Base description which applies to whole site

4.7 Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoer-systeem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

(Doen) Uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 20) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te reali-seren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenpro-gramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswater-staat voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. De uitgaven aan beheer, onderhoud en vervanging worden verantwoord op het Infrastructuurfonds (artikel 15).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor gelijke normen, bijvoorbeeld in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU en de Interna-tionale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van IMO en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagent-schap (EMSA) en andere organisaties.

  • De in 2015 vastgestelde Maritieme Strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenW zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van milieu, veiligheid, marktordening, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.

  • Met het programma Beter Benutten stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut.

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid van het transport over water.

  • IenW draagt, binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid onder coördinatie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, als vakdepartement verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek en het maritieme cluster binnen de Topsector Water en Maritiem.

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpar-tijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

    Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht) en door de Autoriteit Consument en Markt.

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor scheepvaart en havens opgenomen. In productartikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Tabel 44 Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Streefwaarde 2020

Hoofdtransportas

66%

66%

63%

65%

65%

85%

Hoofdvaarweg

80%

80%

75%

77%

78%

75%

Overige vaarweg

91%

88%

87%

85%

87%

70%

Bron: RWS, 2020

Toelichting

Voor elk type vaarweg (Hoofdtransportas, Hoofdvaarweg en Overige vaarwegen) wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert (streefwaarde). De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden. Dit speelt al langere tijd en wordt voornamelijk veroorzaakt door gebrek aan capaciteit op de corridors tussen Zeeland en Rotterdam. Voor de sluizen op die corridors lopen dan ook MIRT-projecten, gericht op het verbeteren van deze capaciteit. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overigens wel (ruim) voldoende.

Tabel 45 Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest-Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 

Basiswaarde 2005

20161

2017

20182

2019

2020

Totaal Nederlandse Zeehavens

44,9

48,3

47,9

50,3

50,4

n.n.b

Mainport Rotterdam

34,9

37,7

37,2

36,8

36,6

n.n.b

Overige Nederlandse Zeehavens

10

10,6

10,7

13,5

13,8

n.n.b

1

Vanaf 2016 Havenbedrijf Rotterdam op basis van cijfers ESPO. ESPO beschouwt daarin alleen de Nederlandse havens van Rotterdam, Amsterdam en Zeeland. In eerdere jaren zijn ook de havens van Moerdijk en Groningen in het overzicht meegenomen. Deze worden niet meegenomen door ESPO.

2

Marktaandeel overige Nederlandse zeehavens is vanaf 2018 inclusief Gent (B), na de fusie van de havenbedrijven Zeeland Seaports en Gent tot North Sea Port 9 december 2017. Er worden geen uitgesplitste cijfers gepubliceerd.

Bron: 2002–2010 Nationale Havenraad; 2011-2015 IenW; > 2016 Havenbedrijf Rotterdam

Toelichting

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.

Het «Totaal Nederlandse Zeehavens» kent een kleine stijging van het marktaandeel. Rotterdam kende in 2019 een beperkte groei in tonnen (+ 0,4 mln ton, +0,1%), waar Antwerpen (de 2e haven van NW Europa) een plus van 1,5% noteerde (+ 3 mln ton). Daardoor nam het relatieve marktkaandeel licht af. In absolute zin is Rotterdam nog met afstand de grootste haven (460,4 mln ton, Antwerpen 238,3 mln ton). De overslag van massagoed (zowel droog als nat) nam licht af t.o.v. 2018 (m.n. minder kolen resp. minerale olieproducten). Het containersegment nam toe met 2,5% tot 153 mln ton/14.8mln TEU).

De gegevens over 2020 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2022.

Tabel 46 Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van schepen > 100 GT en pontons > 1.000 GT
 

2016

2017

2018

2019

2020

 

Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag

    

Aantallen

     

Handelsvaart

771

761

757

744

n.n.b

Zeesleepvaart

288

291

299

302

n.n.b

Waterbouw

171

176

168

170

n.n.b

Totaal

1.230

1.228

1.224

1.216

n.n.b

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

     

Handelsvaart

6.411

6.275

6.229

6.242

n.n.b

Zeesleepvaart

423

444

532

531

n.n.b

Waterbouw

542

572

545

552

n.n.b

Totaal

7.376

7.291

7.306

7.325

n.n.b

 

Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer

    

Aantallen

     

Handelsvaart

451

458

474

507

n.n.b

Zeesleepvaart

502

499

496

496

n.n.b

Waterbouw

62

63

57

69

n.n.b

Totaal

1.015

1.020

1.027

1.072

n.n.b

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

     

Handelsvaart

7.203

7.700

8.806

8.675

n.n.b

Zeesleepvaart

2.239

1.706

1.779

1.721

n.n.b

Waterbouw

322

328

319

333

n.n.b

Totaal

9.764

9.734

10.184

10.729

n.n.b

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2020. Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS

Toelichting

Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar ook van externe factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen.

De gegevens over 2020 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2022.

De scheepvaartongevallen cijfers van 2019 en voorgaande jaren, zijn 9 juli 2020 per brief naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2019-2020, 31409, nr. 295). In die brief wordt nader op de cijfers ingegaan.

Tabel 47 Kengetal: Aantal scheepvaartongevallen (inclusief vissersvaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag)
 

2016

2017

2018

2019

2020

Zeer ernstige scheepsongevallen

2

2

1

5

n.n.b.

Ernstige scheepsongevallen

8

12

10

4

n.n.b.

Andersoortige scheepsongevallen

49

16

32

31

n.n.b.

Totaal aantal ongevallen

59

30

43

40

n.n.b.

     

n.n.b.

Aantal doden (van totaal aantal ongevallen)

0

1

0

3

n.n.b.

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

3

3

0

4

n.n.b.

Aantal scheepvaartongevallen met schepen op de Nederlandse binnenwateren1

 

2016

2017

2018

2019

2020

(Zeer) ernstige scheepsongevallen

164

161

176

160

n.n.b.

Andersoortige ongevallen

1163

961

1173

1117

n.n.b.

Totaal aantal ongevallen

1327

1122

1349

1277

n.n.b.

     

n.n.b.

Aantal doden (van totaal aantal ongevallen)

7

8

2

5

n.n.b.

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

38

33

53

71

n.n.b.

1

Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.

Bron: RWS 2019, Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS

Toelichting

Nederlands deel van de Noordzee: In 2019 zijn vijf zeer ernstige en vier ernstige scheepsongevallen geregistreerd. De zeer ernstige scheepsongevallen zijn als volgt onderverdeeld: koopvaardij (1), visserij (1) en recreatievaart (3). Er zijn in totaal drie dodelijke slachtoffers gevallen bij de vijf zeer ernstige scheepsongevallen. Eén van de zeer ernstige scheepsongevallen betrof de MSC Zoe die in de nacht van 1 op 2 januari 2019 342 containers verloor boven de Wadden.

Op de Nederlandse binnenwateren (inclusief de zeehavens) zijn in 2019 in totaal 1277 ongevallen geregistreerd, waarvan 160 (zeer) ernstige scheepsongevallen. Op de binnenwateren waren in 2019 vijf dodelijke slachtoffers te betreuren.

De gegevens over 2020 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2022.

De resultaten van het op artikel 18 gevoerde beleid zijn in 2020 conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Er zijn verder geen grote afwijkingen opgetreden en er was geen noodzaak tot bijstelling. Het beleid heeft daarmee in 2020 bijgedragen aan de realisatie van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, met aandacht voor de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector.

In 2020 is de definitieve Havennota 2020 ‒ 2030 (Kamerstukken II 2019-2020, 31409, nr. 306) naar de Tweede Kamer gezonden. De Havennota schetst vanuit een publiek perspectief de kaders en uitgangspunten aan de hand waarvan de havens een systeemsprong kunnen maken naar een digitale en duurzame haveneconomie. De ambitie van de Havennota 2020-2030 is dat de Nederlandse havens hun leidende en krachtige positie kunnen behouden in de economie van de toekomst die duurzaam, digitaal en verbonden is. De Havennota gaat in op acht integrale thema’s zoals veiligheid, bereikbaarheid, logistiek, economie en innovatie. De Havennota benoemt vijf havens van nationaal belang (mainport Rotterdam, Amsterdam/Noordzeekanaalgebied, Moerdijk, North Sea Port (Vlissingen en Terneuzen) en Groningen Seaport) die een voorrangspositie hebben wat betreft investeringen in bereikbaarheid en infrastructuur. Met name de grondstoffen- en energietransitie overstijgt de belangen van individuele havens. Meer samenwerking is daarom een speerpunt van de Havennota met als doel een geïntegreerd systeem van samenwerkende havenbedrijven De havens zullen gezamenlijk moeten optrekken om tot betere (markt)prestaties en meer efficiëntie te komen, ook in het aanbodprofiel van alternatieve brandstoffen en inspelend op de vraagbehoefte in sectoren als industrie en mobiliteit. Bovendien kan havensamenwerking vanuit een publiek perspectief bijdragen aan efficiënt ruimtegebruik en optimale benutting van infrastructurele capaciteit. Ter uitvoering van de Havennota werkt IenW samen met de havens aan een stappenplan havensamenwerking.

Uit de in 2020 uitgevoerde evaluatie van de Innovatie Duurzame Binnenvaart (IDB) subsidieregelingen 2014-2019 kwam naar voren dat de IDB-regelingen een stimulans zijn geweest in de vernieuwing en vergroening van de binnenvaartsector. Met de subsidieregeling is een groot aantal innovatieprojecten ondersteund. Niet elk innovatieproject is uiteindelijk succesvol gebleken, maar een aantal projecten heeft boven verwachte resultaten geboekt, die uiteindelijk een bredere toepassing hebben gevonden binnen de sector en ook een stimulans zijn geweest voor andere bedrijven om verder te innoveren.

Op 11 juni 2019 is de in het regeerakkoord aangekondigde Green Deal getekend. Overheid en (markt)partijen hebben zich daarmee gecommitteerd aan de doelstellingen voor verduurzaming van de zeevaart en binnenvaart in 2050 en schetsen de maatregelen die zij gaan ondernemen om die doelen te bereiken. (Kamerstukken II, 2018-2019, 33 043, nr. 102). Het afgelopen jaar stond grotendeels in het teken van de uitwerking en de implementatie van de Green Deal.

In 2020 is het project Loodsplicht nieuwe stijl afgerond volgens de planning zodat op 1 januari 2021 het nieuwe loodsplichtregime van kracht wordt in de Nederlandse zeehavens (uitgezonderd in de Schelderegio). Op 4 maart 2020 is de Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet afgerond (Stb-2020-79) en op 14 oktober 2020 zijn de bijbehorende lagere regelgeving (Loodsplichtbesluit 2021 en Loodsplichtregeling 2021) gepubliceerd in het Staatsblad (Stb-2020-378) respectievelijk Staatscourant (Stcrt-2020-50998). Het nieuwe loodsplichtregime voorziet in een nieuw over de havengebieden heen geharmoniseerd stelsel van loodsplichtvrijstellingen en –ontheffingen. Tevens worden allerlei in de loop der jaren ontstane oneffenheden in de huidige loodsplichtregelgeving met dit voorstel opgelost.

Als gevolg van de COVID-19 pandemie konden er in 2020 minder vergaderingen van de Internationale Maritieme Organisatie plaatsvinden dan gebruikelijk en is een aantal minder urgente vergaderingen doorgeschoven naar 2021. De overige vergaderingen hebben via online sessies plaats gevonden. Op het gebied van klimaat zijn afspraken gemaakt over een pakket van kortetermijnmaatregelen. Dit betreft een combinatie van technische – en operationele maatregelen die in 2023 geïmplementeerd kunnen worden. Daarnaast zijn in de IMO twee belangrijke milieu verdragswijzingen overeengekomen. Het eerste is een verbod op het vervoer en gebruik van zware stookolie door schepen in het Arctisch gebied. Doel is ernstige vervuiling tegen te gaan mocht er een scheepsongeluk in het Arctisch gebied plaatsvinden. Ten tweede is cybutrine op de lijst verboden stoffen van het Anti Fouling Verdrag opgenomen. Het gebruik van deze schadelijke stof op de scheepshuid was, op initiatief van Nederland, al verboden in de EU. Dat verbod is nu mondiaal overgenomen.

Naar aanleiding van de op 1 januari 2019 door de MSC Zoe verloren lading ten noorden van de Waddeneilanden zijn onderzoeken in gang gezet om de gevolgen te mitigeren en om de kans op dergelijke gebeurtenissen in de toekomst te minimaliseren. In 2020 zijn maatregelen ingevoerd en acties ondernomen naar aanleiding van het ongeval met de MSC Zoe, deze zullen doorlopen in 2021.

In 2020 is gewerkt aan diverse beleidsinstrumenten die bijdragen aan een duurzaam en integraal gebruik van het gehele goederentransportsysteem via weg, water, spoor en buisleidingen. In het BO MIRT Goederenvervoercorridor in het najaar van 2020 is het meerjarenprogramma voor de corridors Oost en Zuidoost van Rotterdam naar Duitsland vastgesteld en besloten om een MIRT onderzoek te starten naar een integrale goederenvervoeraanpak voor de corridor Amsterdam-Rotterdam-Antwerpen (Corridor Zuid). Er zijn diverse acties uitgevoerd die de basis vormen voor de start van subsidieregeling voor het verplaatsen van containertransport van de weg naar de binnenvaart in het eerste deel van 2021. Er is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar een buisleiding vanuit de Rotterdamse haven naar het chemisch cluster Chemelot in Limburg om veiliger, duurzamer en efficiënter transport realiseren. Tenslotte zijn met de Haven van Rotterdam en Portbase, Schiphol en Cargonaut en de Douane afspraken gemaakt om te komen tot gezamenlijke informatievoorziening en het delen van data over transportstromen om een eerste stap te zetten in de uitrol van de Digitale Transport Strategie.

Vanuit de wens om de maritieme veiligheid structureel beter te borgen door een risicogestuurde aanpak, is in november 2020 het Beleidskader Maritieme Veiligheid (Kamerstukken II 2019-2020, 31409, nr. 307) naar de Tweede Kamer verzonden. Dit beleidskader omvat zowel de nautische veiligheid (safety) als maritieme security en bevat onder meer een doelstelling en een aantal acties die komende jaren zullen worden opgepakt.

Tabel 48 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

 

Verplichtingen

21.489

30.825

44.916

35.641

85.477

21.714

63.763

1

Uitgaven

22.733

29.409

39.981

57.139

81.021

39.881

41.140

 

18.01 Scheepvaart en havens

22.733

29.409

39.981

57.139

81.021

39.881

41.140

 

18.01.01 Opdrachten

14.562

18.207

26.913

19.452

20.759

35.139

‒ 14.380

2

- Topsector Logistiek

11.954

16.810

15.482

15.778

14.968

13.994

974

 

- Caribisch Nederland

0

141

9.774

797

45

12.500

‒ 12.455

 

- Overige Opdrachten

2.608

1.256

1.657

2.877

5.746

8.645

‒ 2.899

 

18.01.02 Subsidies

5.926

8.505

7.976

5.756

7.785

1.764

6.021

3

- Topsector Logistiek

5.102

7.775

6.359

4.189

1.764

1.764

0

 

- Stimulering elektrisch varen

0

0

0

0

5.440

0

5.440

 

- Overige Subsidies

824

730

1.617

1.567

581

0

581

 

18.01.03 Bijdragen aan agentschappen

1.290

1.137

1.430

1.608

1.667

1.405

262

 

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.290

1.137

1.212

1.498

1.417

1.405

12

 

- Waarvan bijdrage aan RVO

0

0

218

110

250

0

250

 

18.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

0

0

2.158

28.701

49.343

0

49.343

4

- Bijdrage gemeente Tilburg

0

0

0

0

4.750

0

4.750

 

- Bijdrage provincie Noord-Holland

0

0

0

0

27.638

0

27.638

 

- Bijdragen Caribisch Nederland

0

0

2.158

28.701

16.714

0

16.714

 

- Overige bijdrage aan medeoverheden

0

0

0

0

241

0

241

 

18.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

955

1.560

1.504

1.622

1.467

1.573

‒ 106

 

Ontvangsten

254

794

168

427

643

784

‒ 141

 

Onderstaand wordt op het niveau van verplichtingen en financieel instrument een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie, zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie op de verplichtingen van € 63,8 miljoen is met name ontstaan door een specifieke uitkering van € 4,7 miljoen aan de gemeente Tilburg, door een subsidie voor de ontwikkeling van batterijcontainers (€ 5,4 miljoen), door een bijzondere uitkering voor de wederopbouw van de haven Saba (€ 2,2 miljoen), door een specifieke uitkering Energiehaven IJmuiden (€ 27,6 miljoen), door aanvullende verplichting voor de Topsector Logistiek 2020 (€ 4,1 miljoen) en door contractering voor het vervolg van de Topsector Logistiek voor de jaren 2021 tot en met 2023 (€ 19,2 miljoen). Verder leiden overige mutaties tot een hogere realisatie op de verplichtingen (€ 0,6 miljoen).

  • 2. De lagere realisatie van het opdrachtenbudget van € 14,4 miljoen wordt veroorzaakt door:

  • De overboeking van opdrachten Caribisch Nederland € 12,5 miljoen naar het financieel instrument bijdrage aan medeoverheden voor verstrekking van bijzondere uitkeringen voor de wederopbouw van de havens Saba en Sint Eustatius.

  • De actualisatie van de programmering Topsector Logistiek (TSL), waardoor het opdrachtenbudget is verhoogd met € 1,0 miljoen.

  • De verlaging van het overige opdrachtenbudget met € 2,9 miljoen is met name het gevolg van een overboeking naar OCW voor het Nationale Wetenschapsagenda programma Living Lab Binnenvaart (€ 1,5 miljoen), een overboeking naar het instrument subsidies voor de tijdelijke subsidieregeling duurzame binnenvaartmotoren (€ 0,5 miljoen), een overboeking naar het instrument bijdragen aan medeoverheden voor een drietal specifieke uitkeringen inzake proefnemingen varend ontgassen (€ 0,3 miljoen) en een overboeking naar artikel 98 ter dekking van het tekort op de personele uitgaven van DGLM (€ 0,6 miljoen).

  • 3. De hogere realisatie op de subsidies is het gevolg van € 5,4 miljoen subsidiebudget dat in 2020 beschikbaar is gesteld aan het Modular Energy Concepts (MEC) consortium voor de ontwikkeling van batterijcontainers ten behoeve van stimulering elektrisch varen in de binnenvaart, € 0,5 miljoen voor de tijdelijke subsidieregeling duurzame binnenvaartmotoren en € 0,1 miljoen voor diverse kleine subsidies.

  • 4. De hogere realisatie op het instrument bijdrage aan medeoverheden van € 49,3 miljoen is ontstaan door:

  • Een bijzondere uitkering van € 9,2 miljoen ten behoeve van de renovatie en uitbreiding van de zeehaven op Saba.

  • Een bijzondere uitkering van € 5,5 miljoen aan Sint Eustatius ten behoeve van de wederopbouw en verbetering van de maritieme infrastructuur.

  • Een bijzondere uitkering van € 2,0 miljoen aan Saba voor een pilot ferry verbinding. Dit budget is afkomstig uit incidentele suppletoire begroting economische coronamaatregelen Caribisch Nederland.

  • Een specifieke uitkering van € 27,6 miljoen aan de provincie Noord-Holland voor het realiseren van de Energiehaven IJmuiden.

  • Een drietal specifieke uitkeringen van totaal € 0,3 miljoen inzake proefnemingen varend ontgassen.

  • Een specifieke uitkering van € 4,7 miljoen aan de gemeente Tilburg voor de optimalisatie van de binnenvaartinfrastructuur om het bereiken van een modal shift op de corridor naar Rotterdam en Venlo te bespoedigen.

18.01 Scheepvaart en havens

18.01.01 Opdrachten

  • IenW draagt jaarlijks financieel bij aan de ACM voor het uitvoeren van toezicht op het loodswezen en de Europese Zeehavenverordening. De overige kosten van het toezicht worden via het loodstarief doorberekend aan de scheepvaart.

  • De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, het monitoren van de arbeidsmarkt, het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen en het wegnemen van knelpunten in de relevante wetgeving. Hiervoor is beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.

  • Voor de Topsector Logistiek zijn opdrachten uitgevoerd onder regie van het Topteam Logistiek. In 2020 werd in totaal voor € 15,0 miljoen aan activiteiten in de vorm van opdrachten uitgevoerd. De opdrachten hebben betrekking op de volle breedte van de logistieke sector, dat wil zeggen op alle modaliteiten.

  • Voor het project digitale transportstrategie (DTS) is in 2020 € 1,4 miljoen uitgegeven. Doelstelling van de DTS is het mogelijk maken van een volledig gestroomlijnd en gedigitaliseerd multimodaal goederenvervoersysteem.

  • Begin 2020 brak de Covid-19 pandemie uit, met een forse impact op economie, productie en logistiek. De definitieve Havennota 2020 ‒ 2030 gaat hier nader op in. In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft de Erasmus Universiteit onderzoek gedaan naar de impact van de coronacrisis op de Nederlandse maritieme sectoren. De onderzoekers signaleren dat het geruime tijd kan duren voordat de toegevoegde waarde van de havens en de zee- en binnenvaart weer op het niveau is van vóór de crisis. Deze achterblijvende toegevoegde waarde heeft effect op de investeringskracht, juist ook met het oog op de noodzakelijke investeringen in verduurzaming en energietransitie. Een van de aanbevelingen van de onderzoekers luidt dan ook om herstel in de Nederlandse zeehavens te realiseren door proactief te investeren in omvangrijke projecten die de transitie naar duurzame ontwikkeling versnellen.

18.01.02 Subsidies

  • Vooruitlopend op de uit de Green Deal zeevaart, binnenvaart en havens in voorbereiding zijnde ‘Tijdelijke subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen 2021-2025’ is in 2020 gestart met de ‘Tijdelijke subsidieregeling Duurzame Binnenvaartmotoren 2020-2021’ voor de ontwikkeling en certificering van binnenvaartmotoren. Motorfabrikanten worden middels deze regeling gestimuleerd om binnenvaartmotoren met Stage V-certificaat op de markt te brengen. Het subsidieplafond voor 2020 was € 0,5 miljoen en is volledig benut.

  • Voor de Topsector Logistiek zijn in 2020 voor € 1,8 miljoen subsidies op basis van het meerjarenprogramma 2015–2020 via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) uitgezet. Het NWO voert het onderzoeksdeel uit van de Topsector Logistiek .

  • Aan het Modular Energy Concepts (MEC) consortium is in 2020 € 5,4 miljoen subsidie beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van batterijcontainers ten behoeve van stimulering elektrisch varen in de binnenvaart.

18.01.03 Bijdragen aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

18.01.04  Bijdragen aan medeoverheden

  • Aan Saba is een bijzondere uitkering van € 9,25 miljoen verleend voor het project «Wederopbouw en vernieuwing van de zeehaven infrastructuur» om de haven van Saba voor de toekomst robuust en veilig te maken.

  • Aan St. Eustatius is een bijzondere uitkering van € 5,5 miljoen verleend om een bijdrage te leveren aan de wederopbouw en verbetering van de maritieme infrastructuur, mede aangewezen voor het verbeteren van de toegankelijkheid en veiligheid van de haven met oog op orkaanbestendigheid. De havenverbetering hangt nauw samen en wordt integraal aangepakt met de kusterosie problematiek van St. Eustatius.

  • Aan Saba en St. Eustatius is een bijzondere uitkering van € 2 miljoen verleend om de bereikbaarheid van de eilanden te vergroten door een pilot-veerdienst tussen St. Maarten, Saba en St. Eustatius op te zetten.

  • Aan de gemeente Tilburg is een specifieke uitkering verleend van € 4,75 miljoen voor de optimalisatie van de binnenvaartinfrastructuur om het bereiken van een modal shift op de corridor naar Rotterdam en Venlo te bespoedigen.

  • Aan de provincie Noord-Holland is een specifieke uitkering verleend van € 27,6 miljoen voor het realiseren van de Energiehaven IJmuiden.

  • Een drietal specifieke uitkeringen zijn verleend van in totaal € 0,3 miljoen inzake proefnemingen varend ontgassen.

18.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt Nederland circa € 0,5 miljoen contributie aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie aan de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast zijn bijdragen aan het European Inland Waterway Transport (IWT) platform circa € 0,4 miljoen, de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), de Donaucommissie en North Atlantic Ice Patrol verschuldigd.

Tabel 49 Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds (x €1.000)
  

2020

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdsdtuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

930.729

 

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet

112.206

 

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet

1.042.935

Waarvan

  

15.01

Verkeersmanagement

11.010

15.02

Beheer onderhoud en vervanging

391.031

15.03

Aanleg

226.735

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

56.765

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

357.394

15.07

Investeringsruimte

0

Tabel 50 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
  

2020

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam van het Infrastructuurfonds

2.806

 

Andere ontvangsten van artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

892

 

Totale uitgaven op artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

3.698

Waarvan

  

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

3.698

Tabel 51 Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
  

2020

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikelonderdeel20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

 

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

 

Totale uitgaven op artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

Waarvan

  

20.05.03

Investeringsruimte Vaarwegen

0

Licence