Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Algemene Doelstelling

Het Ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo snel, veilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen. Daarvoor worden verschillende instrumenten ingezet: regelgeving, investeringen, regisseren, uitvoering, organiseren en toezicht. IenW werkt toe naar een modern, schoon en goed functionerend verkeerssysteem en ontwikkelt een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en dat voldoet aan de milieu- en klimaatnormen. Daarnaast wordt ingezet op een landelijke afname van het aantal verkeersslachtoffers. Om deze doelen te bereiken werkt IenW samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud, verkeersmanagement en het oplossen van doorstromings- en veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds.

  • Het bevorderen van de bereikbaarheid en veiligheid en beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement: via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen.

  • Het beheersen van de geluidproductie vanwege verkeer door middel van een jaarlijkse monitoring van de naleving van de geluidproductieplafonds langs het rijkswegennet en het aanpakken van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met medeoverheden, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenW voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • De kennis en ervaring die is opgedaan met het programma Beter Benutten breed toe te passen binnen diverse beleidsterreinen van artikel 14, waar het gaat over het verbeteren van de bereikbaarheid in samenwerking met regionale partners en het daaraan koppelen van bijdragen aan slimme en duurzame mobiliteit. Van het programma Beter Benutten loopt het onderdeel Decentraal Spoor en ITS door tot en met 2020.

  • De programma-ambitie voor het programma Fiets. Meewerken met de Tour de Force aan de doelstelling: 20% meer fietskilometers in 2027. Deze ambitie is weergegeven in de Nationale Fiets agenda die in 2017 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2016–2017, 34 861, nr. 1).

  • Uitvoering geven aan de afspraken en ambities op gebied van CO2-reductie in de sector mobiliteit na sluiten van het Klimaatakkoord. Uitvoering vindt plaats langs vier lijnen: hernieuwbare energiedragers, elektrisch rijden, verduurzaming van de logistiek en verduurzaming van personenmobiliteit. De reductiedoelstelling voor de sector Mobiliteit is de CO2-uitstoot in 2030 met 7,3 Mton te beperken. Hierbij zijn investeringen, kennis en kunde van meerdere partijen in de maatschappij nodig, waarbij de Minister een regierol vervult.

  • Met stakeholders en gebruikers ontwikkelen van doelen en een heldere rol van de overheid bij de transitie naar nieuwe, «slimme», vormen van mobiliteit. Waar innovaties kunnen bijdragen aan de beleidsdoelen, wordt onderzocht of eventuele belemmeringen kunnen worden weggenomen en kansen kunnen worden verzilverd.

  • Met betrekking tot slimme mobiliteit invulling geven aan de ambities in het regeerakkoord met betrekking tot het streven naar «Een slim en duurzaam vervoerssysteem waarvan de onderdelen naadloos op elkaar aansluiten». Hierbij ligt de focus op de volgende prioriteiten: infrastructuur die toekomst vast is door bij ontwerp, aanleg en onderhoud van infrastructuur rekening te houden met zelfrijdende voertuigen en benodigde systemen in of langs de weg; (wettelijke) ruimte voor een nieuwe generatie voertuigen; het (veilig) gebruik van slimme technologieën en diensten; nieuwe mobiliteitsconcepten & Mobility as a service (MaaS); en het gebruik van data onder goede randvoorwaarden zoals privacy en security. Een voorbeeld van deze randvoorwaarden is het streven om overheidsinformatie over verkeer zoveel mogelijk via open data beschikbaar te stellen voor voertuigen, apps en reisplanners.

  • De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gebiedsagenda’s vormen de kaders voor de bereikbaarheidsopgaven. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken een andere aanpak van deze bereikbaarheidsopgaven op (middel)lange termijn nodig én mogelijk. Voortbouwend op de ervaringen van het programma Meer Bereiken wordt deze andere aanpak in de praktijk vormgegeven. Uitgangspunten hierbij zijn een gelijkwaardige samenwerking tussen Rijk, medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, het in samenhang bezien van bereikbaarheid met andere ruimtelijke opgaven (bijvoorbeeld wonen, natuur, leefbaarheid, veiligheid) en het onderzoeken van een brede set oplossingsrichtingen (innoveren, informeren, in stand houden, inrichten en investeren).

  • In het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 wordt samen met de medeoverheden en maatschappelijke organisaties ingezet op een risico gestuurde aanpak. Op basis van een analyse van de belangrijkste risico’s worden op het niveau van het Rijk, de provincie en de gemeente uitvoeringsagenda’s opgesteld met de meest effectieve maatregelen om de verkeersveiligheid te verbeteren.

  • Samen met (internationale) overheden en marktpartijen te werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten en gewichten van het vrachtverkeer in Europa.

  • Inzetten op verbeteren van data van verkeersongevallen en te onderzoeken hoe deze toe te passen in de risico gestuurde aanpak.

  • In navolging van omringende landen invoeren van een vrachtwagenheffing. De inkomsten uit de heffing zullen in overleg met de sector worden teruggesluisd naar de vervoerssector door verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto’s en gelden voor innovatie in en verduurzaming.

  • Aan de NEa wordt opdracht gegeven voor de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer. De rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie vormen onderdeel van de opdracht.

  • Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en Toezicht).

Stimuleren

Om invulling te geven aan het klimaatbeleid wordt ingezet op de reductie van de CO2-uitstoot van het wegverkeer. In dat kader stimuleert het Ministerie van IenW:

  • Schonere, zuinigere en stillere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de reeds in gang gezette transitie naar nul-emissie voertuigen verder voort te zetten, samen met de decentrale overheden en sectorpartijen slimme logistieke concepten te ontwikkelen voor (stedelijke) distributie en de voorlopers in de sector te stimuleren.

  • Productontwikkeling in de transportsector van klimaattechnologieën en -innovaties die bijdragen aan een lage of zero emissie CO2-uitstoot. Daarvoor is in 2019 de 2e fase van de Demonstratieregeling klimaat technologieën en -innovaties in transport (DKTI) geopend. Doel daarbij is om in de periode van 2017 tot en met 2021 die productontwikkeling in de transportsector te ondersteunen en te versnellen. Deze innovatieregeling zal in 2020 worden geëvalueerd.

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en Verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Aanleg

Met de hoofdwegennet indicator worden de economische verlieskosten van (toekomstige) knelpunten in beeld gebracht, met als doel om die nieuwe projecten te prioriteren, die de meeste economische verlieskosten oplossen. Rijkswaterstaat zal in haar Publieksrapportage (T3 aan het eind van elk jaar) een file top 50 kaart en tabel opnemen met de hoogste economische verlieskosten. Deze tabel zal overgenomen worden in de verantwoordingsrapportage. In het MIRT projectenboek zal dezelfde kaart opgenomen worden, en per MIRT-project de bijdrage aan het oplossen van de file top 50 worden weergegeven.

Beheer en onderhoud

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (verkeerssignalering op banen en verkeerscentrales) en 12.02 (km rijbaanlengte, km2 asfalt, km2 groen areaal).

Verkeersmanagement

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (indicator van op alle bemeten wegvlakken ingewonnen betrouwbare reis en routeinformatie en tijdige levering aan de serviceproviders).

Geluid en luchtkwaliteit

Indicator: Lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld.
 

2014

2015

2016

2017

2018

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

         

0 knelpunten langs rijkswegen

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

8.600

8.300

8.300

5.550

5.500

0 knelpunten in 2022

Bron: RWS/WVL, 2018

Toelichting

Luchtkwaliteit

Langs het hoofdwegennet was de afgelopen jaren geen sprake van overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit. De inzet is gericht op het voorkomen dat nieuwe knelpunten ontstaan. Hierover zal in de jaarverslagen worden gerapporteerd op basis van de jaarlijkse monitoring over het gepasseerde jaar.

Geluid

De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidsaneringsplan moet worden opgesteld. De peildatum van 2022 betreft de datum voor het opstellen van een saneringsplan. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen.

Regelgeving en afspraken

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.04 (beschikbaarheid, verhouding verstoring wegwerkzaamheden ten opzichte van totale verstoringen, tijdsduur percentage van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is).

Verkeersveiligheid

Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

Basiswaarde

         

Realisatie

 

2002

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aantal verkeersdoden

1.066

570

570

621

629

613

678

Ernstig verkeersgewonden

16.100

18.800

20.700

21.300

21.400

20.800

n.n.b.

Bron: Aantal verkeersdoden: CBS (https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2019/16/verkeersdoden-in-nederland--aangepast--) Ernstig verkeersgewonden: SWOV, wetenschappelijk onderzoek verkeersveiligheid – Monitor Verkeersveiligheid 2018 doorpakken om de verkeersveiligheid te verbeteren (https://www.swov.nl/publicatie/monitor-verkeersveiligheid-2018).

Het streven van de Minister is nul verkeersslachtoffers. De ambitie wordt daarom niet meer uitgedrukt in streefcijfers van aantal ernstig verkeersgewonden en aantal verkeersdoden. Uiteraard zijn de jaarrapportages van het aantal verkeersdoden en ernstig gewonden wel de belangrijkste indicatoren die aangeven of het gevoerde beleid effectief is. Deze aantallen zullen dus net als voorheen met de gebruikelijke analyse van SWOV jaarlijks aan De Kamer worden toegestuurd (Kamerstukken II, 2018–2019, 29 398, nr. 638)

Hernieuwbare energie in het vervoer

Kengetal: Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer, limiet conventionele biobrandstoffen en subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen (in %)

Verplichtingen

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Jaarverplichting Hernieuwbare energie vervoer

3,25

3,75

4

4,25

4,5

5

5,5

6,25

7

7,75

8,5

12,5

16,4

Realisatie

3,26

3,75

4,01

4,31

4,54

5,05

5,54

6,25

7

7,75

n.t.b.

   

Limiet conventionele biobrandstoffen

                   

3

4

5

Realisatie

                         

Subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen

                   

0,6

0,8

1

Realisatie

                         

Bron: realisatie 2017: Rapportage hernieuwbare energie 2017 van de Nederlandse Emissieautoriteit: (Kamerstukken II 2017–2018 30 196, nr. 605)

Toelichting

In artikel 3 van het Besluit Energie Vervoer die met terugwerkende kracht op 1 januari 2018 in werking is getreden, is de ontwikkeling van de jaarverplichting hernieuwbare energie, limiet conventionele biobrandstoffen en subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen in het vervoer van 2018 tot en met 2020 vastgelegd.

Kengetal: Ontwikkeling CO2 -emissie nieuwe personenauto’s in gram CO2 per kilometer
 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2021

EU

162,6

140,3

135,7

132,2

127,0

123,4

119,6

(130,0)1

118,1

118,5

n.t.b.

(95,0)

Nederland

169,9

135,8

126,1

118,6

109,1

107,3

101,2

105,9

108,3

106,8

 
1

Norm

Toelichting

De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord.

De gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland is in de periode tussen 2010 en 2016 sterk gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. In 2016 en 2017 nam de uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in Nederland als enige lidstaat in de EU licht toe. Volgens de cijfers die het Europese milieuagentschap9 in april 2018 heeft gepubliceerd, komt in 2017 de gemiddelde CO2-uitstoot uit op 108,39 g/km in Nederland en op 118,5 g/km in Europa. In 2018 is de uitstoot weer gedaald en komt uit op 106,8. Nederland blijft daarmee ruim onder het Europese gemiddelde en kan nog steeds tot de kopgroep worden gerekend. Ook blijft het aantal elektrische voertuigen groeien. De lichte stijging in de voorbije jaren van de gemiddelde uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland heeft meerdere oorzaken. Ten eerste worden er na jaren van recessie weer grotere, zwaardere en minder zuinige voertuigen aangeschaft. Ten tweede zijn alle fiscale stimuleringsmaatregelen van plug-ins afgeschaft waardoor de verkoop van deze zeer zuinige voertuigen is gedaald.

Op Europees niveau is aan fabrikanten opgelegd om in 2021 een gemiddeld CO2-uitstoot te realiseren van 95g/km. In 2025 moet de uitstoot met 15% zijn afgenomen, in 2030 met 37,5%.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer. Betreft mobiele bronnen totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart. in kton/jr.
 

1990

2000

2005

2010

2014

2015

2016

2020

2030

 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Raming

Raming

NOx

371

315

277

238

195

148

139

92,7

55,9

SO2

25

25

15

9

3

1

0

0,5

0,6

PM2,5

25

20

15

11

8

4

4

3,1

2,1

NH3

1

2

4

5

5

4

4

3,8

4,1

NMVOS1

200

132

78

49

39

29

29

28,2

25,2

Bronnen:

De realisaties tot en met 2016 komen uit het RIVM rapport: « Informative Inventory Report 2018 Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990–2016» (https://www.rivm.nl/publicaties/informative-inventory-report-2018-emissions-of-transboundary-air-pollutants-in).

De ramingen voor 2020 en 2030 met uitzondering van NMVOS uit het RIVM rapport: «Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland Rapportage 2018» (https://www.rivm.nl/publicaties/grootschalige-concentratie-en-depositiekaarten-nederland-rapportage-2018).

De ramingen voor NMVOS uit de PBL notitie: «EMISSIERAMINGEN LUCHTVERONTREINIGENDE STOFFEN NEDERLAND- RAPPORTAGE 2017» (https://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/pbl-2017-emissieramingen-luchtverontreinigende-stoffen-nederland-rapportage-2017–2946.pdf).

1

NMVOS: Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan.

Toelichting

In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld voor de periodes 2020–2029 en de periode 2030 en verder. Het betreft aanpassing van de oude Europese richtlijn voor National Emission Ceilings (NEC) voor 2010–2019, in een nieuwe NEC-richtlijn (EU2016/2284). In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages uit de richtlijn omgerekend naar vrachten. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast doordat deze nieuwe inzichten met terugwerkende kracht ook worden meegenomen in de emissiecijfers van voorgaande jaren.

Beleidswijzigingen

In verband met een herindeling van de beleidskern van het IenW-departement maakt het beleidsdeel «voertuigen en brandstoffen» met ingang van 2019 onderdeel uit van artikel 14.

Klimaatakkoord

De kern van de werkzaamheden richt zich op het realiseren van de afspraken uit het klimaatakkoord (CO2-reductie in de vervoersmodaliteiten). Dit vindt plaats langs vier lijnen: hernieuwbare energiedragers, elektrisch rijden, verduurzaming van de logistiek en verduurzaming van personenmobiliteit. De belangrijkste werkzaamheden voor 2020 zijn:

  • 1. Afgesproken is dat in de wettelijke vertaling van de Richtlijn Hernieuwbare Energie II (RED II) wordt vastgelegd dat in 2030 maximaal 27 PJ aan hernieuwbare brandstoffen extra wordt bijgemengd.

  • 2. In 2020 is de verwachting dat er in Nederland ongeveer 15 waterstoftankstations zullen zijn.

  • 3. Vanaf 2025 zijn alle nieuwe instromende bussen zero emissie en vanaf 2030 zijn alle ca. 5.100 bussen zero emissie.

  • 4. Doelstelling is volledig zero emissie (uitstootvrij) doelgroepenvervoer vanaf 1 januari 2025. Onderdeel hiervan is dat 50% van de taxi’s in 2025 zero emissie zullen zijn.

  • 5. Er zijn afspraken gemaakt om de elektrificatie van voertuigen (batterij- en brandstofcel) voor alle modaliteiten te versnellen. Het kabinet richt zich op overschakeling naar elektrische aandrijflijnen (inclusief waterstof), waarbij auto’s vrij zijn van schadelijke uitlaatgassen. Daarbij streeft het kabinet naar 100% nul-emissie nieuwverkopen personenauto’s vanaf 2030. In 2020 wordt gewerkt aan de wettelijke verankering van de stimuleringsregelingen voor elektrische personen-, bestel- en vrachtauto’s. Dat is nodig met het oog op het streven dat uiterlijk in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn en dat in 2025 in ongeveer 30 tot 40 grotere steden middelgrote zero-emissie zones zullen zijn ingesteld voor goederenvervoer.

  • 6. Afspraken om tot 30% efficiëntie in de logistiek te komen, worden met de sector uitgewerkt en in 2030 zijn in 30 tot 40 grotere gemeenten middelgrote nul-emissiezones ingevoerd

  • 7. Voor de verduurzaming van personenmobiliteit spelen werkgevers een grote rol. Het streven is 50% CO2-reductie door zakelijke vervoer in 2030.

  • 8. Er wordt uitvoering gegeven aan de afspraak om de knelpunten rond fietsparkeren bij stations aan te pakken, hiervoor heeft het kabinet € 75 mln. extra vrijgemaakt tot en met 2023.

  • 9. Het doel van dit kabinet is om deze kabinetsperiode de fiets extra te stimuleren, wat kan resulteren in 200.000 extra fietsers.

Programma Aanpak Stikstof (PAS)

Het is altijd de bedoeling geweest om met de uitvoering van de projecten uit het MIRT recht te doen aan de bescherming van Natura 2000-gebieden. Uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van De Raad van State van 29 mei 2019 volgt dat het PAS niet langer als onderbouwing kan worden gebruikt bij tracébesluiten en natuurvergunningen. Deze uitspraak heeft gevolgen voor zowel de planning als uitgaven voor specifieke projecten ten aanzien van wegen, vaarwegen, spoor, luchtvaart en het hoofdwatersysteem. De gevolgen van de PAS-uitspraak voor lopende planuitwerkingen worden geïnventariseerd. De acties die de interbestuurlijke partners op de korte, middellange en lange termijn zullen uitvoeren om tot een oplossing te komen die recht doet aan de bescherming van Natura 2000-gebieden en tegelijkertijd ruimte biedt voor ruimtelijke ontwikkelingen is door de Minister van LNV naar de Kamer gestuurd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 14 Wegen en Verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

40.211

116.264

82.142

75.777

74.482

72.473

72.822

Uitgaven

46.558

101.767

85.836

82.958

75.937

82.455

85.004

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

76%

       

14.01 Netwerk

30.370

85.272

69.767

66.073

59.055

65.341

67.891

14.01.01 Opdrachten

18.271

36.903

42.474

48.115

49.261

55.550

58.100

– Beter Benutten

12.731

12.065

8.144

2.376

653

153

152

– Overige Opdrachten

5.540

24.838

13.530

9.739

7.608

5.897

5.248

– Klimaatakkoord

   

20.800

36.000

41.000

49.500

52.700

14.01.02 Subsidies

1.328

14.694

15.905

8.600

600

600

600

Subsidie Duurzame Mobiliteit

0

13.944

15.305

8.000

     

– Overige Subsidies

1.328

750

600

600

600

600

600

14.01.03 Bijdragen aan agentschappen

7.217

18.273

11.188

9.158

9.194

9.191

9.191

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

7.217

11.025

6.641

6.411

6.417

6.413

6.413

– Bijdrage aan agentschap NEa

0

3.403

3.411

2.411

2.411

2.412

2.412

– Bijdrage aan agentschap RVO

0

3.845

1.136

336

366

366

366

14.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

3.554

15.202

0

0

0

0

0

– Waarvan bijdrage aan Caribisch Nederland

3.554

15.202

0

0

0

0

0

14.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

0

200

200

200

0

0

0

14.02 Veiligheid

16.188

16.495

16.069

16.885

16.882

17.114

17.113

14.02.01 Opdrachten

4.686

6.509

6.105

7.002

6.997

7.229

7.228

14.02.02 Subsidies

8.663

8.370

8.370

8.369

8.369

8.369

8.369

– VVN

3.936

3.736

3.736

3.736

3.736

3.736

3.736

– SWOV

3.952

3.869

3.869

3.869

3.869

3.869

3.869

– Overige subsidies

775

765

765

764

764

764

764

14.02.03 Bijdragen aan agentschappen

595

669

597

597

599

599

599

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

595

669

597

597

599

599

599

14.02.05 Bijdragen aan internationale organisaties

30

30

30

0

0

0

0

14.02.06 Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

2.214

917

967

917

917

917

917

Ontvangsten

3.658

7.531

6.782

6.782

6.782

5.782

5.782

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet

2.646.522

2.995.956

2.774.378

3.439.964

3.352.127

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet

116.173

115.998

52.714

66.451

123.081

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet

2.762.695

3.111.954

2.827.092

3.506.415

3.475.208

waarvan

         

12.01

Verkeersmanagement

3.811

3.808

3.805

3.804

3.803

12.02

Beheer onderhoud en vervanging

692.080

820.509

710.491

702.519

600.800

12.03

Aanleg

905.318

1.226.155

1.054.121

1.464.864

1.672.794

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

538.082

434.962

471.795

758.774

647.553

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

623.404

626.520

586.880

576.454

550.258

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

85.990

107.194

169.760

222.572

171.349

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

         

Totale uitgaven op artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

85.990

107.194

169.760

222.572

171.349

waarvan

         

17.08.01

ZuidasDok

85.990

107.194

169.760

222.572

171.349

Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

0

0

40.000

68.000

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

         

Totale uitgaven op artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

0

0

40.000

68.000

waarvan

         

20.05.1

Investeringsruimte Hoofdwegennet

0

0

0

0

0

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2018–2020, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2018

2019

2020

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen2

10

13

20

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen3

19

39

65

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's4

149

236

319

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

374

88

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

38

35

34

1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

2

BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

4

IB = Inkomstenbelasting; LB = Loonbelasting

14.01 Netwerk

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de incidentele subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdragen aan RWS, NEa en RVO zijn volledig juridisch verplicht. Het uitgavenbudget voor de DKTI-regeling is eveneens volledig juridisch verplicht op grond van toegekende subsidies. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen.

14.02 Veiligheid

De uitgaven voor de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De overige verplichtingen betreffen subsidies aan Veilig Verkeer Nederland (VVN), Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), CROW en Team Alert. Voor de subsidies aan VVN, SWOV, CROW en Team Alert zijn de maximaal beschikbare subsidiebudgetten vermeld in de gepubliceerde meerjarensubsidieregelingen c.q. jaarlijks gepubliceerde subsidieplafonds.

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van lopende opdrachten. Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor met name opdrachten voor het uitvoeren van onderzoeken en het uitvoeren van verkeersveiligheidscampagnes.

14.01 Netwerk

Toelichting op de financiële instrumenten

14.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenW geeft onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen op het gebied van verkeer, wegmaatregelen en het verduurzamen van mobiliteit. Op het gebied van verkeersemissies worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van steekproefcontroleprogramma's door de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) inzake voertuigemissies. Daarbij gaat het in hoofdzaak om metingen in het laboratorium als op de weg van schadelijke stoffen in uitlaatgassen van personen-, bestel- en vrachtauto’s en bussen. Daarnaast vinden uitgaven plaats voor tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, Smart Mobility (zoals de zelfrijdende auto) en Wegverkeersbeleid (zoals het kennisplatform tunnelveiligheid, het Programma Aanpak Stikstof en taken in het kader van de wet SWUNG: Samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid). De uitgaven voor de overige opdrachten bestaan o.a. uit onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, meerjarenprogramma MIRT en Intelligente Transportsystemen (ITS). Verder worden in het kader van Urgenda, middelen ingezet, voor o.a. (intensivering) van campagnes gericht om gedragsmaatregelen naar duurzame mobiliteit versneld in gang te zetten.

Enveloppe klimaatakkoord (€ 40 miljoen).

In het Regeerakkoord is een CO2-reductieopgave in 2030 afgesproken ter hoogte van 49% waarbij een envelop van structureel € 300 miljoen op de Aanvullende Post is gereserveerd. Het aandeel van de Mobiliteitssector bedraagt jaarlijks € 40. Deze middelen worden nu technisch aan de begroting 2020 toegevoegd ten behoeve van de reductieopgave van de mobiliteitssector van 7,3 Mton en aangewend voor duurzame energiedragers, duurzame logistiek en verduurzaming personenmobiliteit.

14.01.02 Subsidies

DKTI-regeling

De Demonstratieregeling Klimaat Technologieën en Innovaties in Transport (DKTI-Transport) geeft invulling aan de doelstellingen van het Energieakkoord en het klimaatakkoord. De regeling ondersteunt projecten voor duurzaam vervoer, met als doel het verminderen van de CO2-uitstoot. De projecten zijn vanwege het innovatieve karakter veelal meerjarige projecten en vanuit doelmatigheidsoverwegingen vinden de uitkeringen op basis van de verwachte kasbehoefte en gerealiseerde voortgang over een aantal jaren plaats.

Overige subsidies

De uitgaven hebben betrekking op subsidies voor het fiets- en wandelbeleid.

14.01.03 Bijdrage aan agentschappen

RWS

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering die RWS uitvoert. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

Nederlandse Emissie Autoriteit (NEa)

Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenW voor het uitvoeren van o.a. wettelijke taken op het gebied van Energie Vervoer (hernieuwbare energie vervoer en brandstoffen luchtverontreiniging) een opdracht aan de NEa.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

Tenslotte wordt aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een deel van de beleidsuitvoering aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (uitvoering van de DKTI-regeling en ander beleidsondersteunende werkzaamheden) uitbesteed.

14.02 Veiligheid
14.02.01 Opdrachten

Onder opdrachten vallen de onderzoeken en activiteiten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van het Landelijk Actieprogramma, dat een onderdeel vormt van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid zoals beleidsontwikkeling voor beginnende bestuurders, maatregelen fietsveiligheid, het verbeteren van de verkeersveiligheid voor specifieke doelgroepen zoals ouderen. Onder dit artikel vallen ook opdrachten in verband met vergoedingen commissie rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad en onderzoek rijden onder invloed. Het stimuleren van de verkoop van veilige voertuigen gebeurt door deelname aan Euro NCAP (New Car Assessment Programme). Euro NCAP beoordeelt onafhankelijk de veiligheidsprestaties van Europa’s meest verkochte auto’s. Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt onder meer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd (BOB en MONO).

14.02.02 Subsidies

Er worden subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN), Fietsersbond, Team Alert, CROW en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).

14.02.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

14.02.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Ingevolge de Regeling maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) ontvangt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) een gedeeltelijke vergoeding van het Ministerie van IenW voor de onderzoeken medisch en rijvaardigheid in de vorderingenprocedure. Het resterende bedrag wordt doorberekend aan de burger. Incidentele werkzaamheden voor ZBO en RWT’s komen eveneens ten laste van deze post. Hiervoor vinden incidentele overboekingen vanuit de opdrachtenbudgetten plaats.

Licence