Base description which applies to whole site

3.6 Artikel 6 Btw-compensatiefonds

Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het Btw-compensatiefonds hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

Het Btw-compensatiefonds (BCF) is opgericht om btw weg te nemen als factor in de afweging van decentrale overheden tussen uitbesteden en inbesteden (uitvoering door de eigen organisatie). Decentrale overheden kunnen betaalde btw terugvragen bij het BCF. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag er geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten en provincies btw kunnen terugvragen zijn: inzameling van huisvuil, onderhoud aan gebouwen, straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:

  • het verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;

  • het beheer van het BCF.

Naar analogie van de normeringssystematiek(zie bijlage 11 van de miljoenennota voor een toelichting) is het accres van het BCF gedurende deze kabinetsperiode bevroren. Daarmee wordt het plafond enkel nog gewijzigd voor taakmutaties en niet voor loon-, prijs- en volumeontwikkelingen.

Tabel 40 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 Btw-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

3.422.490

3.571.330

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

        

Uitgaven

3.422.490

3.571.330

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

waarvan juridisch verplicht

  

100%

    
        

Bijdragen aan medeoverheden

3.422.490

3.571.330

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

Bijdragen aan gemeenten

2.955.990

3.153.709

3.153.751

3.153.751

3.153.751

3.153.751

3.153.751

Bijdragen aan provincies

466.500

417.621

417.621

417.621

417.621

417.621

417.621

        

Ontvangsten

3.422.490

3.571.330

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

Budgetflexibiliteit

De bijdrage van het Rijk ter compensatie van de door decentrale overheden betaalde btw is opgenomen in de Wet op het Btw-compensatiefonds. De wet bevat de voorwaarden waarbinnen gemeenten en provincies kunnen claimen uit het BCF. Het Rijk heeft geen invloed op de jaarlijkse uitgaven van het fonds. Met ingang van 2015 is het BCF geplafonneerd32. Dit plafond groeit jaarlijks mee met de uitkomst van de normeringssystematiek. Als er minder geclaimd wordt uit het fonds dan het plafond, dan wordt de ruimte onder het plafond gestort in het Gemeente- en Provinciefonds. Als er meer wordt geclaimd uit het fonds dan het plafond, dan wordt het bedrag boven het plafond teruggevorderd uit het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds communicerende vaten.

Verplichtingen en uitgaven (bijdragen aan medeoverheden)

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Dit declaratiepatroon komt voort uit het feit dat alle gemeentelijke begrotingen tezamen groter zijn dan alle provinciale begrotingen tezamen. In relatieve zin declareren de provincies meer bij het BCF. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de provincies vooral actief zijn op het gebied van verkeer en vervoer, deze uitgaven komen vaak in aanmerking voor compensatie van btw.

De raming van de uitgaven uit het BCF voor het lopende jaar wordt geëxtrapoleerd voor de jaren daarna. Uitgangspunt voor de raming van het lopende jaar is de beschikking van het afgelopen jaar die in het lopende jaar wordt uitbetaald, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn gelijk aan de uitgaven.

Tabel 41 Geraamd plafond Btw-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Plafond

3.680.663

3.812.354

3.953.710

4.062.880

4.176.655

4.307.762

Grondslag

3.671.278

3.791.793

3.906.157

4.042.143

4.183.340

4.183.340

Waarvan overhevelingen i.v.m taakmutaties

7.633

3.273

6.211

6.204

6.204

6.204

Waarvan accres

1.752

17.288

41.342

14.533

‒ 12.889

118.218

Uitgaven

3.571.330

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

Waarvan Gemeenten

3.153.709

3.153.751

3.153.751

3.153.751

3.153.751

3.153.751

Waarvan Provincies

417.621

417.621

417.621

417.621

417.621

417.621

Ruimte onder plafond

109.333

240.982

382.338

491.508

605.283

736.390

Waarvan Gemeenten

96.548

212.803

337.629

434.033

534.504

650.280

Waarvan Provincies

12.785

28.179

44.709

57.475

70.779

86.110

Compensatie

De Belastingdienst is belast met het verstrekken en verzamelen van opgaafformulieren en het compenseren van de btw over niet-ondernemersactiviteiten.

Controle- en toezichtsbeleid

Bij de uitvoering van de Wet op het Btw-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BCF. Uit het oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het Btw-compensatiefonds in belangrijke mate aan te laten sluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet betreffende rijksbelastingen. Dit betekent onder meer dat het toezicht op het BCF onderdeel uitmaakt van het reguliere toezicht bij gemeenten en provincies. Dit toezicht kan bestaan uit bedrijfsbezoeken waarbij de uitvoering van het BCF beoordeeld wordt, waarbij technische vragen rond het BCF besproken worden tot volledige boekenonderzoeken naar de BCF-claim.

De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaven voor het BCF is, gezien de nauwe relatie met het systeem van heffing van omzetbelasting, niet anders dan die met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Dit betekent de mogelijkheid van controle achteraf gedurende een periode van vijf jaar. Inherent aan het systeem van heffing van omzetbelasting (voldoening op aangifte met slechts beperkte informatie) is dat de controle op de juistheid van de ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaatsvindt. Dit is ook het geval indien sprake is van een zogenoemde negatieve aangifte omzetbelasting (de voorbelasting overtreft de verschuldigde belasting). Slechts in uitzonderingsgevallen vormt de aangifte omzetbelasting zelf aanleiding tot het instellen van een boekenonderzoek. Voornoemde handelswijze met betrekking tot het BCF betekent dat de Belastingdienst niet per uitkeringsjaar vaststelt in welke mate de uitbetaalde bedragen rechtmatig zijn geweest, maar binnen het algemene beleid zich er op richt om in de actualiteit te beoordelen welke gemeenten en provincies op welke aspecten het meest voor nadere toezichtsactiviteiten in aanmerking komen.

De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van de compliance bij belastingplichtigen. Hierbij maakt de Belastingdienst gebruik van de mogelijkheden die klantbehandeling in de actualiteit biedt. Een gemeente of provincie werkt daarbij zichtbaar aan het onderhouden en versterken van de fiscale beheersing, met als doel het opstellen en indienen van aanvaardbare belastingaangiften en opgaven voor het BCF. De Belastingdienst bespreekt met de gemeenten en provincies hoe zij hun verantwoordelijkheid voor naleving van fiscale wet- en regelgeving nemen en zorg dragen voor volledige en juiste aangiften en opgaven. Daarbij krijgt de Belastingdienst zicht op hoe de gemeenten en provincies omgaan met fiscaliteit en of de randvoorwaarden voor een adequate beheersing daarvan, zijn ingevuld. De gemeenten en provincies beoordelen vervolgens zelf de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen. De resultaten daarvan delen zij met de Belastingdienst. Met deze informatie bepaalt de Belastingdienst in welke mate gesteund kan worden op de interne beheersing en in hoeverre aanvullende eigen werkzaamheden noodzakelijk zijn. Met de gemeenten en provincies kan voornoemde werkwijze in een convenant worden vastgelegd. Ongeacht het afsluiten van een convenant kan, indien daartoe aanleiding bestaat, een boekenonderzoek worden uitgevoerd. Dit kunnen volledige boekenonderzoeken zijn waarvan het BCF onderdeel uitmaakt of deelonderzoeken die specifiek zijn gericht op de juistheid van de door gemeenten en provincies ingediende opgaven BCF.

Meetbare gegevens

Tabel 42 Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Waarde 2018

Waarde 2019

Streefwaarde 2020

Streefwaarde 2021

Percentage gemeenten en provincies waarvan de mogelijkheid tot klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is

96%

95%

95%

95%

Toelichting

Binnen het segment Grote ondernemingen is er voor de grootste bedrijven sprake van individuele klantbehandeling, hieronder zijn alle gemeenten en provincies begrepen. Met individuele klantbehandeling wordt passende behandeling beoogd ter afdekking van de risico’s, gegeven de beschikbare capaciteit. Voor elke gemeente en provincie wordt beoordeeld of deze in aanmerking komt voor klantbehandeling in de actualiteit. Drie gedragscomponenten zijn daarbij bepalend: 1) de mate van transparantie, 2) de mate van fiscale beheersing en 3) de fiscale strategie. De analyse leidt tot een behandelstrategie en de vaststelling of een gemeente of provincie al dan niet voor klantbehandeling in de actualiteit in aanmerking komt. Mocht dit het geval zijn, dan wordt op directieniveau een gesprek gehouden en een aanvullende verkenning uitgevoerd. Het streven is om deze toets in 2021 voor 95% van alle gemeenten en provincies te hebben uitgevoerd .

32

Conform afspraken in het financieel akkoord uit 2013 tussen het Rijk en decentrale overheden, zie ook Kamerstukken II 2012-2013, 33 400 B, nr. 7.

Licence