Base description which applies to whole site

3.4 Artikel 6 en 7. Hoger onderwijs

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel en bij de behoefte van de maatschappij.

Financieren

De Minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren

De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, en de inzet van andere instrumenten, zoals kwaliteitsafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren

De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de Minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder het accreditatiestelsel.

Kengetallen
Tabel 39 Kengetallen

Kengetal

     

2020/21

2021/221

1

Studenttevredenheid

Hbo

    

66,4%2

PM

Wo

    

78,6%2

PM

   

2016

2017

2018

2019

2020

PM

2

Percentage 25-64 jarigen (mbo/ho) dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven lang leren)3

 

18,8%

19,1%

19,1%

19,5%

18,8%

PM

  

2016/17

2017/18

2018/19

2019/20

2020/21

2021/22

3

Uitval 1e jaar4

Hbo

15,0%

16,0%

15,5%

11,5%

11,5%

PM

Wo

6,0%

6,7%

7,0%

5,3%

6,4%

PM

4

Bachelor rendement (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar4

Hbo

67,7%

68,1%

69,0%

69,6%

71,0%

PM

Wo

81,1%

80,7%

81,2%

81,1%

81,9%

PM

1

De kengetallen voor 2021/22 komen in feb-april 2023

2

Bron: Nationale Studenten Enquête 2021. Door aanpassing van de vragenlijst van de Nationale Studenten Enquête in 2020 zijn de recente resultaten niet te vergelijken met die uit voorgaande jaren en wordt 2020/21 als basisjaar voor toekomstige metingen genomen.

3

Bron: Eurostat, Labour Force Survey (LFS).

4

Bron: DUO.

Tabel 40 Studenten hoger onderwijs 1

1.

Ingeschreven studenten (aantallen x 1.000)

 
  

2021/22

2022/23

2023/24

2024/25

2025/26

2026/27

2027/2028

 

hbo voltijd associate degree

12,1

12,7

13,3

13,8

14,3

14,7

15,1

 

hbo voltijd bachelor

412,6

408,5

405,0

398,2

390,4

383,2

376,4

 

hbo voltijd master

6,4

6,5

6,7

7,0

7,3

7,5

7,8

 

hbo deeltijd associate degree

7,6

8,2

8,7

9,0

9,4

9,7

10,1

 

hbo deeltijd bachelor

43,4

44,6

45,8

46,6

47,3

47,8

48,2

 

hbo deeltijd master

8,4

8,8

9,2

9,4

9,6

9,6

9,7

 

Totaal hbo

490,5

489,3

488,7

484,0

478,3

472,5

467,3

         
 

wo voltijd bachelor

212,4

218,7

222,8

225,9

227,9

230,4

233,9

 

wo voltijd master

124,7

129,9

135,6

141,4

146,7

151,2

154,9

 

wo deeltijd bachelor

1,7

1,6

1,7

1,7

1,7

1,7

1,7

 

wo deeltijd master

3,3

3,3

3,4

3,5

3,6

3,7

3,7

 

Totaal wo

342,1

353,5

363,5

372,5

379,9

387,0

394,2

         

2.

Gediplomeerden (aantallen x 1.000)

 
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

 

hbo voltijd associate degree

2,6

2,8

2,9

2,9

3,0

3,1

3,1

 

hbo voltijd bachelor

64,4

64,8

65,4

67,3

66,8

65,5

64,8

 

hbo voltijd master

2,4

2,6

2,6

2,6

2,7

2,8

2,8

 

hbo deeltijd associate degree

1,5

1,5

1,6

1,7

1,7

1,7

1,8

 

hbo deeltijd bachelor

6,3

6,4

6,6

6,7

6,8

6,8

6,9

 

hbo deeltijd master

2,1

2,1

2,2

2,3

2,3

2,3

2,4

 

Totaal hbo

79,3

80,2

81,3

83,5

83,3

82,2

81,8

         
 

wo voltijd bachelor

39,0

40,1

41,7

42,7

43,0

43,3

43,4

 

wo voltijd master

50,1

52,1

53,8

55,5

57,3

58,9

60,2

 

wo deeltijd bachelor

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

 

wo deeltijd master

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

 

Totaal wo

90,3

93,4

96,7

99,4

101,5

103,4

104,8

1

Bron: Referentieraming 2020

Tabel 41 Uitgaven per student (bedragen x € 1.000)

1.

Onderwijsuitgaven per student (bedragen x € 1.000)1

2023

2024

2025

2026

2027

 

hbo

8,8

8,9

8,9

9,0

 
 

wo

8,8

8,8

8,8

8,9

 

2.

Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd, bedragen x € 1)

  

2022/23

  
    

2.209

  
1

De onderwijsuitgaven per student zijn berekend in nominale prijzen zonder de collegegeldontvangsten, en aantal studenten conform de Referentieraming 2021 (overeenkomstig tabel 40, onder 1; omgerekend naar kalenderjaren). De stijging in de onderwijsuitgaven per student de komende jaren wordt verklaard door de oploop in de middelen studievoorschot.

Op 17 juni 2022 is de Beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap (Kamerstuk 2022Z12415) verzonden.

In deze brief is ingegaan op de beleidskeuzes en de investeringen zoals benoemd in het coalitieakkoord om het hele stelsel van hoger onderwijs en onderzoek te verbeteren. Dit is in drie hoofddoelen uiteengezet:(1) Een gezond en sterk fundament; (2) Ruimte geven aan divers talent; (3) Vergroten van de maatschappelijke impact van hoger onderwijs en onderzoek en de publieke erkenning hiervan.

In de beleidsagenda is hier nader op ingegaan.

Tabel 42 Budgettaire gevolgen van beleid art. 6 (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

5.101.522

4.348.647

4.447.496

4.339.281

4.323.731

4.212.311

4.079.722

        

Uitgaven

4.304.071

4.706.031

4.466.326

4.337.220

4.334.611

4.241.150

4.145.106

        

Bekostiging

4.191.140

4.671.813

4.412.912

4.282.869

4.282.445

4.188.114

4.092.613

Bekostiging onderwijsdeel1

3.845.954

4.168.296

3.717.139

3.670.211

3.646.274

3.568.088

3.502.376

Bekostiging ontwerp en ontwikkeling

89.976

122.854

142.854

142.853

142.854

142.854

142.855

Studievoorschot kwaliteitsafspraken2

251.645

325.170

342.879

387.937

418.317

442.172

412.382

Studievoorschotvouchers

0

0

0

0

0

0

0

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen

3.565

5.493

3.040

1.868

0

0

0

Fonds onderzoek en wetenschap

0

0

35.000

35.000

35.000

35.000

35.000

NGF Katalysator

0

40.000

127.000

0

0

0

0

NGF Digitale impuls

0

10.000

45.000

45.000

40.000

0

0

Subsidies (regelingen)

21.592

4.183

6.361

6.292

2.992

2.992

2.992

Tegemoetkoming 2e lerarenopleiding

323

610

2.638

2.638

2.638

2.638

2.638

Zelftesten

701

6

0

0

0

0

0

Overige subsidies

20.568

3.567

3.723

3.654

354

354

354

Bijdrage aan agentschappen

13.831

14.290

14.839

15.820

15.994

16.830

16.772

Dienst Uitvoering Onderwijs

13.831

14.290

14.839

15.820

15.994

16.830

16.772

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

77.508

15.745

32.214

32.239

33.180

33.214

32.729

NWO: Praktijkgericht onderzoek3

63.075

0

0

0

0

0

 

NWO: Promotiebeurs voor leraren

10.371

10.705

10.705

10.705

10.705

10.705

10.705

NWO: NRO-programma's Hoger Onderwijs4

0

0

16.500

16.500

17.500

17.500

17.500

Nederland-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

4.062

5.040

5.009

5.034

4.975

5.009

4.524

        

Ontvangsten

1.647

1.213

1.213

1.213

1.213

16

16

1

Inclusief de studievoorschotmiddelen voor specifieke stimulering van landelijke prioriteiten (10% van de studievoorschotmiddelen).

2

90% van de studievoorschotmiddelen die gekoppeld zijn aan de kwaliteitsafspraken.

3

Vanaf 2022 ondergebracht bij artikel 16 (Onderzoek- en wetenschapsbeleid).

4

tot en met 2022 via de specifieke stimulering van landelijke prioriteiten (10% van de studievoorschotmiddelen op het onderwijsdeel hbo/wo van de bekostiging).

Uitsplitsing verplichtingen
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

5.101.522

4.348.647

4.447.496

4.339.281

4.323.731

4.212.311

4.079.722

waarvan garantieverplichtingen

2.126

6.780

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

5.099.396

4.341.867

4.447.496

4.339.281

4.323.731

4.212.311

4.079.722

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

Tabel 43 Budgettaire gevolgen van beleid art. 7 (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

6.809.694

6.553.904

6.743.221

6.844.527

6.906.579

6.953.965

7.025.406

        

Uitgaven

6.087.951

6.670.754

6.705.031

6.764.882

6.829.565

6.915.641

6.933.182

        

Bekostiging

6.034.531

6.617.201

6.652.912

6.734.450

6.799.192

6.885.903

6.903.209

Bekostiging onderwijsdeel1

2.841.970

3.159.560

3.069.644

3.122.751

3.172.470

3.243.265

3.277.276

Bekostiging onderzoeksdeel

2.282.436

2.426.783

2.480.411

2.480.441

2.475.560

2.475.555

2.475.538

Bekostiging ondersteuning geneeskunde onderwijs en onderzoek

756.693

782.877

749.820

751.322

752.803

754.267

755.690

Studievoorschot kwaliteitsafspraken2

153.432

197.981

209.037

235.936

254.359

268.816

250.705

Studievoorschotvouchers

0

0

0

0

0

0

0

Profilering en zwaartepuntvorming

0

0

0

0

0

0

0

Fonds onderzoek en wetenschap

0

50.000

144.000

144.000

144.000

144.000

144.000

Subsidies (regelingen)

44.339

24.829

24.966

23.730

23.731

23.596

24.081

Nuffic

13.985

12.828

11.113

10.194

10.194

10.194

10.194

Studiekeuze123

2.548

3.836

3.702

3.702

3.702

3.702

3.702

Vluchteling Studenten UAF

2.457

2.594

2.594

2.594

2.594

2.594

2.594

Studentenwelzijn (Ecio)

850

894

894

894

894

793

793

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)

265

334

280

340

263

323

263

Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)

249

263

263

263

263

263

263

Open en online onderwijs

1.639

2.074

2.112

2.112

2.112

2.112

2.112

Zelftesten

1.468

0

0

0

0

0

0

Overige subsidies

20.878

2.006

4.008

3.631

3.709

3.615

4.160

Opdrachten

6.380

25.738

24.167

3.716

3.656

3.156

2.906

Opdrachten

2.369

4.091

3.817

3.716

3.656

3.156

2.906

Zelftesten

4.011

21.647

20.350

0

0

0

0

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

2.701

2.986

2.986

2.986

2.986

2.986

2.986

Europees Universitair Instituut Florence (EUI)

1.669

1.920

1.920

1.920

1.920

1.920

1.920

United Nations University (UNU)

1.032

1.066

1.066

1.066

1.066

1.066

1.066

        

Ontvangsten

790

16

16

16

16

16

16

1

Inclusief de studievoorschotmiddelen voor specifieke stimulering van landelijke prioriteiten (10% van de studievoorschotmiddelen).

2

90% van de studievoorschotmiddelen die gekoppeld zijn aan de kwaliteitsafspraken.

Uitsplitsing verplichtingen
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

6.809.694

6.553.904

6.743.221

6.844.527

6.906.579

6.953.965

7.025.406

waarvan garantieverplichtingen

19.517

95.226

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

6.790.177

6.458.678

6.743.221

6.844.527

6.906.579

6.953.965

7.025.406

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

Budgetflexibiliteit artikel 6
Tabel 44 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2023

juridisch verplicht

96,2%

bestuurlijk gebonden

3,9%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Het totale budget voor artikel 6 is in 2023 96,2 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het budget voor 2023 is 96,1 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van hogescholen voor onderwijs en ontwerp en ontwikkeling. Hieraan ten grondslag liggen de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Aan de bekostiging van flexibel hoger onderwijs voor volwassenen ligt een afzonderlijke regeling ten grondslag. Het resterende budget van 3,9 procent is aan te merken als bestuurlijk gebonden in het kader van de afspraken in het kader van het Nationaal Groeifonds (onderdelen Katalysator levenslang ontwikkelen en Digitale Impuls).

Subsidies

Het beschikbare budget voor 2023 is voor 98,8 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de subsidieregelingen tweede lerarenopleiding en Virtuele Internationale Samenwerkingsprojecten en een tweetal projectverplichtingen.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor 2023 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Het budget voor 2023 is 100 procent juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor de onderdelen promotiebeurs voor leraren en NRO-programma's en de bijdrage aan de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Budgetflexibiliteit artikel 7

Tabel 45 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2023

juridisch verplicht

99,6%

bestuurlijk gebonden

0,3%

beleidsmatig gereserveerd

0,1%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Van het totale budget voor artikel 7 is in 2023 99,6 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het budget voor 2023 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van universiteiten en academische ziekenhuizen voor onderwijs en onderzoek. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies

Het beschikbare budget voor 2023 is voor 86,9 procent juridisch verplicht. Dit betreft enerzijds de bijdragen voor Nuffic, Studiekeuze123, Vluchteling-Studenten UAF, Handicap en Studie, Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). Deze middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht. Anderzijds betreft het de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de afstudeerregeling, de subsidieregelingen kandidaten Europees Universitair Instituut, Sino-Dutch Bilateral Exchange Scholarship Programme en reiskosten Culturele Verdragen en tenslotte ondersteunende activiteiten voor de projecten Integraal Veiligheid HO en cybersecurity. Daarnaast is 3,4% van het budget aan te merken als bestuurlijk gebonden in het kader van Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), het betreft het Alumni-netwerk dat voorheen bij Nuffic was ondergebracht. Het restant van 9,7% is beleidsmatig gereserveerd ten behoeve van Open&Online-onderwijs en ad-hoc subsidies.

Opdrachten

Het beschikbare budget voor 2023 is voor 84,2 procent bestuurlijk gebonden in verband met afspraken in het kader van het zelftesttraject. Daarnaast is het voor 9,5 procent juridisch verplicht op grond van in 2022 of eerder gesloten overeenkomsten. De ervaring leert dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget van 6,3 procent wordt verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Het budget voor 2023 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de verdragsrechtelijke bijdragen aan de United Nations University (UNU) en het Europees Universitair Instituut Florence (EUI). Deze middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bekostiging

Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen bekostiging voor onderwijs, onderzoek (wo) en ontwerp en ontwikkeling (hbo). De rijksbijdrage wordt jaarlijks aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum. De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend. Daarnaast ontvangen de instellingen middelen voor kwaliteitsafspraken.

Het experiment vraagfinanciering in het kader van flexibel hoger onderwijs voor volwassenen wordt afzonderlijk bekostigd. Dat geldt eveneens voor de onderdelen Katalysator en Digitale impuls uit het Nationaal Groei Fonds.

Onderwijsdeel (hbo en wo)

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege onderwijs. De rijksbijdrage is gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:

  • 1. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s). Er zijn hierbij drie bekostigings-niveaus (laag, hoog en top);

  • 2. een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen;

  • 3. een onderwijsopslag in percentages.

Deel ontwerp en ontwikkeling (hbo) en onderzoeksdeel (wo)

Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege ontwerp en ontwikkeling (praktijkgericht onderzoek). Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage vanwege het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksdeel (wo) is gebaseerd op:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal bekostigde graden;

  • b. een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerperscertificaten;

  • c. een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over onder andere sectorplannen en zwaartekracht;

  • d. een voorziening onderzoek in percentages.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek (wo)De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De rijksbijdrage bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).

Studievoorschot kwaliteitsafspraken (hbo en wo)

In het akkoord over het studievoorschot is afgesproken dat de middelen die beschikbaar komen door de invoering van het studievoorschot gekoppeld worden aan kwaliteitsafspraken. Sinds het voorjaar 2019 zijn alle instellingen van start gegaan om samen met de medezeggenschap te komen tot een plan voor de kwaliteitsafspraken.

De plannen van de instellingen beslaan de periode van 2019 tot en met 2024 en zijn allemaal positief beoordeeld door de NVAO. Aan de hand van het advies van de NVAO is (inmiddels) door de Minister besloten dat de plannen van een instellingen voldoende zijn om de studievoorschotmiddelen toegekend te krijgen toegekend voor de periode 2021 tot en met 2024. De toekenning van de middelen was in eerste instantie voorzien vanaf 2021, omdat de NVAO de plannen zou beoordelen in 2019 en 2020. De beoordeling en besluitvorming leverde vanwege de COVID-19-maatregelen echter vertraging op. Om ervoor te zorgen dat instellingen niet in financiële onzekerheid zitten en de instellingen kunnen blijven investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs is besloten de kwaliteitsbekostiging ook voor 2021 toe te kennen met de reguliere rijksbijdrage, net als is gebeurd voor 2019 en 2020. Om de kwaliteitsbekostiging vanaf 2022 in plaats van in 2021 in te laten gaan, is het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs aangepast. Uit het coalitieakkoord volgt dat de investeringen vanuit het studievoorschot na 2024 blijven gecontinueerd. Deze reguliere middelen zullen structureel ter beschikking worden gesteld aan de instellingen door toevoeging aan de lumpsum.

Vouchers studievoorschot (hbo en wo)

In het coalitieakkoord is besloten tot de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs. In de Hoofdlijnenbrief over de Studiefinanciering van 25 maart 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 24724, nr. 176) is voorgesteld om binnen dat proces ook te komen tot een andere vormgeving van de studievoorschotvouchers. Daarmee geeft het kabinet ook gehoor aan de motie Van der Molen c.s. (Kamerstukken II 2019/20, 24724, nr. 172). Gezien deze andere vormgeving zijn vanuit beleidsmatig oogpunt de middelen voor de studievoorschotvouchers van artikel 6 en 7 toegevoegd aan artikel 11 (Studiefinanciering).

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (hbo)

Het doel van het experiment vraagfinanciering is om kennis op te doen over de effecten van meer maatwerk en vraaggerichtheid van het aanbod op de deelname en diplomering van volwassenen in het deeltijd- en duaal onderwijs. In het experiment maken studenten aanspraak op vouchers die zijn in te zetten bij bekostigde of niet bekostigde deelnemende opleidingen en hebben bekostigde instellingen meer mogelijkheden voor flexibiliteit en vraaggerichtheid. Het experiment is in 2016 gestart in de sector Techniek & ICT en vanaf september 2017 ook in een aantal opleidingen in de sector Zorg & Welzijn. Ook in 2018 is er nog een aantal nieuwe opleidingen toegetreden tot het experiment vraagfinanciering. Naar aanleiding van de tussenevaluatie (Kamerstukken II 2018/19, 31288, nr. 721) is in april 2019 besloten om de instroom van nieuwe studenten aan het experiment niet te verlengen per september 2019. Studenten die tot eind augustus 2019 zijn ingestroomd bij opleidingen die deelnemen aan het experiment vraagfinanciering kunnen tot het eind van het experiment (augustus 2024) aanspraak blijven maken op vouchers. De eindevaluatie van het experiment vraagfinanciering wordt in 2022 afgerond.

Fonds onderzoek en wetenschap (hbo en wo)

In het coalitieakkoord is voor de komende tien jaar in totaal € 5,0 miljard beschikbaar gesteld voor een fonds voor onderzoek en wetenschap, zie tevens hoofdstuk 2.2. belangrijkste beleidsmatige mutaties. Voor de volgbaarheid van de uitgaven wordt het budget voor de investeringen uit dit fonds zichtbaar in de budgettaire tabel onder de betreffende instrumenten. Op artikel 6 (hbo) wordt vanaf 2023 tot en met 2031 € 35,0 miljoen per jaar uit het fonds beschikbaar gesteld voor praktijkgericht onderzoek en op artikel 7 (wo) wordt € 50,0 miljoen in 2022 en € 144,0 miljoen in 2023 tot en met 2031 beschikbaar gesteld uit het fonds voor stimuleringsbeurzen.

  • Praktijkgericht onderwijs (hbo)

    Binnen het deel ontwerp en ontwikkeling (hbo) zijn de coalitieakkoordmiddelen ondergebracht ten behoeve van het Praktijkgericht onderzoek. Daar staat momenteel het volume, de continuïteit en de duurzaamheid onder druk. Door de hogescholen toe te rusten om hun rol als kennisinstellingen te verstevigen en verder uit te bouwen, worden zij in staat gesteld om met hun praktijkgericht onderzoek het onderwijs, onderzoek en de (regionale) beroepspraktijk te verbinden en zo bij te dragen aan Nederlandse kennisontwikkeling en groei. Daarnaast zorgt de aansluiting van het onderzoek van hogescholen op maatschappelijke vraagstukken voor vernieuwend beroepsonderwijs en versterkt het de aansluiting op de (regionale) arbeidsmarkt. Om deze doelstellingen te bereiken wordt vanaf 2023 een investering van € 100,0 miljoen ter beschikking gesteld. Hiervan wordt het grootste deel, € 85,0 miljoen, aan de eerste geldstroom van de hogescholen toegevoegd via de post ‘ontwerp en ontwikkeling’ uit artikel 6 en verdeeld naar rato van het onderwijsdeel conform de bekostigingssystematiek zoals vastgelegd in de WHW. Van de € 85,0 miljoen is € 50,0 miljoen uit de coalitieakkoord-envelop ‘versterken hoger onderwijs en onderzoek’ afkomstig en € 35,0 miljoen uit het ‘Fonds onderzoek en wetenschap’. Deze laatste impuls in de eerste geldstroom is gekoppeld aan een impuls van € 15 miljoen in de tweede geldstroom die is toegevoegd aan de post ‘NWO: praktijkgericht onderzoek’ uit artikel 16 (Onderzoek en wetenschapsbeleid).

  • Stimuleringsbeurzen (wo)

    Uit het «Fonds voor Onderzoek en Wetenschap» is er voor universiteiten ruimte om stimuleringsbeurzen toe te kennen aan reeds zittende of nieuw benoemde universitair hoofddocenten en hoogleraren op plaatsen in de organisatie waar de werkdruk het hoogst is. Voor de nadere uitwerking van de stimuleringsbeurzen zal er een werkgroep stimuleringsbeurzen komen, om de universiteiten te adviseren in hun beleid.

Nationaal Groeifonds (NGF)-project Nationale Leven Lang Ontwikkelen (LLO)-katalysator (hbo)

Het doel van de nationale LLO-katalysator is een forse impuls te geven aan de ontwikkeling van bij-, op- en omscholingsaanbod. In regionale samenwerkingsverbanden van bedrijfsleven, onderwijs (mbo, hbo en wo; publiek en privaat) en overheid vindt vraaggerichte ontwikkeling van het scholingsaanbod plaats en worden afspraken gemaakt over uitvoering en deelname. In de eerste fase (tot 2024) ligt hierbij de focus op scholing benodigd voor het realiseren van de ambities op het vlak van de energie- en grondstoffentransitie. Vervolgens wordt de aanpak verbreed naar andere (tekort)sectoren. Onderdeel van het plan is ook een LLO-Radar, waarmee continu de (toekomstige) behoefte aan vaardigheden op de arbeidsmarkt in beeld wordt gebracht, zodat tijdig kan worden voorzien in passend scholingsaanbod. Daarnaast wordt in de nationale LLO-katalysator gewerkt aan het versterken van de leercultuur bij bedrijven en instellingen, aan professionalisering van de onderwijsorganisaties op het gebied van LLO-dienstverlening en vindt op landelijk niveau onderzoek en ontwikkeling plaats. Het budget voor de nationale LLO-katalysator is € 392,0 miljoen. Hiervan is € 167,0 miljoen onvoorwaardelijk toegekend (voor de periode tot 2024), voor de periode daarna (tot 2027) is € 225,0 miljoen voorwaardelijk toegekend. De middelen die gemoeid zijn met dit programma, zijn bedoeld voor de mbo-, hbo- en wo-instellingen. De precieze verdeling van de middelen dient nog uitgewerkt te worden.

NGF-project Digitaliseringsimpuls onderwijs NL

Het doel van het programma digitaliseringsimpuls is om de kansen die digitalisering biedt aan het mbo, hbo en wo beter te benutten. Hierdoor zijn studenten vaardiger in een digitale wereld en kunnen docenten beter les geven. Met dit programma wordt geïnvesteerd in vier zaken:

  • 1. de ICT-infrastructuur van mbo, hbo en wo;

  • 2. een onderzoeksinfrastructuur;

  • 3. Centers for Teaching and Learning voor mbo, hbo en wo;

  • 4. transformatiehubs.

Het programma is opgeknipt in twee fases; fase 1 loopt van 2022 tot en met 2024 en fase 2 loopt van 2025 tot en met 2030. Eind 2024 zal de eerste evaluatie uitgevoerd zijn en bij een positieve evaluatie zal fase 2 gestart worden. De middelen die gemoeid zijn met dit programma, zijn bedoeld voor de mbo-, hbo- en wo-instellingen. De precieze verdeling van de middelen dient nog uitgewerkt te worden.

Profilering en zwaartepuntvorming (wo)

In het sectorakkoord uit 2018 is afgesproken dat de 2%-middelen voor profilering en zwaartepuntvorming door de universiteiten tot en met 2022 ingezet kunnen worden voor de sectorplannen bèta-/technisch onderzoek en sociale-/geestwetenschappen. Vanaf 2023 tot en met 2025 wordt een deel van deze middelen ingezet om een impuls te geven aan het beroepsonderwijs voor vitalisering van krimpregio's. Een ander deel is tot en met 2031 bestemd voor maatregelen op het gebied van valorisatie, aansluiting met Europese programma's, wetenschapscommunicatie en Scholars at risk. Het overblijvende deel is structureel ondergebracht onder het onderwijsdeel van de bekostiging van de universiteiten.

Subsidies

Tegemoetkoming tweede lerarenopleiding (hbo)

De subsidieregeling tweede lerarenopleiding maakt het voor leraren financieel aantrekkelijker om een tweede lerarenopleiding (bachelor of master) te volgen die opleidt tot een bevoegdheid en waarvoor instellingscollegegeld moet worden betaald, indien zij geen aanspraak mogen of kunnen maken op een andere subsidieregeling. Voor de subsidie komen bijvoorbeeld leraren in aanmerking die na een eerdere opleiding moeizaam een baan kunnen vinden in het onderwijs en die geen aanspraak hebben op een regeling zoals de Lerarenbeurs of de subsidie voor zijinstromers. Ook leraren die na het onderwijs in een andere sector zijn gaan werken, maar terug willen naar het onderwijs en hiervoor een ander vak willen aanleren kunnen voor deze subsidie in aanmerking komen. De subsidie tweede lerarenopleiding is vanaf het studiejaar 2020/2021 aan te vragen. Vanaf 2021/2022 is het subsidiebedrag verhoogd en is het mogelijk gemaakt om voor twee studiejaren in plaats van één jaar subsidie aan te vragen.

Nuffic (wo)

Nuffic is het expertise- en dienstencentrum voor internationalisering in het Nederlandse onderwijs; van primair en voortgezet onderwijs tot beroepsgericht en hoger onderwijs. De afgelopen jaren heeft er een heroverweging plaatsgevonden van de subsidie aan Nuffic wat betreft de grondslag van de subsidie en de sturingsrelatie van het Ministerie van OCW richting Nuffic. Met het wetsvoorstel Wet wettelijke taken internationalisering onderwijs wordt een aantal taken van Nuffic in het kader van diplomawaardering, bevordering van de internationalisering en de advisering rondom beursverlening wettelijk geborgd. Door middel van het wetsvoorstel wordt de Wet SLOA aangepast, op grond waarvan subsidie aan Nuffic kan worden verstrekt voor haar wettelijke taken. Het wetsvoorstel heeft inmiddels de instemming van de Eerste Kamer en treedt per 1 oktober 2022 in werking.

Een aantal niet-wettelijke taken op het gebied van het Netherlands Education Support Offices (NESO)-kantorennetwerk dat Nuffic op dit moment nog uitvoert, wordt vanaf 2022 afgebouwd en verlegd. De NESO-kantoren worden deels vervangen door het netwerk van onderwijs- en wetenschapsattachés waarmee het Ministerie van OCW invulling geeft aan de Internationale Kennis- en Talentstrategie (IKT) die eind 2020 naar de Kamer is gestuurd. De middelen waarmee de NESO’s werden gefinancierd worden op dit moment stapsgewijs ingezet via het postennet. Voor China, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten is inmiddels een Onderwijs- en Wetenschapsattaché (OWA) aangesteld (zie ook het beleidsartikel 8, Internationaal Beleid).

Daarnaast voert Nuffic vanaf 2021, op grond van een opdrachtverlening, de dienstverleningsactiviteiten voor (met name) primair en voortgezet onderwijs en mbo uit (zie beleidsartikel 8, Internationaal Beleid).

Studiekeuze 123 (wo)

De stichting Studiekeuze123 is door de Minister aangewezen als partij om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare studiekeuze-informatie te verzamelen en te verspreiden en tevens onderzoek te doen naar studenttevredenheid en –betrokkenheid. Voor dit laatste organiseert de stichting jaarlijks de Nationale Studentenenquête (NSE). Uit de coalitieakkoordmiddelen is € 1,0 miljoen gereserveerd waardoor de komende jaren verder ingezet kan op de kwaliteitsborging, veiligheid (cybersecurity) en de verdere innovatie van producten als de website en uitvoer van de NSE als belangrijke instrumenten voor de studiekeuzevoorlichting. Hierdoor moet het voor studenten makkelijker worden om informatie te vinden over beschikbare opleidingen en hun arbeidsmarktperspectief.

Vluchteling Studenten UAF (wo)

UAF begeleidt en ondersteunt vluchtelingen die zich voorbereiden op een studie in het hoger onderwijs met als doel dat de aspirant-student kan starten met een passende studie die opleidt tot een diploma.

Studentenwelzijn Ecio (wo)

Het Expertisecentrum Inclusief Onderwijs (Ecio) bouwt aan inclusief onderwijs op operationeel, tactisch en strategisch niveau voor verdere professionalisering en verduurzaming van inclusief onderwijs en het versterken van het zelfvertrouwen van studenten met een ondersteuningsvraag. Onder andere, adviseert en ondersteunt Ecio universiteiten, hogescholen en het mbo om belemmeringen voor studenten met een functiebeperking en met een ondersteuningsbehoefte weg te nemen en hen succesvol te laten studeren en doorstromen naar de arbeidsmarkt. Ecio coördineert daarnaast bijvoorbeeld ook de bijeenkomsten van het Landelijk Netwerk en de Landelijke Werkgroep Studentenwelzijn.

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) (wo)

Het betreft hier de (structurele) bekostiging van een tweetal organisaties die beleidsmatig activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten.

Open en online hoger onderwijs (wo)

In 2022 loopt de huidige subsidieregeling af. Er wordt bezien in welke vorm door wie en op welke wijze de middelen voor open en online verder worden ingezet. Naast de regeling, voert SURF een Kennisagenda uit, gericht op het opdoen, ontwikkelen en delen van kennis over online onderwijs en open leermaterialen in de Nederlandse context. De resultaten van de eerdergenoemde projecten van de instellingen zijn hiervoor belangrijke input. De bedoeling is dat uiterlijk eind 2024 alle gehonoreerde projecten zijn afgerond.

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1,0 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn bijvoorbeeld op basis van de afstudeerregeling, de subsidieregelingen virtuele internationale samenwerkingsprojecten hoger onderwijs, kandidaten Europees Universitair Instituut, Sino-Dutch Bilateral Exchange Scholarship Programme en reiskosten Culturele Verdragen en diverse adhoc-subsidies.

Opdrachten 

Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor diverse beleidsgerichte activiteiten/ onderzoeken en de communicatie rondom beleidsontwikkelingen.

Zelftesten

Anticiperend op de mogelijke gevolgen van COVID-19 zijn middelen beschikbaar voor onder andere de distributie van zelftesten naar instellingen en/of docenten.

Bijdrage aan agentschappen 

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor de begrotingsartikelen 6 en 7.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s 

NWO

Promotiebeurs voor Leraren: Leraren in het po, vo, mbo en hbo worden in staat gesteld om promotieonderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. Jaarlijks kan via NWO aan circa 60 leraren een nieuwe beurs voor een periode van vijf jaar worden verstrekt.

Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO)-programma's Hoger OnderwijsVanaf 2023 komt de volledige uitvoering van zowel het Comeniusprogramma (66 beurzen per jaar) als de Nederlandse Hogeronderwijspremie (6 premies per jaar) bij het NRO te liggen, inclusief het verstrekken van de beurzen en premies aan de instellingen. Daarnaast wordt via het NRO ook onderzoek naar hoger onderwijs gefaciliteerd en gefinancierd.

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie, opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid. Deze organisatie geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. In deze begroting is de bijdrage opgenomen die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar reguliere taken en voor haar aanvullende taken zoals in het kader van de kwaliteitsafspraken.

Het Comité van Ministers heeft een opdracht aan de Nederlandse en Vlaamse departementen verstrekt (Kamerstukken 2020/21, 31288, nr. 908) om een toekomstbestendig organisatiemodel voor de NVAO uit te werken dat een grotere zelfstandigheid bevat voor Nederland en Vlaanderen, zonder de bestaande meerwaarde voor samenwerking en de goede reputatie van de NVAO te verliezen. Over de uitwerking van het organisatiemodel vinden nog gesprekken plaats tussen de departementen en met de NVAO. Over de uitkomsten wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Europees Universitair Instituut Florence (EUI) en United Nations University (UNU)

Het betreft hier de (structurele) bijdrage aan een tweetal internationale organisaties die taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij instellingen en andere subsidieontvangers, bijvoorbeeld als gevolg van eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende subsidies.

Licence