDNI-verbod op varend ontgassen door binnenvaarttankschepen.

  • In 2022 heeft IenW subsidie verleend aan de Nederlandse Vereniging van Binnenhavens (NVB) voor digitalisering van ligplaatsenmanagement . Het doel hiervan was de ontwikkeling van collectieve ontwikkelinstrumenten, te gebruiken door havens, die daarmee op eigen niveau aan kunnen haken, stappen kunnen zetten en vaart kunnen maken in de digitalisering. Dit sluit aan bij de nationale programma’s van IenW met een Digitale Transport Strategie en het opzetten van een Platform Digitaal Transport en Basis Data Infrastructuur.

  • In 2022 is een subsidie verstrekt aan Havenbedrijf Amsterdam om mogelijk te maken dat de haven automatisch de ontvangstbewijzen van scheepsafval door kan melden aan SafeSeaNet (SSN). De verplichting voor het melden aan SSN komt voort uit implementatiewetgeving15 voor de nieuwe havenontvangstvoorziening richtlijn (Richtlijn 2019/883).

18.01.03 Bijdragen aan agentschappenIn het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol zijn met RWS afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

18.01.05 Bijdragen aan internationale organisatiesVanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt Nederland circa € 0,5 miljoen contributie aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie aan de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast zijn bijdragen aan het European Inland Waterway Transport (IWT) platform circa € 0,4 miljoen, de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), de Donaucommissie en North Atlantic Ice Patrol verschuldigd.

18.01.06 Bijdrage aan ZBO's/RWT's Voor het uitvoeren van een wettelijke taak Nationaal Register, uitvoering van de Single Point of Contact, is € 0,1 miljoen aan de Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB) beschikbaar gesteld.

Tabel 49 Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)

Extracomptabele verwijzing naar artikel artikel 15 Hoofdvaarwegennet (x € 1.000)

  
  

2022

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdsdtuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Mobiliteitsfonds

1.450.004

 

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet

44.247

 

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet

1.494.251

Waarvan

  

15.01

Verkeersmanagement

10.972

15.02

Beheer onderhoud en vervanging

511.648

15.03

Aanleg

390.458

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

165.643

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

415.530

15.07

Investeringsruimte

0

Tabel 50 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
  

2022

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam van het Mobiliteitsfonds

 
 

Andere ontvangsten van artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

‒ 7

 

Totale uitgaven op artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

‒ 7

Waarvan

  

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

‒ 7

14

Eind januari 2023 worden de beschikkingen van de tweede tender bekend.

15

Aanpassing Wet voorkoming verontreiniging door schepen, Stb. 2022, 198 Kamerstukken: 35886

Licence