Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 6: Duurzaam water- en milieubeheer

Procentuele verdeling uitgaven 2012 per operationele doelstelling

Procentuele verdeling uitgaven 2012 per operationele doelstelling

A. Algemene Doelstelling

Het bevorderen van een duurzame en veilige leefomgeving door verantwoord milieu- en waterbeheer

B. Rol en verantwoordelijkheid

Regiefunctie

  • De minister heeft de regieverantwoordelijkheid voor de interdepartementale coördinatie van het internationale- en Europese milieu- en klimaatbeleid.

Faciliterende rol

  • Met inachtneming van de vele factoren en actoren die van invloed zijn op doelbereiking is de minister verantwoordelijk voor de effectieve inzet van middelen om de doelstellingen voor verbeterd milieu- en waterbeheer te realiseren.

Beleidstheorie

Nederland heeft belang bij een duurzame en veilige leefomgeving wereldwijd. Als gevolg van een groeiende wereldbevolking en toenemende consumptie neemt de druk op het milieu en beschikbare natuurlijke hulpbronnen exponentieel toe. Klimaatverandering verergert de druk op de fysieke omgeving. Ongelijke toegang tot hulpbronnen houdt armoede in stand en belemmert economische ontwikkeling. Waterzekerheid en -veiligheid komen steeds sterker in het gedrang.

Het doel is economische groei die niet ten koste gaat van cruciale ecosystemen, zodat deze groei ook op de lange termijn kan worden gewaarborgd en internationale publieke goederen (zoals klimaat, ecosystemen en grondstoffen) worden veilig gesteld. Dit geldt zowel voor de Europese Unie zelf als voor de rest van de wereld. Goed beheerde ecosystemen en duurzame productieketens dragen bij aan productieve landbouwsystemen, verhoogde voedselzekerheid, duurzame inkomsten uit de handel in hout, soja, palmolie en biomassa, een betrouwbare watervoorziening en aanpassing aan klimaatverandering. Nederland intervenieert op diverse niveaus en fora om dit te bewerkstelligen. Via inbreng in Europese en multilaterale fora (o.a. VN-onderhandelingen over klimaat, biodiversiteit, Rio+20) en bijdragen aan internationale organisaties die zich richten op de opbouw van institutionele capaciteit, wordt ingezet op verbeterd beheer en veiligstellen van internationale publieke goederen.

Nederland neemt actief deel aan EU-trajecten ten behoeve van een grondstoffen-efficiënte en koolstofarme economie. Buitenlandse Zaken coördineert de afstemming met de andere departementen voor Nederlandse positiebepaling in Brussel en internationale fora via de CIM (Coördinatie Internationaal Milieubeleid). Via de inzet op duurzaam ecosysteembeheer, energietransitie, klimaatverandering (mitigatie en adaptatie) en duurzame winning van natuurlijke hulpbronnen (voorkomen van milieuschade bij de ontginning, alsook voorkomen van toekomstige grondstoffen schaarste), wordt invulling gegeven aan verbeterd milieubestuur (via UNEP, GEF, OESO, Rio+20) en worden landen bilateraal en via multilaterale organisaties ondersteund om beleid te ontwikkelen en toe te passen. Daarmee geeft Nederland invulling aan bindende internationale milieuverdragen.

Op het terrein van klimaatmitigatie en -adaptatie zijn voor de korte termijn (2010–2012) additionele fondsen beschikbaar ter financiering van maatregelen om de CO2-uitstoot te verminderen (mitigatie) en aanpassing aan onvermijdelijke temperatuurstijging (adaptatie). In de klimaatonderhandelingen wordt ingezet op adequate klimaatfinanciering op de lange termijn en het integreren van klimaatadaptatie in water en voedselzekerheid. De Nederlandse bijdrage aan Fast Start Finance wordt conform regeerakkoord betaald uit het ODA budget. Daarnaast worden specifieke activiteiten ondersteund waarbij in samenwerking met multilaterale instellingen, andere donoren, het bedrijfsleven en lokale partners de toegang van armen tot hernieuwbare energie wordt vergroot.

Met het Nederlandse bedrijfsleven en de Nederlandse kennisinstituten wordt samengewerkt aan de verduurzaming van handelsketens, met name op het gebied van hout, soja, biomassa en palmolie.

Milieu is een dwarsdoorsnijdend aandachtsgebied bij de ontwikkeling van de vier speerpunten, met name bij voedselzekerheid en water en wordt geïntegreerd in ontwikkelingsplanning. Er zal worden geanticipeerd op mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Inzet is dat resultaten van ontwikkelingsinterventies duurzaam zijn en programma's bijdragen aan terugdringing van uitstoot van broeikasgassen en ondersteuning van partnerlanden bij aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Omdat ontwikkelingslanden extra gevoelig zijn voor klimaatverandering wordt aansluiting gezocht bij nationale plannen voor klimaatverandering, zoals de in de LDC's ontwikkelde NAPA's. Via inzet van de Commissie MER (Milieueffectrapportage) en ondersteuning van het Climate and Development Knowledge Network en het World Resources Institute wordt bijgedragen aan opbouw van kennis, toetsing van programma's op milieueffecten en het nemen van aanvullende maatregelen ter voorkoming en vermindering van schade aan ecosystemen.

Voor wat betreft water is de Nederlandse inspanning gericht op zowel waterzekerheid als waterveiligheid. Waterzekerheid betekent de beschikbaarheid van voldoende water (kwaliteit, kwantiteit) voor huishoudens, energie, landbouw, industrie en instandhouding van ecosystemen. Waterveiligheid is de bescherming van mensen, economische sectoren en infrastructuur tegen ernstige overstromingen (rivieren, kusten). Tegen 2025 woont naar schatting twee derde van de wereldbevolking in gebieden met «waterstress». Van de mondiale zoetwaterconsumptie gaat 70–80% naar de landbouw. Effectief watergebruik in de landbouw is daarom cruciaal. Waterschaarste is in toenemende mate een bron van conflict, zowel op lokaal, nationaal als regionaal niveau. Wateroverlast in de vorm van overstromingen veroorzaakt elk jaar aanzienlijke economische schade en dodelijke slachtoffers. Klimaatverandering zal leiden tot een grotere variabiliteit van neerslag- en weerpatronen en afname van waterzekerheid. Ten slotte sterven meer dan 5 000 mensen dagelijks door gebrek aan schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen, de meesten van hen kinderen. Water gerelateerde ziektes verminderen de arbeidsproductiviteit en deelname aan het onderwijs (vooral van meisjes) en verhogen de ziektekosten.

Er is gekozen voor focus op drie terreinen:

  • Efficiënt en duurzaam watergebruik, vooral in de landbouw, ter verhoging van de voedselzekerheid;

  • Veilige delta's en beter beheer van stroomgebieden met het oog op klimaatverandering;

  • Duurzame toegang tot veilig drinkwater en sanitatie.

Bij de ontwikkeling en uitvoering van het beleid wordt gebruik gemaakt van de in Nederland aanwezige kennis en ervaring op het gebied van water. De ontwikkeling van programma’s wordt afgestemd met relevante departementen en vormgegeven in samenwerking met vertegenwoordigers van kennisinstellingen, waterbedrijven en NGO’s. Het beleid streeft ernaar, zowel in de Water Mondiaal landen als in de partnerlanden waar op water zal worden geïntensiveerd 37, om op termijn te komen tot een gelijkwaardige economische relatie waarbij een langjarige samenwerkingsrelatie tot stand komt tussen Nederlandse waterbedrijven en instellingen en hun «counterparts» in deze landen.

C. Beleidswijzigingen

  • Als uitvloeisel van het regeerakkoord geeft de focusbrief OS aan dat de Nederlandse inspanningen onder beleidsartikel 6 zich zullen richten op het thema water, met milieu en klimaat als dwarsdoorsnijdend thema, dienstbaar aan de prioritaire thema’s van het OS-beleid.

  • De inzet op het gebied van bossen is gerelateerd aan de inzet op verbeterd waterbeheer en verduurzaming van productieketens (w.o. hout).

  • Op het terrein van water richt Nederland zich de komende jaren in toenemende mate op waterbeheer in brede zin. De inzet op verbeterde toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen wordt ten opzichte van geïntegreerd waterbeheer geleidelijk verminderd. Hiervoor in de plaats komen interventies op terrein van waterveiligheid (zoals beheer van delta’s en stroomgebieden) en de relatie van water en het prioritaire thema voedsel.

  • Uit verschillende IOB evaluaties van bilaterale drinkwater- en sanitatie programma’s blijkt dat er bij onderhoud van systemen, hygiënevoorlichting en de opslag van water op huishoudelijk niveau nog veel winst te behalen valt. Om deze reden gaat extra aandacht uit naar zowel duurzaamheid van interventies als naar verbeterde voorlichting. Hierop zal door uitvoerende organisaties expliciet worden gemonitord.

D. Operationele Doelstellingen

Operationele Doelstelling 6.1

Duurzaam milieugebruik wereldwijd

Financiële instrumenten

De totale financiële inzet in 2012 bedraagt ongeveer EUR 249 miljoen. Onderstaand de verdeling van dit bedrag met een toelichting op enkele van de grotere uitgaven.

Klimaat, (hernieuwbare) energie en milieutechnologie (EUR 146 miljoen)

  • Via het Promoting Renewable Energy Programme (PREP, EUR 115 miljoen)wordt geïnvesteerd in hernieuwbare energie in Sub Sahara Afrika en Indonesië. Er wordt samengewerkt met multilaterale organisaties38, andere donorlanden met Nederlandse organisaties en bedrijven zoals FMO, Nuon, Philips, HIVOS, ECN en de Vrije Universiteit. Met dit programma geeft Nederland uitvoering aan de in Kopenhagen toegezegde EUR 300 miljoen als Nederlandse bijdrage aan de korte termijn financiering voor Klimaat (2010–2012). Beoogd resultaat is het vergroten van de toegang tot moderne vormen van energie voor armen in ontwikkelingslanden door middel van capaciteitsopbouw, investeringen in diverse hernieuwbare energie technologieën en marktontwikkeling.

    Aantal aansluitingen tot energie (Cumulatief)

    Aantal aansluitingen tot energie (Cumulatief)
  • Samen met de Britse overheid wordt via het Climate and Development Network (CDKN, EUR 3,2 miljoen) in 60 landen gewerkt aan capaciteitsopbouw voor klimaat. Nederland heeft het voornemen bij te dragen aan speciale fondsen voor klimaatadaptatie zoals het Least Developed Countries Fund en het Pilot Program for Climate Resilience (PPCR).

Ecosystemen en duurzame productieketens (EUR 41 miljoen)

  • Het Forest Carbon Partnership Facility (FCPF) van de Wereldbank stelt ontwikkelingslanden in staat om door middel van het tegengaan van ontbossing en bosdegradatie reductie van de CO2-uitstoot te bewerkstelligen. Dit levert bosrijke ontwikkelingslanden op den duur verhandelbare koolstofkredieten op. De voorgenomen Nederlandse bijdrage aan dit programma is EUR 6 miljoen.

  • Door bijdragen aan diverse instellingen, waaronder International Union for the Conservation of Nature (IUCN, EUR 3 miljoen) en de Organisatie van de Overeenkomst voor Amazonische Samenwerking (EUR 2 miljoen) wordt ondersteuning gegeven aan regionale samenwerking gericht op duurzaam gebruik van bosecosystemen

  • Via het European Forest Institute (EUR 1 miljoen) wordt een bijdrage geleverd aan het tegengaan van illegale houtkap door middel van de ontwikkeling van een licentiesysteem in diverse hout exporterende landen waaronder Indonesië, Ghana, en DR Congo.

  • De milieuprogramma’s in Bolivia, Guatemala, Mongolië, Suriname en de sectorale begrotingssteun in Colombia worden de komende jaren afgebouwd (EUR 10 miljoen).

Internationaal milieubeleid en instrumenten (EUR 62 miljoen)

  • Via de Global Environment Facility (GEF, EUR 20 miljoen) wordt uitvoering gegeven aan de internationale milieuverdragen voor klimaatverandering, biodiversiteit, duurzaam landgebruik, internationale wateren en niet-afbreekbare organische giftige stoffen. VN organisaties en ontwikkelingsbanken voeren op basis van nationale programma's uit. De investeringen en activiteiten dragen bij aan verbetering van het milieubestuur en hebben een positieve invloed op het wereldwijde milieu.

  • Nederland draagt bij aan de zes thematische prioriteiten van United Nations Environment Program (UNEP, EUR 7,1 miljoen): klimaatverandering; rampen en conflicten; ecosysteem beheer; milieubestuur; schadelijke stoffen en gevaarlijk afval; duurzame consumptie en productie. UNEP heeft als doel het milieu te agenderen, milieu te integreren in het ontwikkelingsbeleid en in andere VN programma’s, milieuanalyses uit te voeren, beleidsadvies te geven en ondersteuning te bieden bij de implementatie van milieubeleid en -wetgeving.

  • De Commissie MER (Milieueffectrapportage) ondersteunt landen bij de uitvoering van de MER en toetst programma's op milieueffecten (EUR 1,5 miljoen).

  • Met het oog op vermindering van schade aan ecosystemen worden kennisinstituten zoals het World Resources Institute ondersteund en worden publiek private partnerschappen (bedrijfsleven, kennisinstituten, NGO’s) gefinancierd.

  • Via bilaterale milieuprogramma’s in een aantal partnerlanden (o.a. Ghana, Indonesië, Kenia) wordt bijgedragen aan de uitvoering van nationaal milieubeleid (EUR 12 miljoen).

  • De ondersteuning van de uitvoering van nationaal milieubeleid via bilaterale programma’s in Guatemala, Mongolië, Pakistan en Senegal wordt in de komende jaren afgebouwd (bijdrage in 2012 EUR 20 miljoen).

Beleidsintrumenten

  • Nederlandse milieudiplomatie richt zich meer en meer op het verbeteren van de nationale en internationale coherentie met economisch-, handels-, landbouw- en visserijbeleid om de afgesproken milieudoelen te halen. Hiervoor wordt samengewerkt met andere departementen, met het bedrijfsleven en met maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.

  • De Nederlandse Ambassadeur Duurzame Ontwikkeling zal in internationale fora het Nederlandse duurzaamheidsbeleid uitdragen en bruggen slaan naar publiek, bedrijfsleven en politiek. In 2012 zal een nieuwe VN-top over Milieu en Ontwikkeling in Brazilië moeten leiden tot hernieuwbare inzet en internationale samenwerking om de achteruitgang van ecosystemen en biodiversiteitsverlies te stoppen en klimaatverandering tegen te gaan.

Operationele Doelstelling 6.2

Efficiënt en duurzaam watergebruik, veiliger delta’s en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden

Financiële instrumenten

De totale inzet op het thema water bedraagt in 2012 ongeveer EUR 181 miljoen. Dit bedrag is als volgt verdeeld:

Integraal waterbeheer (EUR 100 miljoen)

  • Het bilaterale programma (totale reservering 65 miljoen) in 2012 wordt op basis van meerjarige programmering in overleg met de ontvangende landen vorm gegeven, waarbij nadrukkelijk de link tussen landbouw, voedselzekerheid en duurzaam beheer van ecosystemen wordt gelegd. In vijf partnerlanden zal de samenwerking op het gebied van water worden geïntensiveerd, waarbij de uitgangspunten van het interdepartementale programma «Water Mondiaal» centraal staan. Dit betekent dat nauw wordt samengewerkt met bedrijven, kennisinstellingen en het maatschappelijk middenveld in Nederland en ontvangende landen.

  • Er zal een faciliteit worden gestart voor de financiering van publiek-private partnerschappen op het gebied van water (EUR 30 miljoen). In de bilaterale programma’s voor water en voedselzekerheid wordt specifiek aandacht geschonken aan de problematiek van klimaatverandering.

  • Via multilaterale kanalen worden activiteiten ondersteund ter verbetering van stroomgebied beheer en de noodzakelijke capaciteitsopbouw daaromtrent. Via de Wereldbank en de Aziatische Ontwikkelingsbank worden trust funds gefinancierd, waaruit grensoverschrijdend waterbeheer in belangrijke stroomgebieden (Nijl, Mekong, Ganges) wordt ondersteund (in totaal EUR 3 miljoen).

  • Ook wordt bijgedragen aan capaciteitsopbouw via ondersteuning van internationale programma’s van o.a. UNESCO-IHE (EUR 4 miljoen).

Drinkwater en sanitatie (EUR 81 miljoen)

  • Het bilaterale, meerjarige programma op het gebied van drinkwater en sanitatie komt in overleg met de ontvangende landen tot stand. Bilaterale steun wordt zowel via sectorprogramma’s als via particuliere en/of non-gouvernementele organisaties verstrekt, bijvoorbeeld via de NGO Bangladesh Rural Advancement Committee (BRAC) en het Mozabikaanse National Urban Water Investment en Asset Holding Fund (FIPAG). In totaal wordt er EUR 30 miljoen geïnvesteerd in bilaterale programma’s in de lanen Bangladesh, Benin, Ethiopië, Indonesië en Kenia. De programma’s in Mongolië, Pakistan en Tanzania (in 2012 10 miljoen) worden afgebouwd.

  • Met multilaterale organisaties wordt gewerkt aan internationale agendering (bijvoorbeeld het Water and Sanitation Program/Wereldbank en Sanitation and Water for All/UNICEF), wereldwijde monitoring en ondersteuning van anti-corruptieprogramma’s (EUR 6 miljoen). Daarnaast worden met Nederlandse ondersteuning drinkwater en sanitatie programma’s van UNICEF en UN-HABITAT op lokaal en regionaal niveau uitgevoerd (EUR 12 miljoen). Via maatschappelijke organisaties wordt ingezet op bewustwording en versterking van maatschappelijke partners in het zuiden. Belangrijke partners zijn Simavi, Plan Nederland en de Water Supply and Sanitation Collaborative Council (Totaal EUR 10 miljoen).

  • In publiek-private partnerschappen (o.a. Aqua for All, Vitens Evides International) wordt de Nederlandse kennis en kunde van de brede watersector gebruikt om de capaciteit van lokale waterbedrijven te verbeteren (EUR 6 miljoen).

Door NL inzet bereikte mensen met verbeterde toegang tot sanitaire voorzieningen

Door NL inzet bereikte mensen met verbeterde toegang tot sanitaire voorzieningen

Door NL inzet bereikte mensen met verbeterde toegang tot veilig drinkwater

Door NL inzet bereikte mensen met verbeterde toegang tot veilig drinkwater

Door Nederlandse inzet hebben in de periode 2004–2010 20 miljoen mensen toegang tot sanitaire voorzieningen en 10 miljoen mensen toegang tot schoon drinkwater gekregen (zie de grafiek hierboven). De verwachting is dat in 2011 en 2012 deze aantallen voor zowel de sanitatie als drinkwater met 3 miljoen mensen per jaar zullen toenemen.

Beleidsinstrumenten

  • Waterdiplomatie wordt ingezet om grensoverschrijdende conflicten gerelateerd aan water te voorkomen en te reguleren. Daarbij wordt samengewerkt met partners zoals het Water Governance Centre (WGC) en Clingendael, die beschikken over hoogwaardige kennis over water en bestuur.

E. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 6 Duurzaam water- en milieubeheer

Bedragen in EUR 1 000

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

183 158

213 466

591 027

438 414

301 882

165 349

165 349

                 

Uitgaven:

             
                 

Programma-uitgaven totaal

363 521

418 846

430 620

459 280

500 243

499 360

499 110

                 

6.1

Duurzaam milieugebruik wereldwijd

231 857

262 678

249 219

242 866

242 713

245 366

245 116

                 
 

Juridisch verplicht

   

97%

85%

55%

42%

42%

 

Overig verplicht

   

3%

15%

44%

56%

56%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

   

0%

0%

1%

2%

2%

                 

6.2

Efficient en duurzaam watergebruik, veiliger delta's en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden/partnerlanden

131 664

156 168

181 401

216 414

257 530

253 994

253 994

                 
 

Juridisch verplicht

   

61%

47%

25%

29%

29%

 

Overig verplicht

   

39%

53%

75%

71%

71%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

   

0%

0%

0%

0%

0%

37

De Water Mondiaal landen zijn Bangladesh, Egypte, Indonesië, Mozambique en Vietnam. De partnerlanden waar op water zal worden geïntensiveerd zijn Benin, Ghana, Kenia, Mali en Zuid-Soedan.

38

Zo ondersteunt Nederland de toegang tot efficiëntere vormen van energie via UNF en activiteiten van de Global Alliance for Clean Cookstoves.

Licence