Base description which applies to whole site

3.3 Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Het ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo veilig, snel, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen. Daarvoor worden verschillende instrumenten ingezet zoals: regelgeving, investeringen, en toezicht. IenW werkt toe naar een modern, schoon en goed functionerend verkeerssysteem en ontwikkelt een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en dat voldoet aan de milieu- en klimaatnormen. Daarnaast wordt ingezet op een landelijke afname van het aantal verkeersslachtoffers. Om deze doelen te bereiken werkt IenW samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud, vervanging, verkeersmanagement en het oplossen van doorstromings- en veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds.

  • Het bevorderen van de veiligheid, bereikbaarheid en het beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement. Via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen.

  • Het beheersen van de geluidproductie van het verkeer door middel van een jaarlijkse monitoring van de naleving van de geluidproductieplafonds langs het rijkswegennet en het aanpakken van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met medeoverheden, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenW voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • De kennis en ervaring die is opgedaan met het programma Beter Benutten breed toe te passen waar het gaat over het verbeteren van de bereikbaarheid in samenwerking met regionale partners en het daaraan koppelen van bijdragen aan slimme en duurzame mobiliteit. In de periodieke BO MIRT gesprekken wordt hierover met de regio’s afspraken gemaakt.

  • De programma-ambitie voor het programma Fiets. Meewerken met de Tour de Force aan de doelstelling van 20% meer fietskilometers in 2027. Deze ambitie is weergegeven in de Nationale Fiets agenda die in 2017 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2016-2017, 34 681, nr. 1).

  • Uitvoering geven aan de afspraken en ambities op gebied van CO2-reductie in de sector mobiliteit na sluiten van het Klimaatakkoord. Uitvoering vindt plaats langs vier lijnen: hernieuwbare energiedragers, elektrisch rijden, verduurzaming van de logistiek en verduurzaming van personenmobiliteit. Daarmee wordt een belangrijke bijdrage geleverd om de CO2-uitstoot in 2030 met 49% ten opzichte van 1990 te beperken. Hierbij zijn investeringen, kennis en kunde van meerdere partijen in de maatschappij nodig, waarbij de Minister een regierol vervult.

  • Met stakeholders en gebruikers ontwikkelen van doelen en een heldere rol van de overheid bij de transitie naar nieuwe, ‘slimme’, vormen van mobiliteit. Waar innovaties kunnen bijdragen aan de beleidsdoelen, wordt onderzocht of eventuele belemmeringen kunnen worden weggenomen en kansen kunnen worden verzilverd.

  • Met betrekking tot slimme mobiliteit invulling geven aan de ambities in het regeerakkoord met betrekking tot het streven naar «Een slim en duurzaam vervoerssysteem waarvan de onderdelen naadloos op elkaar aansluiten». Hierbij ligt de focus op de volgende prioriteiten: infrastructuur die toekomstvast is door bij ontwerp, aanleg en onderhoud van infrastructuur rekening te houden met zelfrijdende voertuigen en benodigde systemen in of langs de weg; (wettelijke) ruimte voor een nieuwe generatie voertuigen; het (veilig) gebruik van slimme technologieën en diensten; nieuwe mobiliteitsconcepten & Mobility as a service (MaaS); en het gebruik van data onder goede randvoorwaarden zoals privacy en security. Een voorbeeld van deze randvoorwaarden is het streven om overheidsinformatie over verkeer zoveel mogelijk via open data beschikbaar te stellen voor voertuigen, apps en reisplanners.

  • Voor Intelligente Transport Systemen ligt de focus op digitalisering overheden (dataproductie en gebruik), tweede tranche iVRI’s in het kader van Talking Traffic, Connected Transport Corridors (vraag een aanbod van digitale diensten en uitwisseling organiseren structureren in het logistieke veld), samenwerking overheden in Smart (krachtenbundeling in uiteenlopende thema’s in het kader van stedelijke problematiek en plattelandsproblematiek en landelijk gecoördineerde Minder Hinder Aanpak.

  • De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gebiedsagenda’s vormen de kaders voor de bereikbaarheidsopgaven. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken een andere aanpak van deze bereikbaarheidsopgaven op (middel)lange termijn nodig én mogelijk. Voortbouwend op de ervaringen van het programma Meer Bereiken wordt deze andere aanpak in de praktijk vormgegeven. Uitgangspunten hierbij zijn een gelijkwaardige samenwerking tussen het Rijk, medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, het in samenhang bezien van bereikbaarheid met andere ruimtelijke opgaven (bijvoorbeeld wonen, natuur, leefbaarheid, veiligheid) en het onderzoeken van een brede set oplossingsrichtingen (innoveren, informeren, in stand houden, inrichten en investeren).

  • In het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 wordt samen met de medeoverheden en maatschappelijke organisaties ingezet op een risico gestuurde aanpak. Op basis van een analyse van de belangrijkste risico’s worden op het niveau van het Rijk en regio (provincies, gemeenten, vervoerregio’s en waterschappen) uitvoeringsagenda’s opgesteld met effectieve maatregelen om de verkeersveiligheid te verbeteren.

  • Samen met (internationale) overheden en marktpartijen te werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten en gewichten van het vrachtverkeer in Europa.

  • Inzetten op het gebruik van (nieuwe) data voor de risico gestuurde aanpak en het verbeteren van de data van verkeersongevallen.

  • Het invoeren van vrachtwagenheffing in navolging van omringende landen. De netto-opbrengsten uit de heffing zullen in overleg met de sector worden teruggesluisd naar de vervoerssector door verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto’s en gelden aan te wenden voor verduurzaming en innovatie van de vervoerssector.

  • Aan de NEa wordt opdracht gegeven voor de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer. De rapportage over de duurzaamheid en de CO2-prestatie vormen onderdeel van de opdracht.

  • Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en Toezicht).

Stimuleren

Om invulling te geven aan het klimaatbeleid wordt ingezet op de reductie van de CO2-uitstoot van het wegverkeer. In dat kader stimuleert de Minister van IenW:

  • Schonere, zuinigere en stillere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de reeds in gang gezette transitie naar nul-emissie voertuigen verder voort te zetten, samen met de decentrale overheden en sectorpartijen slimme logistieke concepten te ontwikkelen voor (stedelijke) distributie en de voorlopers in de sector te stimuleren, ook waar het gaat om werkgerelateerd verkeer.

  • Productontwikkeling in de transportsector van klimaattechnologieën en -innovaties die bijdragen aan een lage of zero emissie CO2-uitstoot. Daarvoor is in 2019 de 2e fase van de Demonstratieregeling klimaat technologieën en -innovaties in transport (DKTI) geopend. Doel daarbij is om in de periode van 2017 tot en met 2021 die productontwikkeling in de transportsector te ondersteunen en te versnellen. Deze innovatieregeling zal in 2020 worden geëvalueerd.

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en Verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Aanleg

Met de hoofdwegennet-indicator worden de economische verlieskosten van (toekomstige) knelpunten in beeld gebracht, met als doel om die nieuwe projecten te prioriteren, die de meeste economische verlieskosten oplossen. Rijkswaterstaat zal in haar Publieksrapportage (die jaarlijks in het laatste tertaal verschijnt) een file top 50 kaart en tabel opnemen met de hoogste economische verlieskosten. Deze tabel zal overgenomen worden in de verantwoordingsrapportage. In het MIRT projectenboek zal dezelfde kaart opgenomen worden en per MIRT-project de bijdrage aan het oplossen van de file top 50 worden weergegeven.

Verkeersmanagement

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01.

Beheer en onderhoud

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.

Geluid en luchtkwaliteit

Tabel 15 Indicator: Lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld.
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

0

0

0

0

0

n.n.b.

0 knelpunten langs rijkswegen

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

8.600

8.300

8.300

5.550

5.500

5450

0 knelpunten in 2023

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/12/18/monitoringsrapportage-nsl-2019

Toelichting

Luchtkwaliteit

Langs het hoofdwegennet was de afgelopen jaren geen sprake van overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit. De inzet is gericht op het voorkomen dat nieuwe knelpunten ontstaan. Hierover zal in de jaarverslagen worden gerapporteerd op basis van de jaarlijkse monitoring over het gepasseerde jaar.

Geluid

De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidsaneringsplan moet worden opgesteld. De peildatum van 2023 betreft de datum voor het opstellen van een saneringsplan. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen.

Regelgeving en afspraken

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.04 (beschikbaarheid, verhouding verstoring wegwerkzaamheden ten opzichte van totale verstoringen, tijdsduur percentage van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is).

Verkeersveiligheid

Tabel 16 Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

Basiswaarde

      

Realisatie

 
 

2002

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

 

Aantal verkeersdoden

1.066

570

570

621

629

613

678

661

 

Ernstig verkeersgewonden

16.100

18.800

20.700

21.300

21.400

20.800

21.700

n.n.b.

 

Bron: SWOV - Monitor Verkeersveiligheid 2019 (https://www.swov.nl/publicatie/monitor-verkeersveiligheid-2019)

Bron: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/71426ned/table?ts=1588074016201

Het streven van de Minister is nul verkeersslachtoffers. De ambitie wordt daarom niet meer uitgedrukt in streefcijfers van aantal ernstig verkeersgewonden en aantal verkeersdoden. Uiteraard zijn de jaarrapportages van het aantal verkeersdoden en ernstig gewonden de belangrijkste indicatoren die aangeven of het gevoerde beleid effectief is. Deze aantallen zullen dus, net als voorheen, bij de analyse van SWOV jaarlijks aan de Kamer worden aangeboden (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 398, nr. 783).

Hernieuwbare energie in het vervoer

Tabel 17 Kengetal: Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer, limiet conventionele biobrandstoffen en subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen (in %)

Verplichtingen

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer

4

4,25

4,5

5

5,5

6,25

7

7,75

8,5

12,5

16,4

Realisatie

4,01

4,31

4,54

5,05

5,54

6,25

7

7,75

8,9

n.n.b.

n.n.b

Limiet conventionele biobrandstoffen

        

3

4

5

Realisatie

        

1,5

  

Subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen

        

0,6

0,8

1

Realisatie

        

0,8

  

Bron: Rapportage Energie voor Vervoer in Nederland - Nederlandse Emissieautoriteit (https://www.emissieautoriteit.nl/onderwerpen/rapportages-ev-2018/documenten/publicatie/2019/07/03/rapportage-energie-voor-vervoer-in-nederland-2018)

Toelichting

In artikel 3 van het Besluit Energie Vervoer dat met terugwerkende kracht op 1 januari 2018 in werking is getreden, is de ontwikkeling van de jaarverplichting hernieuwbare energie, limiet conventionele biobrandstoffen en subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen in het vervoer van 2018 tot en met 2020 vastgelegd.

In 2018 is er 0,4% meer gerealiseerd dan hetgeen verplicht is gesteld. Deze overprestatie wordt in de systematiek omgezet tot spaartegoed die de verplichtinghouder in latere jaren in kan zetten. Er zijn wel maxima vastgesteld voor hetgeen gespaard kan worden.

Tabel 18 Kengetal: Ontwikkeling CO2-emissie nieuwe personenauto’s in gram CO2 per kilometer
 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Streefwaarde 2021

EU

162,6

140,3

135,7

132,2

127,0

123,4

119,6

118,1

118,5

120,1

n.n.b.

 
       

(130,0)

    

(95,0)

Nederland

169,9

135,8

126,1

118,6

109,1

107,3

101,2

105,9

108,3

106,8

n.n.b.

 

Bron: https://www.eea.europa.eu/highlights/no-improvements-on-average-co2

Toelichting

De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord. De gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland is in de periode tussen 2010 en 2016 sterk gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. In 2016 en 2017 nam de uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in Nederland als enige lidstaat in de EU licht toe. Volgens de cijfers die het Europese milieuagentschap in april 2018 heeft gepubliceerd, komt in 2017 de gemiddelde CO2-uitstoot uit op 108,39 g/km in Nederland en op 118,5 g/km in Europa. In 2018 is de uitstoot weer gedaald en komt uit op 106,8. Deze daling is het resultaat van de verkoop van nieuwe elektrische auto’s in Nederland. Wanneer de nieuw verkochte auto’s in 2018 geen elektrische auto’s zouden bevatten zou de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwverkopen zijn gestegen tot 112g/km. Dankzij de koppositie van Nederland binnen Europa bij de verkoop van elektrische auto’s blijft Nederland daarmee ruim onder het Europese gemiddelde en kan nog steeds tot de kopgroep worden gerekend. Ook blijft het aantal elektrische voertuigen groeien. De lichte stijging in de voorbije jaren van de gemiddelde uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland heeft meerdere oorzaken. Ten eerste worden er na jaren van recessie weer grotere, zwaardere en minder zuinige voertuigen aangeschaft. Ten tweede zijn alle fiscale stimuleringsmaatregelen van plug-ins afgeschaft waardoor de verkoop van deze zeer zuinige voertuigen is gedaald.

Op Europees niveau is aan fabrikanten opgelegd om in 2021 een gemiddeld CO2-uitstoot te realiseren van 95g/km. In 2025 moet de uitstoot met 15% zijn afgenomen, in 2030 met 37,5% ten opzichte van 2021.

Tabel 19 Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer. Betreft mobiele bronnen totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart. in kiloton.
 

Realisatie

        

Streefwaarden

  
 

2000

2005

2010

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2025

2030

NOx

281

242

203

166

161

152

147

143

n.n.b.

132

104

87

SO2

14,7

9,3

2,7

1,2

0,7

0,6

0,6

0,6

n.n.b.

0,6

0,6

0,6

PM2,5

15,6

11,9

7,7

5,1

4,7

4,3

4

3,7

n.n.b.

3,3

2,5

2,1

NH3

4,4

5,1

4,6

3,9

3,9

3,9

4,1

4,1

n.n.b.

4,4

5,2

5,7

NMVOS*

85

55

46

36

35

34

34

34

n.n.b.

32

26

24

*NMVOS: Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan.

Bron: Rapportage Energie voor Vervoer in Nederland - Nederlandse EmissieautoriteitBron: https://www.pbl.nl/publicaties/klimaat-en-energieverkenning-2019

Toelichting

In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld voor de periodes 2020 ‒ 2029 en de periode 2030 en verder. Het betreft aanpassing van de oude Europese richtlijn voor National Emission Ceilings (NEC) voor 2010-2019, in een nieuwe NEC-richtlijn (EU2016/2284). In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages uit de richtlijn omgerekend naar kilotonnen. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast doordat deze nieuwe inzichten met terugwerkende kracht worden meegenomen in de emissiecijfers van voorgaande jaren. 

Impuls verbeteren verkeersveiligheid

Tijdens het Bestuurlijk Overleg (BO) op 11 december 2019 hebben het Rijk en vertegenwoordigers van het IPO, de VNG en vervoerregio’s de handen ineengeslagen om een extra impuls te geven aan het verbeteren van de verkeersveiligheid. Het kabinet heeft hier voor de komende tien jaar een investeringsbedrag van € 500 miljoen vrijgemaakt op het Infrastructuurfonds voor cofinanciering in verschillende tranches. Het Rijk draagt voor maximaal 50% bij aan projecten van de medeoverheden om de meest verkeersonveilige locaties en grootste risico’s op het onderliggend wegennet aan te pakken. Door deze «Rijksverdubbelaar» kan er in totaal € 1 miljard extra worden geïnvesteerd in verkeersveiligheid in de periode 2020-2030.27 De inschrijving voor de eerste tranche is begonnen.

Voorbereiding Vrachtwagenheffing

In 2018 is het beleidskader voor de invoering van de Vrachtwagenheffing opgesteld. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft dit Beleidskader Vrachtwagenheffing bij brief van 9 november 2018 aan de Tweede Kamer gezonden. Hierin is op hoofdlijnen beschreven hoe de vrachtwagenheffing, zoals is opgenomen in het regeerakkoord, eruit komt te zien. Op 6 maart 2019 is het beleidskader behandeld in de Tweede Kamer.

In lijn met het beleidskader is in het vervolg van 2019 en in 2020 gewerkt aan de benodigde wetgeving, de voorbereiding van het heffingssysteem en de voorbereiding van de besteding van de terugsluisgelden.

Het wetsvoorstel Vrachtwagenheffing zal uiterlijk begin 2021 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Als het wetsvoorstel is aangenomen worden in 2021 de opdrachten verleend aan de uitvoeringsorganisaties en zal de aanbesteding voor realisatie van het heffingssysteem worden gegund.

De voorbereiding van de besteding van de terugsluisgelden richt zich in 2020 onder meer op een bestuursovereenkomst tussen de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en vertegenwoordigde partijen van de vervoerssector. In 2021 volgt de voorbereiding van het uitvoeringsprogramma.

Slimme en Duurzame Mobiliteit

In 2019 is het Klimaatakkoord gesloten. De kern van de werkzaamheden is daarmee komen te liggen op het invullen van de in het Klimaatakkoord afgesproken reductie van de CO2-uitstoot in de mobiliteitssector. Dit in verbinding met economische belangen, leefbaarheid, stedelijke ontwikkeling, duurzame mobiliteit en de gezondheid van burgers. De uitvoering wordt opgepakt in vier programma’s, te weten elektrisch vervoer, verduurzaming van personenmobiliteit, verduurzaming van logistiek en algemeen beleid (inclusief de verduurzaming van energiedragers). Elk programma heeft eigen doelen en beleidsverantwoordelijkheden. In 2021 wordt specifiek gewerkt aan de verdere verduurzaming van personenmobiliteit met de implementatie van de normering voor werkgebonden mobiliteit. Specifieke beleidsdoelen voor de verduurzaming van de logistiek volgen uit de uitvoeringsagenda voor stadslogistiek. Tevens wordt de RED II geïmplementeerd voor de stimulering van het gebruik van duurzame energiedragers en wordt verder gewerkt aan de doelen rondom elektrisch vervoer. Aanvullend en randvoorwaardelijk bij de uitvoering zijn o.a. de processen en activiteiten rondom algemeen bronbeleid, internationaal, communicatie, kennis en innovatie, financiering, monitoring en evaluatie en de regionale aanpak.

Ten behoeve van overzichtelijkheid en transparantie is een nieuw artikelonderdeel voor de activiteiten van Slimme en Duurzame Mobiliteit gecreëerd. Dit bevat voornamelijk de budgetten van Duurzame Mobiliteit (met name klimaatakkoord-gelden) en de activiteiten van Intelligente Transportsystemen.

Structurele aanpak stikstof

Bij de uitvoering van de projecten uit het MIRT is de inzet altijd om recht te doen aan de bescherming van Natura 2000-gebieden. Uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van De Raad van State van 29 mei 2019 volgt dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet langer als onderbouwing kan worden gebruikt bij tracébesluiten en natuurvergunningen. Deze uitspraak heeft grote gevolgen voor zowel de planning als uitgaven voor specifiekeprojecten ten aanzien van wegen, vaarwegen, spoor, luchtvaart en het hoofdwatersysteem. Ook in 2021 wordt ingezet op (de uitvoering van) maatregelen die de natuur ten goede komen en stikstof reducerende maatregelen waardoor meer ruimte ontstaat voor economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Beiden zijn nodig om op termijn toestemmingsverlening voor IenW-projecten weer vlot te trekken. Daarnaast wordt gewerkt aan manieren om toestemmingsverlening te faciliteren.

Tabel 20 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid art. 14 (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

126.324

217.288

157.393

151.242

211.247

199.631

113.584

        

Uitgaven

98.715

177.234

153.789

154.397

181.429

200.563

169.466

Waarvan juridisch verplicht

  

75%

    
        

1 Netwerk

79.949

136.069

11.996

9.443

9.375

9.300

9.300

Opdrachten

24.500

52.836

6.406

4.539

4.476

4.401

4.401

Subsidies

17.748

18.731

0

0

0

0

0

- Duurzame Mobiliteit

15.982

17.305

0

0

0

0

0

- Overige Subsidies

1.766

1.426

0

0

0

0

0

Bijdrage aan agentschappen

19.041

20.219

5.590

4.904

4.899

4.899

4.899

- Bijdrage aan agentschap RWS

11.025

10.775

5.160

4.904

4.899

4.899

4.899

- Overige bijdrage aan agentschappen

8.016

9.444

430

0

0

0

0

Bijdrage aan medeoverheden

18.460

44.003

0

0

0

0

0

- Bijdrage aan Caribisch Nederland

15.285

13.500

0

0

0

0

0

- Bijdrage Duurzame Mobiliteit

3.175

30.503

0

0

0

0

0

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

200

200

0

0

0

0

0

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

0

80

0

0

0

0

0

        

2 Veiligheid

18.766

23.965

19.051

17.440

17.705

17.701

17.837

Opdrachten

5.181

5.205

5.957

6.444

6.709

6.705

6.840

Subsidies

9.145

10.311

9.438

9.438

9.438

9.438

9.439

- Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV)

4.186

4.161

4.046

4.046

4.046

4.046

4.047

- Veilig Verkeer Nederland (VVN)

3.849

4.279

3.862

3.862

3.862

3.862

3.862

- Overige Subsidies

1.110

1.871

1.530

1.530

1.530

1.530

1.530

Bijdrage aan agentschappen

669

749

618

620

620

620

620

- Bijdrage aan agentschap RWS

669

749

618

620

620

620

620

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

30

31

0

0

0

0

0

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

3.741

7.669

3.038

938

938

938

938

- Bijdrage aan CBR

2.396

7.149

3.038

938

938

938

938

- Bijdrage aan RDW

1.345

520

0

0

0

0

0

        

3 Slimme en Duurzame Mobiliteit

0

17.200

122.742

127.514

154.349

173.562

142.329

Opdrachten

0

0

70.844

119.768

148.201

168.127

137.193

- Klimaatakkoord

0

0

50.481

101.552

134.499

155.939

126.599

- Beter Benutten

0

0

7.719

5.696

1.644

650

154

- Duurzame Mobiliteit

0

0

12.307

12.165

11.702

11.184

10.086

- Overige Opdrachten

0

0

337

355

356

354

354

Subsidies

0

17.200

40.381

3.212

1.613

900

600

- Elektrisch Vervoer

0

17.200

27.900

0

0

0

0

- Duurzame Mobiliteit

0

0

11.250

2.000

500

250

0

- Fietserbond

  

600

600

600

600

600

- Fietsplatform en Wandelnet

  

625

612

513

50

 

- Overig

  

6

    

Bijdrage aan agentschappen

0

0

4.511

4.534

4.535

4.535

4.536

- Bijdrage aan agentschap RWS

0

0

1.686

1.679

1.679

1.679

1.679

- Bijdrage aan agentschap NEa

0

0

2.489

2.489

2.490

2.490

2.491

- Bijdrage aan agentschap RVO

0

0

336

366

366

366

366

Bijdrage aan medeoverheden

0

0

6.806

0

0

0

0

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

0

0

200

0

0

0

0

        

Ontvangsten

4.041

6.782

6.782

6.782

5.782

5.782

5.782

Extracomptabele verwijzingen
Tabel 21 Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet

2.706.916

2.592.018

3.343.015

3.317.418

3.129.066

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet

137.433

39.971

31.870

98.880

56.008

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet

2.844.349

2.631.989

3.374.885

3.416.298

3.185.074

waarvan

      

12.01

Verkeersmanagement

3.871

3.868

3.867

3.866

3.864

12.02

Beheer onderhoud en vervanging

823.681

784.107

807.202

817.586

766.025

12.03

Aanleg

848.367

738.294

1.213.246

1.391.179

1.196.371

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

476.835

457.786

708.646

586.776

596.771

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

691.595

647.934

641.924

616.891

622.043

       
Tabel 22 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk HXII aan artikel 17.08 ZuidasDok

25.576

172.575

281.065

174.189

89.682

Andere ontvangsten van artikel 17.08 ZuidasDok

     

Totale uitgaven op artikel 17.08 ZuidasDok

25.576

172.575

281.065

174.189

89.682

waarvan

      

17.08

ZuidasDok

25.576

172.575

281.065

174.189

89.682

       
Tabel 23 Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

    

45.205

Andere ontvangsten van artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

     

Totale uitgaven op artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

    

45.205

waarvan

      

20.05.1

Investeringsruimte Hoofdwegennet

    

45.205

       
Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 24 Fiscale regelingen 2019-2021, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)

Fiscale regelingen 2019-2021, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1

   
 
 

2019

2020

2021

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen2

23

14

19

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen3

39

78

103

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's4

281

380

412

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

88

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

35

35

35

1: [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.2: BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen3: MRB = Motorrijtuigenbelasting4: IB = Inkomstenbelasting; LB = Loonbelasting

Budgetflexibiliteit

14.01 Netwerk

De uitgaven voor de agentschapsbijdragen aan RWS en RVO zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen.

14.02 Veiligheid

De uitgaven voor de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De overige verplichtingen betreffen subsidies aan Veilig Verkeer Nederland (VVN), Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), CROW en Team Alert. Voor de subsidies aan VVN, SWOV, CROW en Team Alert zijn de maximaal beschikbare subsidiebudgetten vermeld in de gepubliceerde meerjarensubsidieregelingen c.q. jaarlijks gepubliceerde subsidieplafonds.

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van lopende opdrachten. Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor met name opdrachten voor het uitvoeren van onderzoeken en het uitvoeren van verkeersveiligheidscampagnes.

14.03 Slimme en duurzame mobiliteit

Ten behoeve van overzichtelijkheid en transparantie wordt een nieuw artikelonderdeel voor de activiteiten van slimme en duurzame mobiliteit gecreëerd. De uitgaven voor de incidentele subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdragen aan RWS, NEa en RVO zijn volledig juridisch verplicht. Het uitgavenbudget voor de DKTI-regeling, de aanschafregeling elektrische auto’s, de stimuleringsregeling gebruikte tweedehandsauto’s en de overige subsidies is eveneens volledig juridisch verplicht op grond van toegekende subsidies. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen.

1 Netwerk

Opdrachten

Het Ministerie van IenW geeft onderzoeksopdrachten op het gebied van verkeer, wegmaatregelen en het verduurzamen van mobiliteit. Daarnaast vinden uitgaven plaats voor tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, Smart Mobility (zoals de zelfrijdende auto) en Wegverkeersbeleid (zoals het kennisplatform tunnelveiligheid en taken in het kader van de wet SWUNG (Samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid)). De uitgaven voor de overige opdrachten bestaan o.a. uit onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding en het meerjarenprogramma MIRT.

Bijdrage aan agentschappen

RWS beleidsondersteuning en -advisering

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en –advisering die RWS uitvoert. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

Aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt een deel van de voorbereiding beleidsuitvoering Vrachtwagenheffing uitbesteed. Door de RVO is gekeken wat er al aan financiële maatregelen bestaan. Hier is een longlist/analyse van gemaakt. RVO is één van de beoogde uitvoerders voor de terugsluis.

Vanaf 2021 worden de middelen voor slimme en duurzame mobiliteit ten behoeve van meer transparantie en zichtbaarheid op onderdeel 3 verantwoord.

2 Veiligheid

Opdrachten

Onder opdrachten vallen de onderzoeken en activiteiten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van het Landelijk Actieprogramma Verkeersveiligheid, dat een onderdeel vormt van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 zoals beleidsontwikkeling voor beginnende bestuurders, maatregelen fietsveiligheid, het verbeteren van de verkeersveiligheid voor specifieke doelgroepen zoals ouderen. Onder dit artikel vallen ook opdrachten in verband met vergoedingen commissie rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad en onderzoek rijden onder invloed. Het stimuleren van de verkoop van veilige voertuigen gebeurt door deelname aan Euro NCAP (New Car Assessment Programme). Euro NCAP beoordeelt onafhankelijk de veiligheidsprestaties van Europa’s meest verkochte auto’s. Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt onder meer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd (BOB en MONO).

Voor het verbeteren van de meest verkeersonveilige locaties en grootste risico’s op het onderliggend weggennet is voor de periode 2020-2030 een investeringsbedrag van € 500 miljoen vrijgemaakt voor cofinanciering (max. 50%) in verschillende tranches.

Subsidies

Er worden subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN), Fietsersbond, Team Alert, CROW (een onafhankelijk kenniscentrum voor infrastructuur, openbare ruimte en verkeer en vervoer) en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).

Bijdrage aan agentschappen

Met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleidsdirectoraten van IenW. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

Bijdrage aan ZBO's en RWT’s

Ingevolge de Regeling maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) ontvangt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) een gedeeltelijke vergoeding van het Ministerie van IenW voor de onderzoeken medisch en rijvaardigheid in de vorderingenprocedure. Het resterende bedrag wordt doorberekend aan de burger. Incidentele werkzaamheden voor ZBO's en RWT’s komen eveneens ten laste van deze post. Voor 2021 worden aanvullende middelen gebruikt om onder andere samen met het CBR invulling te geven aan het beleidstraject van het verbeteren van het praktijkexamen en de beginnende bestuurders. Voorts worden middelen gebruikt voor aanpassingen in het stelsel van de bestuursrechtelijke handhaving van het rijbewijs.

3 Slimme en duurzame mobiliteit

Dit (nieuwe) artikelonderdeel bevat voornamelijk de budgetten voor duurzame mobiliteit (met name Klimaatakkoord-gelden) en de activiteiten voor intelligente transportsystemen. Hiertoe zijn budgetten op 14.01 die betrekking hebben op slimme en duurzame mobiliteit overgeheveld naar het nieuwe artikelonderdeel 14.03 Slimme en duurzame mobiliteit.

Opdrachten

Het Ministerie van IenW geeft onderzoeksopdrachten op het gebied van het verduurzamen van mobiliteit. Op het gebied van verkeersemissies worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van steekproefcontroleprogramma's door de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) inzake voertuigemissies. Daarbij gaat het in hoofdzaak om metingen in zowel het laboratorium als op de weg van schadelijke stoffen in uitlaatgassen van personen-, bestel- en vrachtauto’s en bussen. De uitgaven voor de overige opdrachten bestaan o.a. uit onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, het MIRT en Intelligente Transportsystemen (ITS; digitalisering, iVRI ‘s Connected Transport Corridors) en innovatie.

Urgenda middelen

Verder worden in het kader van Urgenda middelen ingezet voor onder andere (intensivering van) campagnes gericht op gedragsmaatregelen om duurzame mobiliteit versneld in gang te zetten.

Middelen Klimaatakkoord

In het Regeerakkoord is een CO2-reductieopgave in 2030 afgesproken ter hoogte van 49% waarbij een envelop van structureel € 300 miljoen op de aanvullende post is gereserveerd. Het aandeel van de mobiliteitssector bedraagt jaarlijks € 40 miljoen. Daarnaast zijn middelen beschikbaar gesteld gedekt uit de fiscale middelen ter stimulering van het gebruik van duurzame vervoersmiddelen (zowel personenauto’s als bestel- en vrachtwagens). Deze middelen zijn technisch aan dit financieel instrument toegevoegd, waarna deze middelen na het operationaliseren van de plannen naar het juiste financieel instrument worden overgeboekt ten behoeve van de reductieopgave van de mobiliteitssector van 7,3 Mton en aangewend voor duurzame energiedragers, duurzame logistiek en verduurzaming personenmobiliteit.

Subsidies

DKTI-regeling

De Demonstratieregeling Klimaat Technologieën en Innovaties in Transport (DKTI-Transport) geeft invulling aan de doelstellingen van het Energieakkoord en het Klimaatakkoord. De regeling ondersteunt projecten voor duurzaam vervoer, met als doel het verminderen van de CO2-uitstoot. De projecten zijn vanwege het innovatieve karakter veelal meerjarige projecten en vanuit doelmatigheidsoverwegingen vinden de uitkeringen op basis van de verwachte kasbehoefte en gerealiseerde voortgang over een aantal jaren plaats.

Stimuleringsregeling elektrische personenauto's particulieren

Deze regeling heeft tot doel het stimuleren van de aanschaf en lease van volledig elektrische personenauto’s in de kleinere en compacte middenklasse door particulieren, teneinde de emissie van CO2 te verminderen.

Overige subsidies

De uitgaven hebben betrekking op subsidies aan de Fietsersbond, de stichtingen Fietsplatform en Wandelnet en de Dutch Cycling Embassy.

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is een bedrag van € 500.000 aan subsidieverplichtingen voor het jaar 2021 opgenomen. De helft van dit bedrag heeft betrekking op de mogelijke verlening van een subsidie voor coördinatie en monitoring van de landelijke recreatieve fietsroutes aan de Stichting Landelijk Fietsplatform. De andere helft van dit bedrag heeft betrekking op de mogelijke verlening van een subsidie voor belangenbehartiging voor wandelen en lopen en de coördinatie en monitoring van het landelijke wandelroutenetwerk aan Stichting Wandelnet. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening(en) als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Bijdrage aan agentschappen

RWS beleidsondersteuning en -advisering

Met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleidsdirectoraten van IenW. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

Nederlandse Emissie Autoriteit (NEa)

Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenW voor het uitvoeren van o.a. wettelijke taken op het gebied van Energie Vervoer (hernieuwbare energie vervoer en brandstoffen luchtverontreiniging) een opdracht aan de NEa.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

Tenslotte wordt aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een deel van de beleidsuitvoering (uitvoering van de DKTI-regeling en ander beleidsondersteunende werkzaamheden) uitbesteed.

Bijdrage aan medeoverheden

Aan medeoverheden worden bijdragen verstrekt ter ondersteuning van de innovatie en energietransitie op het mobiliteitsbeleid en snelfietsroutes op basis van specifieke uitkeringen.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Hier worden bijdragen verstrekt aan internationale organisaties op het gebied van duurzame mobiliteit.

27

Kamerstukken II 2019-2020, 29 398, nr. 783

Licence