Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 4: Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

Procentuele verdeling uitgaven 2012 per operationele doelstelling

Procentuele verdeling uitgaven 2012 per operationele doelstelling

A. Algemene Doelstelling

Zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden, gericht op het bevorderen van het op termijn voeren van eigenstandig armoedebeleid. Inzet van posten voor internationalisering van onze economie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Regiefunctie

  • de minister voert de regie over beleidscoherentie voor ontwikkeling in het Nederlandse buitenlandbeleid door het ontwikkelingsbelang mee te nemen in het nationale, Europese en – waar opportuun – internationale beleid, ook ten aanzien van Global Public Goods, in het bijzonder door Nederlands overheidsbeleid (en dat van de EU) te toetsen op de effecten voor ontwikkelingslanden. Nauwe samenwerking vindt plaats met andere departementen, in het bijzonder met Financiën, Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) en Infrastructuur & Milieu (I&M).

  • de minister voert (onder meer in het strategisch beleidsoverleg postennetwerk) regie over de inzet van de posten in economische diplomatie, in nauw overleg met de minister van EL&I die internationaal ondernemen coördineert, en in samenwerking met het Agentschap NL.

Faciliterende rol

  • de minister draagt bij aan het scheppen van de omstandigheden waaronder effectief armoedebeleid van landen zelf uitgevoerd kan worden.

Beleidstheorie

Duurzame economische groei en een overheid die deze groei mogelijk maakt én doeltreffend armoedebeleid voert, leiden ertoe dat ontwikkelingslanden op termijn minder afhankelijk worden van hulp. Bij het bereiken van dit doel hebben verschillende partijen (private sector, overheid, maatschappelijke en multilaterale organisaties) op diverse niveaus (nationaal, regionaal, mondiaal) hun eigen rol. Nederland werkt samen met die verschillende partijen in een samenhangende benadering26. Uitgangspunt bij het leveren van de bijdrage aan zelfredzaamheid is de behoefte vanuit ontwikkelingslanden.

De overheid speelt een cruciale rol. Een doeltreffende overheid is nodig voor stabiliteit en vormgeving van het economische en sociale beleid. Daartoe dient de overheid zelf haar zaken op orde te hebben. Het gaat daarbij om zaken als adequate wet- en regelgeving, effectief armoedebeleid, macro-economische stabiliteit, gezonde overheidsfinanciën, een gunstig ondernemingsklimaat, een adequaat belastingstelsel, verantwoord financieel beheer en de capaciteit van het ambtenarenapparaat.

Als directe steun aan overheden in ontwikkelingslanden wordt gegeven, kan dit in de vorm van begrotingssteun, programma- of projectsteun. De praktische toepasbaarheid van algemene begrotingssteun is wel zeer beperkt omdat er voldoende vertrouwen moet bestaan in de wijze waarop het partnerland in de praktijk omgaat met zaken zoals mensenrechten en corruptie 27.

Ontwikkeling van de private sector is een essentiële voorwaarde voor meer economische groei en draagt bij aan voedselzekerheid, een belangrijk element bij het behalen van millenniumdoel 1 (Halvering van honger en het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft). De toenemende bevolkingsgroei, schaarser wordende en ongelijk verdeelde natuurlijke hulpbronnen (land, water en energie) en ongelijke toegang tot voedsel vormen een grote uitdaging. Vergroting van de voedselzekerheid is daarom één van de vier speerpunten van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Nederland zal bijdragen aan toegenomen voedselzekerheid door gelijktijdig te investeren in zowel de vergroting van het voedselaanbod door duurzame productie, efficiëntere markten, grotere inkomenszekerheid alsmede verbeterde toegang tot gezond en nutriëntenrijk voedsel. Om adequate private sector ontwikkeling te ondersteunen zet Nederland in op markttoegang en -ontwikkeling, verbeterde infrastructuur, financiële dienstverlening, en kennis en vaardigheden. Daarbij zal de samenwerking met het bedrijfsleven worden geïntensiveerd.

De wijze waarop hulp wordt geleverd is van belang. De mate waarin interventies doeltreffend kunnen zijn wordt in belangrijke mate bepaald door de lokale context en de wijze van uitvoering. Ook de afstemming met en samenwerking tussen actoren, waaronder andere donoren, kunnen bijdragen of afdoen aan de effectiviteit van de ingezette middelen. Hulp dient transparant te zijn en hier en daar verantwoordingsrelaties te ondersteunen en verdiepen. Capaciteitsopbouw is cruciaal voor lange termijn ontwikkeling en zelfredzaamheid.

Een belangrijk deel van de wereldwijde economische groei vindt plaats in opkomende markten en van deze groei wil Nederland via handel en investeringen deel uitmaken. Het Ministerie van EL&I is hiervoor eerstverantwoordelijke. Om de internationalisering van de economie een verdere impuls te geven zullen de posten inzetten op ondersteuning van het bedrijfsleven op buitenlandse markten en het versterken van de economische positie van ons land in de wereld. Hoe en in welke mate economische diplomatie en dienstverlening worden ingezet zal per land verschillen. Zo zal het bedrijfsleven in de zogenaamde BRICS landen in de volle breedte worden ondersteund. In andere landen richt de inspanning zich met name op de economische topsectoren. In partnerlanden zal worden aangehaakt bij het ontwikkelingssamenwerkingsprogramma en in enkele landen wordt een transitiefaciliteit opgezet.

C. Beleidswijzigingen

  • Er zal meer nadruk komen op de productieve sectoren, dit in navolging van de conclusies van de WRR in zijn rapport «Minder pretentie, meer ambitie 28».

  • Naar het verstrekken van algemene begrotingssteun zal zeer kritisch worden gekeken, resulterend in een verdere inkrimping van landen waaraan deze steun gegeven wordt. Hiervoor gelden strikte voorwaarden inzake mensenrechten, corruptie en voldoende goed bestuur, waarbij wel de nog lopende verplichtingen op behoorlijke wijze worden afgehandeld.

  • Economische diplomatie zal een veel belangrijker plaats gaan innemen in het werk van de posten, om de Nederlandse open economie verder te ondersteunen 29.

  • N.a.v. het WRR-rapport «Minder pretentie, meer ambitie» en het debat met de Kamer is een traject ingezet met als doel OS fundamenteel te herzien en beter te integreren in het buitenlandbeleid. De regering heeft de Tweede Kamer in dit kader toegezegd een praktische beleidsagenda te ontwikkelen. Deze zal zich richten op de ontwikkelingsdimensie van een aantal prioritaire global public goods: handel en financiering, klimaatverandering, voedselzekerheid, migratie en vrede en veiligheid.

  • Er wordt geïnvesteerd in economische diplomatie. Het postennetwerk wordt specifieker toegerust voor het behartigen van de economische belangen. Bijzondere aandacht is er voor het MKB.

De beleidswijzigingen zijn opgenomen in de Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking30, Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking31 en Modernisering Nederlandse diplomatie32.

D. Operationele Doelstellingen

Operationele Doelstelling 4.1

Voedselzekerheid

Financiële inzet

Via het multilaterale kanaal zijn de grootste programma’s:

  • ondersteuning van het Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP) (EUR 25 miljoen) ter ondersteuning van private sectorontwikkeling in relatie tot voedselzekerheid.

  • ondersteuning aan IFAD (EUR 18 miljoen) voor leningen en subsidies aan ontwikkelingslanden ter ondersteuning van de uitvoering van landbouw ontwikkelingsprojecten.

  • ondersteuning van nationale overheden in ontwikkelingslanden op het terrein van landbouwketenontwikkeling via het International Center for Soil Fertility and Agricultural Development (EUR 10 miljoen) en het Comprehensive Africa Agricultural Development Programme (CAADP) van EUR 1 miljoen.

  • steun aan internationaal landbouwonderzoek via de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR), International Centre for Agricultural Research in the Dry Areas (ICARDA) en Forum for Agricultural Research in Africa (FARA).

Via bilaterale ambassadeprogramma’s wordt onder meer aan de volgende programma’s bijgedragen:

  • In Ethiopië zal gewerkt worden aan de verhoging van de landbouwproductiviteit onder meer via productieve vangnetprogramma's voor districten waar veel chronische honger wordt geleden.

  • In Rwanda worden via arbeidsintensieve programma's rurale wegen, terrasbouw en bosaanplant-projecten aangelegd en onderhouden.

  • In Mozambique worden lokale gemeenschappen geholpen om hun recht op landgebruik beter te beschermen.

  • In Mali wordt geïnvesteerd in de uitbreiding van irrigatie-infrastructuur en waterbeheer in samenwerking met boerenorganisaties.

  • In Benin zal geïnvesteerd worden in diversificatie van de landbouw door ontwikkeling van voedselketens.

De grootste programma’s voor samenwerking met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zijn:

  • EUR 22 miljoen voor het Initiatief Duurzame Handel (IDH) met als doel verduurzaming van internationale agro-ketens.

  • EUR 13 miljoen voor versterking van boerenorganisaties via het Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (POP).

  • EUR 30 miljoen voor publiek private partnerschappen (met onder meer Heineken, Solidaridad, Unilever en DSM) ter verbetering van de voedselkwaliteit, versterking van capaciteit van ondernemers, versterken van business support centres, en de overschakeling van geïmporteerde naar lokaal geproduceerde grondstoffen.

Naast bovengenoemde programma’s zullen er voor de nieuwe beleidsprioriteit voedselzekerheid in de loop van 2012 nieuwe programma’s worden ontwikkeld.

Operationele Doelstelling 4.2

Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden

Financiële instrumenten

Multilaterale inzet via de Internationale Financiële instellingen, via VN-organisaties (als UNDP en UNICEF) en schuldverlichtingsinitiatieven. Uitgesplitst naar categorie gaat het in 2012 daarbij om:

  • EUR 93 miljoen aan de «zachte loketten» van de Afrikaanse en de Aziatische ontwikkelingsbank voor concessionele project- en programmaleningen en schenkingen aan de overheden van de armste lage-inkomenslanden. Iedere drie jaar worden de financiële middelen van deze fondsen aangevuld, waarbij ook afspraken worden gemaakt over de beleidsprioriteiten voor de komende periode.

  • Deelname aan kapitaalverhogingen bij de Afrikaanse en de Aziatische ontwikkelingsbank om de regionale ontwikkelingsbanken meer financiële armslag te geven bij bestrijding van de gevolgen van de financiële crisis.

  • Multilaterale schuldverlichtingsinitiatieven. Afspraken over schuldverlichting in de Club van Parijs leiden ook tot verlaging van de vorderingen van ontwikkelingsbanken op ontwikkelingslanden. Deze middelen dienen ter compensatie voor de mis te lopen terugbetalingen.

  • Bijdrage aan UNDP voor armoedebestrijding door bevordering van duurzame ontwikkeling. Binnen het mandaat van UNDP valt een coördinerende rol voor de verschillende VN-organisaties en een operationele rol als uitvoerder van programma’s.

  • Bijdrage aan UNICEF. De door Nederland ondersteunde programma’s richten zich op nood/humanitaire hulp, water en sanitatie, voedselzekerheid, seksuele- en reproductieve gezondheid en rechten, bestrijding van besmettelijke ziektes als HIV/AIDS, en onderwijs in fragiele staten.

  • EUR 2 miljoen als bijdragen aan programma’s gericht op versterking van schuldenmanagement in ontwikkelingslanden. Het gaat hier om 1) een bijdrage aan DMFAS (Debt Management Financial Analysis System), een softwareprogramma van UNCTAD voor het administreren van overheidsschulden; 2) een bijdrage aan MEFMI (Macroeconomic and Financial Management Institute of Eastern and Southern Africa), dat trainingsprogramma’s op het terrein van Public Finance Management in zuidelijk Afrika verzorgt; en 3) een bijdrage aan de Debt Management Facility van de Wereldbank voor trainingsprogramma’s ten behoeve van overheidsfunctionarissen.

  • EUR 13 miljoen voor het assistent-deskundigenprogramma. Dit biedt Nederlandse academici en academici uit OS-landen de mogelijkheid volwaardige werkervaring op te doen bij internationale organisaties. De totstandbrenging van een kweekvijver van deskundigen en het versterken draagvlak gaan daarbij hand in hand met NL-presentie en zichtbaarheid bij internationale organisaties.

Bilaterale ondersteuning van het armoedebeleid van partnerlanden:

  • algemene begrotingssteun.

  • EUR 12 miljoen voor sector-overstijgende projecten, zoals de inzet op gezonde overheidsfinanciën en verantwoord financieel beheer, voor het opbouwen van nationale capaciteit op het terrein van belastingen, en gerichte bilaterale ondersteuning van enkele ontwikkelingslanden.

  • voor bijdragen aan de beleidscoherentie voor ontwikkeling en de effectiviteit en kwaliteit van de Nederlandse financiële inspanningen gericht op ontwikkeling (EUR 0,5 miljoen).

Beleidsinstrumenten

  • In samenwerking met het ministerie van Financiën inzetten op het verhogen van belastinginkomsten in ontwikkelingslanden. De inzet beoogt het tegengaan van internationale belastingontduiking en -ontwijking door personen en bedrijven en versterking van nationale belastingstelsels. De OESO informele Taskforce Tax and Development werkt samen met ontwikkelingslanden aan de implementatie van voorstellen op het gebied van capaciteitsontwikkeling, verrekenprijzenmethodieken, uitwisseling van informatie tussen landen en transparantie in rapportages door multinationale ondernemingen. Ook in de EU zet Nederland zich in op het verbeteren van transparantie in de financiële rapportages door multinationals.

  • Om negatieve gevolgen van Nederlands en Europees beleid voor ontwikkelingslanden zoveel mogelijk te voorkomen ondergaat al dit beleid dat derde landen raakt een beleidscoherentie voor ontwikkeling-toets. Hierbij wordt synergie tussen het Nederlands belang en de belangen van ontwikkelingslanden gezocht. Het creëren van handelsmogelijkheden door de aanpak van handelsbarrières, bijvoorbeeld, biedt ontwikkelingslanden de ruimte de armoede te bestrijden door eigen industrie- en dienstensectoren te ontwikkelen. In Nederland is beleidscoherentie voor ontwikkeling verantwoordelijkheid van de regering als geheel.

  • In navolging van het 4de High Level Forum on Aid Effectiveness in Busan (eind 2011) wordt in 2012 verder uitvoering gegeven aan het internationale partnerschap tussen donoren, partnerlanden, opkomende economieën, NGO’s en private sector om de effectiviteit van ontwikkelingsinspanningen te verhogen. Het basisraamwerk rondom resultaten, transparantie en accountability staat hierbij centraal. Op landenniveau zullen zogeheten country compacts een maat gesneden kader bieden voor resultaatbereiking en accountability.

Operationele Doelstelling 4.3

Private sector ontwikkeling

Financiële instrumenten

De grootste programma’s binnen het multilaterale kanaal zijn:

  • technische assistentie aan ontwikkelingslanden via het Netherlands IFC Partnership Programme (NIPP, EUR 20 miljoen) ter ondersteuning van onder meer het lokale investeringsklimaat, ontwikkeling van de financiële sector en infrastructuurontwikkeling.

  • via het (World) Bank Netherlands Partnership Programme (BNPP) en de Investment Climate Facility wordt gewerkt aan de verbetering van het ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden en het stimuleren van investeringen. Overheden worden geholpen in het vereenvoudigen van procedures en het verminderen van de tijdsduur en kosten voor het bedrijfsleven die daaraan zijn verbonden.

De inzet via het bilaterale kanaal en samenwerking met het bedrijfsleven behelst vooral de volgende instrumenten:

  • (publieke) infrastructuurontwikkeling via het ORET/ORIO programma, het Infrastructure Development Fund (IDF) van de FMO (EUR 20 miljoen) en Private Infrastructure Development Group (PIDG).

  • stimuleren van innovatieve investeringen door middel van joint-ventures tussen het MKB, via het PSI programma (EUR 60 miljoen).

  • financieringsmogelijkheden van het MKB in ontwikkelingslanden worden ondersteund via MASSIF (EUR 20 miljoen), het Fonds Mesofinanciering (EUR 3 miljoen) en FOM-OS (EUR 13 miljoen), alle drie programma’s van de FMO.

  • Publiek-private partnerschappen, o.a. gericht op de ontwikkeling van de financiële sector (Triodos, Rabobank) en bevordering van technologische innovaties (Base of the Pyramid Innovation Lab) (EUR 14 miljoen).

  • verbetering van de toegang tot internationale afzetmarkten voor individuele ondernemingen via programma’s van het CBI.

  • versterking van kennis en capaciteit van ondernemingen via PUM (EUR 12 miljoen).

  • In 2012 zal de transitiefaciliteit van start zijn gegaan met als doel het transitieproces van bilaterale relaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking naar reguliere economische relaties te faciliteren. Dit zal plaatsvinden in Zuid-Afrika, Vietnam en Colombia.

Operationele Doelstelling 4.4

Effectieve Nederlandse handels- en investeringsbevordering

Financiële instrumenten

  • Steun aan Netherlands Business Support Offices (NBSO’s) en Netherlands Agricultural Business Support Offices (NABSO’s). De belangrijkste taak is het ondersteunen van Nederlandse bedrijven bij het betreden van kansrijke markten. Binnen de eerstelijns dienstverlening verstrekken N(A)BSOs maatwerkvoorlichting bij de marktoriëntatie door individuele bedrijven. Afgeleide taken zijn onder andere de beantwoording en behandeling van handelsaanvragen; het faciliteren van contacten van Nederlandse bedrijven met relevante zakenpartners en vertegenwoordigers van lokale overheden; ondersteuning van inkomende delegaties, economische missies en bezoekers; individuele marktbewerking (marktscans).

Beleidsinstrumenten

  • Diplomatieke inspanningen van ambassades en consulaten richten zich op de volle breedte van economische dienstverlening en economische diplomatie die kan bijdragen aan het succes van Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven in het buitenland. Nederland zal zich vooral inzetten in de landen waar de Nederlandse overheid de meeste toegevoegde waarde heeft, namelijk landen met veel economisch potentieel (snelgroeiende, opkomende markten) en landen waar de overheidsinmenging groot is.

  • Naast de inzet van bilaterale economische diplomatie, zal ingezet worden op multilaterale economische diplomatie gericht op versterking van het multilaterale stelsel en op het afsluiten van vrijhandelsakkoorden via de EU.

E. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

Bedragen in EUR 1 000

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

2 128 486

1 595 323

1 006 398

967 643

846 599

1 007 641

1 119 570

                 

Uitgaven:

             
                 

Programma-uitgaven totaal

1 046 907

689 398

881 135

981 748

1 048 898

1 192 389

1 315 028

                 

4.1

Voedselzekerheid

108 923

152 768

218 907

286 610

411 140

343 500

434 500

                 
 

Juridisch verplicht

   

57%

36%

26%

17%

10%

 

Overig verplicht

   

43%

64%

74%

83%

90%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

   

0%

0%

0%

0%

0%

                 

4.2

Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden

627 109

173 328

317 833

293 561

204 536

348 878

471 517

                 
 

Juridisch verplicht

   

64%

63%

56%

56%

56%

 

Overig verplicht

   

35%

34%

40%

40%

40%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

   

1%

3%

4%

4%

4%

                 

4.3

Private sector ontwikkeling

304 811

356 642

337 735

394 917

426 562

403 001

403 001

                 
 

Juridisch verplicht

   

55%

47%

35%

25%

20%

 

Overig verplicht

   

44%

53%

65%

75%

80%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

   

1%

0%

0%

0%

0%

                 

4.4

Effectieve Nederlandse handels- en investeringsbevordering

6 064

6 660

6 660

6 660

6 660

6 010

6 010

                 
 

Juridisch verplicht

   

100%

100%

100%

0%

0%

 

Overig verplicht

   

0%

0%

0%

100%

100%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

   

0%

0%

0%

0%

0%

                 

Ontvangsten

11 208

20 483

20 136

24 163

28 067

28 067

28 067

                 

4.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

11 208

20 483

20 136

24 163

28 067

28 067

28 067

26

In lijn met motie Ferrier 32 500 V, nr. 36.

27

Zoals opgenomen in de basisbrief Ontwikkelingssamenwerking Kamerstuk 32 500 V, nr. 15.

28

Regeringsreactie op het WRR-rapport: Minder pretentie, meer ambitie (32 605, nr. 1).

29

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/06/24/buitenlandse-markten-nederlandse-kansen.html

30

Kamerstuk 32 500 V, nr. 15.

31

Kamerstuk 32 605, nr. 2.

32

Kamerstuk 32 734, nr. 1.

Licence