Base description which applies to whole site

3.8 Beleidsartikel 11. Studiefinanciering

Tabel 16 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 11 (Eerste suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
 

Ontwerpbe-groting 2020 (1)

Mutaties via NvW, moties en amende-menten en ISB (2)

Vastge-stelde begroting 2020 (3)=(1+2)

Mutaties 1e suppletoire begroting 2020 (4)

Stand 1e suppletoire begroting 2020 (5)=(3+4)

Mutatie 2021

Mutatie 2022

Mutatie 2023

Mutatie 2024

Verplichtingen

5.221.098

 

5.221.098

55.146

5.276.244

‒ 327.987

‒ 168.297

‒ 179.055

‒ 151.392

Totale uitgaven

5.221.098

 

5.221.098

55.146

5.276.244

‒ 327.987

‒ 168.297

‒ 179.055

‒ 151.392

waarvan juridisch verplicht (%)

100%

   

100%

    
           

Inkomensoverdracht

2.137.924

0

2.137.924

205.473

2.343.397

‒ 169.932

19.906

36.671

51.263

Basisbeurs gift (R)

840.285

 

840.285

21.307

861.592

‒ 1.593

3.372

7.921

12.582

Aanvullende beurs gift (R)

674.557

 

674.557

17.356

691.913

19.495

28.605

35.730

42.209

Reisvoorziening gift (R)

542.961

 

542.961

149.459

692.420

‒ 205.176

‒ 29.838

‒ 24.844

‒ 21.463

Caribisch Nederland gift (R)

3.210

 

3.210

156

3.366

153

164

165

165

Overige uitgaven (R)

76.911

 

76.911

17.195

94.106

17.189

17.603

17.699

17.770

Leningen

2.965.119

0

2.965.119

‒ 153.454

2.811.665

‒ 161.199

‒ 191.358

‒ 218.906

‒ 205.851

Basisbeurs prestatiebeurs (NR)

‒ 608.035

 

‒ 608.035

51.836

‒ 556.199

91.409

68.450

41.769

44.797

Aanvullende beurs prestatiebeurs (NR)

115.192

 

115.192

‒ 14.793

100.399

‒ 11.590

‒ 14.708

‒ 17.630

‒ 20.449

Reisvoorziening (NR)

98.339

 

98.339

32.660

130.999

31.474

33.832

33.962

32.076

Rentedragende lening (NR)

2.924.417

 

2.924.417

‒ 183.116

2.741.301

‒ 225.471

‒ 234.083

‒ 234.621

‒ 221.896

Collegegeldkrediet (NR)

353.529

 

353.529

‒ 31.961

321.568

‒ 39.052

‒ 37.801

‒ 36.897

‒ 36.142

Leven lang leren krediet (NR)

45.000

 

45.000

‒ 9.000

36.000

‒ 8.000

‒ 6.000

‒ 4.000

‒ 2.000

Overige uitgaven (NR)

36.677

 

36.677

920

37.597

31

‒ 1.048

‒ 1.489

‒ 2.237

Bijdrage aan agentschappen

118.055

0

118.055

3.127

121.182

3.144

3.155

3.180

3.196

Dienst Uitvoering Onderwijs

118.055

 

118.055

3.127

121.182

3.144

3.155

3.180

3.196

Ontvangsten

936.149

 

936.149

9.527

945.676

‒ 38

‒ 13.936

‒ 39.362

‒ 54.416

Ontvangsten (R)

139.535

0

139.535

‒ 43.830

95.705

‒ 52.389

‒ 64.890

‒ 73.682

‒ 69.134

 

Ontvangen rente (R)

89.518

 

89.518

‒ 30.314

59.204

‒ 38.013

‒ 49.643

‒ 61.491

‒ 56.982

 

Overige ontvangsten (R)

50.017

 

50.017

‒ 13.516

36.501

‒ 14.376

‒ 15.247

‒ 12.191

‒ 12.152

Ontvangsten (NR)

796.614

0

796.614

53.357

849.971

52.351

50.954

34.320

14.718

 

Terugontvangen hoofdsom (NR)

796.614

 

796.614

53.357

849.971

52.351

50.954

34.320

14.718

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2020" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting

Toelichting instrumenten (algemeen):

Het onderscheid relevant en niet-relevant is in onderstaande toelichting als uitgangspunt genomen. Relevant betekent relevant voor het begrotingstekort/EMU-saldo. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en door de omzetting van uitgekeerde prestatiebeurs in gift (na behalen van het diploma binnen 10 jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de betalingen van prestatiebeurzen (zolang die nog niet omgezet zijn in een gift) en verstrekte rentedragende leningen.

De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op verstrekte studieleningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van rentedragende leningen.

Toelichting mutaties:

Uitgaven

De totale uitgaven op artikel 11 worden met € 55,1 miljoen naar boven bijgesteld. Het betreft een bijstelling van de inkomensoverdrachten naar boven van € 205,5 miljoen, een bijstelling omlaag van de leningen met € 153,5 miljoen en een bijstelling omhoog van het budget voor de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met € 3,1 miljoen. Hieronder wordt per instrument toegelicht hoe de bijstellingen tot stand zijn gekomen.

Toelichting per instrument:

Inkomensoverdrachten

De relevante uitgaven worden met € 205,5 miljoen verhoogd. Dit bestaat uit de volgende elementen:

  • de basisbeurs wordt per saldo met € 21,3 miljoen verhoogd. Dit betreft met name de bijstelling omhoog van € 10,5 miljoen op de omzettingen. In het mbo zijn de omzettingen lager dan geraamd (€ 9,2 miljoen). In het ho zijn de omzettingen € 19,7 miljoen hoger dan geraamd. Daarnaast zijn de uitgaven aan basisbeurs die direct als gift uitgekeerd wordt in het mbo € 8,0 miljoen en in het ho € 3,0 miljoen hoger, als gevolg van een hoger dan geraamd aantal studenten;

  • de relevante uitgaven aan de aanvullende beurs worden per saldo met € 17,4 miljoen verhoogd. De uitgaven aan aanvullende beurs die direct als gift wordt uitgekeerd zijn, als gevolg van de hogere referentieraming, omhoog bijgesteld met € 10,3 miljoen. Verder betreft dit hogere omzettingen dan geraamd (€ 7,1 miljoen);

  • de reisvoorziening wordt per saldo met € 149,5 miljoen verhoogd. Hier liggen de volgende verklaringen aan ten grondslag:

    • er is besloten tot een kasschuif van € 200 miljoen van 2021 naar 2020 ter optimalisatie van het kasritme van de Staat;

    • de ov-toekenningen zijn met € 24,6 miljoen naar beneden bijgesteld. Dit betreft een tegenboeking waarmee voorkomen wordt dat de waarde van de ov-kaart dubbel geboekt wordt (enerzijds door toekenning aan de student, anderzijds door de betaling aan de ov-bedrijven). Doordat het een tegenboeking betreft, betekent deze negatieve mutatie dus eigenlijk een hoger bedrag aan toekenningen. Dit wordt veroorzaakt door hoger geraamde aantallen in de referentieraming;

    • de omzettingen van prestatiebeurs in gift zijn per saldo met € 15,3 miljoen omlaag bijgesteld op basis van realisatiegegevens;

    • het budget kosten ov-contract is naast de kasschuif nog met € 10,7 miljoen verlaagd. Dit is met name het gevolg van lagere gemiddelde prijzen dan geraamd.

  • de relevante overige uitgaven worden per saldo met € 17,2 miljoen verhoogd op basis van realisatiegegevens. Dit betreffen hogere dan geraamde kwijtscheldingen;

  • het budget voor Caribisch Nederland is met € 0,2 miljoen verhoogd op basis van realisatiegegevens.

Leningen

De niet relevante uitgaven worden per saldo met € 153,5 miljoen verlaagd. Dit bestaat uit de volgende onderdelen:

  • de niet-relevante uitgaven aan de basisbeurs worden met € 51,8 miljoen omhoog bijgesteld. Dit betreft allereerst de toekenningen prestatiebeurs. Deze worden omhoog bijgesteld met € 85,3 miljoen vanwege de hogere aantallen studenten, met name in het beroepsonderwijs. Tevens bevat deze post de tegenboeking van de omzettingen van prestatiebeurs in gift. Dit budget is met € 15,5 miljoen omlaag bijgesteld. Tot slot zijn de omzettingen naar lening met € 18,0 miljoen naar beneden bijgesteld;

  • de niet-relevante uitgaven aanvullende beurs zijn met € 14,8 miljoen naar beneden bijgesteld. Enerzijds is dit een bijstelling omlaag van € 2,0 miljoen van de toekenningen aanvullende beurs als prestatiebeurs. De omzettingen van prestatiebeurs naar gift, die hier tegen geboekt worden , worden omlaag bijgesteld met € 7,1 miljoen (dit betreffen dus meer omzettingen in gift). De omzettingen naar lening, die hier worden tegen geboekt, zijn omlaag bijgesteld met € 5,7 miljoen;

  • de niet-relevante uitgaven aan het OV worden met € 32,7 miljoen naar boven bijgesteld. Het grootste gedeelte hiervan, € 23,7 miljoen, is het gevolg van hogere aantallen studenten. Daarnaast zijn de omzettingen naar gift lager (€ 15,3 miljoen; zie daarvoor Reisvoorziening relevant hierboven) wat betekent dat er minder dan geraamde omzettingen tegen worden geboekt op deze post. Dat betekent hier een bijstelling omhoog. Tot slot zijn de omzettingen naar lening juist met € 6,3 miljoen omlaag bijgesteld;

  • de uitgaven op de post rentedragende lening (NR) zijn per saldo verlaagd met € 183,1 miljoen. Dit wordt met name veroorzaakt door lagere aantallen leners dan verwacht;

  • de uitgaven aan het collegegeldkrediet zijn verlaagd met € 32,0 miljoen. Deze bijstelling komt, evenals bij de rentedragende lening, door de relatieve daling van de aantallen studenten die er naar verwachting gebruik van gaan maken;

  • het budget voor het levenlanglerenkrediet wordt met € 9,0 miljoen omlaag bijgesteld op basis van realisatiegegevens;

  • niet-relevante overige uitgaven: de niet-relevante overige uitgaven zijn met € 0,9 miljoen omhoog bijgesteld op basis van realisatiegegevens.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt per saldo met € 3,1 miljoen verhoogd.

Ontvangsten

Het ontvangstenbudget wordt met € 9,5 miljoen verhoogd. Dit wordt veroorzaakt door een daling van de relevante ontvangsten van € 43,8 miljoen en een stijging van de niet-relevante ontvangsten met € 53,4 miljoen.

  • De relevante ontvangsten worden omlaag bijgesteld met € 43,8 miljoen. Dit wordt veroorzaakt door:

    • rente ontvangsten: deze post is met € 30,3 miljoen verlaagd. Dit betreft lagere rente ontvangsten als gevolg van de lage rente.

    • overige ontvangsten: deze post is met € 13,5 miljoen verlaagd; Grotendeels (€ 9,4 miljoen) op basis van realisatiegegevens. Ook spelen lagere OV-ontvangsten een rol van € 4,1 miljoen (met name boete opbrengsten als gevolg van de maatregelen rondom het verminderen van het aantal boetes op de OV-kaart).

  • De niet-relevante ontvangsten worden omhoog bijgesteld met € 53,4 miljoen op basis van realisatiegegevens. Dit is met name het gevolg van hogere dan verwachte extra ontvangsten (ontvangsten bovenop de reguliere termijnontvangsten).

Licence