Base description which applies to whole site

3.4 Artikel 6 en 7. Hoger onderwijs

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel, en bij de behoefte van de maatschappij.

Financieren

De Minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren

De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, en de inzet van andere instrumenten, zoals kwaliteitsafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren

De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de Minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder het accreditatiestelsel.

Kengetallen
Tabel 39 Kengetallen

Kengetal

     

2020/21

1

Studenttevredenheid

Hbo

    

66,4%1

Wo

    

78,6%1

   

2016

2017

2018

2019

2020

2

Percentage 25-64 jarigen (mbo/ho) dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven lang leren)2

 

18,8%

19,1%

19,1%

19,5%

18,8%

  

2016/17

2017/18

2018/19

2019/20

2020/21

3

Uitval 1e jaar3

Hbo

15,0%

16,0%

15,5%

11,5%

 

Wo

6,0%

6,7%

7,0%

5,3%

 

4

Bachelor rendement (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar3

Hbo

67,7%

68,1%

69,0%

69,6%

 

Wo

81,1%

80,7%

81,2%

81,1%

 
1

Door aanpassing van de vragenlijst van de Nationale Studenten Enquête in 2020 zijn de recente resultaten niet te vergelijken met die uit voorgaande jaren en wordt 2020/21 als basisjaar voor toekomstige metingen genomen.

2

3

Tabel 40 Studenten hoger onderwijs 1

1.

Ingeschreven studenten (inclusief groen onderwijs, aantallen x 1.000)

  

2020/21

2021/22

2022/23

2023/24

2024/25

2025/26

2026/27

 

hbo voltijd associate degree

11,2

12,9

14,4

15,4

16,1

16,5

16,7

 

hbo voltijd bachelor

415,5

422,2

424,3

424,7

421,2

415,5

409,6

 

hbo voltijd master

6,0

6,2

6,2

6,3

6,5

6,7

6,9

 

hbo deeltijd associate degree

6,4

6,9

7,4

7,7

7,8

8,0

8,0

 

hbo deeltijd bachelor

41,6

43,5

45,1

46,3

47,0

47,5

47,7

 

hbo deeltijd master

7,8

7,4

7,2

7,0

6,7

6,5

6,1

 

Totaal hbo

488,5

499,1

504,6

507,4

505,3

500,7

495,0

         
 

wo voltijd bachelor

205,3

212,1

218,4

222,4

225,6

228,4

231,4

 

wo voltijd master

118,9

127,1

132,8

138,7

144,4

149,8

154,3

 

wo deeltijd bachelor

1,6

1,5

1,4

1,4

1,4

1,3

1,2

 

wo deeltijd master

3,2

3,3

3,3

3,3

3,3

3,2

3,2

 

Totaal wo

329,0

344,0

355,9

365,8

374,7

382,7

390,1

         

2.

Gediplomeerden (inclusief groen onderwijs, aantallen x 1.000)

  

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

 

hbo voltijd associate degree

2,1

2,2

2,5

2,7

2,8

2,9

2,9

 

hbo voltijd bachelor

61,6

62,1

63,1

64,6

67,4

67,8

67,2

 

hbo voltijd master

2,0

2,2

2,3

2,3

2,3

2,3

2,4

 

hbo deeltijd associate degree

1,1

1,2

1,2

1,3

1,3

1,3

1,3

 

hbo deeltijd bachelor

5,8

6,0

6,2

6,3

6,4

6,5

6,5

 

hbo deeltijd master

2,1

2,0

1,9

1,9

1,8

1,8

1,7

 

Totaal hbo

74,7

75,7

77,2

79,1

82,0

82,6

82,0

         
 

wo voltijd bachelor

37,4

38,6

39,8

41,7

42,4

42,5

42,8

 

wo voltijd master

45,0

47,4

50,2

52,1

53,8

55,3

56,7

 

wo deeltijd bachelor

0,2

0,2

0,2

0,2

0,1

0,1

0,1

 

wo deeltijd master

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

 

Totaal wo

83,6

87,2

91,2

95,0

97,3

98,9

100,6

1

Bron: Referentieraming 2020

Tabel 41 Uitgaven per student (bedragen x € 1.000)

1.

Onderwijsuitgaven per student (bedragen x € 1.000)1

 

2022

2023

2024

2025

 

hbo

 

8,4

8,4

8,4

8,5

 

wo

 

8,3

8,3

8,4

8,4

2.

Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd, bedragen x € 1)

    

2021/22

      

2.168

1

De onderwijsuitgaven per student zijn berekend in nominale prijzen zonder de collegegeldontvangsten, en aantal studenten conform de Referentieraming 2021 (overeenkomstig tabel 40, onder 1; omgerekend naar kalenderjaren). De stijging in de onderwijsuitgaven per student de komende jaren wordt verklaard door de oploop in de middelen studievoorschot.

Voor de belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van hoger en wetenschappelijk onderwijs wordt verwezen naar het onderdeel beleidsprioriteiten. Aanvullend kan daarop nog worden gemeld dat via een subsidieregeling virtuele internationale samenwerkingsprojecten mogelijk worden gemaakt. Op deze wijze krijgen studenten toegang tot de verschillende mogelijkheden die bijdragen aan hun interculturele competenties en hun internationale oriëntatie.

Tabel 42 Budgettaire gevolgen van beleid art. 6 (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

3.773.125

5.062.801

4.068.668

4.112.480

4.197.137

4.250.180

4.248.514

Totale uitgaven

3.511.341

4.312.874

4.479.775

4.082.888

4.166.997

4.240.849

4.265.700

waarvan juridisch verplicht (%)

  

100,00%

    
        

Bekostiging

3.420.261

4.194.277

4.447.971

4.051.561

4.135.378

4.209.227

4.233.254

Bekostiging onderwijsdeel1

3.179.930

3.844.604

4.036.677

3.622.545

3.643.008

3.645.144

3.614.535

Bekostiging ontwerp en ontwikkeling

87.836

89.866

89.904

89.904

89.904

89.904

89.904

Studievoorschot kwaliteitsafspraken2

144.911

251.645

314.840

331.986

375.611

405.024

433.740

Studievoorschotvouchers

0

250

1.228

4.181

25.045

69.155

95.075

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen

7.584

7.912

5.322

2.945

1.810

0

0

Subsidies (regelingen)

1.062

31.694

3.340

2.632

2.632

2.632

2.632

Tegemoetkoming 2e lerarenopleiding

0

379

2.556

2.556

2.556

2.556

2.556

Sneltesten

0

3.600

0

0

0

0

0

Overige subsidies

1.062

27.715

784

76

76

76

76

Bijdrage aan agentschappen

14.722

13.055

13.443

13.471

13.739

13.799

14.623

Dienst Uitvoering Onderwijs

14.722

13.055

13.443

13.471

13.739

13.799

14.623

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

75.296

73.848

15.021

15.224

15.248

15.191

15.191

NWO: Praktijkgericht onderzoek3

60.515

58.875

0

0

0

0

0

NWO: Promotiebeurs voor leraren

10.144

10.371

10.371

10.371

10.371

10.371

10.371

Nederland-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

4.637

4.602

4.650

4.853

4.877

4.820

4.820

Ontvangsten

2.211

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

16

1

Inclusief de studievoorschotmiddelen voor specifieke stimulering van landelijke prioriteiten (10% van de studievoorschotmiddelen).

2

90% van de studievoorschotmiddelen die gekoppeld zijn aan de kwaliteitsafspraken.

3

Vanaf 2022 ondergebracht bij artikel 16 (Onderzoek- en wetenschapsbeleid).

Uitsplitsing verplichtingen
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

3.773.125

5.062.801

4.068.668

4.112.480

4.197.137

4.250.180

4.248.514

waarvan garantieverplichtingen

‒ 2.703

3.920

0

0

0

0

0

waarvan overig

3.775.828

5.058.881

0

0

0

0

0

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

Tabel 43 Budgettaire gevolgen van beleid art. 7 (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

5.730.555

6.879.302

5.993.862

6.075.577

6.215.402

6.299.046

6.311.807

waarvan garantieverplichtingen

‒ 17.983

‒ 5.274

     

waarvan overig

5.748.538

6.884.576

     

Totale uitgaven

5.418.229

6.128.507

6.271.242

6.030.404

6.133.576

6.218.746

6.267.608

waarvan juridisch verplicht (%)

  

99,96%

    
        

Bekostiging

5.386.198

6.032.559

6.240.270

5.999.808

6.103.287

6.188.370

6.237.275

Bekostiging onderwijsdeel1

2.397.433

2.843.213

3.006.191

2.785.254

2.858.207

2.917.599

2.933.673

Bekostiging onderzoeksdeel

2.194.075

2.280.045

2.284.607

2.244.535

2.244.576

2.239.868

2.239.877

Bekostiging ondersteuning geneeskunde onderwijs en onderzoek

706.319

755.869

757.944

724.853

726.319

727.763

729.188

Studievoorschot kwaliteitsafspraken2

88.371

153.432

191.511

202.210

228.233

246.055

263.483

Studievoorschotvouchers

0

0

17

103

3.099

14.232

28.201

Profilering en zwaartepuntvorming3

0

0

0

42.853

42.853

42.853

42.853

Subsidies (regelingen)

3.659

47.174

24.928

24.903

24.596

24.596

24.553

Nuffic4

0

14.235

14.507

14.456

14.456

14.456

14.456

Studiekeuze1234

0

2.559

2.616

2.559

2.559

2.559

2.559

Vluchteling Studenten UAF4

0

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

Studentenwelzijn (Ecio)4

0

835

794

794

794

794

751

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)4

0

265

271

271

271

255

255

Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)4

0

255

255

255

255

255

255

Open en online onderwijs

1.844

2.001

2.008

2.044

2.044

2.044

2.044

Sneltesten

0

3.000

0

0

0

0

0

Overige subsidies

1.815

21.513

1.966

2.013

1.706

1.722

1.722

Opdrachten

3.105

45.904

3.153

2.802

2.802

2.889

2.889

Opdrachten

3.105

4.204

3.153

2.802

2.802

2.889

2.889

Sneltesten

0

41.700

0

0

0

0

0

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

25.267

2.870

2.891

2.891

2.891

2.891

2.891

Europees Universitair Instituut Florence (EUI)

1.641

1.838

1.859

1.859

1.859

1.859

1.859

United Nations University (UNU)

1.010

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

Nuffic, SK123, UAF, H&S, ISO en LSVb4

22.616

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

15

16

16

16

16

16

16

1

Inclusief de studievoorschotmiddelen voor specifieke stimulering van landelijke prioriteiten (10% van de studievoorschotmiddelen).

2

90% van de studievoorschotmiddelen die gekoppeld zijn aan de kwaliteitsafspraken.

3

De 2%-middelen profilering en zwaartepuntvorming die conform de kwaliteitsafspraken tot en met 2022 zijn overgeheveld naar het onderwijsdeel van de hoofdbekostiging.

4

Tot en met 2020 opgenomen onder bijdragen aan (inter)nationale organisaties, vanaf 2021 ondergebracht bij het instrument subsidies omdat dit de basis is op grond waarvan de instellingen worden bekostigd.

Uitsplitsing verplichtingen
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

5.730.555

6.879.302

5.993.862

6.075.577

6.215.402

6.299.046

6.311.807

waarvan garantieverplichtingen

‒ 17.983

‒ 5.274

0

0

0

0

0

waarvan overig

5.748.538

6.884.576

0

0

0

0

0

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

Budgetflexibiliteit artikel 6

Het totale budget voor artikel 6 is in 2022 100 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het budget voor 2022 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen, inclusief die voortvloeiend uit het Nationaal Programma Onderwijs voor het jaar 2022, hebben betrekking op de bekostiging van hogescholen voor onderwijs en ontwerp en ontwikkeling. Hieraan ten grondslag liggen de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Aan de bekostiging van flexibel hoger onderwijs voor volwassenen ligt een afzonderlijke regeling ten grondslag.

Subsidies

Het beschikbare budget voor 2022 is voor 97,3 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Subsidieregeling tweede lerarenopleiding en een verplichting voor instroom in de Pabo.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor 2022 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en de Dienst Uitvoering Onderwijs zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Het budget voor 2022 is 100 procent juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor de promotiebeurs voor leraren en de bijdrage aan de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Budgetflexibiliteit artikel 7

Van het totale budget voor artikel 7 is in 2022 99,96 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het budget voor 2022 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen, inclusief die voortvloeiend uit het Nationaal Programma Onderwijs voor het jaar 2022, hebben betrekking op de bekostiging van universiteiten en academische ziekenhuizen voor onderwijs en onderzoek. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies

Het beschikbare budget voor 2022 is voor 97,4 procent juridisch verplicht. Dit betreft enerzijds de bijdragen voor Nuffic, Studiekeuze123, Vluchteling-Studenten UAF, Handicap en Studie, Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). Deze middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht. Anderzijds betreft het de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Subsidieregeling Open en online onderwijs, de afstudeerregeling en de ondersteunende activiteiten voor het project Integraal Veiligheid HO.

Opdrachten

Het beschikbare budget voor 2022 is voor 48,4 procent juridisch verplicht op grond van in 2021 of eerder gesloten overeenkomsten. De ervaring leert dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Het budget voor 2022 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de verdragsrechtelijke bijdragen aan de United Nations University (UNU) en het Europees Universitair Instituut Florence (EUI). Deze middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bekostiging

Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen bekostiging voor onderwijs, onderzoek (wo) en ontwerp en ontwikkeling (hbo). De rijksbijdrage wordt jaarlijks aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum. De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend. Daarnaast ontvangen de instellingen middelen voor kwaliteitsafspraken en vouchers welke beschikbaar zijn gekomen door de invoering van het studievoorschot en middelen voor profilering en zwaartepuntvorming.

Het experiment vraagfinanciering in het kader van flexibel hoger onderwijs voor volwassenen wordt afzonderlijk bekostigd.

Het intrekken van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met een wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs heeft financiële gevolgen voor de Rijksbegroting en daarmee een effect op het houdbaarheidssaldo. De kosten voor het jaar 2025 (€ 1 miljoen) zijn generaal gedekt, die voor 2026 (€ 3,0 miljoen) oplopend tot structureel € 226,0 miljoen zijn technisch ingeboekt ten laste van de onderwijsbekostiging in het hoger onderwijs (artikel 6 & 7). Daarnaast is in de Eerste Suppletoire Begroting 2019 de ICT problematiek bij DUO incidenteel gedekt van 2019 tot en met 2024. Het jaar 2025 is vorig jaar generaal gedekt, de dekking voor 2026 (€ 37,9 miljoen) en verder tot en met 2033 (€ 41,3 miljoen) is technisch ingeboekt op artikel 7 (onderwijsbekostiging wetenschappelijk onderwijs).

Onderwijsdeel (hbo en wo)

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege onderwijs. De rijksbijdrage is gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s), er zijn drie bekostigingsniveaus (laag, hoog en top);

  • b. een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen;

  • c. een onderwijsopslag in percentages.

Deel ontwerp en ontwikkeling (hbo) en onderzoeksdeel (wo)

Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege ontwerp en ontwikkeling (praktijkgericht onderzoek). Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage vanwege het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksdeel wo is gebaseerd op:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal bekostigde graden;

  • b. een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerperscertificaten;

  • c. een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over onder andere sectorplannen en zwaartekracht;

  • d. een voorziening onderzoek in percentages.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek (wo)

De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De rijksbijdrage bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).

Studievoorschot kwaliteitsafspraken (hbo en wo)

In het akkoord over het studievoorschot is afgesproken dat de middelen die beschikbaar komen door de invoering van het studievoorschot gekoppeld worden aan kwaliteitsafspraken. Sinds het voorjaar 2019 zijn alle instellingen van start gegaan om samen met de medezeggenschap te komen tot een plan voor de kwaliteitsafspraken. Begin november 2019 is een stand van zaken kwaliteitsafspraken (Kamerstukken II 2019/20, 31288, nr. 792) naar de Tweede Kamer gezonden.

De plannen van de instellingen beslaan de periode van 2019 tot en met 2024 en worden beoordeeld door de NVAO. Aan de hand van het advies van de NVAO wordt door de Minister besloten of het plan van een instelling voldoende is en of de instelling haar studievoorschotmiddelen krijgt toegekend voor de periode 2021 tot en met 2024. Als dat niet het geval is, volgt een herkansing. De instelling heeft dan tot een jaar na het besluit de tijd om een nieuw plan in te dienen. De toekenning van de middelen was in eerste instantie voorzien vanaf 2021, omdat de NVAO de plannen zou beoordelen in 2019 en 2020. De beoordeling en besluitvorming levert vanwege de COVID-19-maatregelen echter vertraging op. Om er voor te zorgen dat instellingen niet in financiële onzekerheid zitten en de instellingen kunnen blijven investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs is besloten de kwaliteitsbekostiging ook voor 2021 toe te kennen met de reguliere rijksbijdrage, net als is gebeurd voor 2019 en 2020. Instellingen die in de eerste ronde geen positief besluit hebben ontvangen, dienen alsnog een nieuwe aanvraag in en de NVAO zal de Minister adviseren over die aanvraag. Daarbij gelden dezelfde criteria als in de eerste ronde. Om de kwaliteitsbekostiging vanaf 2022 in plaats van in 2021 in te laten gaan, is het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs aangepast. De verwachting is dat alle instellingen in 2021 een tweede besluit hebben ontvangen. Na het aantreden van een nieuw bewindspersoon zal er ook een besluit moeten worden genomen over de toekomst van de kwaliteitsafspraken na 2024.

Vouchers studievoorschot (hbo en wo)

Bij het akkoord over het studievoorschot is afgesproken dat de eerste vier cohorten studenten die zijn ingestroomd sinds de afschaffing van de basisbeurs bij afstuderen (hbo-bachelor of wo-master) een voucher ontvangen ter waarde van 2.000 euro, als tegemoetkoming vanwege het feit dat zij in mindere mate profiteren van de herinvestering van middelen in de kwaliteit van het hoger onderwijs. Deze afgestudeerden kunnen de vouchers 5 tot 10 jaar na afstuderen inzetten voor deelname aan (delen van) geaccrediteerde opleidingen hoger onderwijs, bij zowel bekostigde als niet-bekostigde instellingen. Op basis van de motie Van der Molen c.s. (Kamerstukken II 2019/2020, 24724, nr. 172) is wederom verkend of een kasschuif mogelijk is waardoor studenten die al aanspraak konden maken op een voucher in plaats daarvan vijf jaar na afstuderen hun schuld verminderd zien en er, indien oud-studenten geen schuld hebben, wordt overgegaan tot contante uitbetaling. Binnen de OCW begroting is er geen ruimte om deze middelen naar voren te halen zonder dat daarbij de bekostiging van de hoger onderwijsinstellingen wordt geraakt. De kasschuif voor de jaren 2022, 2023 en 2024 is niet rijksbreed in te passen onder het uitgavenplafond. Bovendien moeten voor deze kasschuif middelen van buiten de meerjarenperiode naar voren worden gehaald. Dit staan de begrotingsregels van het kabinet niet toe1. Daarmee is deze motie niet uitvoerbaar.

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (hbo)

Het doel van het experiment vraagfinanciering is om kennis op te doen over de effecten van meer maatwerk en vraaggerichtheid van het aanbod op de deelname en diplomering van volwassenen in het deeltijd- en duaal onderwijs. In het experiment maken studenten aanspraak op vouchers die zijn in te zetten bij bekostigde of niet bekostigde deelnemende opleidingen en hebben bekostigde instellingen meer mogelijkheden voor flexibiliteit en vraaggerichtheid. Het experiment is in 2016 gestart in de sector Techniek & ICT en vanaf september 2017 ook in een aantal opleidingen in de sector Zorg & Welzijn. Ook in 2018 is er nog een aantal nieuwe opleidingen toegetreden tot het experiment vraagfinanciering. Naar aanleiding van de tussenevaluatie (Kamerstukken II 2018/19, 31288, nr. 721) is in april 2019 besloten om de instroom van nieuwe studenten aan het experiment niet te verlengen per september 2019. Studenten die tot eind augustus 2019 zijn ingestroomd bij opleidingen die deelnemen aan het experiment vraagfinanciering kunnen tot het eind van het experiment (2024) aanspraak blijven maken op vouchers. De evaluatie van het experiment vraagfinanciering vindt eind 2021 plaats.

Profilering en zwaartepuntvorming (wo)

In de sectorakkoorden is onder meer afgesproken dat de 2%- middelen voor profilering en zwaartepuntvorming door hogescholen blijvend ingezet kunnen worden voor het vormgeven van (verdere) profilering en zwaartepuntvorming van de instelling, bijvoorbeeld door middel van Centres of Expertise. De universiteiten kunnen de 2%-middelen tijdelijk (in ieder geval tot en met 2022) inzetten voor de sectorplannen bèta-/technisch onderzoek en sociale-/geestwetenschappen. De middelen voor de hogescholen zijn structureel ondergebracht onder het onderwijsdeel van de hoofdbekostiging en voor de universiteiten tot en met 2022.

Subsidies

Tegemoetkoming tweede lerarenopleiding (hbo)

De subsidieregeling tweede lerarenopleiding maakt het voor leraren financieel aantrekkelijker om een tweede lerarenopleiding (bachelor of master) te volgen die opleidt tot een bevoegdheid en waarvoor instellingscollegegeld moet worden betaald, indien zij geen aanspraak mogen en kunnen maken op een andere subsidieregeling. Voor de subsidie komen bijvoorbeeld leraren in aanmerking die na een eerdere opleiding moeizaam een baan kunnen vinden en die geen aanspraak mogen en kunnen maken op een regeling zoals de Lerarenbeurs, of de subsidie voor zijinstromers. De subsidie tweede lerarenopleiding is vanaf het studiejaar 2020/2021 aan te vragen. Vanaf 2021/2022 wordt de subsidieregeling aangepast in de hoogte van de tegemoetkoming en wordt het mogelijk om voor twee in plaats van één jaar een tegemoetkoming aan te vragen.

Nuffic (wo)

Nuffic is het expertise- en dienstencentrum voor internationalisering in het Nederlandse onderwijs; van primair en voortgezet onderwijs tot beroepsgericht en hoger onderwijs en onderzoek. De afgelopen jaren heeft er een heroverweging plaatsgevonden van de subsidie aan Nuffic voor wat betreft de grondslag van de subsidie en de sturingsrelatie van het Ministerie van OCW richting Nuffic. Met het wetsvoorstel Wet wettelijke taken internationalisering onderwijs wordt een aantal taken van Nuffic in het kader van diplomawaardering, bevordering van de internationalisering en de advisering rondom beursverlening wettelijk geborgd. Door middel van het wetsvoorstel wordt de Wet SLOA aangepast, op grond waarvan subsidie aan Nuffic kan worden verstrekt voor haar wettelijke taken. Het wetsvoorstel ligt op dit moment bij de Raad van State. Beoogd is om het wetsvoorstel per 1 januari 2022 in werking te laten treden.

Een aantal niet-wettelijke taken dat Nuffic op dit moment nog uitvoert (Neso-kantorennetwerk, Alumni-netwerk en de besluitvorming rondom beursverlening) wordt vanaf 2022 verlegd, afgebouwd of beëindigd.

Daarnaast is een deel van de taken aanbesteed. Dit betreft de dienstverlening voor primair en voortgezet onderwijs tot beroepsgericht en hoger onderwijs en onderzoek. Nuffic heeft deze aanbesteding gewonnen en voert deze activiteiten vanaf 2021 uit op grond van een opdrachtverlening (zie het beleidsartikel 8 (Internationaal Beleid)).

Studiekeuze 123 (wo)

De stichting Studiekeuze123 is door de Minister aangewezen als partij om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare studiekeuze-informatie te verzamelen en te verspreiden en tevens onderzoek te doen naar studenttevredenheid en –betrokkenheid. Voor dit laatste organiseert de stichting jaarlijks de Nationale Studentenenquête.

Vluchteling Studenten UAF (wo)

UAF begeleidt en ondersteunt vluchtelingen die zich voorbereiden op een studie in het hoger onderwijs met als doel dat de aspirant-student kan starten met een passende studie die opleidt tot een diploma.

Studentenwelzijn Ecio (wo)

Het Expertisecentrum Inclusief Onderwijs (Ecio) bouwt aan inclusief onderwijs op tactisch, operationeel en strategisch niveau voor verdere professionalisering en verduurzaming van inclusief onderwijs en het versterken van het zelfvertrouwen van studenten met een ondersteuningsvraag. Onder andere, adviseert en ondersteunt Ecio universiteiten, hogescholen en het mbo om belemmeringen voor studenten met een functiebeperking en met een ondersteuningsbehoefte weg te nemen en hen succesvol te laten studeren en doorstromen naar de arbeidsmarkt. Ecio coördineert daarnaast bijvoorbeeld ook de bijeenkomsten van het Landelijk Netwerk en de Landelijke Werkgroep Studentenwelzijn.

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) (wo)

Het betreft hier de (structurele) bekostiging van een tweetal organisaties die beleidsmatig activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten.

Open en online hoger onderwijs (wo)

De subsidieregeling open en online 2018-2022 is bedoeld om instellingen passend bij hun profiel, te laten experimenteren met verschillende vormen van open en online onderwijs. Dit heeft twee doelen: het versterken van open en online onderwijs, en het stimuleren van delen, hergebruiken en (door)ontwikkelen van open leermateriaal in vakcommunity’s. Aan beide doelstellingen wordt veel aandacht besteed.

SURF (ICT-samenwerkingsorganisatie van het onderwijs en onderzoek in Nederland) adviseert de Minister over de projectaanvragen en ondersteunt de projectteams tijdens de uitvoering van de projecten. Onder begeleiding van SURF zijn in 2021 14 projecten gestart: 11 voor de pijler online onderwijs en 3 voor de pijler open leermaterialen (in 2020 waren dit er respectievelijk 10 en 5). De instellingen matchen de aan hun toegekende subsidie met ten minste hetzelfde bedrag. De projecten kennen een looptijd van maximaal 24 maanden. Daarnaast voert SURF een Kennisagenda uit, gericht op het opdoen, ontwikkelen en delen van kennis over online onderwijs en open leermaterialen in de Nederlandse context. De resultaten van de projecten van de instellingen zijn hiervoor belangrijke input.

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1,0 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn bijvoorbeeld op basis van de afstudeerregeling en de subsidieregeling virtuele internationale samenwerkingsprojecten hoger onderwijs.

Opdrachten 

Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor diverse beleidsgerichte activiteiten/ onderzoeken en de communicatie rondom het studievoorschot.

Bijdrage aan agentschappen 

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor de begrotingsartikelen 6 en 7.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s 

NWO

Praktijkgericht onderzoek hbo: Van hogescholen wordt verwacht dat zij een centrale rol in de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur vervullen. Voor praktijkgericht onderzoek hebben hogescholen direct toegang tot de competitieve onderzoekgeldstroom voor het hbo bij het NWO. Het praktijkgericht onderzoek in het hbo is inmiddels structureel ingebed in het onderzoeks- en wetenschapsbeleid en wordt daarom vanaf het jaar 2022 volledig overgeheveld naar het beleidsartikel 16 (Onderzoek en wetenschapsbeleid).

Promotiebeurs voor Leraren: Leraren in het po, vo, mbo, so en hbo worden in staat gesteld om promotieonderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. Jaarlijks kan via NWO aan circa 60 leraren een nieuwe beurs voor een periode van vijf jaar worden verstrekt.

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie, opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid. Deze organisatie geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. In deze begroting is de bijdrage opgenomen die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar reguliere taken en voor haar aanvullende taken zoals in het kader van de kwaliteitsafspraken.

Het Comité van Ministers heeft de opdracht aan de Nederlandse en Vlaamse departementen verstrekt (Kamerstukken 2020-2021, 31288, nr. 908) om een toekomstbestendig organisatiemodel voor de NVAO uit te werken dat een grotere zelfstandigheid bevat voor Nederland en Vlaanderen, zonder de bestaande meerwaarde voor samenwerking en de goede reputatie van de NVAO te verliezen. In dit najaar wordt de Tweede Kamer over de voortgang van dit traject geïnformeerd.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Europees Universitair Instituut Florence (EUI) en United Nations University (UNU)

Het betreft hier de (structurele) bijdrage aan een tweetal internationale organisaties die taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij instellingen en andere subsidieontvangers, bijvoorbeeld als gevolg van eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende subsidies.

1

De begrotingsregels geven aan dat de dekking voor een maatregel ieder jaar gelijk moet zijn aan de voorgestelde uitgave. Als dit niet mogelijk is, kan de dekking in de tijd voor- of achterlopen op de maatregel. Deze compensatie moet echter plaatsvinden binnen de meerjarenperiode.

Licence