Base description which applies to whole site

4.3 Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Het ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo snel, veilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen. Daarvoor worden verschillende instrumenten ingezet: regelgeving, investeringen, regisseren, uitvoering, organiseren en toezicht. IenW werkt toe naar een modern, schoon en goed functionerend verkeerssysteem en ontwikkelt een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en dat voldoet aan de milieu- en klimaatnormen. Daarnaast wordt ingezet op een landelijke afname van het aantal verkeersslachtoffers. Om deze doelen te bereiken werkt IenW samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud, verkeersmanagement en het oplossen van doorstromings- en veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds.

  • Het bevorderen van de bereikbaarheid en veiligheid en beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement: via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen.

  • Het beheersen van de geluidproductie vanwege verkeer door middel van een jaarlijkse monitoring van de naleving van de geluidproductieplafonds langs het rijkswegennet en het aanpakken van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met medeoverheden, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenW voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • De kennis en ervaring die is opgedaan met het programma Beter Benutten breed toe te passen binnen diverse beleidsterreinen van artikel 14, waar het gaat over het verbeteren van de bereikbaarheid in samenwerking met regionale partners en het daaraan koppelen van bijdragen aan slimme en duurzame mobiliteit. Van het programma Beter Benutten loopt het onderdeel Decentraal Spoor en Intelligente Transportsystemen (ITS) door tot en met 2020.

  • De programma-ambitie voor het programma Fiets. Meewerken met de Tour de Force aan de doelstelling: 20% meer fietskilometers in 2027. Deze ambitie is weergegeven in de Nationale Fiets agenda die in 2017 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2016–2017, 34 861, nr. 1).

  • Uitvoering geven aan de afspraken en ambities op gebied van CO2-reductie in de sector mobiliteit na sluiten van het Klimaatakkoord. Uitvoering vindt plaats langs vier lijnen: hernieuwbare energiedragers, elektrisch rijden, verduurzaming van de logistiek en verduurzaming van personenmobiliteit. De reductiedoelstelling voor de sector Mobiliteit is de CO2-uitstoot in 2030 met 7,3 Mton te beperken. Hierbij zijn investeringen, kennis en kunde van meerdere partijen in de maatschappij nodig, waarbij de Minister een regierol vervult.

  • Met stakeholders en gebruikers ontwikkelen van doelen en een heldere rol van de overheid bij de transitie naar nieuwe, «slimme», vormen van mobiliteit. Waar innovaties kunnen bijdragen aan de beleidsdoelen, wordt onderzocht of eventuele belemmeringen kunnen worden weggenomen en kansen kunnen worden verzilverd.

  • Met betrekking tot slimme mobiliteit invulling geven aan de ambities in het regeerakkoord met betrekking tot het streven naar «Een slim en duurzaam vervoerssysteem waarvan de onderdelen naadloos op elkaar aansluiten». Hierbij ligt de focus op de volgende prioriteiten: infrastructuur die toekomst vast is door bij ontwerp, aanleg en onderhoud van infrastructuur rekening te houden met zelfrijdende voertuigen en benodigde systemen in of langs de weg; (wettelijke) ruimte voor een nieuwe generatie voertuigen; het (veilig) gebruik van slimme technologieën en diensten; nieuwe mobiliteitsconcepten & Mobility as a service (MaaS); en het gebruik van data onder goede randvoorwaarden zoals privacy en security. Een voorbeeld van deze randvoorwaarden is het streven om overheidsinformatie over verkeer zoveel mogelijk via open data beschikbaar te stellen voor voertuigen, apps en reisplanners.

  • De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gebiedsagenda’s vormen de kaders voor de bereikbaarheidsopgaven. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken een andere aanpak van deze bereikbaarheidsopgaven op (middel)lange termijn nodig én mogelijk. Voortbouwend op de ervaringen van het programma Meer Bereiken wordt deze andere aanpak in de praktijk vormgegeven. Uitgangspunten hierbij zijn een gelijkwaardige samenwerking tussen Rijk, medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, het in samenhang bezien van bereikbaarheid met andere ruimtelijke opgaven (bijvoorbeeld wonen, natuur, leefbaarheid, veiligheid) en het onderzoeken van een brede set oplossingsrichtingen (innoveren, informeren, in stand houden, inrichten en investeren).

  • In het Strategisch Plan Verkeersveiligheid (SPV) 2030 wordt samen met de medeoverheden en maatschappelijke organisaties ingezet op een risico gestuurde aanpak. Op basis van een analyse van de belangrijkste risico’s worden op het niveau van het Rijk, de provincie en de gemeente uitvoeringsagenda’s opgesteld met de meest effectieve maatregelen om de verkeersveiligheid te verbeteren.

  • Samen met (internationale) overheden en marktpartijen te werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten en gewichten van het vrachtverkeer in Europa.

  • Inzetten op verbeteren van data van verkeersongevallen en te onderzoeken hoe deze toe te passen in de risico gestuurde aanpak.

  • In navolging van omringende landen invoeren van een vrachtwagenheffing. De netto-opbrengsten uit de heffing zullen in overleg met de sector worden teruggesluisd naar de vervoerssector door verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto’s en gelden voor innovatie in en verduurzaming.

  • Aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) wordt opdracht gegeven voor de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer. De rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie vormen onderdeel van de opdracht.

  • Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en Toezicht).

Stimuleren

Om invulling te geven aan het klimaatbeleid wordt ingezet op de reductie van de CO2-uitstoot van het wegverkeer. In dat kader stimuleert het ministerie van IenW:

  • Schonere, zuinigere en stillere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de reeds in gang gezette transitie naar nul-emissie voertuigen verder voort te zetten, samen met de decentrale overheden en sectorpartijen slimme logistieke concepten te ontwikkelen voor (stedelijke) distributie en de voorlopers in de sector te stimuleren.

  • Productontwikkeling in de transportsector van klimaattechnologieën en -innovaties die bijdragen aan een lage of zero emissie CO2-uitstoot. Daarvoor is in 2019 de 2e fase van de Demonstratieregeling klimaat technologieën en -innovaties in transport (DKTI) geopend. Doel daarbij is om in de periode van 2017 tot en met 2021 die productontwikkeling in de transportsector te ondersteunen en te versnellen. Deze innovatieregeling zal in 2020 worden geëvalueerd.

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en Verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastruc-tuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Aanleg

Met deze indicator worden de economische verlieskosten van (toekomstige) knelpunten in beeld gebracht, met als doel om die nieuwe projecten te prioriteren, die de meeste economische verlieskosten oplossen. Rijkswaterstaat zal in haar Publieksrapportage (T3 aan het eind van elk jaar) een file top 50 kaart en tabel opnemen met de hoogste economische verlieskosten.

Beheer en onderhoud

Onder artikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de indicatoren voor beheer en onderhoud opgenomen (artikel 12.01: verkeerssignalering op banen en verkeerscentrales en artikel 12.02: km rijbaanlengte, km asfalt en km groen areaal). In het MIRT-overzicht 202134 vindt u een overzicht van de gerealiseerde projecten van 2020 en van de gerealiseerde projecten over de afgelopen vijf jaar.

Verkeersmanagement

Onder artikel 12.01 van het Infrastructuurfonds zijn de indicatoren voor verkeersmanagement opgenomen (indicator levering verkeersgegevens: op alle bemeten wegvlakken ingewonnen betrouwbare reis en routeinformatie en tijdige levering aan de serviceproviders).

Geluid en luchtkwaliteit

Tabel 13 Indicator: Lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld.
 

2016

2017

2018

2019

2020

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

0

0

0

0

n.n.b.

0 knelpunten langs rijkswegen

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

8.300

5.550

5.500

5450

5400

0 knelpunten in 2023

Toelichting

Luchtkwaliteit

Langs het hoofdwegennet was de afgelopen jaren geen sprake van overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit. De inzet is gericht op het voorkomen dat nieuwe knelpunten ontstaan en verbetering van luchtkwaliteit doorzet. De gegevens over 2020 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2022.

Geluid

In 2020 zijn 68 objecten >65 dB gesaneerd. Het aantal te saneren woningen komt daarmee eind 2020 op 5.400. In de tabel is afgerond op 50-tallen om recht te doen aan de onzekerheden in de raming. In de begroting 2022 zal opnieuw een geactualiseerde raming worden opgenomen.

De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidsaneringsplan moet worden opgesteld. De peildatum van 2023 hangt samen met de hiervoor inmiddels in de Wet milieubeheer opgenomen einddatum voor het opstellen van een saneringsplan. Dan zijn namelijk middels een saneringsplan de geluidsknelpunten geïnventariseerd en is er zicht op de volledigheid. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen. De feitelijke uitvoering zal dus ook grotendeels na 2023 plaatsvinden.

Verkeersveiligheid

Tabel 14 Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

Basiswaarde

    

Realisatie

 

2002

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verkeersdoden

1.066

629

613

678

661

n.n.b.

Ernstig verkeersgewonden

16.100

21.400

20.800

21.700

21.400

n.n.b.

Bronnen: . R-2020-27. (Kamerstukken II, 2018–2019, 29 398, nr. 638, bijlage 961963), SWOV (2020). De Staat van de Verkeersveiligheid 2020

Toelichting

Op 15 april 2020 maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)35 bekend dat er 661 mensen in het verkeer om het leven kwamen in 201936. Weliswaar iets minder dan in 2018, maar van een dalende trend is geen sprake. Fietsers zijn, na auto-inzittenden de grootste groep bij de verkeersdoden. Hun aantal nam de afgelopen tien jaar toe met gemiddeld 2% per jaar.

In de Staat van de Verkeersveiligheid (voorheen: monitor verkeersveiligheid) heeft de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) het aantal ernstige verkeersgewonden voor 2019 vastgesteld op 21.40037. Dat is iets lager dan in 2018, maar vanwege de onzekerheidsmarge niet te beschouwen als een echte daling. De trend over de afgelopen tien jaar is nog steeds een stijgende. Vooral het aandeel fietsers onder ernstig gewonden stijgt, van 57% in 2010 naar 66% in 2019. De reden hiervoor is dat er door de vergrijzing meer ouderen zijn en bovendien zijn ouderen meer gaan fietsen. Ouderen hebben (o.a. vanwege fysieke kwetsbaarheid) een hoger risico om ernstig gewond te raken of te overlijden als gevolg van een ongeval.

Uiteraard zijn de jaarrapportages van het aantal verkeersdoden en ernstig gewonden wel de belangrijkste indicatoren die aangeven of het gevoerde beleid effectief is. Deze aantallen zullen dus net als voorheen met de gebruikelijke analyse van SWOV jaarlijks aan De Kamer worden toegestuurd (Kamerstukken II, 2020–2021, 29 398, nr. 886).

De gegevens over 2020 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2022.

Hernieuwbare energie in het vervoer

Tabel 15 Indicator: Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer, limiet conventionele biobrandstoffen en subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen (in %).
 

2016

2017

2018

2019

2020

Jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer

7

7,75

8,5

12,5

16,4

Realisatie

7

7,75

8,9

12,7

n.n.b

Limiet conventionele biobrandstoffen

  

3

4

5

Realisatie

  

1,5

1,2

n.n.b.

Subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen

  

0,6

0,8

1

Realisatie

  

0,8

1,9

n.n.b.

Toelichting

In artikel 3 van het Besluit Energie Vervoer die met terugwerkende kracht op 1 januari 2018 in werking is getreden, is de ontwikkeling van de jaarverplichting hernieuwbare energie, limiet conventionele biobrandstoffen en subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen in het vervoer van 2018 tot en met 2020 vastgelegd. De realisatie is exact conform de verwachtingen. Jaarlijks moeten brandstofleveranciers van met name wegvervoer een verplicht aandeel hernieuwbare energie realiseren binnen de wettelijke kaders. Dat is ook in 2019 gebeurd.

De gegevens over 2020 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2022.

Tabel 16 Indicator: Ontwikkeling CO2-emissie nieuwe personenauto’s in gram CO2 per kilometer
 

2005

2015

2010

2016

2017

2018

2019

2020

Streefwaarde 2021

EU

162,6

119,6

140,3

118,1

118,5

120,8

122,4

n.n.b.

 
  

(130,0)1

      

(95,0)

Nederland

169,9

101,2

135,8

105,9

108,3

105,5

100

n.n.b.

 
1

Norm

Average CO2 emissions new passenger cars in the EU

Toelichting

De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord. De gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland is in de periode tussen 2010 en 2016 sterk gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. In 2016 en 2017 nam de uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in Nederland als enige lidstaat in de EU licht toe. Op 20 juni 2020 heeft het Europees Milieu Agentschap de voorlopige gegevens gepubliceerd voor de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe personenauto's die in 2019 in de EU, IJsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk (VK) zijn geregistreerd38. In de EU, IJsland, Noorwegen en het VK is de CO2-uitstoot van het nieuwe personenautopark tussen 2017 en 2019 gestegen van 118,5 gram CO2-/km naar 122,4 gram CO2-/km39. In Nederland was de gemiddelde uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in 2019 met 100,0 gram CO2-/km het laagste binnen de gehele EU40. Nederland blijft daarmee ruim onder het Europese gemiddelde en kan nog steeds tot de kopgroep worden gerekend. Ook blijft het aantal elektrische voertuigen groeien. De lichte stijging in de voorbije jaren van de gemiddelde uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland heeft meerdere oorzaken. Ten eerste worden er de laatste jaren grotere, zwaardere en minder zuinige voertuigen aangeschaft. Ten tweede zijn alle fiscale stimuleringsmaatregelen van plug-ins afgeschaft waardoor de verkoop van deze zeer zuinige voertuigen is gedaald. Op Europees niveau is aan fabrikanten opgelegd om in 2021 een gemiddeld CO2-uitstoot te realiseren van 95g/km. In 2025 moet de uitstoot met 15% zijn afgenomen, in 2030 met 37,5%. De gegevens over 2020 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2022.

Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer

Tabel 17 Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer. Betreft mobiele bronnen in totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart, in kton/jr.
 

Realisatie 2000

Realisatie 2005

Realisatie 2010

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Raming 2020

Raming 2025

Raming 2030

NOx

281

242

203

161

152

147

144

137

n.n.b.

124

107

91

SO2

14,7

9,3

2,7

0,7

0,6

0,6

0,6

0,6

n.n.b.

0,4

0,6

0,5

PM2,5

15,6

11,9

7,7

4,7

4,3

4

3,7

3,6

n.n.b.

3,3

2,6

2,2

NH3

4,4

5,1

4,6

3,9

3,9

4,1

4,1

4,3

n.n.b.

4

5,1

5,5

NMVOS1

85

55

46

35

34

35

34

33

n.n.b.

30

26

24

1

Vluchtige Organische Stoffen, exclusief Methaan.

Toelichting

In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld voor de periodes 2020 ‒ 2029 en de periode 2030 en verder. Het betreft aanpassing van de oude Europese richtlijn voor National Emission Ceilings (NEC) voor 2010-2019, in een nieuwe NEC-richtlijn (EU2016/2284). In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages uit de richtlijn omgerekend naar vrachten. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast doordat deze nieuwe inzichten met terugwerkende kracht ook worden meegenomen in de emissiecijfers van voorgaande jaren.

Voor de sector mobiliteit wilde het kabinet dat vanaf 2030 alleen personenauto’s worden verkocht die volledig emissieloos zijn. Dat zijn auto’s met een elektrische aandrijving of auto's die op waterstof rijden. Om dit doel te bereiken, wordt samengewerkt met het Formule E-Team (FET) en is een stuurgroep Nationale Agenda Laadinfrastructuur actief waaraan het ministerie deelneemt. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) publiceert maandelijks de voortgang ten aanzien van het aantal emissieloze personenauto’s en de daarvoor benodigde uitrol van laadinfrastructuur. De gegevens over 2020 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2022.

Duurzame Mobiliteit

In 2020 heeft IenW de eerste belangrijke stappen gezet in de uitvoering van het Klimaatakkoord zoals staat beschreven in het beleidsverslag. Door middel van een mix van normering en stimulering wordt de CO2-uitstoot in de mobiliteitssector teruggedrongen.

Zo is de Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) van start gegaan. Deze regeling blijkt een succes; voor nieuwe auto’s was het budget reeds na 35 dagen uitgeput en voor gebruikte auto’s was dat, conform verwachting, eind 2020 nagenoeg uitgeput. De conclusie over het gevoerde beleid is dat het een succesvol instrument is om particulieren te verleiden tot overstap op een elektrische auto.

De uitvoeringsagenda Stadslogistiek en de subsidieregeling emissieloze bestel- en vrachtauto’s hebben enige vertraging opgelopen. Er is gekozen voor zorgvuldigheid boven snelheid door, mede op basis van de uitkomsten van de MKB-impacttoets, nader in overleg te treden met MKB Nederland over een geleidelijk en evenwichtig ingroeipad van emissieloze bestel- en vrachtwagens, dat voor de bedrijven haalbaar en betaalbaar is. Begin 2021 wordt de uitvoeringsagenda vastgesteld en treedt de subsidieregeling voor emissieloze bestelauto’s in werking.

Om tijdig de afgesproken emissiereducties te bereiken zet het kabinet verder in op hernieuwbare brandstoffen. Enerzijds via de bijmengverplichting in het kader van de Europese RED en anderzijds via het stimuleren van o.a. waterstoftankinfrastructuur. De realisatie van de 15 publieke waterstoftankstations is door een verscheidenheid van oorzaken waaronder de COVID-pandemie nog niet gereed.

Tot slot worden in het kader van duurzame mobiliteit de actieve modaliteiten zoals lopen en fietsen gestimuleerd. Om het coronavirus onder controle te krijgen, vraagt de Rijksoverheid sinds medio maart 2020 aan Nederlanders om zoveel mogelijk thuis te werken. Thuiswerken heeft een positieve uitwerking op de congestie en op het gebruik van de fiets. In het MIRT zijn afspraken gemaakt om de positieve effecten van meer thuiswerken op mobiliteit te bestendigen en op deze manier de spreiding van mobiliteit ook na de coronacrisis te blijven stimuleren.

In de Monitor Klimaatbeleid, een bijlage bij de Klimaatnota van het kabinet, staat de voortgang van het beleid en de afspraken in het Klimaatakkoord beschreven. In december 2020 heeft de Europese Raad haar goedkeuring verleend om de klimaatdoelstelling te verhogen naar ten minste 55% minder CO2-uitstoot in 2030 (ten opzichte van 1990).

Verkeersveiligheid

De uitgangspunten voor het verkeersveiligheidsbeleids in 2020 waren de ambities in het Strategisch Plan Verkeersveiligheid (SPV). Het Landelijke Actieplan Verkeersveiligheid 2019 ‒ 2021 (LAP) bevat de maatregelen van de rijksoverheid voor de uitvoering van het SPV. In 2020 is hier verder uitvoering aan gegeven. Zo is onder meer ingezet op de verdere ontwikkeling en ontsluiting van data zodat wegbeheerders meer inzicht hebben in de verkeersveiligheidsrisico’s, zijn pilots gestart voor veilig verkeer rondom scholen, is gewerkt aan een nieuw kader voor light electric vehicles (LEV) en is de MONO-zakelijk campagne opgezet. Over de voortgang van het SPV en LAP is de Tweede Kamer in mei en oktober 2020 geïnformeerd (Kamerstukken, 29298 nr. 827 en 29398 nr. 866).

Eind 2019 is voor de periode 2020-2030 is een investeringsbedrag van € 500 miljoen (met aanvullende cofinanciering vanuit provincies, gemeenten en waterschappen) vrijgemaakt voor extra verkeersveiligheidsmaatregelen op lokale en regionale (fiets)wegen. In 2020 is de eerste tranche van de investeringsimpuls weggezet. Medeoverheden konden een aanvraag indienen voor een rijksbijdrage van 50% voor verkeersveiligheidsmaatregelen op het onderliggend wegennet, zoals de aanleg van oversteekplaatsen voor fietsers en voetgangers, het verbreden van fietspaden en de aanleg van rotondes. Meer dan 200 medeoverheden hebben hiervan gebruik gemaakt. In totaal is voor circa € 165 miljoen aan rijksbijdrage verleend. Medeoverheden investeren eenzelfde bedrag. Hiermee is een belangrijke impuls gegeven aan het verbeteren van de verkeersveiligheid.41

Aanleg

De COVID-19 crisis heeft veel effect gehad op de mobiliteit. Ook het gebruik van het wegennet werd beïnvloed. In het voorjaar nam het gebruik sterk af en verdwenen de files. Het wegverkeer is echter in de herfst van 2020 al weer bijna op het niveau van voor de crisis. In de onlangs verschenen rapportage Kerncijfers mobiliteit van het KiM (kennisinstituut mobiliteitsbeleid) wordt aangegeven dat naar verwachting het wegverkeersvolume in 2025 op het hoofdwegennet 4,5% tot 10,5% boven het volume van 2019 ligt. Het totale reistijdverlies op het hoofdwegennet in 2025 zal naar verwachting 20% hoger zijn dan in 2019. Hierbij wordt rekening gehouden met meer thuis en online werken. Daarnaast verwacht het CPB een grotere bevolkingsgroei dan in de eerdere WLO42 scenario’s mee rekening werd gehouden. Dit wijst er erop dat extra capaciteit noodzakelijk blijft om Nederland bereikbaar te houden en de uitgangspunten voor de uitvoering van het MIRT programma nog steeds gelden.

Geluid

In 2020 is de sanering van 68 geluidknelpunten formeel afgehandeld in het kader van het meerjarenprogramma geluidsanering. Hiermee is verder uitvoering gegeven aan de geluidsanering. Tevens is er een nalevingsverslag geluid 2018 met een Nota van Bevindingen naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2020-21 32 252, nr. 64). De voornaamste bevinding is dat Rijkswaterstaat en ProRail aan de gerelateerde acties op actieve wijze invulling geven aan de zorgplicht tot naleving van geluidproductieplafonds.

Slimme, Duurzame en Veilige Mobiliteit

Rijk en regio hebben op het BO MIRT een volgende stap gezet op het gebied van Slimme, Duurzame en Veilige Mobiliteit, en werken daarmee toe naar een structureel verdere bundeling van maatregelen die op korte termijn zijn te realiseren en bijdragen aan een betere bereikbaarheid, verkeersveiligheid en duurzaamheid. Concreet zijn er binnen het innovatiepartnership Talking Traffic in 2020 ruim 700 intelligente verkeerslichten (iVRI’s) op straat gerealiseerd en worden ruim 2 miljoen weggebruikers bedient met slimme mobiliteitsdiensten. De samenwerking tussen overheden en bedrijven zal vanaf 2021 in nieuwe vormen worden gecontinueerd. Daarnaast is IenW deelnemer geworden in de City Deal ‘Een Slimme Stad, zo doe je dat’ onder de Agenda Stad, samen met 2 andere rijksdepartementen en circa 50 andere overheden en bedrijven. Via de Data Task Force, een internationale samenwerking met overheden en automotivepartijen, worden per maand meer dan een miljoen meldingen gedeeld over wegcondities, en Nederland heeft als eerste land ter wereld een digitaal verkeersbordenoverzicht gerealiseerd. Ook is de experimenteerwet in werking getreden, om kennis op te doen met de nieuwe generatie zelfrijdende voertuigen, en zijn het ministerie, RDW, CBR en Rijkswaterstaat een onderzoeksproject gestart om te komen tot beoordelingsprotocollen voor de beoordeling van geautomatiseerde rijfuncties en de bijbehorende interactie met de bestuurder. Dit zijn slechts een aantal voorbeelden van concrete stappen en resultaten die gezet zijn op het gebied van smart mobility. Een uitgebreider overzicht vindt u in de recent gestuurde Tweede Kamerbrief inclusief bijbehorende brochure43.

Tabel 18 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

 

Verplichtingen

63.115

33.639

40.211

126.324

281.913

83.142

198.771

1

Waarvan garantieverplichtingen

    

31.000

 

31.000

 

Uitgaven

34.635

46.179

46.558

98.715

190.983

86.836

104.147

 

14.01 Netwerk

15.367

30.705

30.370

79.949

131.707

69.767

61.940

 

14.01.01 Opdrachten

11.025

24.066

18.271

24.500

27.088

42.474

‒ 15.386

2

Beter Benutten

7.245

20.106

12.731

12.634

11.020

8.144

2.876

 

Reservering Klimaatakkoord

0

20.800

‒ 20.800

 

Wegverkeersbeleid

2.754

3.324

3.994

2.151

2.108

4.931

‒ 2.823

 

Duurzame Mobiliteit

699

5.444

5.377

6.641

‒ 1.264

 

Verkeersemissies

1.760

1.220

1.220

 

Smart Mobility

1.116

1.743

1.743

 

Elektrisch vervoer

501

1.744

1.744

 

Duurzame Logistiek

3.121

3.121

 

Overige Opdrachten

1.026

636

847

894

755

1.958

‒ 1.203

 

14.01.02 Subsidies

1.126

1.077

1.328

17.748

18.026

15.905

2.121

3

Duurzame Mobiliteit

0

0

0

15.982

16.587

15.305

1.282

 

Overige subsidies

1.126

1.077

1.328

1.766

1.439

600

839

 

14.01.03 Bijdragen aan agentschappen

3.216

5.562

7.217

19.041

22.238

11.188

11.050

4

Waarvan bijdrage aan RWS

3.216

5.562

7.217

11.025

11.241

6.641

4.600

 

Waarvan bijdrage aan RVO

0

0

0

4.313

6.966

1.136

5.830

 

Waarvan bijdrage NEa

0

0

0

3.703

3.601

3.143

458

 

Overige bijdragen aan agentschappen

430

268

162

 

14.01.04 Bijdrage aan medeoverheden

3.554

18.460

63.316

0

63.316

5

Bijdrage aan medeoverheden DuMo

0

0

0

3.175

28.638

0

28.638

 

Waarvan bijdrage aan Caribisch Nederland

3.554

15.285

13.500

0

13.500

 

Regionale bijdrage

21.178

21.178

 

14.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

200

745

200

545

 

14.01.06 Bijdrage aan ZBO's/RWT's

294

294

 

14.02 Veiligheid

19.268

15.474

16.188

18.766

25.089

17.069

8.020

 

14.02.01 Opdrachten

7.598

5.251

4.686

5.181

5.506

7.105

‒ 1.599

 

Opdrachten verkeersveiligheid

0

0

4.686

5.181

5.506

7.105

‒ 1.599

 

14.02.02 Subsidies

8.063

8.181

8.663

9.145

9.697

8.370

1.327

 

Waarvan Veilig Verkeer Nederland

3.660

3.523

3.936

3.849

3.868

3.736

132

 

Waarvan Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid

3.781

3.878

3.952

4.186

4.034

3.869

165

 

Waarvan Alert

399

750

750

750

1.002

765

237

 

Overige Subsidies

223

30

25

360

793

0

793

 

14.02.03 Bijdragen aan agentschappen

585

596

595

669

831

597

234

 

Waarvan bijdrage RWS

585

596

595

669

831

597

234

 

14.02.05 Bijdragen aan internationale organisaties

30

30

30

30

30

30

0

 

Waarvan Euro NCAP

30

30

30

30

30

30

0

 

14.02.06 Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

2.992

1.416

2.214

3.741

9.025

967

8.058

6

Waarvan bijdrage aan het CBR

2.992

1.416

2.214

2.396

7.320

967

6.353

 

Waarvan bijdrage aan het RDW

0

0

0

1.345

1.677

1.677

 

Overige bijdragen aan ZBO's/RWT's

28

28

 

14.03 Slimme en Duurzame Mobiliteit

34.187

34.187

 

14.03.01 Opdrachten

71

71

 

14.03.02 Subsidies

11.809

11.809

7

Elektrisch Vervoer

11.809

11.809

 

14.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

22.307

22.307

8

Regionale bijdrage

22.307

22.307

 

Ontvangsten

3.149

5.279

3.658

4.041

5.012

6.782

‒ 1.770

 

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere verplichtingen realisatie van € 198,8 miljoen is met name ontstaan door overboekingen uit het Infrastructuurfonds (€ 158,0 miljoen). Het gaat hier om specifieke uitkeringen van Mobiliteit en Gebieden (€ 31,5 miljoen), verplichtingen MIRT (o.a. SmartWayz) (€ 33 miljoen), verplichtingen voor de BES-eilanden (€ 13,5 miljoen), bijdragen aan medeoverheden (€ 34,9 miljoen), en voor de subsidie Elektrisch Vervoer is een verplichting vastgelegd voortvloeiend uit het Klimaatakkoord (€ 45,1 miljoen). Daarnaast is aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) in 2020 een garantie verleend van € 27,0 miljoen voor de verhoging van het rekening-courant krediet en van € 4 miljoen voor leningen van het CBR. Hiervoor zijn verplichtingen conform de begrotingsvoorschriften aangelegd. Tot slot zijn er diverse kleine verplichtingen (€ 9,8 miljoen) aangegaan die oorspronkelijk niet waren begroot.

  • 2. De lagere realisatie van € 15,4 miljoen op het opdrachtenbudget wordt met name veroorzaakt door de volgende mutaties: de lagere realisatie (€ 20,8 miljoen) op de Klimaatakkoordmiddelen wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door programmabudgetten die relatie hebben met de Klimaatenvelop-gelden en Urgenda-gelden. Vanwege COVID-19 problematiek zijn middelen voor onder andere Het Nieuwe Rijden en de campagne Kies de Beste Band niet volledig benut. Deze middelen schuiven deels door naar 2021. Ook zijn opdrachtenverstrekkingen op het terrein van Netwerken, Verkeersveiligheid en Duurzame mobiliteit € 3,4 miljoen lager dan geraamd. Het gaat dan onder andere om de bijdrage voor het testlab elektrisch vervoer die vanwege COVID-19 is doorgeschoven naar latere jaren. Tevens is een aantal campagnes in het kader van de verkeersveiligheid vertraagd. Deze campagnes zullen in 2021 plaatsvinden.

    De opdrachten voor het programma Intelligente Transportsystemen /Innovatie (€ 2,8 miljoen) vielen daarentegen hoger uit dan initieel geraamd. De uitgaven voor duurzame logistiek (€ 3,1 miljoen) en voor elektrisch vervoer (€ 1,7 miljoen) zijn gefinancierd uit de Klimaatakkoordmiddelen, maar waren nog niet apart genoemd in de Ontwerpbegroting. Het budget verkeersemissies is met € 1,2 miljoen verhoogd voor opdrachten aan TNO voor de uitvoering van steekproefcontroles.

  • 3. De subsidie-uitgaven zijn € 2,1 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door meeruitgaven in het kader van de subsidieregeling Liquefied Natural Gas (LNG) (€ 1,2 miljoen) en diverse kleinere subsidies (waaronder die voor Low Car diet) ( € 0,9 miljoen).

  • 4. De bijdragen aan agentschappen zijn € 11,1 miljoen hoger uitgevallen. De hogere bijdrage aan RWS wordt verklaard door een grotere capaciteitsinzet vanwege de uitwerking van de beleidsdoelstellingen uit het Regeerakkoord op het gebied van het Hoofdwegennet (€ 4,6 miljoen). Daarnaast is een hogere bijdrage aan de RVO (€ 5,8 miljoen) verstrekt voor de uitvoering van diverse activiteiten uit de Klimaatenvelop, zoals Elektrisch Vervoer, duurzame energiedragers in mobiliteit-uitvoering en in het kader van Europese richtlijnen. Tot slot hebben er op diverse andere bijdragen mutaties plaatsgevonden voor een totaal van € 0,7 miljoen.

  • 5. De bijdragen aan medeoverheden zijn € 63,3 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd. Ten eerste komt dat door de bijdragen aan Caribisch Nederland (€ 13,5 miljoen) voor gereserveerde Beheer- en Onderhoudsmiddelen, een impuls voor Beheer en Onderhoud en een bedrag voor de wederopbouw Saba en St. Eustatius. Ten tweede zijn de kosten voor SmartWayz vergoed aan verschillende provincies en gemeenten (€ 21,0 miljoen). Ten derde is € 28,6 miljoen in het kader van duurzame mobiliteit uitgekeerd. Dit betreft € 14,3 miljoen voor de regionale aanpak laadinfrastructuur, € 1,5 miljoen voor waterstofbussen, en € 12,8 miljoen aan specifieke uitkeringen (waaronder MaaS). Tot slot hebben er op diverse andere bijdragen mutaties plaatsgevonden voor een totaal van € 2,0 miljoen.

  • 6. De realisatie op de bijdrage aan ZBO's en RWT's is € 8,1 miljoen hoger dan geraamd. Het gaat hier om een hogere bijdrage aan CBR voor o.a. het innovatieprogramma en de bijstelling van het tarief 2020 (€ 5,5 miljoen). Verder is in het kader van gewijzigde regelgeving € 2,1 miljoen aan het CBR overgemaakt. Aan de RDW is € 0,5 miljoen overgeboekt voor de Regeling in het kader van de tachograaf.

  • 7. De hogere realisatie op het subsidiebudget van € 11,8 miljoen wordt veroorzaakt doordat de middelen voor de Subsidie Elektrische Personenauto's Particulieren (SEPP) begroot waren op een ander artikelonderdeel (€ 17,2 miljoen). Daartegenover staat dat een deel van deze middelen vervolgens niet zijn benut (€ 5,4 miljoen). Dit wordt met name veroorzaakt door een hoger aantal aanvragen met een private lease-karakter dan voorzien. Deze aanvragen kennen een ander betaalritme dan particuliere aanvragen. Dit zal in latere jaren tot uitgaven leiden.

  • 8. De hogere bijdragen aan medeoverheden (€ 22,3 miljoen) zijn overgeboekt vanuit het Infrastructuurfonds uit het budget Slimme Duurzame Mobiliteit.

14.01 Netwerk

14.01.01 Opdrachten

Het ministerie van IenW heeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten gegeven in het kader van de beleidsterreinen duurzame mobiliteit en opdrachten betreffende diverse onderzoeken op het gebied van verkeer, wegmaatregelen en het verduurzamen van mobiliteit. Daarnaast zijn er uitgaven geweest voor, Smart Mobility zoals de zelfrijdende auto, het kennisplatform tunnelveiligheid, het Programma Aanpak Stikstof, taken in het kader van de wet SWUNG (Samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid). De uitgaven voor de diverse programma’s bestonden o.a. uit onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, meerjarenprogramma MIRT en Intelligente Transport Systemen (ITS).

14.01.02 Subsidies

De uitgaven hadden betrekking op subsidies verstrekt voor het fietsbeleid, waaronder de subsidie Fietsersbond en een incidentele subsidie aan Stichting Wandelnet, het Fietsplatform en de Dutch Cycling Embassy en Liquefied Natural Gas (LNG) subsidieregeling.

14.01.03 Bijdragen aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS heeft uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage was capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd. Ook zijn opdrachten verstrekt in het kader van het register voor biobrandstoffen. Het betreft hier werkzaamheden die door RWS zijn uitgevoerd. Het gaat met name om de uitvoering Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) en om de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op het beleidsterrein duurzame mobiliteit. Een deel van de beleidsuitvoering is uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals aan de RVO (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden).

14.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

De bijdragen aan Caribisch Nederland zijn hier verantwoord en hebben betrekking op beheer en onderhoud van de infrastructuur aldaar. Ook vinden er op dit onderdeel betalingen plaats in het kader van het Klimaatakkoord aan provincies en gemeenten.

14.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Het ministerie van IenW heeft € 0,7 miljoen toegekend aan (inter-)nationale organisaties op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken omtrent financiële bijdragen op het gebied van duurzame mobiliteit.

14.02 Veiligheid

14.02.01 Opdrachten

Onder opdrachten vallen brede verkeersveiligheidsonderwerpen op het gebied van gedrag en voertuig. Gedurende het jaar 2020 zijn onder andere opdrachten verstrekt in het kader van beleidsuitwerking voor kwetsbare en onervaren bestuurders, zoals beginners, ouderen en fietsers. Verder zijn hieruit met name voorlichtingscampagnes uitgevoerd op het gebied van afleiding, drankgebruik achter het stuur en fietsverlichting. Daarnaast is een aantal structurele bijdragen op dit artikelonderdeel verantwoord, bijvoorbeeld de betaling aan de gezondheidsraad voor geschiktheidseisen aan bestuurders.

14.02.02 Subsidies

In 2020 zijn subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN), Team Alert, kennisnetwerk Startakkoord Strategisch Plan (SPV) en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).

14.02.03 Bijdragen aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uit heeft uitgevoerd in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage is capaciteit hiervoor bij RWS ingezet.

14.02.05 Bijdragen aan internationale organisaties

In 2020 is de contributiebijdrage aan de Europese NCAP (New Car Assesment Programme) voldaan. Om gedragsbeinvloeding te bereiken wordt onder meer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd.

14.02.06 Bijdrage aan ZBO's en RWT's

Ingevolge de Regeling Maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) ontvangt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), een RWT die per 1 januari 2017 is herzien. Vanaf 2017 vindt voor de vorderingenonderzoeken (medisch en rijvaardigheid) nog een gedeeltelijke vergoeding plaats (Kamerstukken II 2016–2017, 29 398, nr. 529). Het resterende bedrag wordt doorberekend aan de burger waarbij het vorderingenonderzoek moet plaatsvinden. Incidentele werkzaamheden voor ZBO en RWT’s komen eveneens ten laste van deze post. Hiervoor vonden incidentele overboekingen plaats vanuit opdrachtenbudgetten.

Garantstelling aan het CBR

Aan het Centraal Bureau voor de afgifte van Rijvaardigheidsbewijzen is in 2020 een garantie verleend van € 27 miljoen voor de verhoging van het rekening-courant krediet.

14.03 Slimme en Duurzame mobiliteit

Dit artikelonderdeel is geïntroduceerd bij de Ontwerpbegroting 2021 (en verwerkt in tweede suppletoire begroting 2020) en bevat voornamelijk de budgetten voor duurzame mobiliteit (met name Klimaatakkoord-middelen) en de activiteiten voor intelligente transportsystemen. Hiertoe zijn budgetten op 14.01 die betrekking hebben op slimme en duurzame mobiliteit overgeheveld naar het nieuwe artikelonderdeel 14.03 Slimme en duurzame mobiliteit.

14.03.01 Opdrachten

Het ministerie van IenW heeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten gegeven in het kader van de beleidsterreinen duurzame mobiliteit en opdrachten betreffende diverse onderzoeken. De uitgaven voor de diverse programma’s bestonden o.a. uit onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, meerjarenprogramma MIRT en Intelligente Transport Systemen (ITS).

14.03.02 Subsidies

De uitgaven hadden betrekking op subsidies voor aanschaf elektrisch vervoer voor nieuwe en gebruikte auto’s.

14.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

Op dit onderdeel zijn specifieke uitkeringen verantwoord aan provincies en gemeenten voor o.a. Mobility as a Service (MaaS), Slim Duurzaam Veilig (SDV), en Beter Benutten.

14.09 Ontvangsten

Hierop worden de ontvangsten verantwoord die IenW ontvangt van de Stichting Buisleidingstraat en de bestuurlijke boetes van de ILT.

Tabel 19 Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
  

2020

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

2.699.082

 

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet

92.137

 

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet

2.791.219

Waarvan

  

12.01

Verkeersmanagement

4.109

12.02

Beheer onderhoud en vervanging

827.129

12.03

Aanleg

649.940

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

618.182

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

691.859

12.07

Investeringsruimte

0

Tabel 20 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.08 Zuidasdok van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
  

2020

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

54.222

 

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

36.394

 

Totale uitgaven op artikel 17.08 ZuidasDok

90.616

Waarvan

  

17.08.01

ZuidasDok

90.616

Tabel 21 Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
  

2020

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikelonderdeel20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

 

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

 

Totale uitgaven op artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

Waarvan

  

20.05.01

Investeringsruimte Hoofdwegennet

0

Licence