Base description which applies to whole site

3.2 Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert zij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld, vanaf 2022 wordt het deelbudget voor loonkostensubsidies op basis van historische uitgaven over gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

Participatiewet in balans

In de uitvoering van de Participatiewet worden door burgers en professionals hardheden ervaren. Strikte eisen en verantwoordelijkheden leiden soms tot onbedoelde en ongewenste effecten, waarbij men in de uitvoering weinig tot geen ruimte voelt om in specifieke situaties het benodigde maatwerk te bieden.

In 2021 is een traject gestart om de Participatiewet te verbeteren. Als onderdeel van dit traject is de Participatiewet in lijn met het coalitieakkoord gewogen op eenvoud, menselijke maat en uitvoering. Het traject is opgepakt als een brede maatschappelijke opgave. Samen met bijstandsgerechtigden, gemeenten, de SVB en andere partijen zijn ervaren hardheden en knelpunten geïnventariseerd, achterliggende oorzaken geanalyseerd en oplossingsrichtingen geformuleerd.

Verschillende verbeteringen aan de Participatiewet zijn in voorbereiding (Kamerstukken II 2021/22, 34 352, nr. 253). Het wetstraject om de kostendelersnorm te wijzigen in de Participatiewet is inmiddels in gang gezet, dit loopt mee in het wetsvoorstel Breed Offensief. Op 5 juli 2022 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Breed Offensief. Inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is, na behandeling en goedkeuring door de Eerste Kamer, per 1 januari 2023 voorzien.

De overige verbeteringen worden de komende periode nader uitgewerkt in twee sporen. Doel van het eerste spoor is om ruimte te genereren om in de uitvoering de ondersteuning vanuit de wet meer toe te kunnen spitsen op de situatie van de bijstandsgerechtigde. Waar nodig zal hiervoor wetgeving worden aangepast, maar gelijktijdig zullen verbeteringen in de praktijk en uitvoering aangebracht worden. In het tweede spoor, dat gelijktijdig wordt opgepakt met andere departementen, gemeenten, de SVB, de sociaal ontwikkelbedrijven en andere betrokkenen, ligt de focus op versterken van bestaanszekerheid in brede zin, perspectief/integraliteit met aanpalende wetgeving in het sociaal domein, en handhaving.

Het jaar 2023 zal het zwaartepunt zijn van het voorbereiden en doorvoeren van de verbeteringen. Streven is om deze verbeteringen waar wetgeving voor nodig is per 1 januari 2024 in te voeren.

Aanpak geldzorgen, armoede en schulden

Met de ‘Aanpak geldzorgen, armoede en schulden’ gaat het kabinet aan de slag met een meerjarige aanpak met als doel een halvering van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015), en een halvering van armoede en problematische schulden in het algemeen in 2030 (ten opzichte van 2015). Het kabinet start een interdepartementaal en interbestuurlijk programma, waarbij de behoeften van mensen centraal worden gesteld. De aanpak bestaat uit een groot aantal acties, initiatieven en maatregelen op diverse terreinen. Hierbij wordt ook aangesloten bij andere kabinetsprogramma’s, zoals het Nationaal programma Leefbaarheid en Veiligheid en de Gelijke Kansen Alliantie. Het programma zorgt voor een samenhangend pakket maatregelen van de rijksoverheid, gemeenten, uitvoeringsorganisaties en maatschappelijke partijen. Voor het behalen van de geformuleerde doelstellingen wil het kabinet:

  • 1. Een betere borging van bestaans- en inkomenszekerheid: een voldoende en stabiel inkomen is de basis;

  • 2. Preventie van geldzorgen: goede voorlichting van jongs af aan, in alle levensfases en dichtbij om de juiste financiële keuzes te kunnen maken;

  • 3. Een overheid die werkt voor mensen en voorziet in laagdrempelige, eenvoudige, mensgerichte financiële hulp en sociale incasso;

  • 4. Maatregelen nemen om (generatie)armoede te doorbreken zodat iedereen meedoet en vooruitkomt;

  • 5. Realiseren dat meer mensen eerder en betere schuldhulpverlening ontvangen en sneller perspectief hebben op een financieel zorgeloze toekomst.

Voor de aanpak stelt het kabinet in 2023 € 118 miljoen, in 2024 € 102 miljoen, in 2025 € 95 miljoen en vanaf 2026 structureel € 73 miljoen beschikbaar. Daarnaast is het kabinet voornemens om daar bovenop vanaf 2026 structureel € 27 miljoen uit de enveloppe arbeidsmarkt, armoede en schulden in te zetten voor dit doel. Deze toevoeging is afhankelijk van de uitkomsten van monitoring en evaluatie. Daarmee zou het totale structurele budget voor de aanpak op € 100 miljoen komen.

De uitzonderlijk hoge inflatie vraagt daarnaast om aanvullende, incidentele inzet. Om stapeling van sociale en maatschappelijke problemen te voorkomen wordt daarom door het kabinet incidenteel € 200 miljoen extra beschikbaar gesteld. De middelen zijn bestemd voor enerzijds gerichte tegemoetkomingen (zoals bijzondere bijstand, voedselbanken, initiatieven die deelname van kinderen aan school en samenleving financieel borgen) en anderzijds voor extra capaciteit, snelheid en effectiviteit in de schuldhulpverlening. De precieze inzet van de middelen wordt nader uitgewerkt.

Ook in 2023 stelt het Rijk € 1,4 miljard beschikbaar zodat gemeenten huishoudens tot 120 procent van het sociaal minimum een energietoeslag van 1300 euro uit kunnen keren. Hiermee worden deze huishoudens ondersteund bij het opvangen van de hogere energieprijzen. De energietoeslag is onderdeel van het grotere pakket om de koopkracht van lagere inkomens te ondersteunen.

Preventie van geldzorgen

Het kabinet wil geldzorgen vóór zijn. We willen voorkomen dat geldzorgen ontstaan, willen geldzorgen snel in beeld krijgen en willen voorkomen dat beginnende problemen verergeren. Naast het versterken van financiële educatie en het beperken van financiële risico’s (van bijvoorbeeld achteraf betalen) investeert het kabinet in het in kaart brengen en opschalen van effectieve aanpakken gericht op de preventie van geldzorgen. Het kabinet zet in op het faciliteren van lokale coalities van partijen dicht om mensen heen, die dreigende of beginnende geldzorgen kunnen signaleren, het gesprek hierover aangaan en ondersteuning bieden of doorverwijzen naar de juiste hulp.

Laaggeletterdheid is een van de oorzaken voor geldzorgen. Er zijn in Nederland 2,5 miljoen laaggeletterden, dit zijn mensen met weinig basisvaardigheden. Zij hebben vaak moeite met het regelen van geldzaken. Naar schatting heeft ongeveer de helft van de mensen met betalingsachterstanden moeite met lezen en schrijven. Met het interdepartementale programma Tel mee met Taal, via de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) gelden, wordt met extra middelen geïnvesteerd in het versterken van basisvaardigheden van jong en oud. Deze inzet draagt eraan bij dat de stap van werk(loosheid) naar werk kleiner wordt en dat mensen meer grip op hun geldzaken kunnen krijgen. De uitbreiding van de WEB-gelden vraagt vanuit de envelop arbeidsmarkt, re-integratie, armoede en schulden (SZW) een bedrag van structureel € 5 miljoen per jaar vanaf 2023 en wordt uitgekeerd via de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Armoede

Het kabinet zet erop in om de bestaanszekerheid te versterken door het voorkomen en aanpakken van armoede- en schuldenproblematiek. Het kabinet is gestart met een ambitieus interdepartementaal en interbestuurlijk programma aanpak preventie van geldzorgen, armoede en schulden. In 2022 zal het kabinet stappen zetten in de uitvoering van dit programma en daarbij de behoeften van mensen centraal zetten. Bij de aanpak van armoede zal bijzondere aandacht zijn voor de aanpak van kinderarmoede. Een kind dat opgroeit in een gezin met armoede krijgt niet alleen te maken met financiële tekorten, maar staat ook op achterstand op andere punten in het leven. Wij zetten ons in om deze kansenongelijkheid aan te pakken. De ambitie is daarom om het aantal kinderen dat opgroeit in armoede in vier jaar tijd te halveren. Ook zal er aandacht zijn voor de sociale componenten van armoede (zoals het risico van sociale uitsluiting) en de verbinding met werk worden gelegd: werken of meer uren werk is een belangrijke weg om uit armoede te komen. Verder neemt het kabinet maatregelen om bestaanszekerheid beter te borgen: zo gaat het wettelijk minimumloon omhoog en daarmee ook het sociaal minimum. 

Om de bestaanszekerheid te versterken, wil het kabinet het sociaal minimum elke vier jaar herijken om vast te stellen of dit toereikend is om van te leven en mee te doen in de samenleving. De eerste stap is dat, naar aanleiding van de motie Omtzigt, een onafhankelijke commissie sociaal minimum aan de slag is. Deze commissie gaat, in lijn met de motie Omtzigt, onderzoek doen naar het sociaal minimum voor verschillende huishoudtypen; de systematiek van het sociaal minimum en scenario’s hoe de systematiek beter kan aansluiten op de normen voor het bestaansminimum. De taakopdracht is op 8 juli 2022 aan de Tweede Kamer verstuurd. De commissie presenteert binnen een jaar haar eindrapport.

Schulden

De afgelopen jaren zijn goede resultaten bereikt met de brede schulden­aanpak. Het kabinet bouwt hierop met deze aanpak voort met als doel om een nog grotere beweging in gang te zetten. Het kabinet kijkt daarbij ook nadrukkelijk naar het inzetten op bewezen effectieve interventies en bestedingen van wat er al is en werkt. Het kabinet geeft hierbij prioriteit aan: 1) preventie en vroegsignalering, 2) versnelling van schuldhulpverlening en betere toegang tot de wettelijke schuldsanering (Wsnp) en 3) verdere verbetering van de (rijks)incasso met oog voor de menselijke maat. Uitgangspunt is een sneller perspectief op een financieel zorgeloze toekomst: het kabinet schaalt effectieve hulpverleningspakketten op en borgt de kwaliteit van de schuldhulpverlening en bewindvoering. Het kabinet zet in op het verbeteren van de samenwerking tussen schuldenbewind, schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering vanuit burger perspectief.

Ondersteuning van kwetsbare jongeren naar werk

Gemeenten krijgen € 8 miljoen in 2023 voor het ondersteunen naar werk van schoolverlaters met een structurele achterstand op de arbeidsmarkt. Het gaat om jongeren zonder startkwalificatie uit het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of door voortijdige schooluitval en jongeren uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) met nadruk op niveau 1/entree en 2 in de beroepsopleidende leerweg. Doel is in onderlinge samenwerking met de school en de regionale meld- en coördinatiefunctie te zorgen voor een sluitende, integrale aanpak van school naar vervolgonderwijs of werk en bij uitval weer terug naar school of werk. Bij transities is immers het risico groter dat kwetsbare jongeren tussen wal en schip belanden, niet participeren en buiten beeld raken met alle problemen van dien.

Breed Offensief

Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een breed offensief gelanceerd (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 115, nr. 138, nr. 163). Het Breed Offensief bevat verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een beperking aan het werk komen en blijven. Diverse maatregelen zijn reeds in uitvoering en bij lagere regelgeving doorgevoerd. Zo is een gestroomlijnd werkproces loonkostensubsidie (LKS) ontworpen, is een uniforme loonwaardemethode Participatiewet per 1 juli 2021 in werking getreden (Stb. 2021, 113) en wordt het budget voor LKS met ingang van 2022 op basis van realisatie over gemeenten verdeeld (Stb. 2021, 442). Dit stimuleert gemeenten om LKS in te zetten en daarmee de arbeidskansen te vergroten van mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen.

Voor een aantal van de voorstellen is wetswijziging noodzakelijk. Belangrijke onderdelen uit het wetsvoorstel zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie (LKS), het bevorderen van ondersteuning op maat, het werken lonender maken voor mensen met een beperking en het maken van een uitzondering op de vierwekenzoektermijn voor mensen met een evidente beperking. Bovendien is de wijziging van de kostendelersnorm uit het coalitieakkoord aan het wetsvoorstel toegevoegd. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel op 5 juli 2022 aanvaard. Het streven is dat het wetsvoorstel, onder het voorbehoud van behandeling door de Eerste Kamer, op 1 januari 2023 wordt ingevoerd. Twee wijzigingen (wijziging van de no-riskpolis en herziening van de studietoeslag) uit het wetsvoorstel Breed Offensief zijn via de Verzamelwet 2022 al in werking getreden.

Het macrobudget voor participatiewetuitkeringen is structureel met € 40 miljoen verhoogd zodat mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken een groter gedeelte van hun inkomen kunnen behouden. Voor de overige voorstellen uit het Breed Offensief is incidenteel € 53 miljoen beschikbaar gesteld. Hiervan is na overleg met gemeenten reeds € 42 miljoen ingezet. Over de resterende middelen vindt nog overleg plaats met gemeenten om tot een doelmatige besteding te komen.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2021 was om 80.000 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting. In 2021 is de landelijke doelstelling van 80.000 extra banen (sector en markt samen) met 72.809 banen net niet gehaald. De coronacrisis zal hieraan hebben bijgedragen, hoewel de mate van invloed hiervan op het realiseren van banen voor de doelgroep niet duidelijk is.

Met 60.966 extra banen heeft de sector markt de doelstelling van 60.000 banen weer gehaald. De overheidswerkgevers hebben de doelstelling ook in 2021 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 11.842 extra van de afgesproken 20.000 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2021 geeft dus geen aanleiding om de quotumregeling te deactiveren.

De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft de Tweede Kamer op 7 juli 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 34 352, nr. 255) geïnformeerd over de resultaten banenafspraak 2021 en de gesprekken over de toekomst van de banenafspraak. Daarin zijn enkele vervolgstappen aangekondigd om de banenafspraak te verbeteren en de inzet van overheidswerkgevers te verstevigen. Het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak gaat naar UWV en Belastingdienst voor het actualiseren van de uitvoeringstoetsen. Op basis van onder andere de uitvoeringstoetsen zal de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen een definitief besluit nemen over het al dan niet indienen van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer.

Tabel 21 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 20211

Streefwaarde 20212

Streefwaarde 20222

Streefwaarde 20232

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

60.966

60.000

70.000

80.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

11.842

20.000

22.500

25.000

1

Berekening SZW op basis van metingen UWV.

2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Kamerstukken II 2013/14, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

Verhoging Onderstand Caribisch Nederland

Om toe te werken naar het ijkpunt sociaal minimum op Caribisch Nederland moeten de inkomens worden verhoogd en de kosten van levensonderhoud worden verlaagd. Het kabinet zet in 2023 een volgende stap door onder andere de Onderstand Caribisch Nederland te verhogen. De exacte verhoging is mede afhankelijk van de beleidsmatige stijging van het minimumloon. Dit is nog onderwerp van gesprek met de openbare lichamen en de sociale partners op de eilanden.

Energietoeslag Caribisch Nederland

Vanwege de gestegen prijzen voor energie zal, in navolging van 2022, ook in 2023 een energietoeslag van € 1.300 worden uitgekeerd op Caribisch Nederland.

Tabel 22 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

8.469.221

7.222.075

6.850.529

7.113.836

7.266.418

7.434.795

7.626.728

        

Uitgaven

8.458.560

7.229.314

6.855.655

7.114.522

7.266.482

7.433.756

7.630.851

        

Inkomensoverdrachten

       

Macrobudget participatiewetuitkering en intertemporele tegemoetkoming

6.436.262

6.021.599

6.014.903

6.250.628

6.382.611

6.536.527

6.694.285

Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

1.136.165

306.180

8.292

7.588

7.588

7.588

7.588

AIO

352.009

365.933

384.231

399.611

422.763

449.378

480.832

TW

461.000

433.129

327.760

351.300

355.212

355.825

357.194

Bijstand overig

900

780

750

710

670

630

600

Onderstand (Caribisch Nederland)

4.347

12.536

14.532

8.507

9.153

9.254

9.298

Subsidies (regelingen)

       

Europees fonds meestbehoeftigen

98

63

0

0

0

0

0

SBCM

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

NIBUD

275

385

320

379

314

314

314

Overige subsidies algemeen

22.622

30.693

12.315

6.764

4.808

1.856

1.856

Armoede en schulden

1.044

618

0

0

0

0

0

Alle kinderen doen mee

9.694

12.725

12.070

10.000

10.000

10.000

10.000

Regionale kansen kinderen

83

36

0

0

0

0

0

Waarborgfonds sanering

6.000

0

0

0

0

0

0

Opdrachten

       

Opdrachten algemeen

12.827

28.900

64.045

62.598

56.420

45.441

51.941

Bekostiging

       

ZonMw

1.155

1.297

1.297

1.297

1.297

1.297

1.297

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

ZonMw

172

182

182

182

182

182

182

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       

Financien

0

1.100

1.800

1.800

2.200

2.200

2.200

Bijdrage aan sociale fondsen

       

Pensioenfonds Wsw

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Bijdrage aan agentschappen

       

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

0

349

349

349

455

455

455

Bijdrage aan medeoverheden

       

SPUK preventie ondermijning

1.100

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       

Contributie CASS

7

9

9

9

9

9

9

        

Ontvangsten

958.115

263.611

18.232

40.416

63.215

62.148

61.807

        

Ontvangsten

       

Algemeen

28.422

46.856

18.232

16.466

15.465

14.348

14.007

Tozo retour kapitaal verstrekkingen

929.693

216.755

0

23.950

47.750

47.800

47.800

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 23 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 2 (%)
 

2023

juridisch verplicht

98,9

bestuurlijk gebonden

0,2

beleidsmatig gereserveerd

1,0

nog niet ingevuld / vrij te besteden

-

De uitgaven op artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet zijn voor 98,9% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. In algemene zin geldt dat inkomensoverdrachten die gebaseerd zijn op wet- en regelgeving voor 100% juridisch verplicht zijn. De inkomensoverdrachten worden gefinancierd door rijksbijdragen aan uitvoerende instellingen, zoals gemeenten (Macrobudget participatiewetuitkeringen, dat vóór oktober 2022 wordt toegekend/verplicht en betrekking heeft op 2023), UWV (Toeslagenwet € 0,4 miljard) en de SVB (AIO € 0,4 miljard).

Subsidies

De subsidies zijn voor 49% juridisch verplicht. De circa 51% (€ 13,5 miljoen) kasmiddelen waarvoor nog ruimte is om verplichtingen aan te gaan, hebben betrekking op geplande subsidies voor armoede onder kinderen (€ 10 miljoen) en bestaan uit overige (incidentele) algemene subsidies (€ 4 miljoen).

Opdrachten

De opdrachten zijn voor 1,6% juridisch verplicht. Het gaat om circa € 1,0 miljoen. Verder zijn er veel projecten waarbij al bestuurlijk is toegezegd dat deze in volgende jaren kunnen doorlopen, deze zijn als bestuurlijk gebonden aangemerkt. Ook zijn er nieuwe reserveringen voor volgende jaren die als beleidsmatig gereserveerd zijn aangemerkt.

Bekostiging

Met de goedkeuring in 2015 van het meerjarige kennisprogramma, zoals dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is het budget 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Net zoals het instrument bekostiging is de bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw ook voor 100% verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan Financiën is 100% juridisch verplicht en vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdrage aan sociale fondsen is 100% juridisch verplicht en vormt compensatie van gestegen werkgeverslasten, onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw een akkoord bereiken over een structurele oplossing voor het pensioenfonds PWRI. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Net zoals het instrument bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken is ook de bijdrage aan de Rijksdienst Voor Ondernemen Nederland (RVO) 100% juridisch verplicht. Dit vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De bijdrage aan het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden (CASS) is 100% verplicht.

Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen

Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen, loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en bijstand voor levensonderhoud van ondernemers. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2023 geraamd op € 6,0 miljard. In 2023 wordt hiervan een bedrag van € 1,2 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2021. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten waarvan het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigenrisicodrempel overstijgt. Alle gemeenten met een tekort, dat over 2021 meer bedraagt dan 7,5% en over 2019, 2020 en 2021 samen ook meer bedraagt dan 7,5% van het budget 2021, kunnen een beroep doen op de vangnetregeling 2021, gefinancierd uit het macrobudget 2023. In tabel 24 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.

Tabel 24 Extracomptabel overzicht Macrobudget participatiewetuitkeringen (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

6.436.262

6.021.599

6.014.903

6.250.628

6.382.611

6.536.527

6.694.285

        

Macrobudget participatiewetuitkeringen

       

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

5.930.527

5.348.765

5.320.707

5.489.951

5.587.595

5.721.052

5.855.357

Loonkostensubsidie

 

319.391

377.191

457.345

518.116

550.880

583.552

IOAW

295.515

261.529

241.276

226.370

199.377

187.072

177.853

IOAZ

29.148

27.798

29.585

30.826

31.387

31.387

31.387

BBZ

130.157

64.116

46.136

46.136

46.136

46.136

46.136

Correctie verdeelmodel

50.915

      

Algemene bijstand

De algemene bijstand op grond van de Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, kan in aanmerking komen voor bijstand. Dat houdt in dat iedereen met een inkomen onder het sociaal minimum en onvoldoende eigen vermogen recht heeft op bijstand.

Hoe hoog is de bijstand?

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 25 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden/alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.

Tabel 25 Netto bijstandsnormen van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2022

Gehuwd / samenwonend

€ 1.574,031

Alleenstaande (ouder)

€ 1.101,821

1

Budgettaire ontwikkelingen

Op basis van de CPB-raming van de werkloosheid wordt vanaf 2023 een oplopend bijstandsbestand verwacht. De invoering van een aantal wetswijzigingen leidt ook tot een oploop in de raming van de bijstandsuitgaven. Door een inperking van andere regelingen doen komende jaren naar verwachting meer personen een beroep op de bijstand. Dit zijn onder andere de invoering van de Participatiewet (per 2015) en de invoering van het onderdeel WW-duurverkorting in de Wet werk en zekerheid, die inmiddels is vervangen door de Wet arbeidsmarkt in balans. Ook zorgt de aanpassing van de kostendelersnorm voor hogere bijstandsuitgaven vanaf 2023 (Kamerstukken II 2021/22, 35 394, nr. 22).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 26 toont de geraliseerde en geraamde omvang van het aantal bijstandsuitkeringen. De Factsheet Participatiewet bevat meer informatie over de ontwikkeling en samenstelling van het bijstandsvolume.

Tabel 26 Kerncijfers volume Participatiewet
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

359

343

338

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Tabel 27 Kerncijfers re-integratie door gemeenten
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

231

223

225

Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

175

171

173

Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2

49

32

41

    

Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

49

48

55

 

waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet

18

21

25

    

Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)3

78

72

68

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3

37

37

36

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3

6,7

6,8

6,9

1

Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

2

Bron: CBS, Uitstroom na re-integratie.

3

Bron: Panteia, WSW-rapportage.

Tabel 28 Kerncijfers werk voor mensen met een arbeidsbeperking
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo)

167

165

173

 

waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)1

120

119

128

 

waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)2

43

41

38

 

waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)3

4,0

5,2

6,8

1

Bron: UWV, Factsheet banenafspraak.

2

Bron: Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek. Onder 'interne' plaatsing valt ook 'werken op locatie' (WOL), waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf.

3

Bron: UWV, Rapportage beschut werk.

Loonkostensubsidie (LKS)

Het instrument LKS voorziet werkgevers van een compensatie voor de lagere loonwaarde van een werknemer op basis van de Participatiewet.

Wie komt er voor in aanmerking?

Gemeenten kunnen LKS inzetten voor mensen die niet het Wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen. Het gaat om mensen voor wie de gemeente verantwoordelijk is om hen te ondersteunen bij het vinden van werk. Dat kan dus gaan om mensen die bijstand ontvangen, mensen die een IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen, mensen die met behulp van een andere voorziening van de gemeente al aan het werk zijn, maar ook om mensen zonder uitkering.

Hoe hoog is de loonkostensubsidie?

De hoogte van de LKS is gelijk aan het verschil tussen het bruto WML en de vastgestelde loonwaarde. De LKS bedraagt maximaal 70% WML (inclusief vakantietoeslag), vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. De vergoeding bedraagt per 1 januari 2022 23,5%. Gedurende het eerste halfjaar van een dienstbetrekking kan ook forfaitaire LKS worden ingezet. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, wederom vermeerderd met een vergoeding voor werkgeverslasten. Tijdens dat halfjaar wordt de loonwaarde van de werknemer bepaald.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor LKS worden voor 2023 geraamd op € 377 miljoen. De uitgaven aan loonkostensubsidie nemen jaarlijks toe doordat de doelgroep van LKS sinds invoering van de Participatiewet ingroeit.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 29 Kerncijfers volume loonkostensubsidie
 

Realisatie 2021

Raming 2022

Raming 2023

Volume Loonkostensubsidie (x 1.000 personen, jaargemiddelde)1

34

40

1

Vanaf 2022 wordt de raming voor het volume loonkostensubsidie weergegeven in deze tabel. Eerder werd er alleen over de realisaties gerapporteerd. Zie hiervoor "werkenden waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet" in tabel 26.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komt er voor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:

  • Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;

  • Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1965, na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

De hoogte van de IOAW/IOAZ uitkering is afhankelijk van de leefsituatie. Een overzicht van de bruto bedragen staat in tabel 30. In de IOAW en IOAZ geldt sinds 2015 de kostendelersnorm voor alleenstaande kostendelers. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders is de norm 50% van de gehuwdennorm, indien zij samenwonen met één of meer meerderjarige personen.

Tabel 30 Bruto bedragen IOAW/IOAZ per maand, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2022

Gehuwd / samenwonend

1.734,161

Alleenstaande (ouder) zonder meerderjarige medebewoners

1.365,651

Alleenstaande (ouder) met een of meer meerderjarige medebewoners

867,081

1

Budgettaire ontwikkelingen

De IOAW-uitgaven dalen vanaf 2023 door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965. Dit leidt ertoe dat in 2023 minder mensen een beroep kunnen doen op de IOAW. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met een opwaarts effect als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd en de doorstroom vanuit de WW. Doordat mensen later de AOW-leeftijd bereiken, blijven ze langer in de IOAW. Door de verwachte oplopende werkloosheid stromen er meer personen uit de WW naar de IOAW. De uitgaven aan de IOAZ nemen beperkt toe door de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 31 Kerncijfers IOAW en IOAZ
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

19

17

15

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,6

1,7

1,8

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het Macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering?

De uitkering voor levensonderhoud is gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 25) als aanvulling voor levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor Bbz levensonderhoud in 2023 worden geraamd op € 46 miljoen. Na afloop van de Tozo per 1 oktober 2021 is een deel van de Tozo-gerechtigden doorgetroomd naar het Bbz. Naar verwachting is deze groep vanaf 2023 uitgestroomd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 32 Kerncijfers Bbz
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

3,8

3,6

2,8

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

Sinds het tweede kwartaal van 2020 maakt de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) onderdeel uit van de Bijstandsdebiteuren en -fraudestatistiek van het CBS. De kerncijfers handhaving Participatiewet laten de afgelopen jaren een stabiel beeld zien. In 2021 is de ultimo stand van de cijfers redelijk gelijk aan 2020 en iets lager dan in 2019, mogelijk te verklaren door de coronacrisis.

Het is primair de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale betuur om een goede invulling te geven aan de handhaving. Waar nodig en mogelijk faciliteert het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarbij, veelal in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa. Dit doet zich onder andere voor bij de aanpak van complexe misbruikrisico's of wijzigingen in wet- en regelgeving. VNG en Divosa zijn in dit verband ook nauw betrokken bij het in in 2021 gestarte onderzoek naar het Handhavingsinstrumentarium binnen de (bredere) sociale zekerheid. Het onderzoek kijkt naar mogelijke aanpassingen in het beschikbare handhavingsinstrumentarium zowel om beter maatwerk te kunnen leveren als om effectiever te kunnen handhaven in gevallen van opzet of grove schuld. De VNG rapporteert ten slotte in de signaleringsbrief jaarlijks over de signalen op het gebied van fraude en doet beleidsaanbevelingen.

Tabel 33 Kerncijfers Participatiewet (fraude en handhaving algemene bijstand)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

731

662

573

Kennis van de verplichtingen (%)

861

802

873

Opsporing4

Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5

31

25

26

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

67

59

60

Sanctionering4

Aantal boetes (x 1.000)

12

9,2

7,5

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

7,9

5,6

4,6

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering6

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

27

21

12

1

Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

2

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

3

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

4

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

5

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.

6

Bron: CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het bedrijfskapitaal?

De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskapitaal wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

Tabel 34 Bbz-normen kredietverlening (maxima) (in €)
 

1 januari 2022

Startende zelfstandige

39.057

Gevestigde zelfstandige

212.147

Budgettaire ontwikkelingen

Hier wordt het onderdeel van het Bbz over bedrijfskredieten toegelicht. Het bijstandsonderdeel van het Bbz om te voorzien in de kosten van levensonderhoud is onderdeel van het macrobudget en wordt toegelicht onder Macrobudget participatiewetuitkeringen. De uitgaven in 2023 bestaan voornamelijk uit vergoedingen aan gemeenten van kapitaalverstrekkingen die zij in 2021 hebben uitgegeven.

Tijdelijke overbruggingsgeregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)

Gemeenten geven uitvoering aan een extra tijdelijke voorziening voor zelfstandigen, de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo). De Tozo betreft een tijdelijke regeling en vanaf 1 oktober 2021 is het niet langer mogelijk een aanvraag voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal op grond van de Tozo in te dienen. Uitkeringen ten behoeve van levensonderhoud zijn per 1 oktober 2021 afgelopen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Zelfstandigen van wie het (huishoud)inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum is geraakt en die aan de overige voorwaarden voldoen, ontvangen aanvullende bijstand. Ondernemers die als gevolg van de coronacrisis liquiditeitsproblemen ervaren, kunnen gedurende de hele looptijd van de Tozo een lening voor bedrijfskapitaal aanvragen.

Hoe hoog is de Tozo-uitkering en het krediet?

De maximale hoogte van de aanvullende bijstand was gelijk aan de bijstandsnormen voor algemene bijstand (tabel 25). Voor bedrijfskredieten gold dat er een lening van maximaal € 10.271,- werd verstrekt.

Budgettaire ontwikkelingen

De Tozo is een tijdelijke regeling in 2020 en 2021. Gemeenten geven uitvoering aan de Tozo en ontvangen daarvoor voorschotten. Op basis van declaratie worden de werkelijke uitgaven van gemeenten vergoed. De uitvoeringskosten worden vergoed op basis van een vast bedrag per besluit op aanvraag. In 2023 vindt definitieve verrekening plaats over de uitgaven in 2021. Vanaf 2024 vindt de afwikkeling met gemeenten plaats met betrekking tot terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen. Deze worden onder de ontvangsten verantwoord.

Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)

Ouderen met geen of een onvolledig opgebouwd AOW-pensioen, of ouderen met een volledig opgebouwd AOW-pensioen en een partner jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Tabel 35 AIO netto maandbedragen (maximaal), inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2022

Gehuwd / samenwonend

1.660,36

Alleenstaande (ouder)

1.225,67

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de AIO nemen de komende jaren toe. Deze budgettaire ontwikkeling houdt verband met de verwachte stijging van het aantal AIO-gerechtigden vanwege vergrijzing en doorwerking van de afschaffing van de partnertoeslag in de AOW vanaf 2015. Vanaf 2025 wordt een grotere groei in de uitkeringslasten verwacht ten opzichte van eerdere jaren. In het Pensioenakkoord is een 2/3-koppeling van de AOW-leeftijd vanaf 2025 afgesproken. Hierdoor wordt de AOW-leeftijd in 2025 tot en met 2027 niet verhoogd. In de jaren dat de AOW-leeftijd niet stijgt bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd, dit heeft een opwaarts effect op de instroom in de AIO.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 36 Kerncijfers AIO
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

51

52

55

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

De SVB draagt zorg voor de handhaving van aan de AIO verbonden verplichtingen. Daarbij geeft de SVB prioriteit aan preventie met daarnaast de nodige aandacht voor controle- en opsporingsonderzoek en de afdoening van overtredingen. De SVB rapporteert in de signaleringsbrief jaarlijks over signalen en fenomenen op het gebied van fraude. Vanwege corona waren mogelijkheden in de afgelopen jaren beperkt om in het kader van preventie, controle en opsporing in contact met betrokken burgers en derden te treden. Naar verwachting kunnen die contacten de komende jaren weer toenemen en kan ook het aantal onderzoeken weer toenemen.

Tabel 37 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

671

2

563

Kennis van de verplichtingen (%)

851

2

953

Opsporing4

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

0,6

0,5

0,5

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5

0,8

0,4

0,4

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

1,7

1,3

1,1

Sanctionering4

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

1,0

0,3

0,3

Aantal boetes (x 1.000)

0,3

0,2

0,2

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,2

0,2

0,2

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering4

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

27

26

21

1

Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

2

Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.

3

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

4

Bron: SVB, Jaarverslag.

5

Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komt er voor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag. De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  • Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;

  • Een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon;

  • Een alleenstaande van 21 jaar of ouder, die samenwoont met één of meer meerderjarige personen die ouder zijn dan 27 jaar waarmee kosten kunnen worden gedeeld, met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het TW-normbedrag dat op de uitkeringsgerechtigde van toepassing is. Indien het dagloon lager is dan het TW-normbedrag, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.

Tabel 38 Normbedragen TW bruto per dag, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2022

Gehuwd / samenwonend

87,20

Alleenstaande van 21 jaar en ouder

62,88

Alleenstaande van 21 jaar en ouder met een of meer meerderjarige medebewoners

39,87

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven nemen in 2023 per saldo af. De voornaamste oorzaak hiervoor is de stijging van het wettelijk minimumloon (WML) met 8,05%. Deze stijging van het WML zorgt voor een besparing op de TW, omdat de uitkeringen bij de moederwetten stijgen en er hierdoor minder TW-aanvullingen nodig zijn. Aan de andere kant stijgen de volumes in 2023 ten opzichte van 2022. Dat komt vooral omdat het aantal uitkeringen in de WW en WIA toeneemt in 2023. Daarentegen verwachten we juist minder uitgaven aan TW-aanvullingen op de WAO. Het aantal WAO-uitkeringen daalt elk jaar, omdat de er geen nieuwe instroom meer mogelijk is in deze aflopende regeling.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting neemt het aantal TW-uitkeringen in 2023 toe met circa 4.000 uitkeringen ten opzichte van 2022. Daarnaast valt de gemiddelde uitkeringshoogte iets lager uit in 2023.

Tabel 39 Kerncijfers TW
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

109

105

109

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

3.419

4.141

4.117

1

Bron: UWV, Juninota.

Handhaving

Sinds 2019 worden door middel van een extern onderzoek de misbruikrisico's van regelingen die UWV uitvoert in kaart gebracht. De risico’s worden via het ontwikkelde afwegingskader gewogen en geprioriteerd. Op basis hiervan stelt UWV indien nodig aanvullende beheersmaatregelen voor, waarover gezamenlijke besluitvorming plaatsvindt tussen UWV en SZW. Voor de Toeslagenwet is het extern onderzoek naar misbruikrisico’s begin 2022 afgerond en is de fase van weging van de risico’s in 2022 van start gegaan. Besluitvorming over eventuele aanvullende beheersmaatregelen wordt in 2023 verwacht.

De TW kerncijfers fraude en handhaving over 2021 vertonen een lichte daling ten opzichte van 2020. UWV maakt sinds 2021 efficiënter gebruik van reeds beschikbare gegevens van uitkeringsgerechtigden, hetgeen tot minder meldingen van overtredingen leidt. De incassoratio geeft weer in hoeverre fraudevorderingen ontstaan in een bepaald jaar ultimo 2021 zijn geïncasseerd. Dit percentage ligt hoger naarmate het ontstaansjaar van de vordering langer geleden is, omdat voor fraudevorderingen uit eerdere jaren al langer inspanningen worden verricht om deze te incasseren.

Tabel 40 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Opsporing1

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

2,0

2,1

1,5

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2

1,4

1,5

1

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

4,7

5,9

4,2

Sanctionering1

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,5

0,4

0,3

Aantal boetes (x 1.000)

0,8

0,9

0,6

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,6

0,7

0,6

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering1

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

40

28

16

1

Bron: UWV, jaarverslag.

2

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijstand overig

Onder bijstand overig vallen de bijstand buitenland- en de repatriëringsregeling. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitkeringslasten voor de bijstand buitenland nemen de komende jaren af, omdat het aantal gerechtigden verder afneemt. Voor de repatriëringsregeling zijn geen uitgaven voorzien.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal personen dat in het buitenland een bijstandsuitkering ontvangt, daalt de komende jaren naar verwachting licht.

Tabel 41 Kerncijfers bijstand buitenland
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,1

0,1

0,1

1

Bron: SVB, Jaarverslag.

Onderstand Caribisch Nederland

De Rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.

Budgettaire ontwikkelingen

Het kabinet werkt de komende jaren in stappen toe naar het ijkpunt sociaal minimum door onder andere de minimumuitkeringen te verhogen. Hierdoor stijgen de uitgaven voor de onderstand. In 2022 en 2023 zijn de uitgaven eenmalig hoger vanwege de uitkering van de incidentele energietoeslag (€ 7 miljoen per jaar), die tevens op dit artikel wordt verantwoord. Huishoudens tot 130% sociaal minimum ontvangen deze om tegemoet te komen in de gestegen energieprijzen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 42 Kerncijfers Onderstand (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,8

0,8

0,8

1

Bron: RCN-unit SZW.

Subsidies

In totaal is in 2023 € 27,5 miljoen voor subsidies beschikbaar. € 12,1 miljoen is beschikbaar voor het armoedebeleid specifiek voor kinderen. Daarnaast is € 12,3 miljoen beschikbaar voor overige (incidentele) subsidies, zoals subsidies voor armoede en schulden in het algemeen, verbetering van de uitwisseling van matchingsgegevens (VUM), vakmanschap en Simpel Switchen. Ook is € 2,8 miljoen beschikbaar voor subsidie aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen. Verder is nog € 0,3 miljoen beschikbaar voor NIBUD.

Opdrachten

De € 64 miljoen beschikbare middelen voor opdrachten in 2023 zijn met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van bevordering arbeidsparticipatie (€ 12,5 miljoen), armoedebestrijding en schuldhulpverlening (€ 41,1 miljoen), bevordering ondernemerschap (€ 0,5 miljoen), opdrachten gerelateerd aan de Europese fondsen (€ 0,3 miljoen), onderzoek en beleidsinformatie (respectievelijk € 2,7 en 3,9 miljoen) en voorlichting (€ 1,2 miljoen).

Bekostiging

Voor de bekostiging van het meerjarig Kennisprogramma vakkundig aan het werk, dat wordt uitgevoerd door ZonMw, is in 2022 € 1,3 miljoen beschikbaar.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Voor de uitvoering van het meerjarig Kennisprogramma vakkundig aan het werk is voor uitvoeringskosten voor ZonMw bijna € 0,2 miljoen beschikbaar in 2023.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit budget van € 1,8 miljoen is beschikbaar ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-programma 2014-2020 en 2021-2027 die uitgevoerd worden door het Ministerie van Financiën.

Bijdrage aan sociale fondsen

Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen beschikbaar gesteld aan het Wsw-programma Pensioenfonds Werk en (re)Integratie (PWRI) onder voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Jaarlijks is er € 0,3 miljoen beschikbaar voor de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en de ESF-programma's uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Vanaf 2020 is de financiering van de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) overgegaan van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hiervoor is € 9.000 gereserveerd in 2023.

Ontvangsten

In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming afgesproken voor bijstandsuitgaven aan statushouders. De terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019, waarvoor in 2023 € 3,8 miljoen ontvangsten zijn geraamd. Verder worden als gevolg van de gewijzigde financieringssystematiek van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen de terugontvangsten van gemeenten op verleende kredieten vanaf 2022 niet meer gesaldeerd, maar onder de ontvangsten verantwoord. Ook worden de terugontvangsten van oude jaren geraamd. In 2023 worden de ontvangsten geraamd op € 14,4 miljoen aan terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen.

In 2020 en 2021 zijn door gemeenten leningen voor bedrijfskapitaal uitgegeven vanuit de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers. Zelfstandigen zullen deze leningen vanaf 2022 aan gemeenten terugbetalen. Gemeenten dragen deze terugontvangsten met een vertraging af aan SZW, in 2024 worden de eerste ontvangsten verwacht.

Licence