Base description which applies to whole site

5.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Ketenaansprakelijkheid voor loon;

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);

  • de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Afschaffen LIV en LKV oudere werknemer

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen is op 24 april 2024 gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2024, 102). Met deze wet zijn een aantal wijzigingen geregeld:

  • Het afschaffen van het lage-inkomensvoordeel (LIV) per 1 januari 2025.

  • Het verlagen van het loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer per 1 januari 2025 en het afschaffen van het LKV oudere werknemer per 1 januari 2026.

  • Het verruimen van de voorwaarden van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer, waardoor meer werkgevers aanspraak kunnen maken op dit loonkostenvoordeel. Deze wijziging is per 1 januari 2025 in werking getreden.

Vertraging wetsvoorstel banenafspraak

Het wetsvoorstel banenafspraak is op 17 oktober 2023 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 449, nr. 2). In dat wetsvoorstel staan onder andere een aantal wijzigingen aangekondigd voor het LKV doelgroep banenafspraak. Doordat de parlementaire behandeling niet voor 1 juli 2024 is afgerond, is de beoogde datum van inwerkingtreding opgeschoven van 1 januari 2025 naar 1 januari 2026.

Invoering van het wettelijk minimumuurloon

Per 1 januari 2024 is de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: Wml) gewijzigd. Sindsdien is het verplicht om werknemers per uur minimaal het wettelijk minimumuurloon te betalen en geldt voor alle sectoren één uniform uurloon. Omdat bij het bepalen van de hoogte van het wettelijk minimumuurloon ten tijde van de invoering is uitgegaan van een voltijds dienstverband van 36 uur, heeft de invoering van het wettelijk minimumuurloon ook tot een loonsverhoging geleid voor werknemers in sectoren waar sprake is van een arbeidsduur van meer dan 36 uur per week.

Individuele scholing SLIM-regeling

De scholingssubsidie Stimulans Arbeidsmarktpositie (STAP) is per 1 januari 2024 afgeschaft en met een deel van het resterende budget wordt een individuele scholingsfaciliteit binnen SLIM vormgegeven. In afwijking van de oorspronkelijke planning is de scholingsfaciliteit in 2024 nog niet aan de SLIM-regeling toegevoegd. De subsidie sluit aan bij de scholing in Sectorale Ontwikkelpaden voor maatschappelijk cruciale sectoren. Voorwaardelijk voor de subsidie is onder meer dat de sectoren een Sectoraal Ontwikkelpad hebben vastgesteld. De totstandkoming van de Ontwikkelpaden heeft meer tijd gekost dan verwacht. Daardoor is de vaststelling van de Ontwikkelpaden én de opening van het eerste aanvraagtijdvak voor de scholingssubsidie, later dan gepland, namelijk begin 2025.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

Kleine werkgevers die de activiteiten van hun onderneming beëindigen vanwege pensionering of overlijden hebben, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. Oorspronkelijk zou dit ook gelden voor bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever. Zoals bij de begroting 2024 aangekondigd, is het onderdeel compensatie bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever niet in werking getreden. Reden hiervoor was dat na onderzoek is gebleken dat het niet mogelijk is tot een werkbaar sociaal-medisch kader te komen aan de hand waarvan ziekte van de werkgever kan worden beoordeeld.

Gezond en veilig werken

In 2024 is het kabinet aan de slag gegaan met de uitwerking van de opgaven in de Arbovisie 2040. Hierbij is gestart met vier thema’s: de introductie van financiële prikkels om preventie door werkgevers te verbeteren, het verbeteren van beschikbaarheid en kwaliteit van risico-inventarisaties en -evaluaties, onderzoek naar de mogelijkheden om Arboregelgeving makkelijker en duidelijker te maken, en onderzoek naar het borgen van ketenverantwoordelijkheid voor opdrachtgevers en betere bescherming van kwetsbare werkenden in de Arboregelgeving. Met de voortgangsbrief uitwerking Arbovisie 2040 van 18 juni 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 25 883, nr. 496) is de Tweede Kamer geïnformeerd over uitwerking van de thema’s van de Arbovisie.

Sinds januari 2023 is het Nationaal actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (NAP) in uitvoering. In 2024 was er onder meer een publiekcampagne gericht op het voeren van het gesprek over (on)gewenste omgangsvormen op de werkvloer. Zowel de eerste als tweede flight van de campagne hebben een groot effect gehad op het aantal gesprekken op de werkvloer over dit onderwerp. Daarnaast is SZW samen met de regeringscommissaris en de sociale partners gestart met het aanbieden van omstanderstrainingen. Verder is een sectorgerichte aanpak van grensoverschrijdend gedrag in de steigers gezet.

Het kabinet is begonnen met de implementatie van de aangepaste Asbest­richtlijn en heeft hierover op 23 september 2024 een brief gestuurd aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2024/25, 25 834, nr. 197). Voor de invulling van de vergunningplicht uit de Asbestrichtlijn blijkt een grondslag in de Arbeidsomstandighedenwet nodig.

Met de «Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten» (BMS) ondersteunt SZW werkgevers en werkenden bij de preventieve aanpak van burn-outklachten. Zo is in 2024 een ouderschapstoolbox ontwikkeld die werkende ouders gaat helpen om arbeid en zorgtaken te combineren. Vanaf september 2024 ondersteunt het project «Werkstress en burn-out in het MKB» mkb-bedrijven met diverse tools, aanpakken en een lerend netwerk van mkb-bedrijven en diverse partners.

Het kabinet heeft € 14,7 miljoen vrijgemaakt voor de aanpak van het tekort aan bedrijfsartsen en innovatie van de arbozorg in Nederland. In samenwerking met ZonMw is daarom in 2024 een vierjarig subsidieprogramma Innovatieve Arbozorg opgezet. Het programma bestaat uit drie lijnen, gericht op blijvende resultaten. Programmalijn 1 ziet op versterking en innovatie van de opleiding en het vergroten van het bestand van praktijkopleiders. In programmalijn 2 staat samenwerking tussen arbodeskundigen centraal. Programmalijn 3 gaat over het versterken van de kennisinfrastructuur. Er is veel belangstelling voor het programma. In verband met de subsidietaakstelling wordt voor de laatste lijn € 1 miljoen minder ter beschikking gesteld. De SER heeft in haar advies over de Arbovisie 2040 aangekondigd met een vervolgadvies over onder meer de inrichting en financiering van de bedrijfsgezondheidszorg te komen. Dit vervolgadvies is uitgesteld en wordt in het voorjaar van 2025 verwacht.1

Tabel 9 Begrotingsgefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

Art.

Verplichtingen

14.053.826

10.544.115

2.152.533

1.259.891

2.262.892

1.439.039

823.853

         
 

Uitgaven

14.014.042

10.377.403

2.022.690

1.248.083

2.061.879

1.103.313

958.566

         

1.0

Arbeidsmarkt

14.014.042

10.377.403

2.022.690

1.248.083

2.061.879

1.103.313

958.566

 

Inkomensoverdrachten

742.715

537.852

517.612

686.869

610.964

661.049

‒ 50.085

 

Lage-inkomensvoordeel

528.567

388.259

361.736

530.776

461.659

491.913

‒ 30.254

 

Minimumjeugdloonvoordeel

63.325

19.688

18.859

14.748

16.423

21.915

‒ 5.492

 

Loonkostenvoordelen

150.823

129.905

137.017

141.345

132.882

147.221

‒ 14.339

 

Subsidies (regelingen)

13.251.188

9.812.736

1.479.162

527.866

1.413.490

383.119

1.030.371

 

Overige subsidies algemeen

2.921

2.566

2.613

4.067

6.580

8.395

‒ 1.815

 

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

1.292

0

1.944

488

7.361

14.300

‒ 6.939

 

Stimuleringregeling LLO in MKB

0

2.514

19.547

46.403

56.962

89.230

‒ 32.268

 

Stimulans Arbeidsmarktpositie

0

0

183.700

108.767

250

700

‒ 450

 

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

13.183.600

9.669.471

1.208.261

316.315

1.155.793

0

1.155.793

 

Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN

28.735

15.580

25

0

0

0

0

 

Nederland leert door

14.400

95.335

30.296

23.525

0

120

‒ 120

 

Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA)

20.100

0

7

0

0

0

0

 

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

140

27.270

31.726

28.301

186.013

270.374

‒ 84.361

 

Stimulans Arbeidsmarktpositie ontwikkeladvies

0

0

1.043

0

0

0

0

 

Subsidie meer uren werkt

0

0

0

0

531

0

531

 

Opdrachten

14.384

21.405

20.530

27.241

31.217

52.616

‒ 21.399

 

Opdrachten

14.384

21.405

20.530

27.241

31.217

52.616

‒ 21.399

 

Bekostiging

525

550

550

100

100

100

0

 

Bekostiging

525

550

550

100

100

100

0

 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

100

94

204

0

0

177

‒ 177

 

Ministerie van VWS

100

94

204

0

0

56

‒ 56

 

Ministerie van EZ en LVVN

0

0

0

0

0

121

‒ 121

 

Bijdrage aan agentschappen

5.130

4.766

4.632

5.041

5.108

5.252

‒ 144

 

Agentschap RIVM

5.078

4.713

4.570

4.969

5.027

5.065

‒ 38

 

Agentschap CJIB

52

53

62

72

81

187

‒ 106

 

Bijdrage aan medeoverheden

0

0

0

966

1.000

1.000

0

 

SPUK Brabants Migratie Informatiepunt

0

0

0

966

1.000

1.000

0

         
 

Ontvangsten

11.195

995.736

3.978.434

974.391

24.304

14.880

9.424

         
Tabel 10 Uitsplitsing ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

         

Art.

Ontvangsten

11.195

995.736

3.978.434

974.391

24.304

14.880

9.424

         

1.0

Arbeidsmarkt

11.195

995.736

3.978.434

974.391

24.304

14.880

9.424

 

Ontvangsten

11.195

995.736

3.978.434

974.391

24.304

14.880

9.424

 

Algemeen

1.252

3.546

10.340

14.359

8.806

1.180

7.626

 

Boeten

9.943

9.023

18.032

17.399

15.498

13.700

1.798

 

Terug ontvangsten NOW

0

983.167

3.950.062

942.633

0

0

0

Tabel 11 Premiegefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

Art.

Verplichtingen

1.014.824

724.102

365.538

489.120

594.388

434.055

160.333

         
 

Uitgaven

1.014.824

724.102

365.538

489.120

594.388

434.055

160.333

         

1.0

Arbeidsmarkt

1.014.824

724.102

365.538

489.120

594.388

434.055

160.333

 

Inkomensoverdrachten

1.014.824

724.102

365.538

489.120

594.388

434.055

160.333

 

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

1.014.824

717.885

358.301

481.026

584.770

398.472

186.298

 

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

0

6.217

7.237

8.094

9.618

7.843

1.775

 

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte nominaal

0

0

0

0

0

27.205

‒ 27.205

 

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB nominaal

0

0

0

0

0

535

‒ 535

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         
Inkomensoverdrachten
Lage-inkomensvoordeel (LIV)

Er is in 2024 (over 2023) in totaal € 461,7 uitgekeerd aan circa 115.000 werkgevers en circa 552.000 werknemers. Dit is € 30,3 miljoen minder dan waar rekening mee is gehouden bij de begrotingsopstelling. Dit komt doordat er minder banen onder het LIV vielen dan verwacht. Aangezien het LIV een tegemoetkoming is voor werkgevers die werknemers met een laag loon in dienst hebben, kan het zijn dat de verhoging van het WML in 2023 ertoe heeft geleid dat minder banen onder het LIV vielen dan verwacht. Daarnaast zijn de cao-lonen in 2023 opnieuw relatief hard gestegen. Dat betekent dat meer werknemers buiten het uurlooncriterium van het WML vallen, waardoor er voor die werknemers geen aanspraak gemaakt kan worden op het LIV. Deze ontwikkelingen zijn terug te zien in de realisatiecijfers van 2024, omdat de tegemoetkoming in jaar t+1 wordt uitgekeerd.

Minimumjeugdloonvoordeel

De uitgaven aan het minimumjeugdloonvoordeel zijn € 5,5 miljoen lager dan in de begroting was opgenomen. Dit komt doordat er minder banen onder het jeugd LIV vielen dan verwacht. Er is in 2024 (over 2023) in totaal € 16,4 miljoen uitgekeerd aan circa 60.000 werkgevers en circa 199.000 werknemers. Mogelijke verklaringen zijn dezelfde als die voor het lage-inkomensvoordeel.

Loonkostenvoordelen

Er is in 2024 (over 2023) in totaal € 132,9 miljoen uitgekeerd. Dit is € 14,3 miljoen minder dan begroot. Dit komt voornamelijk doordat er minder gebruik gemaakt is van de LKV ouderen dan op voorhand gedacht. Het zou kunnen dat werkgevers minder geneigd zijn LKV ouderen aan te vragen omdat het LKV ouderen op termijn gaat vervallen, of dat werkgevers in de veronderstelling zijn dat het reeds vervallen is. Onder het LKV vielen ruim 12.000 werkgevers onder het LKV ouderen, ruim 7.000 onder het LKV Arbeidsgehandicapten, circa 450 onder het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en circa 10.000 onder het LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Bij de LKV waren circa 77.000 werknemers betrokken.

Compensatieregeling transitievergoeding na 2 jaar ziekte

De uitgaven komen in 2024 circa € 186 miljoen hoger uit dan werd verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. Zowel de uitgaven met terugwerkende kracht als de reguliere uitgaven zijn in 2024 hoger uitgevallen. De hogere uitgaven zijn grotendeels het gevolg van een hoger aantal uitgekeerde compensaties. In 2024 waren er (exclusief de uitbetalingen met terugwerkende kracht) ongeveer 9.500 meer uitgekeerde compensaties dan verwacht ten tijde van de begroting. Ongeveer € 27 miljoen van het verschil tussen de realisatie en begroting wordt verklaard door loonontwikkeling.

Compensatieregeling transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging

De uitgaven aan de Compensatieregeling Transitievergoeding MKB zijn in 2024 circa € 1,8 miljoen hoger uitgekomen dan werd verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. Dit is met name het gevolg van een hoger aantal uitgekeerde compensaties. Er zijn 88 meer uitbetalingen geweest dan verwacht. Daarnaast verklaart de indexatie ongeveer € 0,5 miljoen van het verschil tussen de stand van de begroting en de realisatie.

Subsidies

Overige subsidies algemeen

De uitgaven onder algemene subsidies zijn € 1,8 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Gedurende 2024 is € 5 miljoen kasgeschoven naar 2025 voor Inclusiviteitstechnologie en € 0,7 miljoen kasgeschoven naar 2025 voor Diversiteit in Bedrijf. Voor de subsidie aan het Lexces onderzoeksprogramma is € 2,8 miljoen overgeboekt vanuit het opdrachtenbudget werkprogramma Lexces. Daarnaast heeft SZW bijdrages gedaan aan, en ontvangen van, andere departementen. In totaal is € 0,3 miljoen bijgedragen aan SZW voor Netspar, voor Fairwork en voor de aanpak stresspreventie MKB. SZW heeft € 0,3 miljoen overgeboekt naar VWS voor het programma Vitaal Bedrijf. Om een voorzien tekort in het subsidiebudget te dekken is € 0,6 miljoen overgeboekt uit het actieprogramma DI & LLO. Tot slot is er uit het opdrachtenbudget van artikel 1 in totaal € 0,8 miljoen overgeboekt voor het Steunpunt RI&E, het platform talent voor Technologie, de ouderschapsbox, het Huiswerk Expertisecentrum Flexwonen en Fairwork.

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (DI & LLO)

Bij het Actieprogramma DI & LLO is er circa € 6,9 miljoen minder gerealiseerd dan voorzien bij de begroting. De voornaamste verklaring daarvoor is dat de Expeditieregeling een nieuwe regeling is en werkt met een aantal voorschotbetalingen over verschillende jaren. Daardoor was het lastig in te schatten wat het kasritme van deze subsidieregeling zou zijn. De uitbetaling van € 5,3 miljoen voor het tweede aanvraagtijdvak van 2024 is verschoven naar 2026 en een uitbetaling van een voorschot van € 0,4 miljoen betreffende het tijdvak 2022 is deels verschoven naar 2025. Het overige verschil betreft onderuitputting bij opdrachtenbudget voor het programma.

Stimuleringsregeling LLO in MKB (SLIM)

De uitgaven voor de SLIM-regeling waren € 32,3 miljoen lager dan begroot bij de vastgestelde begroting. Dit komt hoofdzakelijk doordat de individuele scholingsfaciliteit binnen de SLIM nog niet van start kon gaan in 2024, wat leidde tot een vrijval van € 25 miljoen. Het overige verschil wordt verklaard door minder uitgaven aan de reguliere SLIM-regeling. De geschatte hoeveelheid betalingen vanwege vaststellingen en voorschotten bleek te hoog geweest. Dit komt doordat op voorhand het type aanvragen, de looptijd van projecten en de timing van vaststellingsverzoeken moeilijk te voorspellen zijn.

Stimulans Arbeidsmarktpositie (STAP)

Hoewel STAP per 2024 is afgeschaft, was er in 2024 nog budget beschikbaar voor de tijdelijke overbruggingsregeling EVC-procedures. Hiervoor zijn nog € 0,25 miljoen aan nabetalingen gedaan in 2024. € 0,1 miljoen is overgeboekt naar UVB voor de uitvoering. Daarnaast was er sprake van € 0,35 miljoen onderuitputting.

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW)

In 2024 liep het vaststellingsproces voor de verschillende NOW-tranches door. Indien bedrijven achteraf meer of minder recht blijken te hebben op subsidies dan leidt dit tot nabetalingen of terugontvangsten. De nabetalingen (en daarmee uitgaven) vallen voor alle tranches behalve NOW-1 hoger uit dan verwacht. Tegelijkertijd zijn voor NOW-1, NOW-2 en NOW-6 de terugontvangsten lager dan verwacht.  Per saldo vallen de uitgaven aan de NOW in 2024 uiteindelijk € 1,16 miljard hoger uit dan ten tijde van de begroting voorzien.

Nederland leert door

De evaluatie van het programma Nederland Leert door liep door tot 2024. Hiervoor is € 16.000,- overboekt naar het opdrachtenbudget. Daarnaast was er sprake van € 0,1 miljoen onderuitputting omdat de kosten van die evaluatie lager uitvielen dan voorzien.

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

Voor de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) is meerjarig in totaal € 1 miljard beschikbaar. In de SZW-begroting begin 2024 werden de uitgaven aan de MDIEU op circa € 270 miljoen begroot. Gedurende het jaar is de verwachting naar beneden bijgesteld. Hierdoor is € 80 miljoen doorgeschoven naar toekomstige jaren. Tevens is  er een bijboeking geweest van circa € 31 miljoen uit het voorgaande jaar. Hierdoor is het budget uitgekomen op circa € 220 miljoen. In 2024 is ongeveer € 186 miljoen gerealiseerd. Het laatste aanvraagtijdvak voor sectoren van 2024 is niet volledig uitgeput. Daarnaast heeft de beoordeling van nieuwe aanvragen en de aanvullende bevoorschotting van lopende projecten vertraging opgelopen. Deze betalingen worden in 2025 voortgezet.

Subsidie Meer Uren Werkt!

Voor het groeifondsproject Meer Uren Werkt! is in 2024 budget overgeheveld van EZ naar SZW. In 2024 zijn voorschotten uitbetaald voor de projectsubsidie aan de Universiteit Utrecht.

Opdrachten

Van het opdrachtenbudget van € 52,6 miljoen is € 31,2 miljoen gerealiseerd. De onderuitputting van € 21,4 miljoen heeft verscheidene oorzaken. Een kasschuif voor het programma bedrijfsartsen ‘zorg voor werkenden’ van € 8,5 miljoen, een interdepartementale overboeking aan VWS van € 2 miljoen voor Programma innovatieve arbozorg en een overboeking aan OCW van € 0,7 miljoen voor het nationaal actieplan seksuele intimidatie (NAP). Verder zijn de kosten voor de ondersteuning van de uitvoering van de tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB) € 3,5 miljoen lager uitgevallen. Daarnaast is er door vertraging en het niet van start gaan van opdrachten van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten € 1,9 miljoen minder uitgegeven. Tot slot is er ook bij andere projecten vertraging en zijn er opdrachten vervallen ten behoeve van voorlichting, onderzoek en communicatie.

Bekostiging

Het bedrag voor bekostiging betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

SZW doet bijdrages aan andere begrotingshoofdstukken. Omdat het hier een interdepartementale overboeking betreft zijn er geen uitgaven op de SZW-begroting.

Ministeries van EZ en LVVN

In totaal is circa € 0,1 miljoen bijgedragen aan EZ aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Ministerie van VWS

In totaal is circa € 0,1 miljoen bijgedragen aan VWS ten behoeve van de helpdesk REACH/CLP. Deze helpdesk levert informatie aan bedrijven over de Europese regelgeving rondom chemische stoffen.

Bijdrage aan agentschappen

Het Ministerie van SZW levert jaarlijks een bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De bijdrages zijn in 2024 respectievelijk € 0,04 miljoen en € 0,1 miljoen lager uitgevallen.

Bijdrage aan medeoverheden

Aan de provincie Noord-Brabant wordt een specifieke uitkering verstrekt ten behoeve van het Brabants Migratie Informatiepunt (BMIP).

Ontvangsten

Algemene ontvangsten

De algemene ontvangsten blijken € 8,8 miljoen te zijn in plaats van de begrote € 1,2 miljoen. Het verschil van € 7,6 miljoen wordt hoofdzakelijk verklaard door € 4,5 miljoen ontvangsten als gevolg van het goedkoper uitvallen van een opdracht aan het RIVM van 2023 voor de uitvoering van de Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB).

Boeteontvangsten

De boeteontvangsten van de Nederlandse Arbeidsinspectie waren met € 15,5 miljoen € 1,8 miljoen hoger dan geraamd (€ 13,7 miljoen). Er zijn meer boetes opgelegd dan verwacht.

De raming van de boeteontvangsten van de Nederlandse Arbeidsinspectie is met onzekerheid omgeven. De realisatie hangt onder meer af van het type en aantal bedrijven die worden bezocht en wat er wordt waargenomen bij deze inspecties. Overigens zijn de boeteontvangsten niet taakstellend voor de Nederlandse Arbeidsinspectie, waardoor niet wordt gestuurd op het realiseren van de geraamde boeteontvangsten. De Arbeidsinspectie stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt was in 2024 stabiel. Gedurende het jaar varieerde het seizoensgecorrigeerde werkloosheidspercentage licht tussen 3,6% en 3,7%. Over het gehele jaar was het werkloosheidspercentage 3,7% tegenover 3,6% in 2023. Er is nog steeds sprake van een erg krappe arbeidsmarkt. Voor alle kwartalen gold dat het aantal vacatures hoger lag dan het aantal werkenden. Het eerste kwartaal waren er 110 vacatures per 100 werklozen, in het tweede kwartaal 108, het derde kwartaal 106 en het vierde kwartaal 108 vacatures per 100 werklozen.

Tabel 12 Kerncijfers arbeidsmarkt
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Beroepsbevolking (x 1.000)

9.581

9.663

9.898

10.096

10.170

Niet-beroepsbevolking (x 1.000)

3.786

3.483

3.330

3.230

3.217

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

9.116

9.255

9.548

9.737

9.798

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

465

408

350

359

372

Werkloosheidspercentage

4,8

4,2

3,5

3,6

3,7

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

10,6

9,3

7,6

8,2

8,7

 

25 tot 45 jaar

3,9

3,3

2,9

2,9

3,0

 

45 tot 75 jaar

3,4

3,0

2,5

2,2

2,1

Bron: CBS, Statline. De kerncijfers in de tabel betreffen de leeftijdsgroep 15 tot 75 jaar.

De kerncijfers arbeidsmarkt laten een lichte toename van de werkzame beroepsbevolking zien. Dit is een minder sterke groei dan de afgelopen jaren. De werkzame beroepsbevolking is in 2024 met 61.000 mensen toegenomen. Over de hele periode 2020-2024 gaat dit om een toename van 682.000 personen. In diezelfde periode is de niet-beroepsbevolking met ruim 500.000 mensen afgenomen. Het aantal werklozen is met 13.000 het afgelopen jaar licht gestegen. Historisch gezien is de werkloosheid momenteel echter nog steeds op een laag niveau.

De ontwikkeling van het werkloosheidspercentage verschilt per leeftijdsgroep. De jeugdwerkloosheid (15- tot 25-jarigen) is gestegen, de werkloosheid van 25- tot 45-jarigen is licht gestegen en de werkloosheid van 45- tot 75-jarigen is iets gedaald. Het is gebruikelijk dat de werkloosheid onder jongeren harder toeneemt dan het algemene werkloosheidcijfer. Jongeren hebben vaker bijbanen en een flexibel contract. Daardoor reageert het werkloosheidcijfer van deze groep sterker op conjuncturele schommelingen.

Tabel 13 Kerncijfers werkzame beroepsbevolking: aandeel contractvorm naar opleidingsniveau
 

Vaste arbeidsrelatie

Flexibele arbeidsrelatie

Zelfstandigen

Totaal

Laag (x 1.000)

2022

850

753

248

1.851

2023

897

807

267

1.971

2024

908

804

259

1.972

Midden (x 1.000)

2022

2.030

1.066

568

3.665

2023

2.051

1.087

582

3.720

2024

2.066

1.042

580

3.688

Hoog (x 1.000)

2022

2.413

858

713

3.984

2023

2.447

830

730

4.007

2024

2.506

824

768

4.097

Totaal (x 1.000)1

2022

5.293

2.677

1.529

9.500

2023

5.395

2.724

1.579

9.698

2024

5.480

2.670

1.607

9.757

Bron: CBS, Statline.

1

Totaal is berekend als de som van laag, midden en hoog opleidingsniveau. De categorie onbekend is niet meegenomen in het totaal waardoor het totaal niet overeenkomt met de tabel op statline.

Het aantal werknemers met een vaste arbeidsrelatie is in 2024 licht gestegen, hetzelfde geldt voor het aantal zelfstandigen. Het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie is licht gedaald. Werknemers met een lager opleidingsniveau hebben vaker een flexibele arbeidsrelatie. Het percentage werknemers met een flexibele arbeidsrelatie daalde in 2024 sterker voor de groepen hoger- en middenopgeleiden dan voor de groep laagopgeleiden.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is na een piek in 2022 gedaald naar 5,2% in 2024, maar het verzuimpercentage is nog altijd hoog ten opzichte van 2020 en de jaren daarvoor. Het percentage werknemers met een beroepsziekte is in 2023 en 2024 hoger dan de jaren daarvoor, maar is in 2024 wel iets gedaald ten opzichte van een jaar eerder. In de periode 2020-2024 is het aandeel werknemers met een arbeidsongeval vrijwel stabiel en het aantal incidenten met gevaarlijke stoffen ligt tussen 0 tot 3 incidenten per jaar.

Tabel 14 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,2

1,3

1,3

1,3

1,2

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

1,1

0,9

3

Ziekteverzuim (%)4

4,7

4,9

5,6

5,3

5,2

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen5

0

2

3

2

2

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)6

3,2

3,3

3,9

3,6

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,8

1,9

3

1

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

2

Bron: CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

3

De resultaten van de tweejaarlijkse monitor komen niet tijdig om op te nemen in het jaarverslag. Resultaten worden na de zomer van 2025 verwacht.

4

Bron: CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

5

Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, administratie.

6

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende kalenderjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

In 2024 is het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen (twv’s) ten opzichte van 2023 sterk toegenomen. De toename komt grotendeels voor rekening van de verleende twv’s voor asielzoekers en kennismigranten kort verblijf. Nadat door de uitspraak van de Raad van State op 29 november 2023 de beperking dat asielzoekers maximaal 24 weken in een periode van 52 weken mogen werken onverbindend is verklaard, is een forse stijging in de arbeidsparticipatie van asielzoekers merkbaar. In 2024 zijn 9.207 vergunningen verleend, ruim 7.000 meer dan in 2023.  De groei na de coronajaren in aantal verleende twv’s voor buitenlandse werkstudenten die bijkomende werkzaamheden verrichten, heeft zich ook dit jaar verder doorgezet (van 4.215 in 2020, naar 11.030 in 2023 en 12.509 in 2024). Een vergelijkbare ontwikkeling laat de toename in twv’s voor kennismigranten kort verblijf zien (van 771 in 2021, naar 2013 in 2023 en 2.532 in 2024). Daarnaast lijken de arbeidsmarkttekorten in verschillende sectoren ertoe te leiden dat werkgevers vaker buiten Nederland en Europa naar personeel zoeken. Het aantal afgegeven arbeidsmarktadviezen voor deze vergunningen (ruim 721) is bijna verdubbeld ten opzichte van coronajaar 2020 (381) en met bijna 50% toegenomen ten opzichte van 2023 (484).

Tabel 15 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.764

5.679

5.917

6.182

6.142

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.873

4.799

4.979

5.184

5.227

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

891

880

938

999

915

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2

9,2

11,6

17,0

20,2

29,4

1

Bron: SZW, administratie.

2

Bron: UWV, kwantitatieve informatie. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

Voor een goed zicht op haar resultaten hanteert de Arbeidsinspectie kerncijfers. In het meerjarenplan (2023-2026) staan deze kerncijfers genoemd; ze geven inzicht in de directe resultaten van het inspectiewerk en brengen de bijdrage van de Arbeidsinspectie aan maatschappelijk effect in beeld. Het gaat om de volgende indicatoren en invulling daarvan:

  • balans tussen reactieve en actieve inspecties voor gezond en veilig werk;

  • deelname door de NLA aan meer dan 90% van de inspecties die samen met andere handhavende instanties worden uitgevoerd bij Seveso-bedrijven;

  • een beheerst niveau van informatiegestuurd werken, een volwassenheidsniveau waarbij de organisatie de prestaties voortdurend en structureel meet en daarop actief bijstuurt;

  • het verhogen van de interventiedekking eerlijk werk van 3,8% naar 5%.

De Arbeidsinspectie is selectief als inspecties vooral ingezet worden bij die bedrijven waar sprake is van risico’s en overtredingen. Effectiviteit wordt gemeten door na te gaan in welke mate inspecties ertoe leiden dat bedrijven risico’s en overtredingen oplossen. Voor zowel selectiviteit als voor effectiviteit is het handhavingspercentage bij inspecties de voornaamste indicator. Een hoog handhavingspercentage bij eerste inspecties betekent dat de Arbeidsinspectie daar vaak overtredingen aantreft en de juiste bedrijven selecteert. Als die geconstateerde overtredingen vervolgens bij een herinspectie zijn opgelost is het handhavingspercentage daar juist laag. Het is dan aannemelijk dat de Arbeidsinspectie daar effect heeft gehad.

Tabel 16 Kerncijfers Nederlandse Arbeidsinspectie
 

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Raming 2024

Verschil 2024

Inspectie Control Framework

     

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Seveso; %)

47:53

51:49

52:48

50:50

2:-2

Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Seveso-inspecties (%)

89

93

98

>90

01

Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)23

3

3

Interventiedekking Eerlijk werk (%)24

4,3

4,3

4,4

Effect

     

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Seveso)

45

50

47

>50

3

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Seveso)

24

23

17

<50

01

Handhavingspercentage Seveso5

42

32

38

<40

01

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

54

49

54

>50

01

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

29

46

38

<50

01

1

Het verschil is aangegeven met 0, aangezien de realisatie binnen de raming valt.

2

Voor deze kerncijfers kent de Arbeidsinspectie alleen doelen voor 2023 en 2026. Voor de tussenliggende jaren zijn geen doelen geformuleerd.

3

Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol".

4

Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Arbeidsinspectie toezicht houdt via de interventieclusters 1 (rechtstreekse beïnvloeding) en 2 (beïnvloeding via anderen).

5

Bij het inspecteren van Seveso-bedrijven wordt geen onderscheid gemaakt tussen eerste inspecties en herinspecties. De Nederlandse Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

Toelichting Indicatoren en kerncijfers

Verhouding actief/reactief in gezond en veilig werk

De verhouding actief/reactief op het domein Gezond & Veilig komt in 2024 uit op 52:48. Deze realisatie ligt sinds medio 2023 in lijn met de norm 50:50. Dit betekent dat er sprake is van balans is tussen de capaciteitsinzet bij risicogestuurde interventies en interventies op basis van meldingen en verzoeken.

Deelname van de Arbeidsinspectie aan de gezamenlijke Seveso-inspecties

Bedrijven worden als Seveso-inrichting aangewezen op grond van de aanwezigheid van relatief grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. In 2024 heeft de Arbeidsinspectie in 98% van de gevallen deelgenomen aan de gezamenlijke Seveso-inspecties. Dit is een toename ten opzichte van 2023; toen was dit 93%. Hiermee is de gestelde norm van >90% voor 2024 behaald. Met deze verhoogde inzet van deelname van gezamenlijke Seveso-inspecties hebben de Arbeidsinspectie en de andere toezichthouders elkaars werk op dit domein versterkt.

Informatiegestuurd werken en interventiedekking

De Arbeidsinspectie heeft zich in haar meerjarenplan ten doel gesteld, binnen de wettelijke mogelijkheden, steeds beter en meer innovatief gebruik te maken van de beschikbare data binnen de eigen organisatie en bij ketenpartners en bedrijven. Het doel is om in 2026 op een beheerst niveau van informatiegestuurd werken te komen. In 2024 is voortgang geboekt. Er is een stappenplan gemaakt om data beter te kunnen benutten, en een speciaal team ‘datagovernance’ ingericht om meer waarde uit data te halen.

In het algoritmeregister heeft de Inspectie in 2024 één impactvol algoritme opgenomen. Dit betreft het IPA-risicomodel waarmee een risicoscore voor elke gemelde asbestsanering wordt bepaald, zodat saneringen met de hoogste risicoscores kunnen worden geselecteerd voor inspectie. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe technische mogelijkheden om de effectiviteit en efficiëntie van het inspectiewerk te versterken door bijvoorbeeld sneller en gemakkelijker de beschikbare data te kunnen benaderen en analyseren.

Het doel voor de interventiedekking eerlijk werk is om door te ontwikkelen van een bereik van 4,4% in 2024 naar uiteindelijk 5% van de werkgevers in de toezichtpopulatie.

Handhavingspercentages

In 2024 handhaafde de Arbeidsinspectie bij 47% van de eerste inspecties in het domein Gezond en Veilig, net iets onder de streefwaarde van 50%. In het domein Eerlijk lag het percentage bij eerste inspecties met 54% boven de norm van 50%. Voor herinspecties zijn de streefwaardes ruim gehaald. De handhavingspercentages daarbij waren in 2024 17% bij Gezond en Veilig werk en 38% bij eerlijk werk. Bij Seveso-bedrijven voert de Arbeidsinspectie geen herinspecties uit, maar blijft de Arbeidsinspectie periodiek inspecteren tot alle geconstateerde onvolkomenheden of overtredingen zijn opgeheven. Met een handhavingspercentage van 38% in 2024 is ook daar de streefwaarde (<40%) behaald.

1

https://www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/2023/arbovisie-2040-deel-1.pdf

Licence