Base description which applies to whole site

3.10 Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico's

Het realiseren van een schone, gezonde en veilige leefomgeving, die door de inwoners van Nederland ook als zodanig wordt ervaren.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 89 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid artikel 22 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

87.421

67.932

76.752

82.196

105.175

98.092

97.522

        

Uitgaven

87.549

79.952

86.362

91.358

104.780

97.777

97.207

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 Veiligheid chemische stoffen

20.176

27.429

24.072

24.559

24.938

24.232

23.743

2 Veiligheid biotechnologie

6.623

6.350

6.155

6.155

6.164

6.164

6.164

3 Veiligheid bedrijven en transport

60.750

46.173

56.135

60.644

73.678

67.381

67.300

        

Ontvangsten

2.252

250

250

250

250

250

250

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Omgevingsveiligheid en Milieurisico's. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 90 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

- Het bevoegd gezag (provincies en gemeenten) en omgevingsdiensten worden gestimuleerd om de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van toezicht en handhaving (VTH) voor het milieudomein te versterken en te verbeteren.- Voor het bevorderen van omgevingsveiligheid en het verkleinen van milieurisico’s wordt ingezet op kennisontwikkeling voor veilig en circulair ontwerpen en safe and circular design gestimuleerd.- Bedrijven die een risico vormen voor een schone, gezonde en veilige leefomgeving, worden gestimuleerd deze risico’s te identificeren, te voorkomen en te beperken- Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen (moedwillige) verstoringen van onderdelen van installaties door het bewustzijn bij bedrijven te vergroten en het identificeren van de dreigingen.- Het stimuleren van de ontwikkeling van technologieën en methoden ten behoeve van de veiligheid, gezondheid en milieu.- Overheden zijn verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening, vergunningverlening en toezicht die invloed kan hebben op een schone, gezonde en veilige leefomgeving.- Waar nodig stimuleren van een goede toepassing van het voorzorgsbeginsel.- Het stimuleren van het leggen van dwarsverbanden in de aanpak van chemische stoffen in water, lucht en bodem, o.a. metmethodiekontwikkeling om de effecten van stoffen voor mens en milieu te bepalen (Impulsprogramma Chemische Stoffen 2023-2026).C:C- Het voorkomen en beperken van emissies van gevaarlijke stoffen naar het milieu door het stimuleren en ondersteunen van kennisontwikkeling bij bevoegde gezagen (o.a. via IBP VTH) en het stimuleren van verwijdering asbestdaken (via communicatie).- Het stimuleren van een veilige productie en handel van chemische stoffen in Europa en mondiaal, inclusief de ontwikkeling van nieuwe beoordelingsmethoden.- Risicobeheersing van biociden en gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw voor mens en milieu, door het stimuleren van minder gevaarlijke alternatieven.

Regisseren

- Normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Het daarvoor gewenste beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en nationaal geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt.- Integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor een schone, gezonde en veilige leefomgeving.- Dialoog met stakeholders waarin wordt gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken.- Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan bijvoorbeeld het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en biotechnologie.- De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s). - Internationaal regels en normen vaststellen en aanscherpen waar nodig voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor)- Internationaal verdragen ten behoeve van veilig vervoer van gevaarlijke stoffen aangaan en nationaal uitvoeren waarbij continu aandacht is voor verbetering van de veiligheid.- Een helder kader bieden voor normstelling van stoffen met risico’s voor water- en luchtkwaliteit.- Het reguleren van emissies van Zeer Zorgwekkende Stoffen naar het milieu, inclusief het landelijk registreren van die emissies.- Het beheren van het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS.) ,- Zorgen voor een goed Europees wettelijk kader voor veilige productie en handel van chemische stoffen in Europa en mondiaal, in het bijzonder de revisie van de Europese REACH-verordening op basis van de Europese Chemicaliënstrategie.- Zorgen voor onderhoud en adequate uitvoering van zowel de Europese biocidenverordening als de wetgeving voor gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw.

Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet meten.

REACH

De Europese stoffenregelgeving (REACH) geeft bedrijven die een stof op de markt brengen de verantwoordelijkheid dat het gebruik van die stof veilig is voor mens en milieu. De benodigde informatie hiertoe moet bij het EU agentschap worden ingediend via een registratie. Waar nodig worden (registraties van) stoffen door autoriteiten beoordeeld en wordt aanvullende informatie gevraagd of worden aanvullende risicobeheersmaatregelen opgelegd (dat kan binnen REACH via autorisatie of restrictie maar soms ook via andere regelgeving, bijvoorbeeld de richtlijnen inzake arbeidsveiligheid (OSH) of via de verordening inzake classificatie en etikettering (CLP)). Nederland draagt actief bij aan de verschillende evaluatieprocessen en Bureau REACH van het RIVM vervult een centrale rol in de uitvoering en coördinatie van de Nederlandse inzet. De inzet wordt geprioriteerd aan de hand van bv. specifieke zorg, productie of gebruik in Nederland, gebruiksvolume en de aard en mate van het geïdentificeerde risico. De daadwerkelijke invulling van Nederlandse dossiers wordt afgestemd met de opdrachtgevende ministeries IenW, VWS en SZW. Onderstaande tabel geeft aan wat in 2022 binnen de evaluatieprocessen is gerealiseerd en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2023 en 2024. De Nederlandse bijdrage bestaat daarbij uit door Nederland ingediende dossiers en een actieve bijdrage aan door andere lidstaten ingebrachte dossiers. De aantallen geven een indruk van de bijdrage van Nederland aan de implementatie en toepassing van de EU verordeningen (REACH en CLP), maar de hoeveelheid werk verschilt sterk. Begin 2023 is het voorstel voor een brede restrictie op PFAS ingediend. Het gaat hierbij om vele duizenden stoffen en een zeer breed scala aan toepassingen. Nederland heeft er samen met vier andere landen aan gewerkt. De komende tijd zal het wetenschappelijke en besluitvormingstraject nog de nodige inzet van Bureau REACH vergen.

In oktober 2020 heeft de Europese Commissie haar strategie voor duurzame chemicaliën gepresenteerd (Chemicals Strategy for Sustainability, CSS). Deze strategie omvat veel beleidsvoornemens die gericht zijn op de verdere verhoging van de veiligheid van chemische stoffen. Veel van deze beleidsvoornemens zijn inmiddels wat verder uitgewerkt en zullen worden meegenomen in de herziening van REACH die naar alle waarschijnlijkheid in de loop van 2023 wordt gepubliceerd. Gezien het grote belang van het op een goede wijze formuleren en implementeren van de verbetervoorstellen, draagt NL daar waar mogelijk actief bij. Dit zal doorlopen in 2024 omdat dan de onderhandelingen over de herziening van REACH en de Annexen zal plaatsvinden. De inzet op het vlak van beleidsontwikkeling zal daarmee naar verwachting in 2024 onverminderd hoog zijn. Daarna volgt een traject van verdere uitwerking van de richtlijnen, waarmee de inzet op dossiers in vergelijking tot voorgaande jaren enigszins beperkt zal blijven.

Tabel 91 Tabel resultaten REACH in 2022, 2023, 2024
  

Realisatie 20221

Geraamd 2023

Geraamd 2024

  

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng2

Hele EU3

NL inbreng

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

78

416

75

300

70

300

2

Stofevaluaties:

      
 

- uitgevoerd

0

4

1

10

1

10

 

- beoordeelde ontwerpbesluiten

7

13

10

10

10

10

3a

Gescreende stofgroepen

12

onbekend

1

65

5

70

3b

RMO-analyses:

      
 

- ingediend

4

onbekend

5

onbekend

5

onbekend

 

- becommentarieerd

7

13

6

onbekend

6

onbekend

4a

Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen:

      
 

- ingediend

1

10

1

15

1

15

 

- becommentarieerd

6

10

6

15

6

15

        

4b

Autorisatieverzoeken:

      
 

- rapporteurschappen RAC & SEAC

1

 

2

 

2

 
 

- becommentarieerde opinies over clusters van autorisatieverzoeken

52

52

60

60

60

60

5

Restrictiedossiers:

      
 

- ingediend

1

8

1

5

1

5

 

- rapporteurschappen RAC & SEAC

2

8

2

6

1

3

 

- becommentarieerde opinies

8

8

6

6

3

3

6

Geharmoniseerde indeling & etikettering:

      
 

- ingediend

6

42

5-okt

60

5-okt

60

 

- rapporteurschappen RAC

6

42

6-okt

 

6-okt

 
 

- becommentarieerde opinies & publieke consultaties

42

42

50

50

50

50

1

Bureau REACH Jaarverslag 2021

2

Werkprogramma 2022 Bureau REACH

3

https://echa.europa.eu/documents/10162/11209549/mb_39_2021_pid_2022-2025_en.pdf/b7c7105c-d3a8-1237-aba2-be978472a4e9?t=1643269659937

Toelichting

De looptijd van beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatie, restrictie en geharmoniseerde indeling en etikettering is doorgaans langer dan één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen betreffen door NL ingebrachte of becommentarieerde dossiers of door Nederlandse leden van de wetenschappelijke comités (RAC en SEAC) gedragen (co)rapporteurschappen. De RAC- en SEAC-leden leveren input op alle dossiers, al dan niet met ondersteuning vanuit het RIVM (in de diverse ondersteunende RAC-werkgroepen).

Ad 1) Eind 2021 is de door Nederland gehanteerde prioriteringssystematiek aangepast, waardoor er verhoudingsgewijs minder ontwerpbesluiten worden geprioriteerd voor beoordeling door Nederland. Door de maatregel sluit de werklast sinds 2022 weer goed aan bij het vooraf geraamde ambitieniveau.

Ad 2) Er wordt naar gestreefd om voor 2024 één geschikte stof te selecteren voor stofevaluatie.

Ad 3a) Betreft het screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor maatregelen (stofevaluatie, classificatie, autorisatie of restrictie). ECHA zet hier sterk op in en mikt op een screening van 70 stofgroepen op regulatoire behoeftes. Bureau REACH leunt voor het screeningswerk sterk op ECHA en zal enkele stofgroepen hiervan uitvoerig screenen om te komen tot nieuwe aandachtstoffen voor diverse REACH processen.

Ad 3b) Aan de hand van een RMO-analyse worden de meest adequate regulatoire maatregelen met ministeries en lidstaten afgestemd.

Ad 4a) De Nederlandse inbreng aan Annex XV SVHC dossiers wordt voor 2023 op één dossier geschat. Het lastige daarbij is om tot een geschikte stof te komen, deze volgt veelal uit andere processen zoals RMO-analyse en stofevaluatie.

Ad 4b) De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken laten zich lastig beschrijven in aantallen. De autorisatieaanvragen betreffen in de regel één tot drie gebruiken die afzonderlijke opinies behoeven. Aanvragen worden veelal geclusterd in groepen van vergelijkbare aanvragen die door dezelfde rapporteurs worden behandeld uit efficiëntieoverwegingen. Naast twee beoogde rapporteurschappen levert Nederland via het RAC- en SEAC-leden op alle opinies m.b.t. autorisatieverzoeken input.

Ad 5). Bureau REACH zal in 2024 bijdragen aan het besluitvormingstraject voor het restrictiedossier voor PFAS en zal werken aan een restrictievoorstel voor niet intentioneel toegevoegd asbest in consumentenartikelen. Er wordt één rapporteurschap voorzien en Nederland levert input op alle restrictiedossiers.

Ad 6) De aantallen Nederlandse CLH-voorstellen nemen iets toe nu Ctgb zelf dossiers opstelt en Bureau REACH deze toetst, indient en procesmatig de dossiers afhandelt. Voor classificatievoorstellen worden zes tot 10 rapporteurschappen voorzien.

Ad 7) Het RIVM beantwoordt zowel vragen van de REACH Helpdesk als de CLP-Helpdesk. Het aantal vragen lijkt de afgelopen jaren wat af te nemen, voor 2024 worden rond de 450 vragen verwacht.

Asbestdaken

Asbestdaken zijn de laatste grote bron van asbestvezels in Nederland. Sinds medio 2019 is sprake van een daling van het saneringstempo. Die daling is waarschijnlijk veroorzaakt door het eindigen van de subsidie op het saneren van asbestdaken (december 2018) en het verwerpen van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer om asbestdaken te verbieden (juni 2019). Daarom heeft IenW op 2 maart 2020 een samenwerkingsverklaring gesloten met een aantal provincies, gemeenten en andere partijen. Doel hiervan is om door middel van een pakket niet-wettelijke maatregelen op een veilige manier het saneren van asbestdaken in Nederland te versnellen.

Na ruim 3 jaar uitvoering van deze maatregelen is op basis van de saneringscijfers geconcludeerd dat deze aanpak niet heeft geleid tot de gewenste versnelling van de saneringen. Daarmee wordt de ambitie om alle asbestdaken voor 2030 te verwijderen niet gehaald. In dat kader is de inzet van het Rijk heroverwogen. Er is gekozen voor inzetten op het stimuleren van vrijwillige saneringen door gerichte communicatie. Hiervoor wordt in de periode 2023 ‒ 2025 jaarlijks 3 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Uit de op dit moment beschikbare cijfers blijkt dat het saneringstempo ligt op circa 6 miljoen m2 per jaar.

GGO’s

Kengetallen over de uitvoering van de GGO-regelgeving (Genetisch Gemodificeerde Organismen) zijn de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8, art. 2.13 en bijzondere procedures van het Besluit ggo. Indicatoren zijn het percentage van het aantal vergunningaanvragen, kennisgevingen of verzoeken ingevolge art. 2.8, art. 2.13 en bijzondere procedures voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

De GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 gewijzigd waarbij naast vergunningen ook algemene regels, de mogelijkheid tot het doen van kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8, art. 2.13 en bijzondere procedures van het Besluit ggo milieubeheer 2013 zijn geïntroduceerd en de structuur van de vergunningverlening is gewijzigd. De prognose voor 2024 is dat de realisatie eenzelfde beeld als 2022 te zien zal geven.

Tabel 92 Realisatie Genetisch gemodificeerde Organismen (GGO's)

2022

Kengetal

Indicator

Ingeperkt gebruik:

  

Aanvragen vergunning1

23

100%

Kennisgeven2

323

100%

Verzoeken ex art. 2.8 besluit ggo

107

100%

Verzoeken ex art. 2.13 besluit ggo

33

100%

Verzoeken bijzondere procedures besluit ggo

13

100%

BVF

47

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief marktaanvragen)

0

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

37

100%

Introductie in het milieu, medisch, veterinair, meldingen

2

100%

MVF

2

Totaal

587

1

2

Besluit Externe Veiligheid Transportroutes (Bevt)

Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet vervoer is in 2015 de milde saneringsregeling Bevt gestart. Deze regeling heeft betrekking op het oplossen van huidige en mogelijke toekomstige knelpunten bij bestaande woningen langs basisnetroutes. Bij aanvang van deze regeling was er sprake van 42 kwetsbare objecten en in 2021 zijn de laatste woningen aangekocht. Alle aangekochte woningen worden gesloopt of doorverkocht als niet-kwetsbaar object. De regeling is in 2020 geëvalueerd en loopt door met oog op eventuele toekomstige knelpunten13. Deze eventuele toekomstige knelpunten worden in 2023 en 2024 in kaart gebracht en geanalyseerd, waarna een eventueel traject van aankoop van woningen wordt gestart.

Tweejaarlijks onderzoek kwaliteit uitvoering VTH-taken (Vergunningverlening Toezicht en Handhaving)

Als onderdeel van de kwaliteitsborging binnen het VTH-stelsel vindt op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, vanaf 1 januari 2024 de Omgevingswet) iedere twee jaar een onderzoek plaats naar de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. De voorgaande onderzoeken hebben plaatsgevonden in 2017, 2019 en 2021. In 2023 is het onderzoek opnieuw uitgevoerd. Ditmaal is niet alleen de kwaliteit van de uitvoering van VTH onderzocht. Ook zijn de data van omgevingsdiensten in beeld gebracht en is het rijksdeel van het VTH-stelsel onderzocht. Dit onderzoek geldt als een nulmeting voor het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH). In 2024 wordt het IBP VTH afgerond waarna met deze nulmeting en het onderzoek in 2025 in kaart gebracht wordt wat het effect van het IBP VTH is geweest.

Onderstaand wordt ingegaan op relevante beleidsmatige ontwikkelingen op het artikel Omgevingsveiligheid en Milieurisico's.

REACH

In 2024 worden de beleidsvoornemens uit de Europese strategie voor duurzame chemicaliën verder uitgewerkt en meegenomen in de evaluatie en herziening van REACH, die door de Europese Commissie eind 2023 is gepresenteerd. Gezien het grote belang van het op een goede wijze formuleren en implementeren van de verbetervoorstellen, zal Nederland waar mogelijk actief deelnemen aan trajecten rond vaststelling en implementatie (zoals in expertgroepen). Nederland draagt daarnaast bij aan vergroting van de effectiviteit van de REACH-verordening door waar nodig voorstellen in te brengen voor Europese gevaarindeling en voorstellen voor beperkingen verboden voor het op de markt brengen van stoffen en door bij te dragen aan dergelijke voorstellen van andere landen. Een belangrijke groep stoffen waarvoor in dat kader in 2024 Europese besluitvorming over een restrictie zal worden voorbereid zijn Polyfluoralkylstoffen (PFAS). Nederland heeft hiertoe in 2023 samen met 4 andere landen een voorstel ingediend, dat samen met de inbreng uit een publieke consultatie en wetenschappelijke adviezen voor de Europese Commissie de basis zal vormen voor het definitieve besluit.

Milieurisico’s van chemische stoffen

In 2024 wordt het Impulsprogramma Chemische Stoffen voortgezet. Met dit vierjarige programma worden met gerichte beleidsimpulsen urgente knelpunten binnen het beleid voor chemische stoffen projectmatig aangepakt binnen de looptijd van het programma. Via een aantal projecten wordt meer verbinding gelegd tussen de verschillende milieuterreinen (lucht-, water- en bodemkwaliteit, stoffen, productketens en productieprocessen) en tussen de betreffende wettelijke kaders gericht op het voorkomen en beheersen van risico’s van chemische stoffen, zowel nationaal als Europees. In het programma zitten daarnaast projecten gericht op het beter uitvoerbaar maken van stoffenbeleid voor bedrijven én bevoegde gezagen (bijvoorbeeld over kennis in de keten, omgaan met cumulatie en voorzorg). Ook wordt gewerkt aan het oplossen van een aantal geconstateerde kennishiaten (zie in de teksten hieronder voor een aantal voorbeelden van projecten uit het Impulsprogramma).

De strategie voor duurzame chemische stoffen van de Europese Commissie (Chemicals Strategy for Sustainability, CSS, 2020) is uiteengezet onder indicatoren bij REACH. Nederland steunt de ambities van deze strategie, en zet in op bijdragen aan de uitvoering hiervan. Belangrijk kenmerk van deze strategie is dat deze gericht is het voorkomen van risico’s vroeg in de ontwikkeling van nieuwe stoffen en processen (Safe-by-design en duurzame innovatie). Ook beoogt de strategie de belangrijke maatschappelijke transities en diverse wettelijke kaders te verbinden, om zo bijvoorbeeld ook te komen tot meer stroomlijnen van beoordeling en aanpak van chemische stoffen. In Nederland dragen we bij aan een dergelijke verbinding, o.a. via het Impulsprogramma Chemische Stoffen.

Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

Het ZZS-emissiebeleid is gericht op het terugdringen van emissies naar de lucht en het water. Dat is sinds 2016 vormgegeven door de informatie- en minimalisatieplicht. Het sluit aan bij de doelstelling van het in 2021 door de Europese Commissie gepubliceerde Zero Pollution Action Plan. Bedrijven moeten ZZS-emissies melden aan bevoegd gezag en een Vermijdings- en Reductieprogramma opstellen waarin zij maatregelen voorstellen om de emissies van ZZS te minimaliseren. In 2022 is een beleidsevaluatie over het Nederlandse ZZS-emissiebeleid afgerond. Daaruit bleek dat met name in de uitvoering van het beleid nog verbeteringen mogelijk zijn. Deze verbeteringen worden opgepakt in het Impulsprogramma Chemische Stoffen. Daarnaast zal in 2024 de registratie van emissies van ZZS gefaciliteerd worden met een landelijk register, dat wettelijk wordt verankerd in de Omgevingswet. Hiermee wordt de verdere uitvoering van het ZZS-emissiebeleid gestimuleerd en worden de resultaten ervan op landelijk niveau publiek ontsloten.

Biociden

Biociden zijn middelen om schadelijke organismen te bestrijden. Het biocidenbeleid is gebaseerd op de Europese biocidenverordening. Op Europees niveau worden ‘werkzame stoffen’, het belangrijkste ingrediënt van deze niet-landbouwbestrijdingsmiddelen, beoordeeld en na stemming door de lidstaten van voorwaarden voorzien. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) is verantwoordelijk voor de toelating van biociden tot de Nederlandse markt. De Rijksverantwoordelijkheid ligt primair bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, in samenwerking met de departementen van LNV, VWS en SZW. De inzet voor 2024 richt zich op verdere verbeteringen in de uitvoering van de biocidenverordening, zowel nationaal als Europees. Ook zal inbreng worden voorbereid voor de nodige aanpassingen van de biocidenverordening. IenW werkt met andere betrokken departementen samen aan de minimalisering van de milieubelasting door en blootstelling aan bepaalde risicovolle biociden, zoals de middelen die worden gebruikt voor knaagdierbeheersing. Onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen zal onder andere ingezet worden op het monitoren van het gebruik van biociden en het wegen van het maatschappelijk belang bij het toestaan van uitzonderingen op toelatingen.

Veiligheid biotechnologie

Het jaar 2024 staat in het teken van verder invulling geven aan het ontwikkelen en vormgeven van toekomstbestendig veiligheidsbeleid voor de biotechnologie. Dit is beleid dat is toegesneden op nieuwe ontwikkelingen en innovaties, waarbij de veiligheid voor mens en milieu wordt gewaarborgd. Nationaal is aandacht voor het doorvoeren van verbeteringen in beleid en regelgeving voor het ingeperkt gebruik van ggo’s als ook voor de aandachtspunten uit de Trendanalyse Biotechnologie 2023 op gebied van de veiligheid van biotechnologie. Europees wordt gesproken en onderhandeld over de herziening van de EU-regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) op het gebied van plantenveredeling voor bepaalde nieuwe genomische technieken en in het kader van de EU-farmaceutische regelgeving over de milieubeoordeling van aanvragen voor klinische proeven met ggo’s

De permanente dialoog met (wetenschappelijke) onderzoeksinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties, het RIVM, de COGEM en medeoverheden over het biotechnologiebeleid wordt in 2024 gecontinueerd. De Tweede Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de ontwikkelingen.

Omgevingswet

In de Omgevingswet is een veilige en gezonde fysieke leefomgeving één van de maatschappelijke doelen. Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een ramp of crisis voorkomen of de gevolgen er van beperken. Onder de Omgevingswet is het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) opgesteld. In het Bkl is onder andere vastgelegd dat er een Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV) moet komen, dat door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat wordt beheerd en dat voor eenieder langs elektronische weg toegankelijk moet zijn (artikel 10.8 Bkl).

Kort samengevat staat in de Omgevingswet dat vanaf 2024 in het REV de informatie van circa 40 activiteiten vanuit ruim 400 bronhouders langs elektronische weg toegankelijk gemaakt moet worden.

Bij het vaststellen van een omgevingsplan, een projectbesluit of het verlenen van een omgevingsvergunning voor een activiteit met gevaarlijke stoffen moet het bevoegd gezag in deze aandachtsgebieden expliciet nadenken over de risico’s en mogelijke effecten van een incident met gevaarlijke stoffen. Mede op basis van het risicoprofiel van de activiteit met gevaarlijke stoffen zal het bevoegd gezag overwegen of en welke maatregelen in het aandachtsgebied moeten worden genomen, om personen te beschermen en om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen.

Doordat het aandachtsgebied en de risicocontouren visueel worden gemaakt op kaarten, zullen adviseurs ruimtelijke ordening in hun plannen eerder rekening kunnen houden met de gevaren, zoals een brand, explosie of giftige wolk.

Sinds 2021 loopt een traject om de berekeningswijze van de aandachtsgebieden aan te passen. De focus in 2024 ligt op het vaststellen van de aandachtsgebieden rondom alle Seveso-bedrijven en rondom andere risicovolle activiteiten.

Versterking VTH-stelsel (Vergunningverlening Toezicht en Handhaving)

De aanbevelingen van de commissie Van Aartsen en de rapporten van de Algemene Rekenkamer hebben geleid tot het Interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH). In het IBP VTH wordt in 2024 gewerkt aan het uitwerken en implementeren van de acties uit het programmaplan. Dit moet leiden tot de verdere versterking van het VTH-stelsel en het tegengaan van milieucriminaliteit.

Daarnaast wordt in 2024 verder invulling gegeven aan de stelselverantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en een visie op de toekomst van het VTH-stelsel opgesteld.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In 2023 is de nationale regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en binnenwateren aangepast aan de internationaal overeengekomen wijzigingen, om de regels in de lijn te brengen met de laatste stand van wetenschap en techniek. Ook is in 2023 een nieuwe tweejaarlijkse cyclus van aanpassing van de regels voor vervoer van gevaarlijke stoffen begonnen. In 2024 vindt de definitieve inhoudelijke besluitvorming plaats over deze aanpassing van de regels.

In het internationale overleg hierover zet Nederland in op het investeren in voortdurende verbetering van de veiligheid en harmonisatie van voorschriften. Hiermee sluit Nederland aan bij de Sustainable Development Goals zoals die zijn vastgesteld door de VN.

Wat betreft het beheersen van de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt sinds 2020 ingezet op een Robuust Basisnet (Kamerstukken II, 30 373 nr. 71. nr. 72 en nr. 73), waarin veiligheid het uitgangspunt blijft bij de mogelijke toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen in het kader van de energietransitie én bij de binnenstedelijke verdichting in de nabijheid van de infrastructuur waarover het vervoer plaatsvindt. In 2023 wordt de beleidsvormende fase en de voorbereiding van de aanpassing van de regelgeving afgerond. Voor 2024 wordt gemikt op de parlementaire behandeling van de voorbereide aanpassing van de regelgeving. In het kader van de energietransitie past speciale aandacht voor de mogelijke inzet van ammoniak als energiedrager.

Veiligheid van de energietransitie (VET)

Vanwege alle ontwikkelingen in de energievoorziening is een tijdelijk programma gestart om te helpen de omgevingsveiligheidsaspecten van deze nieuwe ontwikkeling te verkennen. In 2022 en 2023 zijn daartoe, samen met het Ministerie van EZK, uitgangspunten geformuleerd en is het accent van de verkenningen sterk komen te liggen op risico’s en risicobeheersing rond opslag en transport van waterstof en waterstofdragers, zoals ammoniak. In 2024 wordt voorzien dat het vigerende beleidsstandpunt (uit 2005) ten aanzien van ammoniak wordt herijkt, mede in het licht van het uitgangspunt om transport van ammoniak door dichtbevolkt en stedelijk gebied zoveel mogelijk te vermijden. Ook zal, op basis van onderzoek, worden verkend welke specifieke risico’s er zijn bij het vervoer van ammoniak door buisleidingen zodat in beeld komt welke maatregelen de kans op een dergelijk risico kunnen verkleinen en welke maatregelen de effecten van een dergelijk risico kunnen beheersen. Voor de opslag van ammoniak wordt het veiligheidsdocument PGS-12 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen) geactualiseerd.

Daarnaast zal voor de opslag van energie in lithium-ion batterijen en energieopslagsystemen een verwijzing worden opgenomen naar PGS 37-1 en PGS 37-2 in het Besluit Activiteiten Leefomgeving.

LPG-tankstations

In 2022 is door de RvS een uitspraak gedaan waardoor de risicocontouren rond LPG-tankstations in de regelgeving mogelijk moeten worden vergroot. Dit kan leiden tot nieuwe compensatie- of saneringssituaties.

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de Brzo-bedrijven (Besluit Risico’s Zware Ongevallen). De Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de naleving en de veiligheidssituatie van de Brzo-bedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage (eerste rapportage in 2014) kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de Brzo-bedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. In 2024 zal gekeken worden in hoeverre de nadere duiding over de bestaande indicatoren bijdraagt aan het verbeteren van de veiligheidssituatie bij Brzo-bedrijven

Vuurwerk

Net als voorgaande jaren is de beleidsinzet in 2024 voor vuurwerk gericht op het veilig opslaan en transporteren van vuurwerk. Daarnaast is er blijvende aandacht voor de productkwaliteit en het veilig afsteken van vuurwerk gedurende het gehele jaar en specifiek voor de jaarwisseling. In 2023 is een start gemaakt met het ontwikkelen van een strategische routekaart voor de komende 5-10 jaar. De routekaart bevat een mix van beleidsinstrumenten zoals nationale en internationale wet- en regelgeving, informatie- en kennisuitwisseling, voorlichting en subsidies. In 2024 wordt een verdere invulling gegeven aan de routekaart en worden de acties naar aanleiding van deze routekaart uitgewerkt. Bij deze uitwerking wordt een beroep gedaan op de verantwoordelijkheid van de vuurwerkbranche en de consument.

Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

Voor de afspraken op het gebeid van kernenergie in het coalitieakkoord wordt hier verwezen naar de beleidsagenda.

Internationale richtlijnen en peer reviews worden gebruikt om de Nederlandse wetgeving aangaande nucleaire veiligheid en stralingsbescherming en uitvoering van het toezicht op de naleving ervan op orde te brengen en te houden. In 2023 heeft Nederland hiervoor drie missies vanuit het Internationaal Atoom Energieagentschap ontvangen. Er zal in 2024 gestart worden met de uitvoering van de aanbevelingen vanuit deze missies.

Ook voor het Nationale programma radioactief afval (NPRA) wordt hier verwezen naar de beleidsagenda.

Medio 2024 brengt het Rathenau Instituut op basis van een vijfjarig onderzoeksprogramma advies uit over het besluitvormingsproces voor het langdurig beheer van radioactief afval, waarna een reactie op dit advies zal worden gegeven.

Tabel 93 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 22 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

87.421

67.932

76.752

82.196

105.175

98.092

97.522

        

Uitgaven

87.549

79.952

86.362

91.358

104.780

97.777

97.207

        

1 Veiligheid chemische stoffen

20.176

27.429

24.072

24.559

24.938

24.232

23.743

Opdrachten

4.784

9.259

6.922

7.505

7.880

7.174

6.685

Waarvan RWS

1.522

1.841

1.841

1.841

1.847

1.847

1.847

Waarvan RIVM

1.510

1.081

1.080

1.080

1.081

1.081

1.081

Uitvoering veiligheid

24

1.525

1.215

1.947

1.926

1.140

651

Uitvoering stoffen en Milieu & Gezondheid

861

2.628

1.234

1.085

1.472

1.552

1.552

Overige opdrachten

867

2.184

1.552

1.552

1.554

1.554

1.554

Subsidies

155

0

0

0

0

0

0

Bijdragen aan agentschappen

14.937

16.612

16.069

15.973

15.977

15.977

15.977

Waarvan bijdragen aan RWS

2.783

3.396

2.869

2.869

2.869

2.869

2.869

Waarvan bijdragen aan RIVM

11.934

12.877

12.856

12.858

12.862

12.862

12.862

Overige bijdragen aan agentschappen

220

339

344

246

246

246

246

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

200

250

0

0

0

0

0

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

100

1.308

1.081

1.081

1.081

1.081

1.081

Waarvan bijdragen aan CTGB

0

1.308

1.081

1.081

1.081

1.081

1.081

Overige bijdragen aan ZBO's/RWT's

100

0

0

0

0

0

0

        

2 Veiligheid biotechnologie

6.623

6.350

6.155

6.155

6.164

6.164

6.164

Opdrachten

1.572

1.364

1.171

1.171

1.179

1.179

1.179

Veiligheid Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO)

1.134

1.304

1.111

1.111

1.119

1.119

1.119

Overige opdrachten

438

60

60

60

60

60

60

Bijdragen aan agentschappen

5.051

4.986

4.984

4.984

4.985

4.985

4.985

Waarvan bijdragen aan COGEM

1.668

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

Waarvan bijdragen aan RIVM

3.383

3.286

3.284

3.284

3.285

3.285

3.285

        

3 Veiligheid bedrijven en transport

60.750

46.173

56.135

60.644

73.678

67.381

67.300

Opdrachten

7.028

15.582

37.415

42.123

59.620

53.324

50.741

Waarvan RWS

886

1.927

1.352

1.352

1.356

1.356

1.356

Asbest

318

1.684

5.321

3.295

15.247

15.087

12.504

Programma omgevingsveilig

4.206

5.526

7.618

12.453

16.544

16.408

16.408

Veiligheid bedrijven Caribisch Nederland

46

7

0

518

524

524

524

VTH-stelsel

36

3.339

20.504

21.908

22.908

16.908

16.908

Uitvoering Buisleidingen

318

1.386

987

993

1.002

1.002

1.002

Veiligheid Vervoer Gevaarlijke Stoffen (VGS)

447

1.356

1.148

1.149

1.152

1.152

1.152

Overige opdrachten

771

357

485

455

887

887

887

Subsidies

35.502

10.378

7.575

7.375

2.906

2.906

5.406

Inrichtingen & transport

4.225

7.603

7.001

6.801

2.331

2.331

2.331

Vuurwerk

23.885

2.260

0

0

0

0

0

Overige subsidies

7.392

515

574

574

575

575

3.075

Bijdragen aan agentschappen

8.686

6.673

6.639

6.639

6.640

6.640

6.640

Waarvan bijdragen aan RWS

4.059

4.184

4.151

4.151

4.151

4.151

4.151

Waarvan bijdragen aan RIVM

3.973

2.083

2.082

2.082

2.083

2.083

2.083

Overige bijdragen aan agentschappen

654

406

406

406

406

406

406

Bijdragen aan medeoverheden

5.944

9.619

300

300

300

300

300

Waarvan bijdragen aan Caribisch Nederland

1.197

125

300

300

300

300

300

Overige bijdragen aan medeoverheden

4.747

9.494

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten

3.590

3.921

4.206

4.207

4.212

4.211

4.213

Inkomensoverdrachten mesothelioom

3.590

3.921

4.206

4.207

4.212

4.211

4.213

        

Ontvangsten

2.252

250

250

250

250

250

250

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor het jaar 2024 een toelichting gegeven waarvoor de financiële instrumenten worden ingezet en wie de middelen ontvangt.

1. Veiligheid chemische stoffen (€ 24,1 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 6,9 miljoen).

    • RWS en RIVM (€ 2,9 miljoen). Dit betreft in totaal € 1,8 miljoen aan RWS ten behoeve van met name de Beleidsondersteuning en Advies (BOA) financiering en € 1,1 miljoen aan het RIVM ten behoeve van met name langdurige (aanvullende) opdrachten voor de Omgeving en Milieu veiligheid.

    • Uitvoering veiligheid (€ 1,2 miljoen). Er worden opdrachten verstrekt aan onder andere de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van chemische stoffen en externe veiligheid (€ 1,2 miljoen).

    • Uitvoering stoffen en Milieu & Gezondheid (€ 1,2 miljoen). Daarnaast worden enkele kleinere opdrachten verstrekt voor met name een bijdrage van agentschappen voor uitgaven bedrijfsvoering als gevolg van interne leveranties binnen apparaat (€ 0,5 miljoen), voor de taakoverdracht biociden (€ 0,4 miljoen), en overige diverse kleinere opdrachten op dit onderwerp.

    • Overige opdrachten (€ 1,6 miljoen). Voor de uitvoering van taken op het gebied van Nucleaire Veiligheid (€ 0,9 miljoen) en diverse andere kleinere opdrachten ten behoeven van uitvoering van de risicosecurity (Safe By Design) (€ 0,7 miljoen).

  • 6. Bijdragen aan agentschappen (€ 16,1 miljoen).

    • RWS (€ 2,9 miljoen). De bijdrage aan RWS is bestemd voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundelingen verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het gebied van asbest. Daarbij wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS).

    • RIVM (€ 12,9 miljoen). De bijdrage aan RIVM is bestemd voor de capaciteitsinzet op het gebied van Veiligheid Stoffen, Gezonde Leefomgeving en Onderzoek Beleid Nucleair. Hierbij wordt onderzoek gedaan naar onder andere nationaal en internationaal stoffenbeleid, biociden en gewasbeschermingsmiddelen en straling in de leefomgeving.

    • Overige bijdrage aan agentschappen (€ 0,3 miljoen). Dit betreft een bijdrage aan de Nederlandse Voedsel en WarenAutoriteit (NVWA).

  • 10. Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 1,1 miljoen). Dit betreft de bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van het werkprogramma.

2. Veiligheid biotechnologie (€ 6,2 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 1,2 miljoen). Het gaat hier met name om een meerjarig onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek op het domein Toegepaste en Technische Wetenschappen (NWO-TTW).

  • 2. Bijdragen aan agentschappen (€ 5,0 miljoen).

    • COGEM (€ 1,7 miljoen). Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een bijdrage van € 1,7 miljoen verstrekt aan de Commisie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico's verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen.

    • RIVM (€ 3,3 miljoen). De bijdrage aan RIVM is bedoeld voor de uitvoering van opdrachten op het gebied van Veiligheid Biotechnologie. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan wettelijke taken ten aanzien van biotechnologie.

3. Veiligheid bedrijven en transport (€ 56,1 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 37,4 miljoen).

    • RWS (€ 1,4 miljoen). Er worden opdrachten verstrekt aan RWS voor het programma veiligheid bedrijven.

    • Opdrachten asbest (€ 5,3 miljoen). Dit betreft opdrachten omtrent onderzoek en implementatie van risicoreductiemaatregelen, de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken en een communicatiecampagne voor asbest.

    • Programma omgevingsveiligheid (€ 7,6 miljoen). Onder de opdrachten inzake het programma omgevingsveiligheid vallen (wettelijke) taken in het kader van bedrijven, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor) en veiligheid energietransitie.

    • VTH-stelsel (€ 20,5 miljoen). In het kader van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn de uitgaven bestemd voor de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden.

    • Uitvoering buisleidingen (€ 1,0 miljoen). Dit betreft diverse onderzoeken en studies ten behoeve van de uitvoering van buisleidingen. Het gaat met name om de dekking detacheringen Omgevingsveiligheid en Milieurisico's (€ 0,7 miljoen), en een overheveling naar artikel 24 ten behoeve van de capaciteit REACH toezicht (€ 0,3 miljoen).

    • Veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen (€ 1,1 miljoen). Dit betreft met name de post basisnet weg, water en verkeer (€ 0,2 miljoen), het onderhoudscontract voor het softwareprogramma RBM II (€ 0,3 miljoen), veiligheid energietransisite (€ 0,3 miljoen), en diverse overige opdrachten ten behoeve van de veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen (€ 0,3 miljoen).

    • Overige opdrachten (€ 0,5 miljoen). Dit betreft overige kleinere opdrachten van met name de uitvoering veiligheid inrichting (€ 0,4 miljoen), en opdrachten aan RVO en RIVM ten behoeve van de veiligheid, Decentralisatie-uitkering (DUK) en Externe productiekosten (EPK) bedrijven (€ 0,1 miljoen).

  • 9. Subsidies (€ 7,6 miljoen)

    • Subsidies inrichtingen en transport (€ 7,0 miljoen). Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemische sector, die door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd. Als onderdeel van de uitvoeringsagenda Besluit risico's zware ongevallen (Brzo) kunnen ook subsidies worden toegekend onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben. Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector.

    • Overige subsidies (€ 0,6 miljoen). Dit betreffen overige kleinere subsidies, waaronder ODNL VTH en veiligheid NL en enkele overhevelingen naar artikel 19 van Hoofdstuk XII ter financiering van de uitvoering van diverse opdrachten, waaronder aan het RIVM (€ 0,9 miljoen), het RVO (€ 0,5 miljoen), en een subsidie inzake bijdrage van agentschappen voor uitgaven bedrijfsvoering als gevolg van interne leveranties binnen apparaat (€ 0,5 miljoen).

  • 12. Bijdragen aan agentschappen (€ 6,6 miljoen).

    • RWS (€ 4,2 miljoen). De bijdrage aan RWS is bestemd voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen ‘kennisoverdracht omgevingsveiligheid’ en ‘vergunningverlening’. Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.

    • RIVM en overige agentschappen (€ 2,4 miljoen). Dit betreft de bijdrage aan RVO en de bijdrage aan RIVM (€ 2,1 miljoen) omtrent vervoer gevaarlijke stoffen, veiligheid bedrijven, biotechnologie en stoffen, gezonde leefomgeving en onderzoek nucleair beleid.

  • 15. Bijdragen aan medeoverheden (€ 0,3 miljoen). Dit betreft een bijdrage voor de herontwikkeling van het terrein van de bestaande olieterminal Hato op Bonaire. Het doel is om door middel van nieuwbouw de governance, leveringszekerheid en veiligheid van de bestaande brandstofinfrastructuur op Bonaire te verbeteren. Het project «transitie Hato» maakt onderdeel uit van een grotere samenwerkingsproject tussen het OLB (Openbaar Lichaam Bonaire) en de ministeries BZK, EZK en IenW.

  • 16. Inkomensoverdrachten (€ 4,2 miljoen). De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom of asbestose heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

Ontvangsten (€ 0,3 miljoen)

De ontvangsten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie (€ 0,3 miljoen).

Wettelijke grondslag subsidieverlening

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht geldt dat in het algemeen subsidie wordt verleend op grond van een wettelijk voorschrift. Uit de Algemene wet bestuursrecht volgt dat één van de uitzonderingen hierop subsidies vormen waarvan zowel de subsidieontvanger als het maximale bedrag in de begroting worden vermeld.

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is in de regel <Verplichtingen> dergelijke subsidieverplichtingen voor het jaar 2024 opgenomen. Voor de subsidieverplichtingen die specifiek in onderstaande tabel worden vermeld geldt dat deze begrotingsvermelding de wettelijke grondslag vormt zoals bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

Tabel 94 Wettelijke grondslagen subsidieverleningen Art. 22

Maximum bedrag

Ontvanger

Toelichting

Artikelonderdeel

€ 260.000,-

Stichting Veiligheid NL

Voor de monitoring veiligheid vuurwerk bij de jaarwisselingen en een lesprogramma omtrent veiligheid vuurwerk voor basisscholen.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

€ 6.000.000,-

Omgevingsdienst Nederland

Voor de meerjarenagenda versterking omgevingsveiligheid aan Omgevingsdienst Nederland. Met deze gelden kunnen projecten worden opgestart door omgevingsdiensten, gemeenten en provincies die bijdragen aan de versterking van omgevingsveiligheid.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

In onderstaande tabel is van het totaal van de geraamde programma uitgaven inzicht gegeven in het geschatte aandeel juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden, beleidsmatig gereserveerd en nog niet ingevuld/vrij te besteden. In lijn met de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften is voor de juridisch verplichte uitgaven op het niveau van een Financieel Instrument als geheel van het totale artikel een kwalitatieve toelichting opgenomen.

Tabel 95 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 22
 

2024

juridisch verplicht

53%

bestuurlijk gebonden

43%

beleidsmatig gereserveerd

5%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Toelichting

Van de totale in 2024 beschikbare programma uitgaven (€ 86,4 miljoen) is 53% juridisch verplicht (incl. Bestuurlijk gebonden). Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

  • 1. Opdrachten. Dit betreffen opdrachten die juridisch zijn verplicht in het kader van het meerjarige onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid, wettelijke taken inzake basisnetten en (inter-) nationaal stoffenbeleid, jaarlijkse bijdragen aan de Gezondheidsraad en opdrachten met betrekking tot het Meerjarenprogramma omgevingsveiligheid (MOV), buisleidingen, asbest en Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Deze opdrachten hebben diverse tijdspaden.

  • 2. Subsidies. Met publicatie in de Staatscourant van de subsidieregeling Versterking omgevingsveiligheid chemische sector in 2022 is deze subsidie meerjarig verplicht. Daarnaast zijn er reeds enkele subsidies meerjarig juridisch verplicht die samenhangen met asbest, omgevingsveiligheid en vuurwerk. Deze subsidies hebben diverse tijdspaden. Voor het volledige subsidieoverzicht wordt verwezen naar bijlage 5 in deze begroting.

  • 3. Bijdrage aan agentschappen: De uitgaven voor de agentsbijdragen RWS en RIVM zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter. De bijdrage aan RWS is voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundelingen verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het gebied beleidsonderwerp asbest. De bijdrage aan RIVM is voor de capaciteitsinzet op het gebied van Veiligheid Stoffen, Gezonde Leefomgeving en Onderzoek Beleid Nucleair. Hierbij wordt onderzoek gedaan naar onder andere nationaal en internationaal stoffenbeleid, biociden en gewasbeschermingsmiddelen en straling in de leefomgeving.

13

Verslag over de werking van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in 2020 | Rapport | Rijksoverheid.nl

Licence