De algemene doelstelling is het scheppen van een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving, die onderzoekers uitdaagt tot optimale wetenschappelijke prestaties en die goed aansluit op maatschappelijke behoeften.
De overkoepelende ambitie van het onderzoek en wetenschapsbeleid is het creëren van een sterk en duurzaam stelsel van hoger onderwijs en wetenschap, met een hoge kwaliteit onderwijs en onderzoek over de volle breedte, waarin kennisinstellingen en regio’s hun onderscheidende sterktes maximaal kunnen benutten.
De Minister heeft drie hoofddoelen geformuleerd om het stelsel toekomstbestendig te maken, namelijk:
1. het versterken van het fundament;
2. ruimte geven aan divers talent;
3. het vergroten van de maatschappelijke impact van hoger onderwijs en onderzoek en de publieke erkenning ervan (Kamerstukken II 2021/22, 31288, nr. 964).
De Minister is verantwoordelijk voor het stelsel van onderzoek en wetenschap.
De instrumenten die worden ingezet om de ambitie en hoofddoelen te behalen kunnen worden ingedeeld in drie complementaire rollen:
Financieren
De Minister bekostigt (belangrijke onderdelen van) het onderzoeks- en wetenschapsbestel, met als doel de instandhouding en het faciliteren van het stelsel. Instrumenten die hieronder vallen zijn o.a. de structurele hoofdbekostiging van instellingen, aanvullende bekostiging, sectorplannen, subsidies, bijdragen aan agentschappen, bijdragen aan internationale organisaties, matching van Horizon Europe, en nieuwe instrumenten zoals de stimuleringsbeurzen. Deze instrumenten dragen bij aan bijvoorbeeld het versterken van human capital (men is beter in staat talent op te leiden, aan te trekken en te behouden, waardoor er meer rust en ruimte is voor onderzoekers) en het versterken van de infrastructuur (hieronder vallen faciliteiten binnen instellingen, maar ook grote wetenschappelijke infrastructuren op internationaal niveau).
Stimuleren
De Minister stimuleert (gewenste ontwikkelingen binnen) het stelsel, bijvoorbeeld door middel van het aanjagen, stimuleren en faciliteren van strategische dialogen en het maken van afspraken met relevante partijen in het kennisecosysteem. De instrumenten om het stelsel te stimuleren dragen elk bij aan de ambitie en hoofddoelen via verschillende mechanismen. Belangrijke mechanismen zijn bijvoorbeeld het verbeteren kennisbenutting (denk aan open science) en het verbeteren van profilering en samenwerking (dit leidt tot vernieuwende consortia en projecten, een betere taakverdeling in het veld, enzovoorts).
Regisseren
De Minister schept voorwaarden voor het stelsel via bijvoorbeeld wet- en regelgeving en coördinerende activiteiten. Voorbeelden van dit soort voorwaarden zijn een klimaat waarin kennisinstellingen excellent onderzoek kunnen doen, kwaliteit en vernieuwend vermogen geborgd is, kennisinstellingen doelmatig functioneren en het wetenschapsbeleid op nationaal en internationaal niveau goed gepositioneerd is.
De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op een efficiënte besteding van publieke middelen. In de monitoring en evaluatie zal naast doelmatigheid ook speciale aandacht gaan naar de mate waarin de instrumenten (individueel en op geaggregeerd niveau) bijdragen aan de ambitie en hoofddoelen en via welke mechanismen (doeltreffendheid) dit gebeurt.
De belangrijkste behaalde resultaten op het terrein van onderzoek en wetenschapsbeleid zijn opgenomen in het onderdeel beleidsprioriteiten. In onderstaande tekst zijn in aanvulling daarop nog enkele noemenswaardige resultaten beschreven.
Rust, ruimte en kwaliteit in het hoger onderwijs en de wetenschapInvesteringen in onderzoek en wetenschap, zoals de sectorplannen, Open competitie en de starters- en stimuleringsbeurzen, zijn doorgezet, zie het onderdeel beleidsprioriteiten. Tegelijkertijd hebben de voor 2025 aangekondigde bezuinigingen en de gesprekken over de invulling daarvan onmiskenbaar een stempel gedrukt op 2024.
Het veld verwacht dat de effecten van de investeringen op het bieden van rust en ruimte en het verlagen van de werkdruk, door de aangekondigde bezuinigingen, minder effectief zijn. Daar staat wel tegenover dat de sectorplanaanstellingen vaste posities zijn, wat meer rust biedt.
In 2024 zijn wederom stappen gezet op het verbeteren van de toegang tot de nationale en internationale onderzoeksfaciliteiten. In aanvulling op de resultaten die aan bod komen in het hoofdstuk beleidsprioriteiten is op dit vlak ook de bouw van de nieuwe generatie supercomputer relevant. Deze wordt in Frankrijk gebouwd door een consortium met Nederland. Daarnaast zijn internationale samenwerking, kennisveiligheid en de ontwikkelmogelijkheden (erkennen en waarderen) gestimuleerd in 2024. De resultaten op deze onderwerpen zijn volledig opgenomen in het hoofdstuk beleidsprioriteiten.
Vergroten van de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoekEr is veel geïnvesteerd in het vergroten van maatschappelijke impact. Naast de resultaten die aan de orde komen in het hoofdstuk beleidsprioriteiten is er een nieuwe investeringsronde gestart voor Faculty of Impact: een programma voor wetenschappers die impact willen maken met hun onderzoek en een eigen bedrijf starten. Verder heeft Het Nationaal Expertisecentrum Wetenschap en Samenleving (NEWS) een werkplan opgesteld en is gestart met de uitvoering. Het doel is door betere wetenschapscommunicatie de verbinding te versterken tussen wetenschap en samenleving. Daarnaast is het wetstraject gestart om Professional Doctorate (PD) als officiële titel te erkennen. Een PD is gelijkwaardig aan een PhD die universiteiten aanbieden.
Integrale aanpak sociale veiligheid en gelijke behandeling in het hoger onderwijs en wetenschapIn aanvulling op de resultaten beschreven in het hoofdstuk beleidsprioriteiten hebben universiteiten en hogescholen conform het bestuursakkoord gedragsregels opgesteld tegen onveilig en grensoverschrijdend gedrag. Ook is het wetstraject zorgplicht voor de sociale veiligheid voor studenten en medewerkers gestart met een eerste consultatieronde onder de belangrijkste stakeholders. Daarnaast is in 2024 de beleidsreactie midterm-evaluatie nationaal actieplan voor meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek naar de Kamer gestuurd waaruit blijkt dat er nog belangrijke stappen te zetten zijn op het terrein van diversiteit en inclusie.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2024 | 2024 | |
Verplichtingen | 1.211.339 | 1.257.194 | 1.668.080 | 2.035.774 | 1.885.419 | 1.683.246 | 202.173 |
Uitgaven | 1.149.725 | 1.193.537 | 1.438.626 | 1.687.994 | 1.829.923 | 1.739.020 | 90.903 |
Bekostiging | 1.024.396 | 1.067.549 | 1.295.913 | 1.436.205 | 1.523.925 | 1.389.267 | 134.658 |
NWO | 458.976 | 496.101 | 508.479 | 589.807 | 646.358 | 563.764 | 82.594 |
KNAW | 94.764 | 96.271 | 100.842 | 106.633 | 112.593 | 105.320 | 7.273 |
KB | 51.595 | 50.956 | 59.239 | 60.864 | 68.131 | 64.780 | 3.351 |
NWO Talentenontwikkeling | 165.885 | 169.561 | 165.885 | 165.885 | 165.885 | 175.486 | ‒ 9.601 |
NWO Praktijkgericht Onderzoek | 0 | 0 | 64.142 | 65.030 | 68.405 | 60.380 | 8.025 |
NWO TTW | 8.000 | 8.177 | 8.000 | 8.000 | 13.000 | 8.463 | 4.537 |
NWO Grootschalige Researchinfrastructuur | 55.380 | 56.608 | 55.380 | 55.380 | 55.380 | 58.586 | ‒ 3.206 |
Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) | 33.869 | 41.700 | 42.070 | 43.768 | 40.739 | 21.755 | 18.984 |
Poolonderzoek | 3.147 | 3.217 | 3.147 | 3.147 | 3.147 | 3.234 | ‒ 87 |
Caribisch Nederland | 2.500 | 2.555 | 2.500 | 2.500 | 2.500 | 2.644 | ‒ 144 |
NWO Fonds onderzoek en wetenschap | 0 | 0 | 134.000 | 171.799 | 179.665 | 168.827 | 10.838 |
NWO Praktijk onderzoek en wetenschap | 0 | 0 | 15.000 | 15.888 | 16.663 | 15.868 | 795 |
NWO NWA | 150.280 | 142.403 | 137.229 | 147.504 | 151.459 | 140.160 | 11.299 |
Subsidies (regelingen) | 23.575 | 23.750 | 28.407 | 52.283 | 184.364 | 138.458 | 45.906 |
Stichting NLBIF | 566 | 566 | 0 | 0 | 408 | 0 | 408 |
Naturalis Biodiversity Center | 6.513 | 6.668 | 7.525 | 8.509 | 15.203 | 8.502 | 6.701 |
BPRC | 11.406 | 10.923 | 11.350 | 11.989 | 12.565 | 11.989 | 576 |
NEMO Science Museum | 3.460 | 3.536 | 3.661 | 4.206 | 4.073 | 3.991 | 82 |
STT | 221 | 231 | 239 | 254 | 267 | 254 | 13 |
Stichting AAP | 1.032 | 1.084 | 1.124 | 1.192 | 1.250 | 1.192 | 58 |
Nationaal Groeifonds | 0 | 0 | 1.140 | 25.165 | 60.636 | 75.400 | ‒ 14.764 |
Nationale Coördinatie | 377 | 742 | 3.368 | 968 | 1.895 | 4.768 | ‒ 2.873 |
Subsidie Fonds onderzoek en wetenschap | 0 | 0 | 0 | 0 | 83.222 | 5.229 | 77.993 |
Delta Climate Center | 0 | 0 | 0 | 0 | 4.012 | 26.942 | ‒ 22.930 |
VSC | 0 | 0 | 0 | 0 | 309 | 191 | 118 |
Netherlands Academy of Engineering | 0 | 0 | 0 | 0 | 524 | 0 | 524 |
Opdrachten | 524 | 655 | 1.777 | 3.776 | 1.503 | 12.591 | ‒ 11.088 |
Opdrachten | 524 | 655 | 1.777 | 3.085 | 1.191 | 2.156 | ‒ 965 |
Opdrachten Fonds onderzoek en wetenschap | 0 | 0 | 0 | 691 | 312 | 10.435 | ‒ 10.123 |
Bijdrage aan agentschappen | 1.317 | 1.513 | 1.048 | 80.397 | 3.106 | 82.798 | ‒ 79.692 |
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 1.317 | 1.513 | 1.048 | 964 | 1.081 | 963 | 118 |
RVO Fonds onderzoek en wetenschap | 0 | 0 | 0 | 79.433 | 2.025 | 81.835 | ‒ 79.810 |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 99.913 | 100.070 | 111.481 | 115.333 | 117.025 | 115.906 | 1.119 |
EMBC | 1.228 | 1.333 | 1.240 | 1.241 | 1.064 | 1.317 | ‒ 253 |
EMBL | 5.241 | 5.311 | 5.654 | 6.539 | 7.106 | 7.716 | ‒ 610 |
ESA | 31.146 | 33.387 | 34.290 | 35.338 | 36.518 | 35.338 | 1.180 |
CERN | 50.531 | 50.418 | 53.602 | 61.411 | 61.477 | 60.620 | 857 |
ESO | 9.081 | 9.621 | 16.695 | 10.804 | 10.860 | 10.804 | 56 |
NTU/INL | 2.686 | 0 | 0 | 0 | 0 | 111 | ‒ 111 |
Ontvangsten | 154 | 78 | 0 | 148 | 1.788 | 101 | 1.687 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2024 | 2024 | |
Verplichtingen | 1.211.339 | 1.257.194 | 1.668.080 | 2.035.774 | 1.885.419 | 1.683.246 | 202.173 |
waarvan garantieverplichtingen | ‒ 1.030 | ‒ 1.083 | ‒ 1.137 | ‒ 1.195 | 0 | 0 | 0 |
waarvan overige verplichtingen | 1.212.369 | 1.258.277 | 1.669.217 | 2.036.969 | 1.885.419 | 1.683.246 | 202.173 |
Indien mutaties al bij de Eerste en Tweede Suppletoire Begroting zijn toegelicht, worden deze hier niet herhaald.
Verplichtingen
De realisatie van de verplichtingen 2024 is per saldo € 202,2 miljoen hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. De hogere verplichtingen zijn voornamelijk het resultaat van de jaarlijkse verwerking van de loon- en prijsbijstelling (lpo). De lpo wordt in het lopende jaar berekend, toegekend en vervolgens in de (aanvullende) Rijksbijdragebrieven verplicht voor zowel het lopende jaar als het aanstaande jaar.
Uitgaven
De realisatie van de uitgaven 2024 is per saldo € 90,9 miljoen hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Dit is het gevolg van de standaard systematiek van het toekennen van loon- en prijsbijstelling gedurende het lopende jaar en overboekingen van andere departementen.
Ontvangsten
De realisatie van de ontvangsten is conform de raming van de oorspronkelijk vastgestelde begroot.