Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Algemene Doelstelling

Het Ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo snel, verkeersveilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen. Daarvoor worden verschillende instrumenten ingezet: regelgeving, investeringen, regisseren, uitvoering en toezicht. IenW werkt toe naar een modern en goed functionerend verkeerssysteem en ontwikkelt een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en dat voldoet aan de milieunormen. Daarnaast wordt ingezet op een landelijke afname van het aantal verkeersslachtoffers. Om deze doelen te bereiken werkt IenW samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van de programma’s Beter Benutten (afronding), Fiets, Duurzame Mobiliteit (DUMO) en Innovatie Mobiliteit.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud, verkeersmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).

  • Het bevorderen van de bereikbaarheid en veiligheid en beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement: via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen.

  • Het beheersen van de geluidproductie vanwege verkeer door middel van een jaarlijkse monitoring van de naleving van de geluidproductieplafonds langs het rijkswegennet en het aanpakken van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG).

  • Het beheersen van de luchtkwaliteit langs het rijkswegennet door middel van monitoring en indien nodig het treffen van maatregelen in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenW voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • De kennis en ervaring die is opgedaan met het programma Beter Benutten breed toe te passen binnen diverse beleidsterreinen van artikel 14, waar het gaat over het verbeteren van de bereikbaarheid in samenwerking met regionale partners en het daaraan koppelen van bijdragen aan slimme en duurzame mobiliteit. Van het programma Beter Benutten loopt het onderdeel Decentraal Spoor en ITS door tot en met 2020.

  • De programma-ambitie voor het programma Fiets. Meewerken met de Tour de Force aan de doelstelling: 20% meer fietskilometers in 2027. Deze ambitie is weergegeven in de Nationale Fiets agenda die in 2017 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2016–2017, 34 681, nr. 1).

  • Input te leveren voor het Klimaatakkoord voor de sector Mobiliteit. Doelstelling voor de sector Mobiliteit is de CO2-uitstoot in 2030 te beperken tot maximaal 25 Mton. Dit is een reductie van de CO2-uitstoot van circa 7 Mton ten opzichte van de Nationale Energieverkenning 2017. Omdat hierbij de daadkracht, investeringen, kennis en kunde van meerdere partijen in de maatschappij nodig zijn, zorgt het programma Duurzame Mobiliteit dat in het Klimaatakkoord afspraken met deze partijen worden gemaakt over ieders eigen inzet en gezamenlijke acties, op basis van de afspraken in het Regeerakkoord.

  • Met stakeholders en gebruikers wordt vanuit de Unit Innovatie in Mobiliteit in een netwerk aanpak gewerkt aan het ontwikkelen van doelen en een heldere rol van de overheid bij de transitie naar nieuwe, «slimme», vormen van mobiliteit. Daar waar in samenspraak met het netwerk belemmeringen of kansen worden gezien voor innovaties om bij te dragen aan de beleidsdoelen neemt de Unit het voortouw om kaders te scheppen om deze innovaties verder te brengen. Ook sector overstijgende thema’s als privacy, regelgeving en data worden daarbij opgepakt. Tevens wordt de ontwikkeling gemonitord om kort cyclisch bij te kunnen sturen. Waar nodig wordt een broedkamer geboden om kansen voor innovaties optimaal te kunnen benutten.

  • Met betrekking tot slimme mobiliteit invulling geven aan de ambities in het regeerakkoord met betrekking tot het streven naar «Een slim en duurzaam vervoerssysteem waarvan de onderdelen naadloos op elkaar aansluiten». Hierbij ligt de focus op de volgende prioriteiten: infrastructuur die toekomst vast is door bij ontwerp, aanleg en onderhoud van infrastructuur rekening te houden met zelfrijdende voertuigen en benodigde systemen in of langs de weg; (wettelijke) ruimte voor een nieuwe generatie voertuigen; het (veilig) gebruik van slimme technologieën en diensten; nieuwe mobiliteitsconcepten & Mobility as a Service (MaaS); en het gebruik van data onder goede randvoorwaarden zoals privacy en security. Een voorbeeld van deze randvoorwaarden is het streven om overheidsinformatie over verkeer zoveel mogelijk via open data beschikbaar te stellen voor voertuigen, apps en reisplanners.

  • De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gebiedsagenda’s vormen de kaders voor de bereikbaarheidsopgaven. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken een andere aanpak van deze bereikbaarheidsopgaven op (middel)lange termijn nodig én mogelijk. Voortbouwend op de ervaringen van het programma Meer Bereiken wordt deze andere aanpak in de praktijk vormgegeven. Uitgangspunten hierbij zijn een gelijkwaardige samenwerking tussen Rijk, medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, het in samenhang bezien van bereikbaarheid met andere ruimtelijke opgaven (bijvoorbeeld wonen, natuur, leefbaarheid, veiligheid) en het onderzoeken van een brede set oplossingsrichtingen (innoveren, informeren, in stand houden, inrichten en investeren).

  • In het Strategische Plan Verkeersveiligheid 2018–2030 wordt samen met de andere overheden ingezet op een risico gestuurde aanpak. Risico’s worden in kaart gebracht zodat op niveau van rijk, provincie en gemeenten in samenspraak met maatschappelijke partners een goede afweging kan worden gemaakt welke maatregelen het meest bijdragen aan verbetering van de verkeersveiligheid. Voorbeelden van maatregelen zijn infrastructuur op specifieke locaties, educatie, handhaving snelheid en alcohol. Ook wordt huidig beleid voortgezet, gericht op specifieke risicogroepen zoals ouderen en fietsers en het verminderen van afleiding door smartphonegebruik in het verkeer.

  • Samen met (internationale) overheden en marktpartijen te werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten en gewichten van het vrachtverkeer in Europa.

  • Inzetten op verbeteren van data van verkeersongevallen en in samenwerking met de decentrale overheden onderzoeken hoe een risico gestuurde aanpak kan worden gebruikt als nieuwe basis voor de inzet van maatregelen.

  • In navolging van omringende landen invoeren van een vrachtwagenheffing. De inkomsten uit de heffing zullen in overleg met de sector worden teruggesluisd naar de vervoerssector door verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto’s en gelden voor innovatie en verduurzaming.

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het decarboniseren van transport middels het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op het verduurzamen van brandstofkwaliteit, op de inzet van hernieuwbare energie in transport waaronder duurzame biobrandstoffen.

  • Coördineert de onderhandelingen met EZK en FIN op het gebied van de duurzame mobiliteit.

  • De opdracht aan de NEa voor de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie zijn hier onderdeel van.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en Toezicht).

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van klimaat te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenW:

  • Zuinigere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de voorlopers in de sector te stimuleren en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.

  • Het verduurzamen van energie en brandstoffen in de sectoren mobiliteit en transport door verdere uitvoering van de Actieagenda duurzame brandstofvisie voor het doelbereik van 15 tot 20 Petajoule energiebesparing voor 2020 en een maximumuitstoot van 25 megaton CO2 in 2030. Dit is gebaseerd op een 60% CO2 emissiereductiebereik waarvoor afspraken voor transport zijn vastgelegd in het SER-Energieakkoord, pijler zeven transport en mobiliteit. Het bereiken van de jaardoelstelling voor hernieuwbare energie in transport, innovatie stimuleren van de ontwikkeling en toepassing van alternatieve energiedragers zoals elektrisch rijden, rijden op waterstof en duurzame biobrandstoffen, en het faciliteren van de aanleg van alternatieve tank- en laadinfrastructuur voor alternatieve energiedragers. In 2018 zullen in het Klimaatakkoord nieuwe reductiedoelstellingen worden vastgelegd welke gebaseerd zijn op de Overeenkomst van Parijs. Deze vereisen een CO2-emissiereductie van 80–95%. Voor de sector transport zullen de afspraken worden afgesproken in de mobiliteitstafel.

  • Een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, zo wordt toegewerkt naar de WHO-streefwaarden, dit om de gezondheidsrisico’s terug te dringen. In overleg met andere overheden, belangenorganisaties en bedrijfsleven zal hiertoe in 2019 een nieuw luchtkwaliteitsplan worden gepresenteerd.

  • Schonere, zuinigere en stillere voertuigen. Door voorlopers in de sector te stimuleren en samen met de decentrale overheden en de sectorpartijen, slimme logistieke concepten te ontwikkelen voor stedelijke distributie, en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en Verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Aanleg

In het notaoverleg MIRT, d.d. 23 november 2015, heeft de Tweede Kamer ingestemd om in de eerstvolgende Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse de indicator voor acceptabele reistijd te wijzigen. Dit is gebeurd in de NMCA 2017 (Kamerstukken II 2016–2017, 31 305, nr. 229). De indicator voor acceptabele reistijd uit de Nota Mobiliteit en de SVIR is hiermee vervallen en is vervangen door de hoofdwegennet indicator. Met deze indicator worden de economische verlieskosten van (toekomstige) knelpunten in beeld gebracht, met als doel om die nieuwe projecten te prioriteren, die de meeste economische verlieskosten oplossen. Rijkswaterstaat zal in haar Publieksrapportage (T3 aan het eind van elk jaar) een file top 50 kaart en tabel opnemen met de hoogste economische verlieskosten. Deze tabel zal overgenomen worden in de verantwoordingsrapportage. In het MIRT projectenboek zal dezelfde kaart opgenomen worden, en per MIRT-project de bijdrage aan het oplossen van de file top 50 worden weergegeven.

Beheer en onderhoud

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (verkeerssignalering op banen en verkeerscentrales) en 12.02 (km rijbaanlengte, km2 asfalt, km2 groen areaal).

Verkeersmanagement

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (indicator van op alle bemeten wegvlakken ingewonnen betrouwbare reis en routeinformatie en tijdige levering aan de serviceproviders).

Geluid en luchtkwaliteit

Indicator: Lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld
 

Waarde

2013

Waarde

2014

Waarde

2015

Waarde

2016

Waarde

2017

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

         

0 knelpunten

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

8.650

8.600

8.300

8.300

5.550

0 knelpunten in 2020

Bron: RWS/WVL, 2017

Toelichting

Langs het hoofdwegennet was de afgelopen jaren geen sprake van overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit. De inzet is gericht op het voorkomen dat nieuwe knelpunten ontstaan.

In vervolg op de brieven aan de Tweede Kamer over de kostenbeheersing van het MJPG d.d. 20 november 2015 (Kamerstukken II 2015–2016, 32 252, nr. 56) en 1 september 2016 (Kamerstukken II 2015–2016, 32 252, nr. 58) zal de komende jaren hieraan verder invulling worden gegeven door middel van prioritering van maatregelen.

Regelgeving en afspraken

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.04 (beschikbaarheid, verhouding verstoring wegwerkzaamheden ten opzichte van totale verstoringen, tijdsduur percentage van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is).

Verkeersveiligheid

Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

basiswaarde

         

realisatie

doelstelling

 

2002

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2020

aantal verkeersdoden

1.066

650

570

570

621

629

613

500

ernstig verkeersgewonden

16.100

19.200

18.800

20.700

21.300

21.400

n.n.b.

10.600

Bron: Rijkswaterstaat/WVL, 2017 Bron verkeersdoden 2017:

https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2018/17/verkeersdoden-2017

Voor een nadere toelichting bij de cijfers en ontwikkelingen wordt verwezen wordt naar de «Kerncijfers verkeersveiligheid» (Kamerstukken II 2016–2017, 29 398, nr. 544).

Hernieuwbare energie in het vervoer

Kengetal: Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer (in %)

Verplichtingen

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Besluit Hernieuwbare energie vervoer 2015

2

3,25

3,75

4

4,25

4,5

5

5,5

6,25

7

7,75

8,5

9,25

10

Realisatie

2

3,26

3,75

4,01

4,31

4,54

5,05

5,54

6,25

7

       

Bron: realisatie 2016: Rapportage hernieuwbare energie 2016 van de Nederlandse Emissieautoriteit: (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-812393)

Toelichting

In artikel 2.1 van het Besluit Hernieuwbare Energievervoer 2015 dat op 1 januari 2015 van kracht is geworden, is de ontwikkeling van de jaarverplichting hernieuwbare energie in het vervoer tot en met 2020 vastgelegd. Bedrijven hebben in 2016 aan de gestegen jaarverplichting hernieuwbare energievervoer (van 6,25% naar 7%) voldaan.

Kengetal: Ontwikkeling CO2 -emissie nieuwe personenauto’s in gram CO2 per kilometer
 

2005

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2021

EU

162,6

145,7

140,3

135,7

132,2

127,0

123,4

119,6 (130,0)1

118,1

(95,0)

Nederland

169,9

146,9

135,8

126,1

118,6

109,1

107,3

101,2

105,9

 

Bron: European Environment Agency (EEA) Technical Report No 19/2017. Monitoring CO2 emissions from new passenger cars and vans in 2016.

1

Norm

Toelichting

Nadat vrijwillige afspraken over CO2-reductie met de Europese autofabrikanten niet tot gewenste resultaten hebben geleid, heeft de Europese Commissie in december 2007 een voorstel gedaan voor verplichte reductiedoelstellingen. Dat voorstel is in 2009 aangenomen en bevatte een verplichte norm van gemiddeld 130 g CO2/km in 2015. Daarnaast is in november 2013 overeenstemming bereikt dat een verplichte norm van gemiddeld 95 g CO2/km in 2021 zal gelden. Deze norm zal er straks toe leiden dat de gemiddelde automobilist op jaarbasis zo’n € 340 aan brandstofkosten bespaart ten opzichte van het referentiejaar 2007. Alleen voor 2015 en 2021 zijn er EU-normen (voor fabrikanten). De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord.

De gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland is in de periode tussen 2010 en 2016 sterk gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. In 2016 nam de uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in Nederland als enige lidstaat in de EU licht toe. Volgens voorlopige cijfers die het Europese milieuagentschap in april 2017 heeft gepubliceerd, komt in 2016 de voorlopige gemiddelde CO2-uitstoot uit op 105,9 g/km in Nederland en op 118,1 g/km in Europa. Nederland blijft daarmee ruim onder het Europese gemiddelde en kan nog steeds tot de kopgroep worden gerekend. Ook blijft het aantal elektrische voertuigen groeien. Op Europees niveau is aan fabrikanten opgelegd om in 2015 een gemiddeld CO2-uitstoot te realiseren van 130 g/km. In 2021 ligt de reeds vastgestelde norm op 95 gram CO2 per kilometer.

Op 8 november 2017 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor de aanscherping van de normen voor personen- en bestelauto’s voor de jaren 2025 en 2030. Zoals verwoord in het BNC-fiche (Kamerstukken II 2017–2018, 22 112, nr. 2440) ondersteunt Nederland het doel van het voorstel om CO2-uitstoot te reduceren, maar is kritisch over de uitwerking van het voorstel en had graag meer ambitie willen zien met het oog op de klimaatdoelstellingen.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoervervoer. Betreft mobiele bronnen totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart (in kton/jr).
 

1990

2000

2005

2010

2014

2015

2020

2030

 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Raming

Raming

NOx

369

272

236

193

151

143

99

63

SO2

21

10

6

1

0

0

0,4

0,5

PM2,5

24

15

12

8

5

5

3

2

NH3

1

4

5

5

4

4

3,8

4,1

NMVOS2

203

82

52

41

32

30

28

26

Bron: de informatie over de gerealiseerde en geraamde emissies zijn afkomstig uit «Informative Inventory Report 2017» (RIVM Rapport 2017_0002). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid. (http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2017/April/Informative_Inventory_Report_2017_Emissions_of_transboundary_air_pollutants_in_the_Netherlands_1990_2015)

Toelichting

In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld voor de periodes 2020–2029 en de periode 2030 en verder. Het betreft aanpassing van de oude Europese richtlijn voor National Emission Ceilings (NEC) voor 2010–2019, in een nieuwe NEC-richtlijn (EU2016/2284). In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages uit de richtlijn omgerekend naar vrachten. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast doordat deze nieuwe inzichten met terugwerkende kracht ook worden meegenomen in de emissiecijfers van voorgaande jaren.

Beleidswijzigingen

In navolging van omringende landen wordt een vrachtwagenheffing ingevoerd. Het daarvoor te introduceren registratie- en betalingssysteem wordt gelijk aan dat in de buurlanden (zoals in het Regeerakkoord vermeldt), zodat voor vrachtauto’s geen extra apparatuur benodigd is. De inkomsten uit de heffing zullen in overleg met de sector worden teruggesluisd naar de vervoerssector door verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto’s en gelden voor innovatie in en verduurzaming (Kamerstukken II 2017–2018, 31 305, nr. 239).

Verder heeft het Regeerakkoord een grote ambitie neergelegd op het terrein van bereikbaarheid en mobiliteit, waarbij verduurzaming van de verschillende sectoren belangrijk is. De uitdagingen zijn groot en complex, en vragen om innovatieve oplossingen. Rijksoverheid en de sectoren hebben elkaar nodig om de ambities te kunnen realiseren. Gewerkt wordt aan het realiseren van de afspraken uit het klimaatakkoord van Parijs (CO2-reductie in de vervoersmodaliteiten), onder meer via het beleid voor brandstoffen en voertuigemissies. Verduurzaming is ook aan de orde in het transport- en wegvervoer, de ontwikkeling van luchtvaart op de langere termijn en bij scheepvaart, via onder meer de Green Deal vergroening scheepvaart en met het fietsbeleid, Tour de Force en Fietsagenda.

Specifiek voor de sector Mobiliteit en Transport wordt uitvoering gegeven aan de afspraken van de Duurzame Brandstofvisie. In vervolg op de afspraken in het Energieakkoord zijn specifieke afspraken vastgelegd in convenanten, Bestuursakkoorden en Green Deals. Bij de totstandkoming van de Klimaatagenda worden aanvullende afspraken gemaakt om de opgave voor de sector als bijdrage aan de klimaatafspraken van Parijs.

Naar aanleiding van het regeerakkoord heeft de overheveling van «klimaat» uit artikel 19 van het ministerie IenW naar het Ministerie van EZK plaatsgevonden. In de daaropvolgende herindeling van de beleidskern van het IenW-departement maakt «Voertuigen en Brandstoffen» geen onderdeel meer uit van artikel 19 en 20 van de IenW begroting 2019, maar van artikel 14.

Bij auto’s richt het kabinet zich op overschakeling naar elektrische aandrijflijnen, waarbij auto’s vrij zijn van schadelijke uitlaatgassen. Daarbij streeft het kabinet ernaar dat in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn. Ook voor brom- en snorfietsen verkent het kabinet de mogelijkheden om de overgang emissieloze tweewielers te versnellen. Een dergelijke overgang kost echter tijd. In de tussenliggende periode is het van belang om aandacht te blijven houden voor naleving en verdere aanscherping van Europese emissienormen. In 2019 zal daarnaast specifieke aandacht blijven uitgaan naar roetfilters, katalysatoren en vergelijkbare systemen, die bedoeld zijn om de emissies van schadelijke stoffen te verlagen. Ook tijdens de gebruiksfase moeten deze technieken naar behoren blijven functioneren.

Daarnaast is naar aanleiding van de Beleidsdoorlichting van beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid het belang van een zorgvuldige verantwoording en een waar mogelijk continue verbetering van de doeltreffendheid en doelmatigheid bevestigd (Kamerstukken II 2017–2018, 32 861, nr. 27). Effecten van beleid worden zichtbaar gemaakt in de begroting en het jaarverslag. Verbeteringen krijgen vorm in het Programma Versobering en Efficiëntie, verbetering informatievoorziening en optimalisatie over de levenscyclus voor instandhouding en de doelmatigheidsindicator. Met NMCA, MKBA’s en alternatievenafweging vindt prioritering en integrale beoordeling van projecten plaats. Het budget voor verkeersmanagement wordt – afhankelijk van beschikbare technologie – tussen 2015 en 2020 met 10% afgebouwd met de ambitie de bereikbaarheid met 5% te verbeteren.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 14 Wegen en Verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

33.639

34.835

33.587

34.034

36.683

36.646

35.239

Uitgaven:

46.179

43.580

49.917

41.043

37.164

35.901

34.721

Waarvan juridisch verplicht

   

84%

       

14.01

Netwerk

30.705

27.088

33.397

24.300

19.663

18.387

17.107

14.01.01

Opdrachten

24.066

19.221

15.901

13.375

10.363

9.081

7.315

 

– Beter Benutten

20.106

11.244

7.402

4.866

173

173

173

 

– BOA wegverkeersbeleid

1.435

1.246

2.350

2.387

2.722

2.728

2.768

 

– Wegverkeersbeleid

1.683

2.876

1.296

1.567

1.679

1.690

1.722

 

– Overige opdrachten

842

3.855

4.853

4.555

5.789

4.490

2.652

14.01.02

Subsidies

1.077

650

7.816

2.220

600

600

600

14.01.03

Bijdrage aan agentschappen

5.562

7.217

9.680

8.705

8.700

8.706

8.703

 

– waarvan bijdrage aan RWS

5.562

7.217

5.731

4.745

4.744

4.740

4.736

14.02

Veiligheid

15.474

16.492

16.520

16.743

17.501

17.514

17.614

14.02.01

Opdrachten

5.251

6.147

6.606

6.829

7.618

7.629

7.729

 

– Opdrachten Verkeersveiligheid

5.251

6.147

6.606

6.829

7.618

7.629

7.729

14.02.02

Subsidies

8.181

8.583

8.370

8.370

8.369

8.369

8.369

 

– VVN

3.523

3.893

3.736

3.736

3.736

3.736

3.736

 

– SWOV

3.878

3.870

3.869

3.869

3.869

3.869

3.869

 

– Overige subsidies

780

820

765

765

764

764

764

14.02.03

Bijdrage aan agentschappen

596

595

597

597

597

599

599

 

– waarvan bijdrage aan RWS

596

595

597

597

597

599

599

14.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

30

30

30

30

0

0

0

 

– Euro NCAP

30

30

30

30

0

0

0

   

30

30

30

30

0

0

0

14.02.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

1.416

1.137

917

917

917

917

917

 

– CBR

1.416

917

917

917

917

917

917

 

Ontvangsten

5.279

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

3.026.512

2.836.186

2.930.410

2.662.084

3.016.955

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

73.126

112.388

104.763

135.217

58.297

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

3.099.638

2.948.574

3.035.173

2.797.301

3.075.252

waarvan

         

12.01

Verkeersmanagement

3.737

3.736

3.733

3.730

3.729

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

675.177

643.081

755.369

678.135

701.736

12.03

Aanleg

1.466.966

1.242.849

1.282.609

1.068.518

1.447.044

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

371.112

470.583

416.348

500.715

379.519

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

582.646

588.325

577.114

546.203

543.224

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

193.388

55.624

307.274

394.112

396.592

Andere ontvangsten van artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

68.309

87.862

79.217

28.458

20.434

Totale uitgaven op 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

261.697

143.486

386.491

422.570

417.026

waarvan

         

17.08

ZuidasDok

261.697

143.486

386.491

422.570

417.026

Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

Andere ontvangsten van artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

waarvan

         

20.04

Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen». Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de forfaitaire bijtelling voor de fiets in de loonbelasting betrekking op dit beleidsartikel.

Fiscale regelingen 2017–2019, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € miljoen)1
 

2017

2018

2019

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen2

4

7

9

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen3

12

19

26

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's4

92

141

189

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

523

400

118

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

37

38

37

1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

2

BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

4

IB = Inkomstenbelasting; LB = Loonbelasting

14.01 Netwerk

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. Voor subsidies betreft het hier onder andere verplichtingen die tot en met 2019 zijn aangegaan. De budgetten voor subsidies worden per jaar gepubliceerd en hebben daarmee een vastomlijnde tijdshorizon, de agentschapsbijdrage heeft een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is het merendeel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen.

14.02 Veiligheid

De uitgaven voor de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De overige verplichtingen betreffen subsidies aan Veilig Verkeer Nederland (VVN), Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) en Team Alert. Voor de subsidies aan VVN, SWOV en Team Alert zijn de maximaal beschikbare subsidiebudgetten vermeld in de gepubliceerde meerjarensubsidieregelingen c.q. jaarlijks gepubliceerde subsidieplafonds.

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van lopende opdrachten. Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor met name opdrachten voor het uitvoeren van onderzoeken en het uitvoeren van verkeersveiligheidscampagnes.

14.01 Netwerk

Toelichting op de financiële instrumenten

14.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenW geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen duurzame mobiliteit en opdrachten betreffende diverse onderzoeken op het gebied van verkeer, wegmaatregelen en het verduurzamen van mobiliteit. Daarnaast vinden uitgaven plaats voor tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, Smart Mobility zoals de zelfrijdende auto, het kennisplatform tunnelveiligheid, het Programma Aanpak Stikstof, taken in het kader van de wet SWUNG (Samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid). De uitgaven voor de diverse programma’s bestaan o.a. uit onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, meerjarenprogramma MIRT en Intelligente Transport Systemen (ITS).

14.01.02 Subsidies

De uitgaven hebben betrekking op subsidies verstrekt voor het fietsbeleid, waaronder de subsidie Fietsersbond en een incidentele subsidie aan het Fietsplatform. Verder wordt in het kader van de uitvoering van de Duurzame Brandstofvisie voor de transportsector (Kamerstukken II 2015–2016, 30 196, nr. 353) subsidies verstrekt voor technologieontwikkeling en innovatie duurzame mobiliteit en transport. De regeling DKTI is specifiek voor praktijktesten van initiatieven uit de markt, ondersteuning van de platforms die bij de uitvoering van de visie betrokken zijn en voor nationale bijdragen voor deelname aan Europese subsidieprojecten zoals calls van CEF, HORIZON en Fuel Cells land Hydrogen Joint Undertakings.

14.01.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd. Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenW een opdracht aan de NEa met betrekking tot het register voor biobrandstoffen. Het betreft hier werkzaamheden die door RWS worden uitgevoerd. Het gaat met name om de uitvoering Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) en om de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op het beleidsterrein duurzame mobiliteit. Een deel een deel van de beleidsuitvoering wordt uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden).

14.02 Veiligheid
14.02.01 Opdrachten

Onder opdrachten valt onder andere het verbeteren van de positie van kwetsbare verkeersdeelnemers. Dit gebeurt onder meer door onderzoeken op het gebied van fietsveiligheid en naar specifieke doelgroepen zoals ouderen. Onder dit artikel vallen ook opdrachten in verband met vergoedingen commissie rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad en onderzoek rijden onder invloed onder dit artikel. Het stimuleren van de verkoop van veilige voertuigen gebeurt door deelname aan Euro NCAP (New Car Assessment Programme). Euro NCAP beoordeelt onafhankelijk de veiligheidsprestaties van Europa’s meest verkochte auto’s. Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt onder meer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd.

14.02.02 Subsidies

Er worden subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN), Fietsersbond, Team Alert en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).

14.02.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

14.02.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Ingevolge de Regeling maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) ontvangt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), een RWT die per 1 januari 2017 is herzien. Vanaf 2017 vindt voor de vorderingenonderzoeken (medisch en rijvaardigheid) nog een gedeeltelijke vergoeding plaats (Kamerstukken II 2016–2017, 29 398, nr. 529). Het resterende bedrag wordt doorberekend aan de burger waarbij het vorderingenonderzoek moet plaatsvinden. Incidentele werkzaamheden voor ZBO en RWT’s komen eveneens ten laste van deze post. Hiervoor vinden incidentele overboekingen plaats van opdrachtenbudgetten.

Licence