Base description which applies to whole site

4.7 Beleidsartikel 11 Studiefinanciering

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Financieren

De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd; er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering van de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar de website www.onderwijsincijfers.nl

In 2020 hebben geen grote beleidswijzigingen plaatsgevonden met betrekking tot de studiefinanciering, met uitzondering van de maatregelen die genomen zijn in verband met de coronapandemie. Zo hebben studenten die in de zomermaanden juni, juli, augustus of september 2020 geen recht meer hadden op een basisbeurs (mbo) of aanvullende beurs (mbo en ho), een tegemoetkoming ontvangen van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Daarnaast is de maximale termijn van het studentenreisproduct met 3 maanden verlengd voor ho-studenten die hierop recht hadden in maart 2020 en is een aantal coulance maatregelen opgesteld, om bijvoorbeeld studenten en oud-studenten met studieschulden en acute financiële problemen tegemoet te komen.

Daarnaast is in 2020 de beleidsdoorlichting van artikel 11 Studiefinanciering gepubliceerd, die tevens diende als eerste evaluatie van het sociaal leenstelsel. Hieruit komt naar voren dat het studiefinancieringsstelsel ervoor zorgt dat de beroepsopleidende leerweg van het mbo (mbo bol) en het ho financieel toegankelijk zijn voor studenten. Ook is geconcludeerd dat de doorstroom naar het ho en de keuzes die studenten maken nauwelijks zijn beïnvloed door de invoering van het leenstelsel. Aandachtspunten die naar voren kwamen in de beleidsdoorlichting zijn de doorstroom van mbo naar hbo, de relatief grote ouderbijdrage van studenten uit middeninkomens en het leengedrag van studenten in combinatie met de hoogte van de studieschuld.

Tabel 30 Budgettaire gevolgen van beleid van artikel 11 (bedragen x € 1.000)
      

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

 

5.828.062

4.563.829

6.200.225

5.317.390

5.171.220

5.221.098

‒ 49.878

         

Uitgaven

 

5.828.062

4.563.829

6.200.225

5.317.390

5.171.220

5.221.098

‒ 49.878

         

Inkomensoverdracht

 

3.202.292

1.964.912

3.595.627

2.651.162

2.328.241

2.137.924

190.317

Basisbeurs gift ( R)

1.075.460

1.108.885

1.210.960

1.099.286

865.335

840.285

25.050

Aanvullende beurs gift ( R)

585.282

608.481

672.109

665.431

692.622

674.557

18.065

Reisvoorziening gift ( R)

1.420.507

‒ 41.301

1.631.598

790.046

666.540

542.961

123.579

Caribisch Nederland gift (R)

3.320

3.491

3.210

3.340

2.852

3.210

‒ 358

Overige uitgaven ( R)

117.723

285.356

77.750

93.059

100.892

76.911

23.981

Leningen

2.500.515

2.466.346

2.488.675

2.543.858

2.717.821

2.965.119

‒ 247.298

Basisbeurs prestatiebeurs (NR)

‒ 61.338

‒ 367.482

‒ 707.732

‒ 760.632

‒ 622.580

‒ 608.035

‒ 14.545

Aanvullende beurs prestatiebeurs (NR)

172.479

168.752

136.424

144.946

122.378

115.192

7.186

Reisvoorziening (NR)

  

114.498

175.475

161.344

98.339

63.005

Rentedragende lening (NR)

2.238.174

2.608.440

2.459.989

2.587.047

2.645.105

2.924.417

‒ 279.312

Collegegeldkrediet (NR)

262.036

322.007

352.355

332.520

303.414

353.529

‒ 50.115

Levenlanglerenkrediet (NR)

0

3.881

20.191

27.108

29.551

45.000

‒ 15.449

Overige uitgaven (NR)

‒ 110.836

‒ 269.252

112.950

37.395

78.609

36.677

41.932

Bijdrage aan agentschappen

125.255

132.571

115.923

122.370

125.158

118.055

7.103

Dienst Uitvoering Onderwijs ( R)

125.255

132.571

115.923

122.370

125.158

118.055

7.103

         

Ontvangsten

 

795.034

826.628

846.307

914.341

1.051.508

936.149

115.359

Ontvangsten ( R)

211.071

200.665

152.773

119.190

97.386

139.535

‒ 42.149

Ontvangen rente ( R)

126.288

105.783

93.903

76.887

63.342

89.518

‒ 26.176

Overige ontvangsten ( R)

84.783

94.882

58.870

42.303

33.824

50.017

‒ 16.193

Ontvangsten Caribisch Nederland (R)

    

220

0

220

Ontvangsten (NR)

583.963

625.963

693.534

795.151

954.122

796.614

157.508

Terugontvangen hoofdsom (NR)

583.963

625.963

693.534

795.151

954.122

796.614

157.508

Tabel 31 Indeling Budgettaire gevolgen van beleid naar relevant en niet-relevant (bedragen x €1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Relevante uitgaven:

3.327.547

2.097.483

3.711.550

2.773.532

2.453.399

2.255.979

197.420

Niet-relevante uitgaven:

2.500.515

2.466.346

2.488.675

2.543.858

2.717.821

2.965.119

‒ 247.298

Relevante ontvangsten:

211.071

200.665

152.773

119.190

97.386

139.535

‒ 42.149

Niet-relevante ontvangsten:

583.963

625.963

693.534

795.151

954.122

796.614

157.508

In tabel 30 Budgettaire gevolgen van beleid is vanaf de begroting van 2020 gekozen voor een verhelderende indeling tussen de instrumenten inkomensoverdracht en leningen. In totaal zijn er vier wijzigingen ten opzichte van de eerdere begrotingen. Ten eerste zijn de niet-relevante posten die onder het instrument inkomensoverdracht stonden overgeheveld naar het instrument leningen. Het betreft hier de posten Basisbeurs prestatiebeurs (NR), Aanvullende beurs prestatiebeurs (NR), Reisvoorziening prestatiebeurs (NR) en Overige uitgaven niet-relevant (NR). De prestatiebeurzen worden in eerste instantie als lening toegekend aan de student en worden omgezet in een gift bij het behalen van een diploma binnen tien jaar. Het boeken van de niet-relevante posten onder het instrument leningen sluit beter aan op de wijze waarop de prestatiebeurzen aan de studenten worden toegekend. De onderliggende tabellen die een verdere uitsplitsing geven op deze posten worden voortaan ook toegelicht onder het kopje Leningen.

Ten tweede worden alle relevante uitgaven aan de reisvoorziening gift nu onder hetzelfde budget geboekt. Voorheen waren deze uitgaven apart uitgesplitst naar Reisvoorziening gift (R), Bijdrage studerenden aan OV-contract (R) en Kosten contract OV-bedrijven. De reisvoorziening wordt nu op vergelijkbare manier weergegeven als de basisbeurs en de aanvullende beurs. De uitsplitsing naar deze drie posten is in de onderliggende tabellen weergegeven.

In de derde plaats is de post Rentedragende lening (NR) verder uitgesplitst naar de posten Rentedragende lening (NR) en Leven lang leren krediet (NR). Voorheen werden de uitgaven aan het Leven lang leren krediet volledig onder de post Rentedragende lening (NR) geboekt, nu wordt dit bedrag ook apart weergegeven.

Tot slot zijn de Relevante ontvangsten hoofdsom (R) nu geheel zichtbaar onder de post overige ontvangsten (R). Deze ontvangsten waren voorheen zichtbaar onder de post Ontvangen rente en relevante hoofdsom (R). De rente-inkomsten hebben nu een aparte post Ontvangen rente (R), waardoor nu beter zichtbaar wordt wat de ontvangen rente is. De post die voorheen Kortlopende vorderingen (R) werd genoemd, valt nu onder de post Overige ontvangsten (R) samen met de Relevante ontvangsten hoofdsom (R) en de post Ontvangsten Caribisch Nederland (R).

Tabel 32 Was-wordt-tabel budgettaire gevolgen van beleid

Was

Wordt

Reisvoorziening gift (R), Bijdrage studerenden aan OV-contract (R), Kosten contract OV-Bedrijven

Reisvoorziening gift (R)

Rentedragende lening (NR) inclusief leven lang leren krediet (NR)

Rentedragende lening (NR) exclusief leven lang leren krediet (NR), Leven lang leren krediet (NR)

Ontvangen rente en relevante hoofdsom (R) inclusief relevante ontvangsten hoofdsom (R)

Ontvangen Rente (R) exclusief relevante ontvangsten hoofdsom

Kortlopende vorderingen (R) exclusief relevante ontvangsten hoofdsom (R)

Overige ontvangsten (R) inclusief ontvangsten van kortlopende vorderingen en inclusief relevante ontvangsten hoofdsom (R)

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenplafond. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door de studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en een uitgekeerde prestatiebeurs die is omgezet in een gift (na het behalen van diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld.

De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.

De realisatie van de uitgaven lag in 2020 € 49,9 miljoen lager dan oorspronkelijk begroot. De relevante uitgaven vielen € 197,4 miljoen hoger uit dan begroot. De niet-relevante uitgaven waren € 247,3 miljoen lager dan begroot. De realisatie van de ontvangsten is € 115,4 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. De relevante ontvangsten waren € 42,1 miljoen lager, de niet-relevante ontvangsten € 157,5 miljoen hoger dan begroot.

De verschillen tussen de begrotingsramingen en de realisaties 2020 worden hierna bij de instrumenten toegelicht.

Inkomensoverdrachten

Basisbeurs

De basisbeurs is een algemene voorziening die ertoe bijdraagt dat deelnemers van 18 jaar en ouder in de bol financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten. Sinds de invoering van het studievoorschot ontvangen studenten die aan een nieuwe opleiding beginnen in het ho geen basisbeurs meer. Er zijn nog wel studenten die basisbeurs ontvangen omdat zij vóór de invoering van het studievoorschot zijn begonnen met studeren.

Tabel 33 Totaal aantal studerenden met studiefinanciering
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Studerenden met basisbeurs

506.094

395.402

290.298

230.111

222.092

206.800

15.292

bol

236.048

230.764

220.603

213.388

216.315

202.000

14.315

hbo

197.812

132.213

64.064

15.235

5.218

4.000

1.218

wo

72.234

32.425

5.631

1.488

559

800

‒ 241

Studenten zonder basisbeurs

277.203

393.096

486.511

547.147

585.572

559.200

26.372

bol

7.702

8.432

8.067

16.873

20.030

7.500

12.530

hbo

142.916

214.365

277.321

321.903

345.123

330.600

14.523

wo

126.585

170.299

201.123

208.371

220.419

221.100

‒ 681

Totaal

783.297

788.498

776.809

777.258

807.665

766.000

41.664

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Uit de realisatiecijfers blijkt dat het totaal aantal studerenden met studiefinanciering in 2020 hoger lag dan geraamd (41.664 studerenden meer).

In tabel 33 zijn studenten die te maken hebben met het studievoorschot en dus geen basisbeurs meer ontvangen, opgenomen in de categorie Studenten zonder basisbeurs. Deze categorie bevat ook studerenden die hun recht op basisbeurs reeds hebben verbruikt. Het aantal studenten in zowel bol als hbo met een basisbeurs is hoger gerealiseerd dan geraamd, in het wo is dit juist lager gerealiseerd dan geraamd. Het aantal studenten zonder basisbeurs is ook hoger dan geraamd in de bol en hbo, en in het wo is dit aantal lager gerealiseerd dan geraamd.

Tabel 34 Uitgaven basisbeurs gift (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Uitbetaalde basisbeurs gift

87.663

82.675

88.310

83.145

84.597

78.802

5.795

bol

84.950

79.275

82.292

80.205

82.278

78.802

3.476

hbo

888

1.183

3.907

1.516

1.355

0

1.355

wo

1.825

2.217

2.111

1.424

963

0

963

Naar gift omgezetten basisbeurs prestatiebeurs

987.797

1.026.210

1.122.649

1.016.141

780.739

761.483

19.256

bol

217.016

225.966

250.183

223.108

211.376

219.464

‒ 8.088

hbo

445.449

468.642

537.064

508.966

315.070

381.490

‒ 66.420

wo

325.332

331.602

335.402

284.067

254.293

160.529

93.764

Totaal

1.075.460

1.108.885

1.210.959

1.099.286

865.335

840.285

25.051

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

De relevante uitgaven aan de basisbeurs gift zijn in 2020 € 25,1 miljoen hoger dan geraamd. In de bol is er € 3,5 miljoen meer aan basisbeurs als gift uitbetaald dan geraamd. Dit komt door hogere studentenaantallen dan geraamd. In 2020 is in de bol € 8,1 miljoen minder basisbeurs prestatiebeurs in gift omgezet dan geraamd.

De toekenningen als gift van basisbeurzen aan hbo-studenten zijn € 1,4 miljoen hoger dan geraamd en de toekenningen aan wo-studenten zijn € 1,0 miljoen hoger dan geraamd. Door de invoering van het studievoorschot is de basisbeurs in het ho afgeschaft en zijn er geen toekenningen als gift in het hbo en wo geraamd. Er zijn echter nog enkele studenten die een basisbeurs ontvangen waardoor er nog uitgaven aan de basisbeurs als gift in het ho zijn. In het hbo is er minder basisbeurs omgezet in gift dan geraamd en in het wo is er meer basisbeurs omgezet naar gift dan geraamd.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de studie van hun kinderen. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt waarvan de hoogte afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.

Tabel 35 Totaal aantal studenten met een aanvullende beurs (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

bol

115.226

112.894

110.724

108.074

108.264

103.000

5.264

hbo

86.974

88.376

88.466

88.969

89.602

87.500

2.102

wo

28.540

29.288

30.127

31.295

31.493

31.900

‒ 407

Totaal

230.740

230.558

229.317

228.338

229.359

222.400

6.959

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

In 2020 zijn er 5.264 meer bol-studenten met een aanvullende beurs dan geraamd. In het hbo zijn er ook iets meer beurzen verstrekt, namelijk aan 2.102 studenten meer dan begroot. In het wo aan 407 studenten minder dan begroot.

Tabel 36 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Uitbetaalde aanvullende beurs gift

275.699

276.011

283.500

282.850

289.739

274.872

14.867

bol

228.570

224.760

228.931

229.322

231.259

219.608

11.651

hbo

37.716

41.110

43.321

41.841

45.783

43.417

2.366

wo

9.414

10.141

11.248

11.687

12.697

11.847

850

Naar gift omgezetten basisbeurs prestatiebeurs

309.583

332.470

388.609

382.581

402.884

399.685

3.199

bol

139.748

147.246

164.215

151.285

141.841

154.722

‒ 12.881

hbo

123.077

134.655

164.179

167.652

191.368

178.108

13.260

wo

46.757

50.569

60.215

63.644

69.675

66.855

2.820

Totaal

585.282

608.481

672.109

665.431

692.622

674.557

18.065

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

De relevante uitgaven aan de aanvullende beurs gift zijn in 2020 € 18,1 miljoen hoger dan geraamd. De toekenningen van aanvullende beurzen gift in de bol zijn in 2020 € 11,7 miljoen hoger dan geraamd. Dit komt omdat het aantal bol studenten hoger is dan geraamd. De omzettingen van aanvullende beurs prestatiebeurs naar gift van bol-studenten zijn € 12,9 miljoen lager dan geraamd.

De toekenningen van aanvullende beurzen gift in het hbo zijn in 2020 € 2,4 miljoen hoger dan geraamd en in het wo € 0,9 miljoen hoger dan geraamd . De omzettingen van aanvullende beurs prestatiebeurs naar gift van hbo-studenten zijn € 13,3 miljoen hoger dan geraamd. In het wo zijn de omzettingen naar gift € 2,8 miljoen hoger dan geraamd. Dit is het gevolg van hogere omzettingen.

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Tabel 37 Aantal studenten met een reisvoorziening
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Aantal gebruikers van het reisrecht

663.486

771.330

782.943

792.104

817.573

770.600

46.973

bol minderjarig

0

99.662

109.345

111.281

112.599

107.000

5.599

bol

214.627

216.346

215.032

216.548

218.779

200.000

18.779

ho

448.859

455.322

458.566

464.275

486.195

463.600

22.595

Aantal RBS

20.568

20.480

19.314

17.250

11.497

19.600

‒ 8.103

bol

3.017

3.240

2.992

2.605

1.378

2.800

‒ 1.422

ho

17.551

17.240

16.322

14.645

10.119

16.800

‒ 6.681

Totaal

684.054

791.810

802.257

809.354

829.070

790.200

38.870

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Het aantal studenten dat gebruik heeft gemaakt van de reisvoorziening is in 2020 per saldo 46.973 hoger dan begroot waarbij de verhoging vooral veroorzaakt wordt door meerderjarige bol-studenten en ho-studenten. Sinds 2017 hebben minderjarige bol-studenten ook recht op een reisproduct. Het aantal studenten dat in 2020 een financiële vergoeding voor studeren in het buitenland ofwel de reisvoorziening buitenland studerenden (RBS) ontving, is 8.103 studenten lager dan geraamd. Dit komt voornamelijk door lagere aantallen in het ho.

Tabel 38 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Uitbetaalde reisvoorziening gift

0

0

70.219

89.552

92.663

67.223

25.440

bol

  

58.064

79.372

81.448

60.180

21.268

ho

  

12.154

10.179

11.215

7.043

4.172

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

0

0

695.785

654.992

688.227

699.828

‒ 11.601

bol

  

199.917

184.301

210.598

230.543

‒ 19.945

ho

  

495.868

470.691

477.629

469.285

8.344

Bijdrage studerenden aan OV-contract

0

0

‒ 857.909

‒ 912.228

‒ 972.683

‒ 896.097

‒ 76.587

bol

  

‒ 346.466

‒ 378.130

‒ 394.983

‒ 352.388

‒ 42.595

ho

  

‒ 511.442

‒ 534.098

‒ 577.701

‒ 543.709

‒ 33.992

Kosten contract OV-bedrijven

  

1.723.502

957.731

858.333

672.007

186.326

Totaal reisvoorziening

0

0

1.631.597

790.046

666.540

542.961

123.578

Toelichting

Tabel 38 is niet gevuld voor de jaren voorafgaand aan 2018. Dit is het directe gevolg van de nieuwe opzet van de tabel budgettaire gevolgen van beleid (tabel 30).

De relevante uitgaven aan de reisvoorziening zijn in 2020 in totaal € 123,6 miljoen hoger dan geraamd. Het bedrag aan reisvoorziening gift dat is uitbetaald, is € 25,4 miljoen hoger dan begroot. Dit betreft studenten die niet onder de prestatiebeurs vallen en daardoor de reisvoorziening als directe gift krijgen. Vooral de uitgaven aan bol-studenten zijn hoger, wat het gevolg is van hogere studenten aantallen. De omzettingen van prestatiebeurs naar gift waren in 2020 lager dan begroot. De omzettingen voor de bol-studenten was € 19,9 miljoen lager dan geraamd, en voor de studenten hoger onderwijs € 8,3 miljoen hoger dan geraamd.

De hogere studentenaantallen dragen ook bij aan de lagere uitgaven voor bijdrage van studerenden aan OV-contract omdat het hier een negatieve post betreft. In 2020 is er € 76,6 miljoen minder uitgegeven dan geraamd.

De kosten contract OV-bedrijven zijn € 186,3 miljoen hoger dan geraamd. Dit komt doordat er na de vaststelling van de begroting 2020 een kasschuif heeft plaatsgevonden waardoor de uitgaven in 2020 met € 200 miljoen zijn verhoogd. Deze kosten zijn naar voren geschoven uit 2021. Doordat de prijzen gemiddeld wat lager waren dan begroot heeft er ook een besparing plaatsgevonden op de uitgaven, waardoor per saldo de totale uitgaven € 186,3 miljoen hoger zijn dan begroot.

Overige uitgaven

De relevante overige uitgaven omvatten voornamelijk kwijtscheldingen, technische correcties tussen relevante en niet-relevante uitgaven en de tegemoetkoming voor studenten in verband met corona. De totale relevante uitgaven zijn in 2020 € 24 miljoen hoger dan geraamd. Deze hogere uitgaven zijn grotendeels te wijten aan de tegemoetkoming voor studenten in verband met corona. De totale uitgaven aan deze tegemoetkoming in 2020 bedroegen € 36,0 miljoen.

Leningen

Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld. Het betreft hier de prestatiebeurzen, de rentedragende leningen, het collegegeld-krediet en het levenlanglerenkrediet.

Basisbeurs

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het ho hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Sinds het studiejaar 2015/2016 geldt voor nieuwe studenten in het hoger onderwijs het studievoorschot.

Tabel 39 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Uitbetaalde basisbeurs

922.276

656.537

413.927

287.270

256.278

242.528

13.750

bol

259.485

249.783

238.488

234.729

234.960

224.737

10.223

hbo

452.766

311.988

158.613

47.396

19.108

14.464

4.644

wo

210.025

94.766

16.826

5.145

2.210

3.327

‒ 1.117

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs

‒ 987.797

‒ 1.026.210

‒ 1.122.649

‒ 1.016.143

‒ 780.739

‒ 756.483

‒ 24.256

bol

‒ 217.016

‒ 225.966

‒ 250.183

‒ 223.110

‒ 211.376

‒ 219.464

8.088

hbo

‒ 445.449

‒ 468.642

‒ 537.064

‒ 508.966

‒ 315.070

‒ 381.490

66.420

wo

‒ 325.332

‒ 331.602

‒ 335.402

‒ 284.067

‒ 254.293

‒ 155.529

‒ 98.764

Naar lening omgezette basisbeurs prestatiebeurs

4.184

2.191

990

‒ 31.759

‒ 98.120

‒ 94.080

‒ 4.040

bol

‒ 25

‒ 10

‒ 2

‒ 3.348

‒ 15.484

‒ 7.680

‒ 7.804

hbo

731

430

152

‒ 15.119

‒ 60.976

‒ 60.000

‒ 976

wo

3.478

1.771

840

‒ 13.292

‒ 21.660

‒ 26.400

4.740

Totaal

‒ 61.338

‒ 367.482

‒ 707.732

‒ 760.632

‒ 622.580

‒ 608.035

‒ 14.546

Toelichting

In totaal is er in 2020 € 13,8 miljoen meer aan basisbeurs prestatiebeurs uitbetaald dan geraamd. In de bol zijn de uitgaven € 10,2 miljoen hoger dan begroot en in het hbo € 4,6 miljoen hoger dan begroot. Dit komt door hogere studentenaantallen met een basisbeurs dan geraamd. In het wo is € 1,1 miljoen minder uitgegeven aan basisbeurs prestatiebeurs dan begroot, als gevolg van lagere studentenaantallen met basisbeurs.

Het bedrag aan basisbeurs dat naar gift is omgezet in 2020 is € 24,3 miljoen lager dan begroot. Deze post bevat grotendeels de tegenboeking van de relevante omzetting naar gift, die is toegelicht onder tabel 34. Het bedrag aan basisbeurs dat naar een lening is omgezet in 2020 is € 4,0 miljoen lager dan begroot, het betreft hier een negatieve post. Dit is het gevolg van hogere omzettingen naar lening in de bol en in het hbo dan begroot. In het wo is juist minder basisbeurs prestatiebeurs omgezet naar lening dan begroot.

Aanvullende beurs

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime.

Tabel 40 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Uitbetaalde aanvullende beurs

481.144

500.697

524.837

538.180

559.371

544.677

14.693

bol

173.992

171.864

164.272

160.014

165.388

155.552

9.836

hbo

223.380

239.810

262.252

276.478

286.532

281.539

4.993

wo

83.773

89.023

98.313

101.688

107.451

107.586

‒ 135

Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

‒ 309.583

‒ 332.470

‒ 388.609

‒ 382.581

‒ 402.884

‒ 399.685

‒ 3.199

bol

‒ 139.748

‒ 147.246

‒ 164.215

‒ 151.285

‒ 141.841

‒ 154.722

12.881

hbo

‒ 123.077

‒ 134.655

‒ 164.179

‒ 167.652

‒ 191.368

‒ 178.108

‒ 13.260

wo

‒ 46.757

‒ 50.569

‒ 60.215

‒ 63.644

‒ 69.675

‒ 66.855

‒ 2.820

Naar lening omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

917

525

196

‒ 10.653

‒ 34.110

‒ 29.800

‒ 4.310

bol

‒ 37

‒ 11

‒ 4

‒ 2.058

‒ 9.192

‒ 12.168

2.976

hbo

229

145

36

‒ 4.536

‒ 19.109

‒ 12.847

‒ 6.262

wo

725

391

164

‒ 4.059

‒ 5.809

‒ 4.785

‒ 1.024

Totaal

172.479

168.752

136.424

144.946

122.378

115.192

7.185

Toelichting

In totaal is er in 2020 € 14,7 miljoen meer aan aanvullende beurs prestatiebeurs uitbetaald dan geraamd. In de bol zijn de uitgaven € 9,8 miljoen hoger dan begroot en in het hbo € 5,0 miljoen hoger dan begroot. Dit komt door hogere studentenaantallen met een aanvullende beurs dan geraamd. In het wo is nagenoeg hetzelfde bedrag uitbetaald aan aanvullende beurs prestatiebeurs als begroot.

Het bedrag aan aanvullende beurs dat naar gift is omgezet in 2020 is € 3,2 miljoen lager dan begroot. Deze post bevat de tegenboeking van de relevante omzetting naar gift, die is toegelicht onder tabel 36. Het bedrag aan aanvullende beurs dat naar lening is omgezet in 2020 is € 4,3 miljoen lager dan begroot, het betreft hier een negatieve post. Dit komt voornamelijk door hogere omzettingen in het hbo en wo dan geraamd. In de bol is juist minder aanvullende beurs omgezet naar lening dan geraamd.

Reisvoorziening

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het ho hebben recht op een reisvoorziening onder het prestatiebeursregime.

Tabel 41 Uitgaven reisvoorziening prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Uitbetaalde reisvoorziening

0

0

810.274

843.509

894.126

831.167

62.958

bol

  

292.105

302.056

315.311

294.266

21.045

ho

  

518.169

541.453

578.814

536.901

41.913

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

0

0

‒ 695.785

‒ 654.992

‒ 688.227

‒ 699.828

11.601

bol

  

‒ 199.917

‒ 184.301

‒ 210.598

‒ 230.543

19.945

ho

  

‒ 495.868

‒ 470.691

‒ 477.629

‒ 469.285

‒ 8.344

Naar lening omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

0

0

9

‒ 13.042

‒ 44.555

‒ 33.000

‒ 11.555

bol

  

0

‒ 1.514

‒ 8.082

‒ 3.000

‒ 5.082

ho

  

9

‒ 11.527

‒ 36.473

‒ 30.000

‒ 6.473

Totaal reisvoorziening

0

0

114.498

175.475

161.344

98.339

63.004

Toelichting

In totaal is in 2020 € 63,0 miljoen meer reisvoorziening prestatiebeurs uitbetaald dan geraamd. Dit is het gevolg van hogere studentenaantallen in zowel de bol als het ho, waardoor de uitgaven aan bol prestatiebeurs € 21,0 miljoen hoger waren en ho prestatiebeurs € 41,9 miljoen hoger waren.

Het bedrag aan reisvoorziening dat naar gift is omgezet in 2020 is € 11,6 miljoen hoger dan begroot. Deze post bevat grotendeels de tegenboeking van de relevante omzetting naar gift, die is toegelicht onder tabel 38. Het bedrag aan reisvoorziening dat naar lening is omgezet in 2020 is € 11,6 miljoen lager dan begroot, het betreft hier een negatieve post. Dit is het gevolg van hogere omzettingen naar lening in de bol en in het ho.

Leenfaciliteit

De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de Rijksoverheid te financieren.

Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het hoger onderwijs gebruik maken van het collegegeldkrediet.

Tabel 42 Niet-relevante uitgaven leenfaciliteit (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Rentedragende lening

2.238.174

2.608.440

2.459.989

2.587.048

2.645.105

2.924.417

‒ 279.312

Collegegeldkrediet

262.036

322.007

352.355

332.520

303.414

353.529

‒ 50.115

Levenlanglerenkrediet

0

3.881

20.191

27.109

29.551

45.000

‒ 15.449

Totaal

2.500.211

2.934.328

2.832.535

2.946.677

2.978.070

3.322.946

‒ 344.876

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Per saldo zijn in 2020 de niet-relevante uitgaven aan de leenfaciliteit € 344,9 miljoen lager dan geraamd. De uitgaven aan de rentedragende lening zijn in 2020 per saldo € 279,3 miljoen lager dan geraamd. Voor zowel de bol als het ho (hbo en wo) geldt dat er minder studenten dan geraamd gebruik hebben gemaakt van de rentedragende lening.

De niet-relevante uitgaven aan collegegeldkrediet zijn in 2020 € 50,1 miljoen lager dan geraamd. Dit komt door lagere aantallen studenten die collegegeldkrediet aangevraagd hebben. De uitgaven aan het levenlanglerenkrediet zijn in 2020 € 15,4 miljoen lager dan geraamd. De groei in het gebruik van het levenlanglerenkrediet is lager dan geraamd.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

De uitgaven in 2020 zijn € 7,1 miljoen hoger dan begroot. Dit verschil betreft deels de uitvoeringskosten voor de tegemoetkoming aan studenten in verband met corona.

Ontvangsten

Onder de relevante ontvangsten vallen de ontvangen rente, de overige ontvangsten en de ontvangsten Caribisch Nederland.

Tabel 43 Relevante ontvangsten (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Ontvangen rente

126.288

105.783

93.903

76.887

63.342

89.518

‒ 26.176

Overige ontvangsten

84.783

94.882

58.870

42.303

33.824

50.017

‒ 16.193

Renteloos voorschot en relevante rentedragende lening

1.729

1.104

1.197

1.212

1.034

1.021

13

Kortlopende vorderingen

83.054

93.778

57.673

41.091

32.790

48.996

‒ 16.206

Caribisch Nederland

    

220

0

220

Totaal relevante ontvangsten

211.071

200.665

152.773

119.190

97.386

139.535

‒ 42.149

Toelichting

In vergelijking met de begroting zijn de ontvangsten in 2020 € 42,1 miljoen lager. Doordat de rente de afgelopen jaren steeds verder is gedaald, is ook het rentebedrag dat studenten terug moeten betalen steeds lager geworden. Hierdoor zijn de rente ontvangsten in 2020 € 26,2 miljoen lager dan begroot. De ontvangsten op de kortlopende vorderingen zijn € 16,2 miljoen lager dan begroot als gevolg van lagere ontvangsten op achterstallig lager recht (ALR). Sinds het inwerking treden van het PVS-systeem zijn er minder uitgaven aan ALR en daardoor ook minder ontvangsten, deze trend heeft zich verder doorgezet in de daarop volgende jaren.

De niet-relevante ontvangsten bestaan uit de ontvangsten op de hoofdsom. Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of niet volledig terug te betalen.

Tabel 44 Niet-relevante ontvangsten (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Hoofdsom (NR)

583.963

625.963

693.534

795.151

954.122

796.614

157508

Totaal niet-relevante ontvangsten

583.963

625.963

693.534

795.151

954.122

796.614

157.508

Toelichting

In vergelijking met de raming zijn de ontvangsten op de hoofdsom in 2020 € 157,5 miljoen hoger dan begroot. Dit komt voornamelijk doordat er meer vervroegd is afgelost dan geraamd. Dit zijn aflossingen bovenop de termijn-ontvangsten.

Tabel 45 Bedrag aan uitstaande leningen (bedragen x € 1 miljoen)
      
 

2016

2017

2018

2019

2020

Leningen

16.778,1

18.812,9

20.498,8

22.222,5

23.867,0

Collegegeldkrediet

850,0

1.034,2

1.377,6

1.691,9

1.963,4

Leven lang leren krediet

0,0

3,9

23,9

50,5

78,9

Totaal

17.628,1

19.851,0

21.900,3

23.964,9

25.909,3

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Tabel 45 geeft de vorderingsstanden aan het einde van het jaar weer. Het betreft de uitstaande leningen op oud-studenten en op actieve studenten, exclusief de uitgaven aan prestatiebeursleningen. De bedragen in 2017 komen niet overeen met de bedragen in het jaarverslag 2017. Dit komt doordat in 2017 per abuis is vergeten om de rentebedragen bij de totale schulden op te tellen alsook het Leven lang leren krediet. Het totaal aan uitstaande leningen in 2020 is € 25,9 miljard. Het totaal aan uitstaande leningen is in 2020 gestegen met € 1,9 miljard. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat er steeds meer studenten onder het leenstelsel vallen die gemiddeld een hoger bedrag lenen.

Licence