Base description which applies to whole site

4.12 Beleidsartikel 16 Onderzoek en wetenschapsbeleid

De algemene doelstelling is het scheppen van een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving, die onderzoekers uitdaagt tot optimale wetenschappelijke prestaties en die goed aansluit op maatschappelijke behoeften.

De overkoepelende ambitie van het onderzoek en wetenschapsbeleid is het creëren van een sterk en duurzaam stelsel van hoger onderwijs en wetenschap, met een hoge kwaliteit onderwijs en onderzoek over de volle breedte, waarin kennisinstellingen en regio’s hun onderscheidende sterktes maximaal kunnen benutten.

De Minister heeft drie hoofddoelen geformuleerd om het stelsel toekomstbestendig te maken, namelijk:

  • 1. het versterken van het fundament;

  • 2. ruimte geven aan divers talent;

  • 3. het vergroten van de maatschappelijke impact van hoger onderwijs en onderzoek en de publieke erkenning ervan (Kamerstukken II 2021/22, 31288, nr. 964).

De Minister is verantwoordelijk voor het stelsel van onderzoek en wetenschap.

De instrumenten die worden ingezet om de ambitie en hoofddoelen te behalen kunnen worden ingedeeld in drie complementaire rollen:

Financieren

De Minister bekostigt (belangrijke onderdelen van) het onderzoeks- en wetenschapsbestel, met als doel de instandhouding en het faciliteren van het stelsel. Instrumenten die hieronder vallen zijn o.a. de structurele hoofdbekostiging van instellingen, aanvullende bekostiging, sectorplannen, subsidies, bijdragen aan agentschappen, bijdragen aan internationale organisaties, matching van Horizon Europe, en nieuwe instrumenten zoals de stimuleringsbeurzen. Deze instrumenten dragen bij aan bijvoorbeeld het versterken van human capital (men is beter in staat talent op te leiden, aan te trekken en te behouden, waardoor er meer rust en ruimte is voor onderzoekers) en het versterken van de infrastructuur (hieronder vallen faciliteiten binnen instellingen, maar ook grote wetenschappelijke infrastructuren op internationaal niveau).

Stimuleren

De Minister stimuleert (gewenste ontwikkelingen binnen) het stelsel, bijvoorbeeld door middel van het aanjagen, stimuleren en faciliteren van strategische dialogen en het maken van afspraken met relevante partijen in het kennisecosysteem. De instrumenten om het stelsel te stimuleren dragen elk bij aan de ambitie en hoofddoelen via verschillende mechanismen. Belangrijke mechanismen zijn bijvoorbeeld het verbeteren kennisbenutting (denk aan open science) en het verbeteren van profilering en samenwerking (dit leidt tot vernieuwende consortia en projecten, een betere taakverdeling in het veld, enzovoorts).

Regisseren

De Minister schept voorwaarden voor het stelsel via bijvoorbeeld wet- en regelgeving en coördinerende activiteiten. Voorbeelden van dit soort voorwaarden zijn een klimaat waarin kennisinstellingen excellent onderzoek kunnen doen, kwaliteit en vernieuwend vermogen geborgd is, kennisinstellingen doelmatig functioneren en het wetenschapsbeleid op nationaal en internationaal niveau goed gepositioneerd is.

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op een efficiënte besteding van publieke middelen. In de monitoring en evaluatie zal naast doelmatigheid ook speciale aandacht gaan naar de mate waarin de instrumenten (individueel en op geaggregeerd niveau) bijdragen aan de ambitie en hoofddoelen en via welke mechanismen (doeltreffendheid) dit gebeurt.

De belangrijkste behaalde resultaten op het terrein van onderzoek en wetenschapsbeleid zijn opgenomen in het onderdeel beleidsprioriteiten. In onderstaande tekst zijn in aanvulling daarop nog enkele noemenswaardige resultaten beschreven.

Rust, ruimte en kwaliteit in het hoger onderwijs en de wetenschapInvesteringen in onderzoek en wetenschap, zoals de sectorplannen, Open competitie en de starters- en stimuleringsbeurzen, zijn doorgezet, zie het onderdeel beleidsprioriteiten. Tegelijkertijd hebben de voor 2025 aangekondigde bezuinigingen en de gesprekken over de invulling daarvan onmiskenbaar een stempel gedrukt op 2024.

Het veld verwacht dat de effecten van de investeringen op het bieden van rust en ruimte en het verlagen van de werkdruk, door de aangekondigde bezuinigingen, minder effectief zijn. Daar staat wel tegenover dat de sectorplanaanstellingen vaste posities zijn, wat meer rust biedt.

In 2024 zijn wederom stappen gezet op het verbeteren van de toegang tot de nationale en internationale onderzoeksfaciliteiten. In aanvulling op de resultaten die aan bod komen in het hoofdstuk beleidsprioriteiten is op dit vlak ook de bouw van de nieuwe generatie supercomputer relevant. Deze wordt in Frankrijk gebouwd door een consortium met Nederland.  Daarnaast zijn internationale samenwerking, kennisveiligheid en de ontwikkelmogelijkheden (erkennen en waarderen) gestimuleerd in 2024. De resultaten op deze onderwerpen zijn volledig opgenomen in het hoofdstuk beleidsprioriteiten.

Vergroten van de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoekEr is veel geïnvesteerd in het vergroten van maatschappelijke impact. Naast de resultaten die aan de orde komen in het hoofdstuk beleidsprioriteiten is er een nieuwe investeringsronde gestart voor Faculty of Impact: een programma voor wetenschappers die impact willen maken met hun onderzoek en een eigen bedrijf starten. Verder heeft Het Nationaal Expertisecentrum Wetenschap en Samenleving (NEWS) een werkplan opgesteld en is gestart met de uitvoering. Het doel is door betere wetenschapscommunicatie de verbinding te versterken tussen wetenschap en samenleving. Daarnaast is het wetstraject gestart om Professional Doctorate (PD) als officiële titel te erkennen. Een PD is gelijkwaardig aan een PhD die universiteiten aanbieden.

Integrale aanpak sociale veiligheid en gelijke behandeling in het hoger onderwijs en wetenschapIn aanvulling op de resultaten beschreven in het hoofdstuk beleidsprioriteiten hebben universiteiten en hogescholen conform het bestuursakkoord gedragsregels opgesteld tegen onveilig en grensoverschrijdend gedrag. Ook is het wetstraject zorgplicht voor de sociale veiligheid voor studenten en medewerkers gestart met een eerste consultatieronde onder de belangrijkste stakeholders. Daarnaast is in 2024 de beleidsreactie midterm-evaluatie nationaal actieplan voor meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek naar de Kamer gestuurd waaruit blijkt dat er nog belangrijke stappen te zetten zijn op het terrein van diversiteit en inclusie.

Tabel 46 Budgettaire gevolgen van beleid van artikel 16 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

Verplichtingen

1.211.339

1.257.194

1.668.080

2.035.774

1.885.419

1.683.246

202.173

        

Uitgaven

1.149.725

1.193.537

1.438.626

1.687.994

1.829.923

1.739.020

90.903

        

Bekostiging

1.024.396

1.067.549

1.295.913

1.436.205

1.523.925

1.389.267

134.658

NWO

458.976

496.101

508.479

589.807

646.358

563.764

82.594

KNAW

94.764

96.271

100.842

106.633

112.593

105.320

7.273

KB

51.595

50.956

59.239

60.864

68.131

64.780

3.351

NWO Talentenontwikkeling

165.885

169.561

165.885

165.885

165.885

175.486

‒ 9.601

NWO Praktijkgericht Onderzoek

0

0

64.142

65.030

68.405

60.380

8.025

NWO TTW

8.000

8.177

8.000

8.000

13.000

8.463

4.537

NWO Grootschalige Researchinfrastructuur

55.380

56.608

55.380

55.380

55.380

58.586

‒ 3.206

Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO)

33.869

41.700

42.070

43.768

40.739

21.755

18.984

Poolonderzoek

3.147

3.217

3.147

3.147

3.147

3.234

‒ 87

Caribisch Nederland

2.500

2.555

2.500

2.500

2.500

2.644

‒ 144

NWO Fonds onderzoek en wetenschap

0

0

134.000

171.799

179.665

168.827

10.838

NWO Praktijk onderzoek en wetenschap

0

0

15.000

15.888

16.663

15.868

795

NWO NWA

150.280

142.403

137.229

147.504

151.459

140.160

11.299

Subsidies (regelingen)

23.575

23.750

28.407

52.283

184.364

138.458

45.906

Stichting NLBIF

566

566

0

0

408

0

408

Naturalis Biodiversity Center

6.513

6.668

7.525

8.509

15.203

8.502

6.701

BPRC

11.406

10.923

11.350

11.989

12.565

11.989

576

NEMO Science Museum

3.460

3.536

3.661

4.206

4.073

3.991

82

STT

221

231

239

254

267

254

13

Stichting AAP

1.032

1.084

1.124

1.192

1.250

1.192

58

Nationaal Groeifonds

0

0

1.140

25.165

60.636

75.400

‒ 14.764

Nationale Coördinatie

377

742

3.368

968

1.895

4.768

‒ 2.873

Subsidie Fonds onderzoek en wetenschap

0

0

0

0

83.222

5.229

77.993

Delta Climate Center

0

0

0

0

4.012

26.942

‒ 22.930

VSC

0

0

0

0

309

191

118

Netherlands Academy of Engineering

0

0

0

0

524

0

524

Opdrachten

524

655

1.777

3.776

1.503

12.591

‒ 11.088

Opdrachten

524

655

1.777

3.085

1.191

2.156

‒ 965

Opdrachten Fonds onderzoek en wetenschap

0

0

0

691

312

10.435

‒ 10.123

Bijdrage aan agentschappen

1.317

1.513

1.048

80.397

3.106

82.798

‒ 79.692

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

1.317

1.513

1.048

964

1.081

963

118

RVO Fonds onderzoek en wetenschap

0

0

0

79.433

2.025

81.835

‒ 79.810

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

99.913

100.070

111.481

115.333

117.025

115.906

1.119

EMBC

1.228

1.333

1.240

1.241

1.064

1.317

‒ 253

EMBL

5.241

5.311

5.654

6.539

7.106

7.716

‒ 610

ESA

31.146

33.387

34.290

35.338

36.518

35.338

1.180

CERN

50.531

50.418

53.602

61.411

61.477

60.620

857

ESO

9.081

9.621

16.695

10.804

10.860

10.804

56

NTU/INL

2.686

0

0

0

0

111

‒ 111

        

Ontvangsten

154

78

0

148

1.788

101

1.687

Tabel 47 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

Verplichtingen

1.211.339

1.257.194

1.668.080

2.035.774

1.885.419

1.683.246

202.173

waarvan garantieverplichtingen

‒ 1.030

‒ 1.083

‒ 1.137

‒ 1.195

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

1.212.369

1.258.277

1.669.217

2.036.969

1.885.419

1.683.246

202.173

Indien mutaties al bij de Eerste en Tweede Suppletoire Begroting zijn toegelicht, worden deze hier niet herhaald.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen 2024 is per saldo € 202,2 miljoen hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. De hogere verplichtingen zijn voornamelijk het resultaat van de jaarlijkse verwerking van de loon- en prijsbijstelling (lpo). De lpo wordt in het lopende jaar berekend, toegekend en vervolgens in de (aanvullende) Rijksbijdragebrieven verplicht voor zowel het lopende jaar als het aanstaande jaar.

Uitgaven

De realisatie van de uitgaven 2024 is per saldo € 90,9 miljoen hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Dit is het gevolg van de standaard systematiek van het toekennen van loon- en prijsbijstelling gedurende het lopende jaar en overboekingen van andere departementen.

Ontvangsten

De realisatie van de ontvangsten is conform de raming van de oorspronkelijk vastgestelde begroot.

Licence