Base description which applies to whole site

3.10 Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico's

Het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving, die door de inwoners van Nederland ook als zodanig wordt ervaren.

Tabel 76 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art. 22 per subthema (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

52.751

99.353

77.333

76.457

79.892

97.916

97.130

        

Uitgaven

48.318

96.203

87.006

86.290

89.054

97.521

96.815

        

Uitgaven onderverdeeld per subthema

       

1 Veiligheid chemische stoffen

6.232

20.299

20.816

20.253

20.895

21.213

20.507

2 Veiligheid biotechnologie

2.307

6.677

5.528

5.528

5.528

5.537

5.537

3 Veiligheid bedrijven en transport

39.779

69.227

60.662

60.509

62.631

70.771

70.771

        

Ontvangsten

313

1.015

250

250

250

250

250

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten met gevaarlijke stoffen die risico’s kunnen veroorzaken voor een gezonde en veilige leefomgeving. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Het daarvoor gewenste beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en nationaal geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van het op de markt brengen van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biociden verordening), bij risicovolle bedrijven, buisleidingen en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor en weg) en ook op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese en soms mondiale processen die leiden tot verdere verbetering van de internationale regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen, de emissies van zeer zorgwekkende stoffen en het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Met dat laatste wordt een balans gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid.

  • Waar nieuwe technologische ontwikkelingen aanleiding geven om na te gaan of beleid en regelgeving daarmee nog in de pas lopen, is het overwegen van nieuw of aanvullend beleid en regulering aan de orde. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van een veilige energietransitie in de leefomgeving en van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuwe vormen van nanotechnologie. Voor de energietransitie wordt in dialoog met andere ministeries en stakeholders gewerkt aan uitgangspunten voor verantwoord omgaan met veiligheid en gezondheid in de energietransitie, tevens rekening houdend met andere publieke belangen. De inzichten hieruit worden ingebracht bij onder meer het Nationaal Programma Waterstof (NWP) en het Programma Energie-Systeem (PES) van het ministerie van EZK.

  • Nederland stelt nationaal in principe geen hogere eisen aan verpak­kingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale Verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn transport gevaarlijke stoffen, en streeft tegelijk in de maatregelen onder die Verdragen naar een hoog beschermingsniveau. Daarmee wordt zowel de veiligheid als het level playing field voor bedrijven gediend.

  • Het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) voor het milieudomein. De minister heeft als eindverantwoordelijke een regisserende rol als stelselverantwoordelijke voor het VTH-stelsel. De staatssecretaris is voorzitter van het bestuurlijk omgevingsberaad. Provincies en gemeenten zijn bevoegd gezag voor de VTH-taken voor het milieudomein. Zij hebben de uitvoering van deze taken belegd bij de omgevingsdiensten. Hierbij hebben zes omgevingsdiensten een specialisatie voor het Besluit risico’s zware ongevallen. In 2021 heeft de commissie van Aartsen tien aanbevelingen gedaan voor de versterking van het VTH-stelsel. Met de Kamerbrief versterking VTH-stelsel van 13 december 2021 heeft de Staatssecretaris aangegeven welke acties ingezet moeten worden om deze aanbevelingen op te volgen. Hierbij baseert de Staatssecretaris zich ook op de bevindingen van de Algemene Rekenkamer in haar rapporten «Een onzichtbaar probleem» en «Handhaven in het duister». Het coalitieakkoord reserveert structureel 18 miljoen euro voor de versterking van de omgevingsdiensten en structureel een bedrag oplopend tot 6 miljoen euro voor versterking VTH bij de ILT. In 2022 is een interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel opgezet. In dit programma werken Rijk, provincies, gemeenten en omgevingsdiensten samen aan de implementatie van de adviezen van de commissie Van Aartsen. Dit programma loopt tot en met het eerste kwartaal van 2024.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu bij activiteiten met GGO’s.

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor een gezonde en veilige leefomgeving vormen om deze risico’s te identificeren en, te voorkomen of te beperken. Overheden zijn verantwoordelijk voor bijvoorbeeld ruimtelijke ordening of vergunningverlening en toezicht die invloed kan hebben op een gezonde en veilige leefomgeving. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan. Voorbeelden zijn: het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en biotechnologie, het ‘vergroenen’ van het beschikbare pakket aan biociden en het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s. Door integraal plaagdiermanagement (IPM) toe te passen, wordt gestreefd naar vermindering van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. Naar aanleiding van de plannen van het Kabinet om het verlengen van de bedrijfsduur van Kerncentrale Borssele mogelijk te maken, zal de daartoe noodzakelijke wijziging van de Kernenergiewet in gang worden gezet. Daarnaast zal, om het mogelijk te maken dat in Nederland twee extra kernreactoren worden gebouwd, het bestaande kader van wet- en regelgeving worden geëvalueerd om, indien nodig, deze te actualiseren. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Daarnaast is er ook het landelijk asbestvolgsysteem dat alle ketenpartijen van de nodige informatie voorziet. Het Landelijk asbestvolgsysteem (LAVS) is bedoeld om via inzicht in de asbestsaneringsketen de uitvoering en het toezicht te ondersteunen, de naleving van de asbestregelgeving te verbeteren. Daarmee wordt voorkomen dat nadelige gevolgen optreden voor de gezondheid van de mens en het milieu.

  • Het signaleren en ondersteuning bieden op het gebied van veiligheid. In dit kader hebben onder andere de veiligheidsaspecten van de energietransitie de aandacht. Veiligheid moet worden meegenomen in de plannen (en uitvoering daarvan) die de energietransitie vormgeven. Een voorbeeld hiervan is het in beeld brengen van risico’s en oplossingen bij de verwachte toename van het gebruik van waterstofrijke energiedragers.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door het bewustzijn bij bedrijven te vergroten zodat risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen en/of cyber aanvallen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven, nucleaire installaties en buisleidingen.

  • Een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met het principe «Continuous improvement» dat is vastgelegd in de Europese richtlijn Nucleaire Veiligheid en met behulp van het instrument van de Safety Deals (subsidieregeling versterking Omgevingsbeleid).

  • Het versterken van de kennisbasis op het gebied van nucleaire technologie en stralingstoepassingen. Dit heeft betrekking op de beleidsterreinen van meerdere departementen en wordt samen met de ministeries van EZK, VWS, SZW en OCW aangepakt.

  • Dat veiligheid en gezondheid van meet af aan ontwerpcriteria zijn bij innovatieve ontwikkelingen (Safe-by-Design). Daarbij hoort ook – in het kader van de circulaire economie – het stimuleren van Safe & Circular Design. Hiervoor wordt ingezet op kennisontwikkeling met betrekking tot veilig (en circulair) ontwerpen. Ook wordt aan de hand van casuïstiek inzichtelijk gemaakt hoe Safe-by-Design in de praktijk vorm kan krijgen. Hiervoor gaat in 2023 het onderzoeksprogramma «Naar een praktische Safe-by-Design aanpak voor chemische producten en processen», in het kader van de Nationale Wetenschapsagenda, van start. Ook heeft de Directie OenM recent een verkenning laten uitvoeren naar de mogelijkheden (en bestaande ervaringen) om Safe-by-Design nog verder te integreren binnen de energietransitie.

  • Met de Safety Delta Nederland (SDN) wordt in 2023 verder gewerkt door overheid, wetenschap en bedrijfsleven aan de verbetering van de veiligheid van de (petro)chemische industrie. Dat gebeurt door kennis- en innovatieprojecten.

  • De ILT (zie beleidsartikel 24 Inspectie Leefomgeving en Transport) houdt toezicht op en handhaaft (een deel van) de hierboven genoemde wet- en regelgeving. De ANVS houdt toezicht op en handhaaft specifiek ten aanzien van de nucleaire sector en bepaalde stralingstoepassingen (zie niet-beleidsartikel 97 en 98).

Indicatoren en Kengetallen

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet meten.

Tabel 77 Tabel resultaten REACH in 2021, 2022 en 2023
  

Realisatie 20211

Geraamd 2022

Geraamd 2023

  

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng2

Hele EU3

NL inbreng

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

133

469

80

300

75

300

2

Stofevaluaties:

      
 

- uitgevoerd

1

8

1

15

1

15

 

- beoordeelde ontwerpbesluiten

11

14

15

15

15

15

3a

Gescreende stofgroepen

2

onbekend

1

65

1

65

3b

RMO-analyses:

      
 

- ingediend

2

onbekend

5

onbekend

5

onbekend

 

- becommentarieerd

3

10

8

onbekend

6

onbekend

4a

Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen:

      
 

- ingediend

0

12

1

15

1

15

 

- becommentarieerd

12

12

8

15

6

15

        

4b

Autorisatieverzoeken:

      
 

- rapporteurschappen RAC & SEAC

3

 

2

 

2

 
 

- becommentarieerde opinies over clusters van autorisatieverzoeken

37

37

30

30

55

55

5

Restrictiedossiers:

      
 

- ingediend

0

6

1

 

2

 
 

- rapporteurschappen RAC & SEAC

2

6

2

 

2

 
 

- becommentarieerde opinies

6

6

2

2

9

9

6

Geharmoniseerde indeling & etikettering:

      
 

- ingediend

6

37

6-12

50

5-10

60

 

- rapporteurschappen RAC

7

39

6-10

 

6-10

 
 

- becommentarieerde opinies & publieke consultaties

39

39

60

60

50

50

1

Bureau REACH Jaarverslag 2021

2

Werkprogramma 2022 Bureau REACH

3

https://echa.europa.eu/documents/10162/11209549/mb_39_2021_pid_2022-2025_en.pdf/b7c7105c-d3a8-1237-aba2-be978472a4e9?t=1643269659937

Toelichting

De Europese stoffenregelgeving (REACH) geeft bedrijven die een stof op de markt brengen de verantwoordelijkheid dat die stof veilig voor mens en milieu wordt toegepast. De benodigde informatie hiertoe moet bij het EU agentschap worden geregistreerd. De daadwerkelijke invulling van Nederlandse dossiers wordt afgestemd met de opdrachtgevende ministeries (IenW, VWS en SZW). Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2021 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2022 en 2023. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage de door Nederland ingebrachte dossiers en door andere lidstaten ingebrachte dossiers waar Nederland actief input op levert. Meest arbeidsintensief is de brede restrictie op PFAS, een groep van stoffen die diverse schadelijke eigenschappen kunnen hebben en die in het milieu niet afbreken. Het gaat hierbij om vele honderden, mogelijk duizenden stoffen en evenzovele toepassingen. Nederland heeft het initiatief tot deze restrictie genomen en werkt er samen met Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen aan. De submissie van het voorstel voor een restrictie bij het EU agentschap wordt voorzien in de eerste helft van 2023.

De looptijd van beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatie, restrictie en geharmoniseerde indeling en etikettering is doorgaans langer dan één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen betreffen door Nederland ingebrachte of becommentarieerde dossiers of door Nederlandse leden van de wetenschappelijke comités (RAC en SEAC) gedragen (co)rapporteurschappen. De RAC- en SEAC-leden leveren input op alle dossiers, al dan niet met ondersteuning vanuit het RIVM.

Ad 1) Ondanks het eerdere signaal dat het aandeel beoordelingen door het Europese agentschap van registratiedossiers stijgt van 5% naar 20%, blijft de prognose van ECHA op 300 ontwerpbesluiten steken voor de komende jaren. Het RIVM hanteert een ongewijzigd regime en prioriteert ongeveer een kwart van alle ontwerpbesluiten, waarmee de daarmee gepaarde werklast voor NL gelijk zal blijven.

Ad 2) Er wordt naar gestreefd om voor 2023 één geschikte stof te selecteren voor stofevaluatie.

Ad 3a) Betreft het screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor maatregelen (stofevaluatie, classificatie, autorisatie of restrictie). ECHA zet hier sterk op in en mikt op een screening van 65 stofgroepen op regulatoire behoeftes. Bureau REACH leunt voor het screeningswerk sterk op ECHA en zal indien mogelijk één stofgroep hiervan uitvoerig screenen om te komen tot nieuwe aandachtstoffen voor andere REACH processen.

Ad 3b) Aan de hand van een RMO-analyse worden de meest adequate regulatoire maatregelen met ministeries en lidstaten afgestemd.

Ad 4a) De Nederlandse inbreng aan Annex XV SVHC dossiers wordt voor 2023 op één dossier geschat. Het lastige daarbij is om tot een geschikte stof te komen, deze volgt veelal uit andere processen zoals RMO-analyse en stofevaluatie.

Ad 4b) De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken laten zich lastig beschrijven in aantallen. De autorisatieaanvragen betreffen in de regel één tot drie gebruiken die afzonderlijke opinies behoeven. Aanvragen worden veelal geclusterd in groepen van vergelijkbare aanvragen die door dezelfde rapporteurs worden behandeld uit efficiëntieoverwegingen. Naast twee beoogde rapporteurschappen levert Nederland via het RAC- en SEAC-leden op alle opinies m.b.t. autorisatieverzoeken input.

Ad 5). Bureau REACH stelt in samenwerking met vier andere lidstaten een restrictiedossier op voor PFAS, welke in 2023 gereed zal komen. Er worden twee rapporteurschappen voorzien en Nederland levert input op alle restrictiedossiers.

Ad 6) De aantallen Nederlandse CLH-voorstellen nemen iets toe nu Ctgb zelf dossiers opstelt en Bureau REACH deze toetst, indient en procesmatig de dossiers afhandelt. Voor classificatievoorstellen worden zes tot 10 rapporteurschappen voorzien. In 2021 gaat de CLH werkgroep t.b.v. RAC van start, waarmee in navolging van autorisatieverzoeken alle dossiers bekeken zullen gaan worden.

Ad 7) Het RIVM beantwoordt zowel vragen van de REACH Helpdesk als de CLP-Helpdesk. Het aantal vragen lijkt de afgelopen jaren rond de 600 te stabiliseren.

Asbestdaken

Asbestdaken zijn de laatste grote bron van asbestvezels in Nederland. Sinds medio 2019 is sprake van een daling van het saneringstempo. Die daling is waarschijnlijk veroorzaakt door het eindigen van de subsidie op het saneren van asbestdaken (december 2018) en het verwerpen van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer om asbestdaken te verbieden (juni 2019). Daarom heeft IenW op 2 maart 2020 een samenwerkingsverklaring gesloten met een aantal provincies, gemeenten en andere partijen. Doel hiervan is om door middel van een pakket niet-wettelijke maatregelen op een veilige manier het saneren van asbestdaken in Nederland te versnellen.

Na ruim 2 jaar uitvoering van deze maatregelen is op basis van de saneringscijfers geconcludeerd dat deze aanpak niet heeft geleid tot de gewenste versnelling van de saneringen. Daarmee wordt de ambitie om alle asbestdaken voor 2030 te verwijderen niet gehaald. In dat kader is de inzet van het Rijk heroverwogen. Er is – naast financiering van het Programmabureau - gekozen voor inzetten op het stimuleren van vrijwillige saneringen door gerichte communicatie en bewustwordingscampagnes. Hiervoor wordt in de periode 2023 ‒ 2025 jaarlijks 3 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Uit de op dit moment beschikbare cijfers blijkt dat het saneringstempo is gedaald naar circa 4 miljoen m2 per jaar.

Bevt (Besluit externe veiligheid transport)

Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet vervoer is in 2015 de milde saneringsregeling Bevt gestart. Deze regeling heeft betrekking op het oplossen van huidige en mogelijke toekomstige knelpunten bij bestaande woningen langs basisnetroutes. Bij aanvang van deze regeling was er sprake van 42 kwetsbare objecten en in 2021 zijn de laatste woningen aangekocht. Alle aangekochte woningen worden gesloopt of doorverkocht als niet-kwetsbaar object. De regeling is in 2020 geëvalueerd en loopt door met oog op eventuele toekomstige knelpunten11.

Tabel 78 Realisatie Genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)1

2021

Kengetal

Indicator

Ingeperkt gebruik:

  

Aanvragen vergunning2

41

100%

Kennisgeven3

385

100%

Verzoeken ex art. 2.8 besluit ggo

125

100%

Verzoeken ex art. 2.13 besluit ggo

24

100%

Verzoeken bijzondere procedures besluit ggo

17

100%

BVF

51

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief marktaanvragen)

4

100%

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

43

100%

MVF

1

Totaal

691

1

1

RIVM, Bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen.

2

Het betreft vergunningaanvragen op niveau II-v en III inclusief wijzigingen op de respectievelijke niveaus.

3

Het betreft kennisgevingen op niveau I en II-k.

Toelichting

Bij de uitvoering van de GGO-regelgeving (Genetisch Gemodificeerde Organismen) worden niet alleen kengetallen vermeld maar ook indicatoren. Immers, kengetallen geven uitsluitend een beeld van wat de bestede middelen voor vergunningverlening aan resultaten hebben opgeleverd, maar zij bieden geen inzicht in de mate waarin vergunningverlening aan het bereiken van het beleidsdoel heeft bijgedragen.

Kengetallen zijn de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8, art. 2.13 en bijzondere procedures van het Besluit ggo. Daarnaast worden ook de aantallen ontvangen aanvragen en aanvragen voor wijziging van BVF (biologische veiligheidsfunctionaris) en MVF (milieuveiligheidsfunctionaris) in beeld gebracht. Indicatoren zijn het percentage van het aantal vergunningaanvragen, kennisgevingen of verzoeken ingevolge art. 2.8, art. 2.13 en bijzondere procedures voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

De GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 gewijzigd 12 waarbij naast vergunningen ook algemene regels, de mogelijkheid tot het doen van kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8, art. 2.13 en bijzondere procedures van het Besluit ggo milieubeheer 2013 zijn geïntroduceerd en de structuur van de vergunningverlening is gewijzigd. De prognose voor 2023 is dat de realisatie eenzelfde beeld als 2021 te zien zal geven.

REACH

In oktober 2020 heeft de Europese Commissie haar strategie voor duurzame chemicaliën gepresenteerd (Chemicals Strategy for Sustainability, CSS). Deze strategie omvat veel beleidsvoornemens die gericht zijn op de verdere verhoging van de veiligheid van chemische stoffen, die inmiddels volop in uitvoering zijn. In 2022 wordt een groot deel van deze beleidsvoornemens verder uitgewerkt en meegenomen in de evaluatie en herziening van REACH, die naar verwachting begin 2023 wordt gepubliceerd. Gezien het grote belang van het op een goede wijze formuleren en implementeren van de verbetervoorstellen, zal Nederland waar mogelijk actief aan voorbereidingstrajecten (zoals expertgroepen of consultaties) deelnemen.

Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

Het ZZS-emissiebeleid is gericht op het terugdringen van emissies naar de lucht en het water. Dat is sinds 2016 vormgegeven door de informatie- en minimalisatieplicht. Bedrijven moeten ZZS-emissies melden aan bevoegd gezag en een Vermijdings- en Reductieprogramma opstellen waarin zij maatregelen voorstellen om de emissies van ZZS te minimaliseren. Er wordt gewerkt aan een database waarin de ZZS-emissies ook op nationaal niveau zichtbaar zullen worden gemaakt. Naar verwachting kan deze database in 2024 in gebruik genomen worden. Daarnaast worden ZZS uit de leefomgeving geweerd door Europese beperkingen voor het op de markt brengen van stoffen (via REACH) en door het stimuleren van innovatie (substitutie van ZZS door een minder gevaarlijke stof of door andere technieken). In 2022 is een beleidsevaluatie over het Nederlandse ZZS-emissie beleid afgerond. Naar aanleiding hiervan wordt in 2023 een Impulsprogramma Chemische Stoffen gestart dat in samenspraak met belanghebbenden wordt uitgewerkt en waarmee de samenhang in het stoffenbeleid (lucht, water, bodem, afval) zal worden versterkt.

Biociden

Het biocidenbeleid is een beleidsveld in ontwikkeling. Op Europees niveau worden ‘werkzame stoffen’, het belangrijkste ingrediënt van deze niet-landbouwbestrijdingsmiddelen, beoordeeld en na stemming door de lidstaten van voorwaarden voorzien. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden is als Zelfstandig Bestuursorgaan verantwoordelijk voor de toelating van biociden tot de Nederlandse markt. De Rijksverantwoordelijkheid ligt primair bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, in samenwerking met de departementen van LNV, VWS en SZW. De inzet voor 2023 richt zich op verdere verbeteringen in de uitvoering en de uitwerking van acties naar aanleiding van de beleidsdoorlichting die in 2022 is afgerond. IenW werkt met andere betrokken departementen samen aan de minimalisering van de milieubelasting door en blootstelling aan bepaalde risicovolle biociden, zoals de middelen die worden gebruikt voor knaagdierbeheersing.

Omgevingswet

In de Omgevingswet is een veilige en gezonde fysieke leefomgeving één van de maatschappelijke doelen. Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een ramp of crisis voorkomen of de gevolgen er van beperken. Onder de Omgevingswet is het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) opgesteld. In het Bkl is onder andere vastgelegd dat er een Register voor externe veiligheidsrisico’s (REV) moet komen, dat door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat wordt beheerd en dat voor eenieder langs elektronische weg toegankelijk moet zijn (artikel 10.8 Bkl).

Kort samengevat staat in de Omgevingswet dat vanaf 2022 in het REV de informatie van circa 40 activiteiten vanuit ruim 400 bronhouders elektronisch toegankelijk gemaakt moet worden.

Deugdelijke informatie over de leefomgeving is cruciaal voor uitvoering van de zorgplicht in de Omgevingswet. Vanaf 2022 gaat het REV stap voor stap voorzien in de informatiebehoefte van Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Via de Atlas Leefomgeving wordt de informatie uit het REV gepresenteerd aan burgers en bedrijven/organisaties. Daarbij ontstaat inzicht in de lokale situatie van externe veiligheid, omdat ook aandachtsgebieden voor brand, explosie en gifwolken worden gepresenteerd.

Bij het vaststellen van een omgevingsplan, een projectbesluit of het verlenen van een omgevingsvergunning voor een activiteit met gevaarlijke stoffen moet het bevoegd gezag in deze aandachtsgebieden expliciet nadenken over de risico’s en mogelijke effecten van een incident met gevaarlijke stoffen. Mede op basis van het risicoprofiel van de activiteit met gevaarlijke stoffen zal het bevoegd gezag overwegen of en welke maatregelen in het aandachtsgebied moeten worden genomen, om personen te beschermen en om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen.

Veiligheid biotechnologie

In 2023 wordt verder invulling gegeven aan het ontwikkelen en vormgeven van toekomstbestendig biotechnologiebeleid. Dit is beleid dat is toegesneden op nieuwe technologische ontwikkelingen en duurzame innovaties, waarbij de veiligheid voor mens en milieu wordt gewaarborgd. De Trendanalyse Biotechnologie 2022 van de Commissie Genetische Modificatie en de Gezondheidsraad vormt hiervoor belangrijke input.

Specifieke aandacht gaat in 2023 uit naar het, door de Europese Commissie, aangekondigde voorstel voor wetgeving voor planten die met bepaalde nieuwe genoomtechnieken worden geproduceerd.

Over deze herziening van de Europese GGO-regelgeving en de toekomstbestendigheid van het beleid inzake de veiligheid van biotechnologie wordt een structurele dialoog gevoerd met betrokken departementen (LNV, VWS, EZK en OCW), bedrijfsleven, beroepsverenigingen, belangenverenigingen, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. De Tweede Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de ontwikkelingen.

Veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen

In 2022 eindigt de tweejaarlijkse cyclus van aanpassing van de regels voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en binnenwateren.

De regels zijn dan aangepast aan de laatste stand van wetenschap en techniek, en zij worden in 2023 geïmplementeerd in nationale wetgeving. In het internationale overleg hierover zet Nederland in op het investeren in voort durende verbetering van de veiligheid en harmonisatie van voorschriften. Hiermee sluit Nederland aan bij de Sustainable Development Goals zoals die zijn vastgesteld door de VN.

Wat betreft het beheersen van de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt sinds 2020 ingezet op een Robuust Basisnet (Kamerstukken II, 30 373 nr. 71 en nr. 72), waarin veiligheid het uitgangspunt blijft bij de mogelijke toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen in het kader van de energietransitie én bij de binnenstedelijke verdichting in de nabijheid van de infrastructuur waarover het vervoer plaatsvindt. In 2022 wordt de beleidsvormende fase afgerond en start de voorbereiding van de aanpassing van de regelgeving. In het kader van de energietransitie past speciale aandacht voor de mogelijke inzet van ammoniak als energiedrager.

Vuurwerk

Ook in 2023 is de beleidsinzet voor vuurwerk gericht op het realiseren van een veilige en feestelijke jaarwisseling. Op basis van de (letsel)cijfers van de jaarwisseling en de afkeuringspercentages van het consumentenvuurwerk, wordt het beleid waar nodig bijgesteld. Er is in 2023 een aanpassing van het Vuurwerkbesluit voorzien (met o.a. technische wijzigingen als gevolg van inwerkingtreding van de Omgevingswet). In 2023 worden middelen ingezet voor monitoring van de jaarwisseling door rapporten van VeiligheidNL, het ontwikkelen van een vuurwerkcampagne en een lesprogramma voor basisscholen.

Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

In 2023 worden verdere stappen gezet in het actualiseren van het nationaal beleid voor radioactief afval en verbruikte splijtstoffen, in voorbereiding op een nieuw Nationaal programma voor radioactief afval en verbruikte splijtstoffen (NP) dat uiterlijk in 2025 moet worden vastgesteld conform richtlijn 2011/70/Euratom. In het nieuwe Nationaal programma worden de gevolgen van de ambities van het kabinet op het gebied van kernenergie voor het aanbod van radioactief afval, de wijze van opslag bij Centrale Opslag Voor Radioactief Afval (COVRA) en eindberging, meegenomen.

Naar aanleiding van de plannen van het Kabinet om het verlengen van de bedrijfsduur van Kerncentrale Borssele mogelijk te maken, zal de daartoe noodzakelijke wijziging van de Kernenergiewet in gang worden gezet. Het streven is dit eind 2023 aan de Kamer aan te bieden.

Er zal worden gestart met de evaluatie van de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Doel hiervan is te bepalen of er wijzigingen nodig zijn om de veiligheid te garanderen bij de eventuele bouw van nieuwe kerncentrales.

Ook zal met de andere betrokken departementen worden gewerkt aan het versterken van de kennisbasis op het gebied van nucleaire technologie en stralingstoepassingen.

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de Brzo-bedrijven (Besluit Risico’s Zware Ongevallen). De Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de naleving en de veiligheidssituatie van de Brzo-bedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage (eerste rapportage in 2014) kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de Brzo-bedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. In 2023 zullen de in 2021 geïdentificeerde aanvullende indicatoren waar mogelijk worden meegenomen in de rapportage, om zo een breder beeld van de veiligheidssituatie bij Brzo-bedrijven kunnen geven. De Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenW, JenV en SZW).

Tabel 79 Budgettaire gevolgen van beleid art. 22 (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

52.751

99.353

77.333

76.457

79.892

97.916

97.130

        

Uitgaven

48.318

96.203

87.006

86.290

89.054

97.521

96.815

        

1 Veiligheid chemische stoffen

6.232

20.299

20.816

20.253

20.895

21.213

20.507

Opdrachten

3.536

5.109

6.717

6.174

6.907

7.220

6.514

Waarvan RWS

1.447

1.665

1.326

1.326

1.326

1.330

1.330

Waarvan RIVM

0

1.278

739

739

739

739

739

Uitvoering veiligheid

232

95

1.665

1.215

1.947

1.926

1.140

Uitvoering stoffen en M&G

1.332

786

1.007

1.145

1.146

1.472

1.552

Overige opdrachten

525

1.285

1.980

1.749

1.749

1.753

1.753

Subsidies

39

199

177

177

177

178

178

Bijdragen aan agentschappen

2.657

14.954

12.899

12.879

12.788

12.792

12.792

Waarvan bijdrage aan RWS

2.337

2.783

2.524

2.524

2.524

2.524

2.524

Waarvan bijdrage aan RIVM

0

11.846

10.050

10.030

10.031

10.035

10.035

Overige bijdragen aan agentschappen

320

325

325

325

233

233

233

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

37

1.023

1.023

1.023

1.023

1.023

Waarvan bijdrage aan CTGB

0

37

1.023

1.023

1.023

1.023

1.023

        

2 Veiligheid biotechnologie

2.307

6.677

5.528

5.528

5.528

5.537

5.537

Opdrachten

671

1.105

1.111

1.111

1.111

1.119

1.119

Uitvoering veiligheid GGO

671

1.102

1.111

1.111

1.111

1.119

1.119

Overige opdrachten

0

3

0

0

0

0

0

Bijdragen aan agentschappen

1.636

5.572

4.417

4.417

4.417

4.418

4.418

Waarvan bijdrage aan COGEM

1.636

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

Waarvan bijdrage aan RIVM

0

3.872

2.717

2.717

2.717

2.718

2.718

        

3 Veiligheid bedrijven en transport

39.779

69.227

60.662

60.509

62.631

70.771

70.771

Opdrachten

7.215

13.115

40.412

42.758

45.079

57.683

57.683

EPK bijdrage RWS

1.146

1.858

1.054

1.054

1.054

1.058

1.058

Opdrachten asbest

318

562

4.191

6.286

3.290

16.340

16.340

Programma omgevingsveilig

3.950

5.044

9.119

9.370

14.105

18.205

18.205

Veiligheid bedrijven Caribisch Nederland

74

316

0

0

518

524

524

VTH-stelsel

0

2.318

21.908

21.908

21.908

16.908

16.908

Uitvoering Buisleidingen

315

1.190

2.528

2.528

2.621

2.630

2.630

Uitvoering veiligheid VGS

797

1.184

952

952

953

956

956

Overige opdrachten

615

643

660

660

630

1.062

1.062

Subsidies

23.747

42.417

10.074

7.575

7.375

2.906

2.906

Subsidies inrichtingen & transport

4.356

6.516

7.001

7.001

6.801

2.331

2.331

Budgetflexibiliteit

Onderstaand is in lijn met de voorschriften uit de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften een kwalitatieve toelichting voor de juridisch verplichte uitgaven opgenomen. Zie voor een nadere toelichting de ‘wijzigingen RBV 2022’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

Tabel 80 Budgetflexibiliteit art. 22 (bedragen x € 1.000)
 

2023

juridisch verplicht

74%

bestuurlijk gebonden

18%

beleidsmatig gereserveerd

8%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Totaal

100%

Toelichting

Van het totale budget voor artikel 22 is voor 2023 74% juridisch verplicht.

Opdrachten

Het opdrachtenbudget is voor 45% juridisch verplicht. Dit betreffen opdrachten die juridisch zijn verplicht in het kader van het meerjarige onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid, wettelijke taken inzake basisnetten en (inter-) nationaal stoffenbeleid, jaarlijkse bijdragen aan de Gezondheidsraad en opdrachten met betrekking tot het Meerjarenprogramma omgevingsveiligheid (MOV), buisleidingen, asbest en Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast betreffen het jaarlijkse opdrachten aan agentschappen (RVO, RIVM en RWS).

Subsidies

Het subsidiebudget is voor 95% juridisch verplicht. Met publicatie in de Staatscourant van de subsidieregeling Versterking omgevingsveiligheid chemische sector in 2022 is deze subsidie meerjarig verplicht. Daarnaast zijn er reeds enkele subsidies meerjarig juridisch verplicht die samenhangen met asbest, omgevingsveiligheid en vuurwerk. Voor het volledige subsidieoverzicht wordt verwezen naar bijlage 5 in deze begroting.

Bijdrage aan agentschappen

De uitgaven voor de agentschapsbijdragen RWS en RIVM zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter. De bijdrage aan RWS heeft betrekking op beleidsondersteuning en advies (BOA). RWS reserveert capaciteit voor het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid. De bijdrage aan het RIVM wordt ingezet voor de uitvoering van opdrachten op het gebied van Veiligheid Stoffen, Gezonde Leefomgeving en Onderzoek Beleid Nucleair.

Bijdrage aan medeoverheden

Dit betreft een bijdrage aan Caribisch Nederland en is volledig juridisch verplicht. De bijdrage wordt ingezet voor de herontwikkeling van het terrein van de bestaande olieterminal Hato op Bonaire.

Bijdrage ZBO's/RWT's

Dit betreft de bijdrage aan de College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en is volledig juridisch verplicht.

Inkomensoverdrachten

De beschikbare middelen zijn volledig juridisch verplicht. Het betreft inkomensoverdrachten in het kader van de tegemoetkoming nabestaanden slachtoffers asbestose mesothelioom via SVB.

1 Veiligheid chemische stoffen

Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan onder andere de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening), voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (gezonde leefomgeving), «nieuwe risico’s» (nanotechnologie en synthetische biologie) en Nucleaire Veiligheid.

Subsidies

Het betreft hier de uitgaven in het kader van subsidies ten behoeve van het integraal pestdiermanagement en de Implementatie Afwegen Gezondheid.

Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundelingen verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp asbest». Daarbij wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). Daarnaast wordt een bijdrage aan de NVWA verstrekt inzake toezicht op gebruik van gewasbe­schermingsmiddelen buiten de landbouw.

Daarnaast betreft dit de bijdrage aan RIVM voor de uitvoering van opdrachten op het gebied van Veiligheid Stoffen, Gezonde Leefomgeving en Onderzoek Beleid Nucleair. Hierbij wordt onderzoek gedaan naar onder andere nationaal en internationaal stoffenbeleid, biociden en gewasbeschermingsmiddelen en straling in de leefomgeving.

Bijdrage ZBO's/RWT's

Dit betreft de bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van het werkprogramma.

2 Veiligheid biotechnologie

Opdrachten

Het gaat hier met name om een meerjarig onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid aan NWO-TTW. Een klein deel van het onderzoeksprogramma van in totaal € 10,0 mln. wordt in 2023 afgewikkeld.

Bijdragen aan agentschappen

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een bijdrage verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast.

Daarnaast betreft dit de bijdrage aan RIVM voor uitvoering van opdrachten op het gebied van Veiligheid Biotechnologie. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan wettelijke taken ten aanzien van biotechnologie. Hiervoor zijn de opdrachtverlening en de bijbehorende budgetten aan het RIVM van een centraal budget terug verdeeld aan de betrokken beleidsdirecties.

3 Veiligheid bedrijven en transport

Opdrachten

Omgevingsveiligheid

Het betreft hier uitgaven in het kader van de Meerjarenagenda Versterking Omgevingsveiligheid (2021-2024) voor de clusters Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo), Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS), Informatie / Kennisinfrastructuur, modernisering Omgevingsveiligheid, nieuwe ontwik-kelingen en prioriteiten Rijksomgevingsveiligheidsbeleid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het geheel wordt uitgevoerd onder de governance afspraken gemaakt in het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOb).

Voor de periode 2021 tot en met 2024 zijn de middelen ten behoeve van lokaal omgevingsveiligheidsbeleid toegevoegd aan het gemeente- en provinciefonds en daarmee opgenomen in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Bij deze middelen is er afwegingsruimte voor provincies en gemeenten als het gaat om de concrete inzet van de middelen. Er is sprake van beleids- en bestedingsvrijheid met lokale verantwoording.

Overige opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor (wettelijke) taken in het kader van Brzo- bedrijven, vuurwerk, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), veiligheid energietransitie, modellenbeheer buisleidingen (Bevb), onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductiemaatregelen alsmede de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken.

Subsidies

Subsidies inrichtingen en transport

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemische sector, die door de RVO wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd. Als onderdeel van de uitvoeringsagenda Brzo kunnen ook subsidies worden toegekend onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben. Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector.

Subsidies asbest

Er is een (meerjarige) subsidie aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn) verstrekt ten behoeve van het instellen van een asbestfonds voor particulieren.

Overige subsidies

De overige subsidies hebben voornamelijk betrekking op incidentele subsidies aan organisaties die een bijdrage leveren aan het versterken van omgevingsveiligheid bijvoorbeeld rond de veiligheid van vuurwerk, en implementatie van de Omgevingswet. Daarnaast valt onder de overige subsidies de subsidie aan Veiligheid NL.

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is een bedrag van € 0.2 miljoen aan subsidieverplichtingen voor eht jaar 2023 opgenomen. Dit bedrag heeft betrekking op de mogelijke verlening van een subsidie voor het doen van onderzoek naar vuurwerkletsel, -aankoop en -gebruik en het geven van voorlichting via het lespakket voor op basisscholen aan Veiligheid NL. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening(en) als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen ‘kennisoverdracht omgevingsveiligheid’ en ‘vergunningverlening’. Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen. Tevens betreft het hier de bijdrage aan RVO voor de uitvoeringskosten voor onder andere de subsidieregelingen omtrent vuurwerk en de bijdrage aan RIVM omtrent vervoer gevaarlijke stoffen, veiligheid bedrijven, biotechnologie en stoffen, gezonde leefomgeving en onderzoek nucleair beleid.

Bijdragen aan medeoverheden

Dit betreft een bijdrage voor de herontwikkeling van het terrein van de bestaande olieterminal Hato op Bonaire. Het doel is om door middel van nieuwbouw de governance, leveringszekerheid en veiligheid van de bestaande brandstofinfrastructuur op Bonaire te verbeteren. Het project ¨transitie Hato¨ maakt onderdeel uit van een grotere samenwerkings-project tussen het OLB en de ministeries BZK, EZK en IenW.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom of asbestose heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

Licence