Base description which applies to whole site

3.4 Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

Om ervoor te zorgen dat reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar kunnen reizen van A naar B, en het spoor ook voor verladers van goederen een aantrekkelijke vervoersoptie te laten zijn, beheert en stuurt IenW de benutting van de hoofdspoorweginfrastructuur aan en stelt zij decentrale overheden in staat het Openbaar Vervoer buiten de hoofdspoorweginfrastructuur hiertoe te ontwikkelen, te beheren en te benutten.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 38 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid artikel 16 (bedragen x € 1.000)

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.16 per artikelonderdeel (bedragen x € 1.000)

       
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

825.715

273.669

21.437

9.293

8.756

8.173

8.158

        

Uitgaven

1.101.614

260.497

34.202

27.092

8.996

8.419

8.412

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 OV en Spoor

70.609

42.301

13.761

9.525

8.996

8.419

8.412

2 Maatregelenpakket OVS

1.031.005

218.196

20.441

17.567

0

0

0

        

Ontvangsten

2.588

25.522

46.584

0

0

0

0

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Openbaar Vervoer en Spoor. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 39 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het beleid inzake openbaar vervoer (per trein, bus, tram, metro, taxi en waddenveren), waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Uitvoering vindt plaats door middel van samenwerking in de gehele ov-keten en de gehele goederenketen. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samenwerking. Deze regierol wordt ingevuld door:–Regelgeving en afspraken over de benutting van de ov-infrastructuur, de ordening van de ov-markt en voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, doorstroming en duurzaamheid;–Regelgeving en afspraken over concessieoverstijgende onderwerpen, zoals sociale veiligheid, toegankelijkheid, ov-chipkaart, taxivervoer en ov-data;–Het stimuleren van de samenwerking in de gehele ov-keten en de spoorgoederenvervoerketen, door het organiseren van platforms en tafels;–De inzet van de Beleidsimpuls railveiligheid waarin de prioriteiten in de veiligheidsaanpak voor de komende jaren zijn benoemd, zoals het Landelijke Verbeterprogramma Overwegen, het programma niet-actief beveiligde overwegen, het STS-verbeterprogramma (reductie stop tonend sein passages), suïcidepreventie en externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen.Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid). Voor het Openbaar Vervoer en Spoor betekent dit dat de Minister zorgt voor o.a.:–Een concessie voor het reizigersvervoer over het hoofdrailnet, waarin het aanbod van het reizigersvervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd, en een concessie voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel);–De uitvoering van exploitatie, onderhoud en vernieuwing van railinfrastructuur, verkeersleiding, capaciteitsmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door ProRail onder aansturing van IenW via de beheerconcessie, zie Mobiliteitsfonds (artikel 13);–De besluitvorming over en uitvoering van investeringen in de hoofdspoorweginfrastructuur (incl. stations) in relatie tot gebiedsontwikkeling, alsmede het vormgeven en uitvoeren van aanpak hoge geluidsbelastingen;–Een bijdrage aan de financiering van het gedecentraliseerde Openbaar Vervoer en het programma Beter Benutten Decentraal Spoor;–Invoering European Railway Traffic Management System (ERTMS) om onder meer de veiligheid verder te verhogen.

Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Onderstaand zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die verbonden zijn met de doelstelling van dit beleidsartikel. Scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie.

De indicatoren en kengetallen voor openbaar vervoer en spoor geven inzicht in de mate waarin aan de algemene doelstelling voldaan wordt. Zo laten de indicatoren m.b.t. spoorveiligheid zien of de veiligheid op en rond het spoor voldoende op orde is ten opzichte van eerdere jaren. De kengetallen rondom klanttevredenheid, treinpunctualiteit en impactvolle storingen op de infrastructuur geven een indicatie van de betrouwbaarheid en aantrekkelijkheid van de modaliteiten. Tenslotte geeft het aantal instappers, het vervoerd ladinggewicht, en het aantal ov-chipkaart transacties inzicht in de betaalbaarheid en de benutting van het ov en spoor.

Tabel 40 Kengetal: Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer

Indicator

2020

2021

2022

Totaaloordeel

n.b.

8

7,9

Veiligheid

n.b.

8,1

8

Snelheid

n.b.

7,7

7,6

Gemak

n.b.

7,7

7,6

Comfort

n.b.

8,2

8,1

Beleving

n.b.

7,5

7,4

Personeelsmonitor1

6,7

n.b.

n.n.b.

1

De personeelsmonitor wordt eens in de twee jaar uitgevoerd.

Toelichting:

De OV-Klantenbarometer is een landelijk onderzoek naar de mening van reizigers in het openbaar vervoer in Nederland en op de Friese Waddenveren.

De onderwerpen zijn clusters, waarin de volgende zaken zijn meegenomen:

  • 1. Veiligheid: veiligheid rit, algemeen, halte/station

  • 2. Snelheid: frequentie, overstaptijd, reissnelheid, punctualiteit

  • 3. Gemak: gebruiksgemak ov-kaart, vervoersbewijs kopen, info halte, informatie rit, info vertragingen

  • 4. Comfort: klimaat, instappen, zitplaats, overlast, rijstijl

  • 5. Beleving: inrichting, netheid, klantvriendelijkheid, geluid

  • 6. Personeelsmonitor: sociale veiligheid medewerkers. De personeelsmonitor wordt tweejaarlijks onderzocht en gepubliceerd. Bron: Bibliotheek Verkeer en Vervoer - CROW

Het onderzoek van 2022 is uitgevoerd na de coronapandemie, maar wel nog in enigszins aangepaste vorm. Ten opzichte van 2018 en 2019 is het onderzoekjaar 2022 compacter; de metingen vonden plaats van april tot en met oktober, waar januari tot en met november gebruikelijk is.

In 2020 was er geen OV-Klantenbarometer en in 2021 was de meetperiode in oktober en november. De groep reizigers was in 2021 anders van samenstelling dan in de jaren voorafgaand aan de coronapandemie; een aantal groepen reisde minder in het ov dan voorheen. Ook in 2022 is de populatie (nog) niet terug naar het oude normaal. Daarnaast heeft het OV in 2022 last gehad van een aantal stakingen, zowel bij NS als bij het regionale openbaar vervoer en er was relatief veel personeelsuitval door ziekte.

Tabel 41 Kengetal: Punctualiteit

Indicator

2018

2019

2020

2021

2022

Treinpunctualiteit reizigersverkeer

91,5%

91,9%

93,5%

93,5%

91,1%

Treinpunctualiteit goederenvervoer

69,3%

69,7%

70,1%

66,3%

65,5%

Impactvolle storingen op de infrastructuur

542

435

361

406

455

Vervoerd ladinggewicht per spoor (in miljoen ton)1

41,58

42,65

40,02

42,622

44,00

Aantal ov-chipkaart transacties

2,7 mld.

2,8 mld.

1,47 mld.

1,56 mld.

1,92 mld.

Aantal instappers regionale treinen3

51,7 mln.

50,9 mln.

27,2 mln.

29,5 mln.

n.n.b.

Aantal instappers NS4

1,28 mln.

1,34 mln.

0,59 mln.

0,62 mln.

0,96 mln.

1

De cijfers van 2018 en 2019 zijn nader voorlopig en die vanaf 2020 zijn voorlopig.

2

Op basis van de meest actuele rapportage wordt Vervoerd ladinggewicht per spoor voor 2021 aangepast naar 42,62 mln. ton.

3

Totaal aantal instappers regionale treinen over het gehele jaar.

4

Gemiddelde aantal instappers per werkdag. Doordat de overzichten van NS in- en uitstappers weergeven zijn de aantallen bij de indicator ‘Aantal instappers NS’ abusievelijk structureel te hoog gerapporteerd. Dit is nu gecorrigeerd.

Toelichting

Bovenstaande cijfers geven inzicht in de punctualiteit van het spoorsysteem, het aantal impactvolle storingen, het aantal ov-chipkaart transactiesen de aantallen goederen en reizigers die over het spoor vervoerd worden. Voor meer indicatoren op het thema punctualiteit geeft de website van ProRail de laatste inzichten, Home | ProRail Reports.

Tabel 42 Indicator: spoorveiligheid (naar risicodrager)

Indicator

2018

2019

20201

2021

20222

Aantal STS-passages

137

142

95

105

n.n.b.

Waarvan gevaarpunt bereikt

26

34

20

21

n.n.b.

Aanrijding op overwegen3

35

46

28

34

n.n.b.

Aantal dodelijke slachtoffers bij aanrijdingen op overwegen

14

9

5

9

n.n.b.

Aantal spoorsuicides

194

194

198

186

n.n.b.

Totaal aantal treinkm’s

163 mln.4

165 mln.

152 mln.

160 mln.5

n.n.b.

1

De gerealiseerde cijfers in 2020 zijn gecorrigeerd t.o.v. de gepubliceerde cijfers in de Begroting 2021 om overeen te komen met het ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2020.

2

Gegevens ILT over het jaar 2022 komen beschikbaar in het vierde kwartaal van 2023.

3

De gerealiseerde cijfers in 2016 t/m 2020 zijn gecorrigeerd t.o.v. de gepubliceerde cijfers in de Begroting 2021 om overeen te komen met het ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2020.

4

Cijfer is gecorrigeerd op basis van ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2021.

5

Cijfer is gecorrigeerd op basis van ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2021, Tabel 1, pagina 20.

Toelichting

Hierboven staat een aantal indicatoren voor spoorveiligheid zoals deze worden gehanteerd in de Beleidsagenda Spoorveiligheid 2020-2025. Over de indicatoren wordt jaarlijks gerapporteerd op basis van het Jaarverslag Spoorveiligheid, opgesteld door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in functie als National Railway Safety Authority. Hierin worden de indicatoren in samenhang met de achterliggende veiligheidsrisico’s nader toegelicht. Voor meer indicatoren op het thema spoorveiligheid geeft de website van ProRail de laatste inzichten, Home | ProRail Reports.

Onderstaand wordt ingegaan op relevante beleidsmatige ontwikkelingen op het artikel openbaar vervoer en spoor.

Toekomstbeeld OV (incl. internationaal en goederen)

Er wordt samen met alle betrokken partijen gewerkt aan een herijking van het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer 2040. Daarbij wordt de invloed van grote ontwikkelingen zoals inflatie en post-COVID effecten op het OV geduid. Tijdens de landelijke OV en spoortafel in 2023 worden de eerste bevindingen vanuit de herijking met alle betrokken partijen besproken. Doel is om de definitieve resultaten (in de vorm van handelings-perspectieven) vanuit de herijking op te leveren in het eerste halfjaar van 2024. Internationaal spoorvervoer vraagt vanwege de groeiende vraag en noodzakelijke langjarige samenwerking met buitenlandse partijen bijzondere aandacht in de visievorming. Het werkprogramma internationaal spoor voor personenvervoer dat in 2022 is opgeleverd wordt de komende jaren uitgevoerd.

Tevens heeft de Kamer gevraagd om een Toekomstbeeld spoorgoederenvervoer naar analogie van het gelijknamige beeld voor het openbaar vervoer. De visie van het kabinet is via de brief van 7 april 2023 (Kamerstukken II, 29 984, nr. 1095) met de Kamer gedeeld. De uitwerking, samen met alle relevante stakeholders, moet voorts in samenhang met de herijking van het Toekomstbeeld OV en van de Goederenvervoeragenda plaatsvinden. Eind 2023 kan een eerste uitwerking van het Toekomstbeeld spoorgoederenvervoer met de Kamer besproken worden.

Marktordening spoor

In 2020 zijn de hoofdlijnen van het integrale besluit over de marktordening op het spoor na 2024 aan de Tweede Kamer gestuurd. In dit besluit is het voornemen opgenomen om de HRN-concessie opnieuw onderhands aan NS te gunnen. In 2023 wordt de concept-concessie opgesteld en aan de Eerste en Tweede Kamer voorgelegd. In 2024 start de implementatie-periode voor de voorgenomen concessie, hierin worden zaken voor de nieuwe concessie (die in 2025 zal ingaan) waaronder het Data Management Systeem verder vormgegeven.

Instandhouding hoofdspoorweginfrastructuur

In het Beleidsprogramma IenW zoals gedeeld met de Kamer wordt aangegeven dat in lijn met de motie Stoffer c.s. (Kamerstukken II, 35 570 A, nr. 63) wordt toegewerkt naar een meerjarenplan voor instandhouding van de Rijksinfrastructuur. Het plan is gericht op een stabiele langdurige programmering waarbij een basiskwaliteitsniveau wordt afgesproken. Voor de langere termijn werkt het ministerie van IenW samen met ProRail en de Kamer toe naar het definiëren van een nieuw kwaliteitsniveau van de hoofdinfrastructuur van het spoor. Bij het in kaart brengen van de keuzes en prioriteringen voor het aangepaste basiskwaliteitsniveau wordt het ministerie van IenW ondersteund door een externe audit. Zoals u eerder bent geïnformeerd wordt de audit voor het ProRail-netwerk in 2023/2024 uitgevoerd (Kamerstukken II, 35 925-A, nr. 14). Middelen, (netwerk) prestaties en risico’s worden in evenwicht gebracht en er wordt ook rekening gehouden met het toekomstbestendig maken van ons spoorinfrastructuurnetwerk.

Samenwerking met ProRail

In 2024 werken we verder aan de versterking van de samenwerking tussen IenW en ProRail. Dit doen we onder meer in het kader van programma Werk aan Uitvoering. Het verbeteren van de relatie tussen beleid en uitvoering staat daarbij centraal. Daarnaast is aandacht voor ‘integraal opdrachtgeverschap’ richting ProRail.

Modernisering Spoorwegwet

Om Nederland optimaal bereikbaar per spoor te houden wordt gewerkt aan een nieuwe Spoorwegwet. Gestreefd is het wetsvoorstel eind 2023 aan uw Kamer aan te bieden. In januari 2023 is nog een keer gereflecteerd op het wetsvoorstel door de uitvoerings- en handhavingsorganisaties (ILT, ACM en ProRail). Het wetsvoorstel beoogt volledig aan te sluiten op de EU-wetgeving en optimaal gebruik te maken van de ruimte die geboden wordt voor nationale invulling. De invulling zal voornamelijk uitgewerkt worden in de lagere regelgeving waarbij de sector betrokken zal worden, deze zal medio 2024 in concept beschikbaar zijn. Iedere spoorweg krijgt een gebruiksfunctie met een passend kader om onder meer veiligheid te borgen en nieuwe mogelijkheden te faciliteren gericht op de toekomstige mobiliteitsopgaven.

Tabel 43 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 16 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

825.715

273.669

21.437

9.293

8.756

8.173

8.158

        

Uitgaven

1.101.614

260.497

34.202

27.092

8.996

8.419

8.412

        

1. OV en Spoor

70.609

42.301

13.761

9.525

8.996

8.419

8.412

Opdrachten

4.844

10.571

4.535

3.735

4.543

4.073

4.167

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

0

1.783

1.807

1.831

0

0

0

Overige opdrachten

4.844

8.788

2.728

1.904

4.543

4.073

4.167

Subsidies

33.710

16.056

5.238

1.940

1.068

961

860

Subsidie NS Sociale Veiligheid

6.000

2.000

2.000

0

0

0

0

Overige subsidies

27.710

14.056

3.238

1.940

1.068

961

860

Bijdragen aan agentschappen

887

1.124

844

844

844

844

844

Bijdragen aan medeoverheden

31.069

14.448

3.042

2.904

2.439

2.439

2.439

CLU Betuwe en Hoge Snelheidslijn (HSL)

2.623

2.477

2.477

2.439

2.439

2.439

2.439

Overige bijdragen aan medeoverheden

28.446

11.971

565

465

0

0

0

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

99

102

102

102

102

102

102

        

2. Maatregelenpakket OVS

1.031.005

218.196

20.441

17.567

0

0

0

Subsidies

1.031.005

218.196

20.441

17.567

0

0

0

Beschikbaarheidsvergoeding OV-sector

1.031.005

104.848

11.356

0

0

0

0

Transitievangnet OV

0

113.348

9.085

17.567

0

0

0

        

Ontvangsten

2.588

25.522

46.584

0

0

0

0

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor het jaar 2024 een toelichting gegeven waarvoor de financiële instrumenten worden ingezet en wie de middelen ontvangt.

1. OV en Spoor (€ 13,8 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 4,5 miljoen).

    • Autoriteit Consument en Markt (ACM) (€ 1,8 miljoen). Dit betreft de de jaarlijkse vergoeding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) voor haar werk op het gebied van spoor zoals de Vervoerkamer. De Vervoerkamer reguleert de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.

    • Overige opdrachten (€ 2,7 miljoen). Dit betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de monitoring sociale veiligheid, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV), de beheer- en vervoerconcessie, de uitbesteding van SWUNG1-taken en aanpassingen in de spoorwegwetgeving. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer. Deze opdrachten worden door verschillende organisaties uitgevoerd.

  • 4. Subsidies (€ 5,2 miljoen).

    • Subsidie Sociale Veiligheid (€ 2 miljoen). Tussen IenW en NS is afgesproken dat beiden 50% van de kosten voor hun rekening nemen voor de continuering van de inzet van Veiligheid & Servicemedewerkers. Dit komt voor NS en IenW neer op een bijdrage van een ieder van € 10 miljoen (€ 2 miljoen per jaar) over de periode 2020 tot en met 2024. NS betaalt daarnaast ook voor extra inzet voor hoofdconducteurs in de trein.

    • Overige subsidies (€ 3,2 miljoen).

      • Subsidie nachttrein NS (€ 1,4 miljoen). Dit betreft het realiseren van een proef met een grensoverschrijdende treindienst tussen Düsseldorf en Amsterdam Centraal om daarmee de nachttreindienst van ÖBB tussen Innsbruck/Wenen en Düsseldorf door te rijden naar Amsterdam en vice versa. Deze subsidie heeft tot doel om bij te dragen aan het verwachte exploitatietekort op Nederlands grondgebied van de genoemde proef.

      • Subsidies zoals vermeld in tabel 42 ‘Wettelijke grondslagen subsidieverlengingen artikel 16’ (€ 1,6 miljoen).

      • Subsidie Regional Expres 13 (€ 0,2 miljoen). Dit betreft een bijdrage voor Verkehrsverbund Rhein-Ruhr (VRR) voor het exploitatietekort van de Regional Expres 13 (RE13 Hamm-Dusseldorf-Venlo) dat zich voordoet op Nederlands grondgebied.

  • 10. Bijdragen aan agentschappen (€ 0,8 miljoen). Met Rijkswaterstaat zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering (€ 0,83 miljoen). Dit zijn taken die Rijkswaterstaat uitvoert in opdracht van de beleidsdirectoraten van IenW. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij het agentschap gereserveerd. Met het KNMI (€ 0,014 miljoen) zijn afspraken gemaakt over informatievoorziening, bijvoorbeeld rondom winterse omstandigheden, die van belang zijn voor de veiligheid van het vervoer over het spoor.

  • 11. Bijdragen aan medeoverheden (€ 3,0 miljoen).

    • CLU (€ 2,5 miljoen). Dit betreft de jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningstester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.

    • Overige bijdragen aan medeoverheden (€ 0,6 miljoen). Dit betreft de bijdrage aan het Schadevergoedingsschap. Het Schadevergoedingsschap handelt schadevergoedingen af naar aanleiding van onder andere de HSL.

  • 14. Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties (€ 0,1 miljoen). Dit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.

2. Maatregelenpakket OVS (€ 20,4 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Subsidies (€ 20,4 miljoen).

    • Beschikaarheidsvergoeding OV sector (€ 11,4 miljoen). De vergoeding is bestemd voor het waarborgen van de beschikbaarheid tijdens Corona van het openbaar vervoer onder concessie in Nederland. De looptijd van de BVOV tot 1 januari 2023 is gelijk aan de looptijd van de tijdelijke aangepaste (nood)concessies op grond waarvan de overheid aan OV-bedrijven vanwege COVID-19 een vergoeding kan verschaffen. De bijdrage vanuit het Rijk is afhankelijk van de gerealiseerde reizigersopbrengsten.

    • Transitievangnet OV (€ 9,1 miljoen). Zoals in de Voorjaarsnota 2022 is aangegeven ≪ademt≫ de hoogte van de beschikbaarheidsvergoeding mee met de reizigersinkomsten. Bij de raming van het benodigde budget is uitgegaan van de prognose van het KiM over het herstel van het gebruik van het OV. Er is een eenmalig transitievangnet voor 2023 ingesteld (zie Kamerstukken 29984, nr. 991). Dit vangnet kent een omvang van maximaal € 150 miljoen en biedt zekerheid aan de reizigers voor voldoende, veilig en betrouwbaar OV in 2023. Dit vangnet ademt mee met de actuele reizigersontwikkeling. Wanneer de reizigersaantallen in 2023 hoger zijn daalt de omvang van dit vangnet. Het vangnet biedt hiermee prikkels en voldoende tijd voor de sector om zich klaar te maken voor het ‘nieuwe normaal’ waarbij vraag en aanbod weer in balans worden gebracht. Voor deze regeling is dekking gevonden in het Mobiliteitsfonds en het benodigde bedrag is overgeboekt naar dit artikel. Naar verwachting wordt in 2024 € 9,1 miljoen besteed aan deze bijdrage Transitievangnet OV. De bijdragen worden verstrekt aan de NS en aan de decentrale concessiehouders. Hiervoor zullen naar verwachting tot en met 2026 betalingen plaatsvinden.

Ontvangsten (€ 46,6 miljoen)

De definitieve bijdragen in het kader van de Beschikbaarheidsvergoeding OV 2022 worden in 2024 vastgesteld. Het is een regeling op nacalculatiebasis. De aanvragers verantwoorden uiterlijk 16 juli 2024. De actuele verwachting is dat de Beschikbaarheidsvergoeding OV 2022 voor een aantal ontvangende partijen lager vastgesteld zal worden dan het voorschot dat zij reeds ontvangen hebben. Op dit moment is de prognose dat na vaststelling in 2024 een bedrag zal worden teruggestort van € 46,6 miljoen.

Wettelijke grondslag subsidieverlening

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht geldt dat in het algemeen subsidie wordt verleend op grond van een wettelijk voorschrift. Uit de Algemene wet bestuursrecht volgt dat één van de uitzonderingen hierop subsidies vormen waarvan zowel de subsidieontvanger als het maximale bedrag in de begroting worden vermeld.

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is in de regel <Verplichtingen> dergelijke subsidieverplichtingen voor het jaar 2024 opgenomen. Voor de subsidieverplichtingen die specifiek in onderstaande tabel worden vermeld geldt dat deze begrotingsvermelding de wettelijke grondslag vormt zoals bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

Tabel 44 Wettelijke grondslagen subsidieverlengingen artikel 16

Maximum bedrag

Ontvanger

Toelichting

Artikelonderdeel

€ 398.000,-

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (Rover)

Voor beleidsondersteuning aan Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (Rover). Ook in de periode 2025 ‒ 2027 zal jaarlijks maximaal € 0,4 miljoen verstrekt worden voor beleidsondersteuning.

16.01 OV en Spoor

€ 269.000,-

Stichting geschillencommissies voor consumentenzaken.

Voor het in stand houden van het tweedelijns OV klachtenloket . Ook in de periode 2025 ‒ 2027 zal jaarlijks maximaal € 0,3 miljoen verstrekt worden aan deze stichting voor het in stand houden van het tweedelijns OV klachtenloket.

16.01 OV en Spoor

€ 250.000,-

Stichting CROW

Voor de uitvoering van de OV Klantenbarometer 2024. De OV-Klantenbarometer is het nationale klanttevredenheidsonderzoek voor het openbaar vervoer in Nederland. Het omvat het regionale stads- en streekvervoer en sinds 2018 ook het personenvervoer op het hoofdrailnet en de Friese Waddenveren. Het onderzoek wordt sinds 2001 in opdracht van Stichting CROW uitgevoerd. Stichting CROW is een onafhankelijke kennisorganisatie op het gebied van infrastructuur, openbare ruimte en verkeer en vervoer. Het kengetal klanttevredenheid regionaal OV vloeit voort uit de OV-klantenbarometer.Ook in de periode 2025 ‒ 2028 zal jaarlijks maximaal € 0,25 miljoen verstrekt worden voor de OV-klantenbarometer.

16.01 OV en Spoor

€ 355.000,-

Coöperatieve Vereniging Samenwerkingsverband DOVA (Decentrale Openbaar Vervoer Autoriteit)

Om de gezamenlijke activiteiten voor de Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV), Stationstopologie, Beheer Informatie Standaarden OV Nederland (BISON), Dashboard Deur-tot-Deur en de Staat van het OV optimaal uit te kunnen voeren. Ook in 2025 zal een bedrag van maximaal € 0,36 miljoen verstrekt worden.

16.01 OV en Spoor

€ 337.000,-

Trans Link Systems B.V.

Voor de verdere doorontwikkeling en realisatie van de informatiehuishouding van het openbaar vervoer aan Trans Link Systems B.V. Ook in 2025 en in 2026 zal subsidie verstrekt worden voor de verdere doorontwikkeling en realisatie van de informatiehuishouding van het openbaar vervoer voor maximaal € 0,35 miljoen in 2025 en maximaal € 0,12 miljoen in 2026.

16.01 OV en Spoor

In onderstaande tabel is van het totaal van de geraamde programma uitgaven inzicht gegeven in het geschatte aandeel juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden, beleidsmatig gereserveerd en nog niet ingevuld/vrij te besteden. In lijn met de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften is voor de juridisch verplichte uitgaven op het niveau van een Financieel Instrument als geheel van het totale artikel een kwalitatieve toelichting opgenomen.

Tabel 45 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 16
 

2024

juridisch verplicht

98%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

2%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Toelichting

Van de totale in 2024 beschikbare programma uitgaven (€ 34,2 miljoen) is 98% juridisch verplicht. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

  • 1. Opdrachten. Van het opdrachtenbudget in 2024 is 82% juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Het betreft hier onder andere de jaarlijkse bijdrage aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM), uitgaven voor de OV-begeleiderskaart, de dialoogfase concessieverlening en de uitbesteding van Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid (SWUNG1) taken. Opdrachten zijn verplicht op grond van verstrekte opdrachtbrieven aan diverse opdrachtnemers. De opdrachten kennen een verschillende looptijd.

  • 2. Subsidies. Het subsidiebudget is op grond van de subsidieregelingen en beschikkingen en wettelijke bepalingen 100% juridisch verplicht. Dit betreffen met name de Beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV) en het Transitievangnet 2023 (TVOV). De beschikbaarheidsvergoeding is bestemd voor het waarborgen van de beschikbaarheid tijdens Corona van het openbaar vervoer onder concessie in Nederland. De bijdragen worden verstrekt aan de NS en aan de decentrale concessiehouders. De looptijd van de BVOV is tot 1 januari 2023. Door het systeem van afrekening van verstrekte voorschotten, waarbij de definitieve bijdrage vanuit het Rijk afhankelijk is van de gerealiseerde reizigersopbrengsten, zullen tot en met 2025 hiervoor betalingen plaatsvinden. Er is een eenmalig transitievangnet voor 2023 ingesteld (zie Kamerstukken 29984, nr. 991). De bijdragen worden verstrekt aan de NS en aan de decentrale concessiehouders. Hiervoor zullen naar verwachting tot en met 2026 betalingen plaatsvinden.

    Voor het volledige subsidieoverzicht wordt verwezen naar bijlage 5 in deze begroting.

  • 3. Bijdrage aan agentschappen. De uitgaven voor de agentschapsbijdragen RWS en KNMI zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter. De bijdrage aan RWS heeft betrekking op beleidsondersteuning en advies (BOA). RWS reserveert capaciteit voor het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid. De bijdrage aan het KNMI is bestemd voor het verstrekken van informatievoorziening, bijvoorbeeld rondom winterse omstandigheden, die van belang zijn voor de veiligheid van het vervoer over het spoor.

  • 4. Bijdrage aan medeoverheden. De bijdragen aan mede-overheden zijn op grond van de regelingen voor de specifieke uitkeringen en de reeds aangegane verplichtingen 100% juridisch verplicht. het betreft onder meer de jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningstester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s waaraan de bijdrage wordt verstrekt.

  • 5. Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties. De bijdrage internationale organisaties is op grond van verdragen voor 100% juridisch verplicht en kent een structureel karakter. Het betreft bijdragen aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviares (OTIF) en Railforum Nederland.

Extracomptabele verwijzingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde uitgaven, vinden vanuit andere begrotingen van IenW (het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds) uitgaven plaats die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabellen zijn deze extracomptabele verwijzingen opgenomen.

Tabel 46 Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen

2.635.767

11.320.948

2.254.374

2.213.432

1.868.052

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen

228.802

358.115

202.784

202.784

202.784

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen

2.864.569

11.679.063

2.457.158

2.416.216

2.070.836

waarvan

      

13.02

Exploitatie onderhoud en vernieuwing

2.143.402

2.121.260

1.656.620

1.725.133

1.519.931

13.03

Ontwikkeling

504.019

508.621

602.829

494.082

374.911

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

217.148

204.182

197.709

197.001

175.994

13.07

Rente en aflossing

0

8.845.000

0

0

0

Tabel 47 Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's

1.142.688

500.336

163.340

47.515

36.358

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's

     

Totale uitgaven op artikel 14 Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's

1.142.688

500.336

163.340

47.515

36.358

waarvan

      

14.01

Regionale infrastructuur

48.227

90.282

19.159

10.408

20.455

14.03

Bereikbaarheidsprogramma's

1.094.461

410.054

144.181

37.107

15.903

Tabel 48 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.07 ERTMS en 17.10 PHS van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

Bijdrage uit artikel 26 van Mobiliteitsfonds aan artikel 17.07 ERTMS en 17.10 PHS

345.247

423.976

376.502

442.173

549.989

Andere ontvangsten van artikel 17.07 ERTMS en 17.10 PHS

7

    

Totale uitgaven op artikel 17.07 ERTMS en 17.10 PHS

345.254

423.976

376.502

442.173

549.989

waarvan

      

17.07

ERMTS

161.980

221.812

125.816

158.998

302.782

17.10

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

183.274

202.164

250.686

283.175

247.207

Fiscale Regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en een programmering van evaluaties voor toekomstige jaren wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 49 Fiscale regelingen budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen artikel 16 (x € miljoen)
 

2022

2023

2024

Verlaagd btw-tarief Personenvervoer

617

670

697

MRB Vrijstelling taxi’s en openbaar vervoer1

48

48

48

Reisaftrek OV

6

6

6

1

MRB = Motorrijtuigenbelasting

Licence