Base description which applies to whole site

4.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Wet aanpak schijnconstructies (Was);

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);

  • de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Inspectie SZW.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

NOW

Als gevolg van de coronacrisis is de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) ingesteld. De regeling heeft als doel om getroffen ondernemingen te ondersteunen zodat werk zoveel mogelijk behouden kan blijven. De regeling voorziet in een tegemoetkoming in de loonkosten. Werkgevers ontvangen een voorschot van 80% van de subsidieaanvraag op basis van het verwachte omzetverlies. Achteraf vindt de subsidievaststelling plaats over het daadwerkelijke omzetverlies. Ook wordt gekeken of werkgevers de loonsom op peil hebben gehouden. Op basis van de definitieve subsidievaststelling kan een nabetaling of terugvordering plaatsvinden. In 2020 zijn voor drie NOW-tranches (NOW-1, NOW-2 en NOW-3) aanvraagloketten opengesteld. In oktober is UWV gestart met het definitief vaststellen van de subsidie van de eerste NOW-tranche.

Met behulp van de NOW-regeling zijn veel banen in Nederland behouden gebleven. In de NOW-1 hebben ongeveer 140 duizend werkgevers steun ontvangen, die gezamenlijk ruim 2,6 miljoen werknemers vertegenwoordigden. Hierbij is € 7,9 miljard aan voorschotten verstrekt. In de NOW-2 hebben ruim 63 duizend werkgevers steun ontvangen, die 1,3 miljoen werknemers vertegenwoordigden. Hierbij is € 4,2 miljard aan voorschotten verstrekt. In de derde tranche van de NOW-3 hebben 78 duizend werkgevers steun ontvangen, die 1,3 miljoen werknemers vertegenwoordigden. Hierbij is € 2,8 miljard aan voorschotten verstrekt, waarvan € 0,9 miljard aan voorschot in 2020 is uitgekeerd.

Tijdelijke Overbruggingregeling Flexibele Arbeidskrachten (TOFA)

De TOFA heeft als doel om flexwerkers die door de coronacrisis substantieel inkomensverlies hebben geleden, maar geen aanspraak kunnen maken op een uitkering, tegemoet te komen in de kosten voor hun levensonderhoud. Deze tegemoetkoming bedraagt € 550 bruto per maand en wordt door UWV verstrekt over de maanden maart, april en mei 2020. In 2020 is in totaal € 20,1 miljoen aan tegemoetkomingen gerealiseerd.

Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN

In verband met de enorme impact van COVID-19 voor economie en samenleving in Caribisch Nederland, is per 13 maart 2020 de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN in het leven geroepen. Deze regeling heeft tot doel het ondersteunen van bedrijven en (gewezen) werknemers in Caribisch Nederland om de moeilijke periode als gevolg van de coronacrisis door te komen en om ontslagen als gevolg van de crisis te voorkomen.

De doelgroep van de regeling is drieledig. Werkgevers met ten minste 20% omzetverlies hebben recht op een tegemoetkoming in de loonkosten, zelfstandig ondernemers hebben recht op een inkomensaanvulling tot 80% van het wettelijk minimumloon en gewezen werknemers hebben recht op een inkomensondersteuning gerelateerd aan 80% van het laatstverdiende gemaximeerde dagloon. De regeling heeft over 2020 een groot bereik gehad. De subsidie is verstrekt aan circa 3.400 werknemers, 1.000 zelfstandigen en 500 gewezen werknemers.

Wet arbeidsmarkt in balans (Wab)

De meeste maatregelen in de Wab zijn op 1 januari 2020 in werking getreden. Uitzondering zijn de maatregelen ten aanzien van payrollpensioen, die op 1 januari 2021 in werking zijn getreden. De implementatie van een aantal maatregelen ten aanzien van premiedifferentiatie is opgeschort, mede als gevolg van maatregelen die tijdens de coronacrisis zijn gekomen.

Op verzoek van de Tweede Kamer is een aantal quickscans uitgevoerd, waarin eerste signalen zijn opgenomen over de effecten van specifieke maatregelen van de Wab (Kamerstukken II 2020/21, 35 074, nr. 75 en Kamerstukken II 2020/21, 35 074, nr. 76).

Compensatie transitievergoeding

Per 1 april 2020 is de regeling Compensatie transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid (compensatieregeling LAO) in werking getreden. Vanaf dat moment kunnen werkgevers een compensatieaanvraag indienen bij UWV. De mogelijkheid om compensatie aan te vragen voor betaalde transitie-vergoedingen als de onderneming is beëindigd vanwege pensionering of overlijden van de werkgever is in werking getreden per 1 januari 2021. Inwerkingtreding per 1 januari 2021 bleek nog niet mogelijk voor het onderdeel «ziekte of gebreken van de werkgever». Het is nog niet duidelijk wat de nieuwe datum van inwerkingtreding zal kunnen zijn (Kamerstukken II 2020/21, 34 699, nr. 9).

Wet tegemoetkomingen loondomein

De temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd (Kamerstukken II 2018/19, 32 043, nr. 457) wordt deels gedekt met middelen uit de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Daarnaast is in het pensioenakkoord de afspraak gemaakt dat werkgevers in overleg met het kabinet onderzoeken of voor het geheel aan instrumenten in de Wtl, waaronder het Lage-inkomensvoordeel (LIV), tot een effectievere invulling gekomen kan worden.

Uitkomst van de gesprekken met werkgevers is de overkoepelende visie dat de Wtl als geheel moet bijdragen aan de inclusieve arbeidsmarkt (Kamerstukken II 2019/20, 34 304, nr. 15). Daarom wordt het LIV omgevormd tot een loonkostenvoordeel specifiek gericht op jongeren met een (potentieel) kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Ook wordt het reeds bestaande loonkostenvoordeel banenafspraak verbreed door deze structureel te maken (nu maximaal drie jaar) en ook beschikbaar te stellen voor mensen uit de doelgroep die al in dienst zijn. Door deze aanpassingen wordt niet alleen het in dienst nemen, maar ook het in dienst houden van mensen uit de doelgroep banenafspraak gestimuleerd.

Wijziging regeling en Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen

Per 1 januari 2020 is een wijziging in het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in werking getreden waarmee geregeld is dat familie- of gezinsleden van buitenlandse zelfstandigen kunnen werken zonder in het bezit te hoeven zijn van een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Daarnaast worden momenteel de laatste stappen gezet in het benodigde wetgevingstraject voor de realisatie van de pilot essentieel personeel voor startups. Deze regeling maakt het voor startende, innovatieve bedrijven mogelijk om essentieel personeel uit derdelanden aan te nemen tegen een verlaagd salariscriterium in ruil voor een aandeel in het bedrijf. Het streven is dat de pilot in de eerste helft van 2021 van start gaat.

EU-richtlijnen

Als uitvloeisel van EU-richtlijn 2014/67/EU is op 1 maart 2020 de meldingsplicht ingevoerd voor dienstverleners uit andere lidstaten van de EU, EER en Zwitserland die hun werknemers in Nederland laten werken. Dit betekent dat dienstverrichters uit andere EU-lidstaten die werkzaamheden in Nederland starten en daarvoor werknemers detacheren, hiervan melding moeten doen in het online meldloket (www.postedworkers.nl). Op 10 februari 2020 is het online meldloket opengesteld. De Inspectie SZW, de Belastingdienst en de SVB zijn als afnemers aangesloten op het meldloket. Op basis van de gegevens kunnen de afnemers risicoanalyses doen voor de handhaving van wet- en regelgeving. In de tweede helft van 2020 is een voorlichtingscampagne uitgevoerd waarmee de meldingsplicht en de herziene detacheringsrichtlijn onder de aandacht zijn gebracht in Nederland en de belangrijkste Europese landen.

Op 30 juli 2020 is de Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn in werking getreden (implementatie van EU-richtlijn 2018/957). De herziene detacheringsrichtlijn heeft als doel een nieuwe en betere balans te vinden tussen enerzijds het bevorderen van het vrij verkeer van diensten in de Europese Unie en anderzijds de bescherming van de rechten van gedetacheerde werknemers.

Leven lang ontwikkelen

Vanaf 2020 is de SLIM-regeling inwerking getreden. Deze regeling heeft als doel om leren en ontwikkelen in het mkb te stimuleren. In totaal is jaarlijks € 49,4 miljoen beschikbaar. In 2020 is dit budget naar latere jaren geschoven. Er loopt een proces- en effectevaluatie naar de regeling. De eerste resultaten worden in het voorjaar 2021 opgeleverd.

Met de subsidieregeling MKB!dee stimuleert het kabinet mkb-ondernemers belemmeringen weg te nemen om te investeren in opleiding en ontwikkeling en zodoende de leercultuur te bevorderen. Tot nu toe hebben 61 projecten subsidie ontvangen. De meeste projecten zullen in de eerste helft van 2021 zijn afgerond.

De middelen uit het pensioenakkoord om duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen te stimuleren, zijn ingezet voor het ontwikkelen van de quickscan met een inventarisatie van effectieve maatregelen en het voorbereiden van een kennisplatform via duurzameinzetbaarheid.nl. De geplande communicatiecampagne is ingezet ter ondersteuning van de crisismaatregelen NL leert door. De verwachting is dat de subsidieregeling per het derde kwartaal van 2021 wordt opengesteld.

Medio 2020 is het crisispakket NL leert door gepubliceerd, met als doel om werkenden en werkzoekenden te ondersteunen bij het versterken van hun arbeidsmarktpositie door het aanbieden van kosteloze ontwikkeladviestrajecten en scholing.

Met de regeling NL leert door met inzet van ontwikkeladvies is € 51 miljoen beschikbaar gesteld voor kosteloze ontwikkeladviestrajecten. In totaal hebben 77.000 mensen zich laten registeren voor het volgen van een ontwikkeladvies. In november is een eerste quickscan opgeleverd van de kenmerken en eigenschappen van de deelnemers.

Voor NL leert door met inzet van scholing was in 2020 € 34 miljoen beschikbaar. In totaal worden 80.000 scholingstrajecten beschikbaar gesteld via hoewerktnederland.nl. De doelmatigheid en doeltreffendheid van de maatregelen in NL leert door worden onderzocht met de effectevaluatie.

Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU)

Naar aanleiding van de afspraken uit het pensioenakkoord is in 2020 in samenspraak met sociale partners de subsidieregeling voor Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) uitgewerkt. Hierbij zijn sectorale activiteitenplannen ontwikkeld gericht op het verbeteren van duurzame inzetbaarheid van werkenden en op het wegnemen van knelpunten in het financieren van regelingen voor eerder uittreden (Kamerstukken II 2020/21, 25 883, nr. 406).

Gezond en veilig werken

Op het terrein van gevaarlijke stoffen is in 2020 gestart met het Validatie- en Innovatiepunt (VIP) asbest om innovatie binnen de asbestsector te stimuleren. De eerste innovaties zijn in behandeling genomen bij het VIP. Daarnaast is gestart met de implementatie van het SMA-rt-systeem (Stoffen Manager Asbest Risico Techniek) en de ontwikkeling van de digitale tool SMA-rt nieuwe stijl.

In 2020 is vanuit het traject Arbovisie 2040 een reeks (digitale) inhoudelijke bijeenkomsten georganiseerd om zoveel mogelijk kennis, standpunten en visies op te halen bij betrokken stakeholders. Naast deze co-creatie sessies zijn ook de uitkomsten van de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 1, de evaluatie van de Arbowet en de verkenning verbetering arbobeleidscyclus geanalyseerd. Op basis van deze analyses en de input die is verkregen uit de sessies met betrokken stakeholders is in 2020 gestart met het opstellen van de Hoofdlijnennotitie ten behoeve van de SER-adviesaanvraag waar in 2021 het resultaat van wordt verwacht.

Sinds 2020 richt het programma Preventie Beroepsziekten zich zowel op het voorkomen van nadelige gezondheidseffecten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen als op de thema’s fysieke belasting en fysieke onderbelasting in verband met zittend werk. Kennis is verzameld en toegankelijk gemaakt via een multimediale campagne, waarbij ook de reguliere communicatiekanalen van SZW en die van sectoren zijn benut die aan het programma deelnemen. Daarnaast wordt kennis gedeeld in de vorm van masterclasses en webinars (Kamerstukken II 2018/19, 25 883, nr. 347).

Op 4 maart 2020 is een eerste bijeenkomst georganiseerd over het thema fysieke belasting, met prioritaire sectoren, kennisinstituten en met het Europese OSHA (Occupational Safety and Health Agency) instituut als opmaat naar de kick-off van de campagne fysieke belasting op 28 oktober 2020. In deze bijeenkomst zijn de laatste wetenschappelijke inzichten gedeeld, goede praktijken gepresenteerd, informatie over interventies gepubliceerd en is een landingspagina op website Arboportaal gelanceerd.

Op 5 oktober 2020 is het programma Vitaal Bedrijf gelanceerd. Het programma wordt uitgerold door de werkgeversvertegenwoordiging en de stichting Nederland Onderneemt Maatschappelijk! in nauwe samenwerking met SZW en VWS. Vitaal Bedrijf stimuleert dat vitaliteitsbeleid hoger op de agenda komt in organisaties, en dan met name in branches en bedrijven waar gezondheidswinst is te behalen. Daarnaast is de eerste helft van 2020 aanvullend ingezet op vitaal thuiswerken via het communicatietraject «Thuiswerken is Topsport».

In 2020 is gestart met de uitvoering van het Meerjarenprogramma (MJP) om de naleving van de Risico-inventarisatie en Evaluatie (RI&E) verplichting kwantitatief en kwalitatief te verbeteren. Het MJP is opgedeeld in drie programmalijnen die achtereenvolgens zijn gericht op communicatie, toepassing en toezicht en handhaving. Om kleine werkgevers te ondersteunen bij het maken van een RI&E is in 2020 een landelijke campagne gestart en is het digitale startpunt ‘route naar RI&E’ gerealiseerd. Verder zijn de eerste stappen gezet om ervoor te zorgen dat de RI&E verplichting goed kan worden uitgevoerd door werkgevers met behulp van informatievoorziening, instrumenten en advisering en toetsing. Vanuit de derde programmalijn is in 2020 de sectoraanpak arbozorg en de pilot administratieve handhaving uitgevoerd.

Tabel 11 Begrotingsgefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

20.914

20.064

486.041

816.502

14.053.826

891.882

13.161.944

        

Uitgaven

19.385

15.854

486.149

813.555

14.014.042

891.167

13.122.875

        

Inkomensoverdrachten

       

Vakantiedagen

3.427

1.805

21

7

0

0

0

Lage-inkomensvoordeel

0

0

473.561

509.639

528.567

505.275

23.292

Minimumjeugdloonvoordeel

0

0

0

123.754

63.325

82.725

‒ 19.400

Loonkostenvoordelen

0

0

0

165.404

150.823

222.000

‒ 71.177

Subsidies

       

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

0

0

0

0

1.292

10.000

‒ 8.708

Stimuleringsregeling LLO in MKB

0

0

0

0

0

49.400

‒ 49.400

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

0

0

0

0

13.183.600

0

13.183.600

Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN

0

0

0

0

28.735

0

28.735

Nederland leert door

0

0

0

0

14.400

0

14.400

Tofa

0

0

0

0

20.100

0

20.100

Maatwerkregeling DI en eerder uittreden

0

0

0

0

140

0

140

Overige subsidies algemeen

3.049

3.173

1.712

1.877

2.921

3.845

‒ 924

Opdrachten

       

Opdrachten

8.948

6.807

6.716

7.642

14.384

11.912

2.472

Bekostiging

       

Bekostiging

145

125

100

675

525

1.050

‒ 525

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       

Ministerie van EZK

0

0

0

0

0

100

‒ 100

Ministerie van VWS

0

0

0

0

100

692

‒ 592

Bijdrage aan agentschappen

       

RIVM

3.816

3.944

4.039

4.557

5.078

4.168

910

CJIB

0

0

0

0

52

0

52

        

Ontvangsten

24.552

29.240

16.717

10.904

11.195

24.000

‒ 12.805

1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, tweede incidentele suppletoire begroting en de slotwet. De reden hiervoor is dat in deze wetten de eerste en tweede incidentele suppletoire begroting, die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, zijn opgeteld bij vastgestelde begroting en in het jaarverslag niet.

Tabel 12 Premiegefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Uitgaven

0

0

0

0

1.014.824

852.671

162.153

        

Inkomensoverdrachten

       

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

0

0

0

0

1.014.824

817.128

197.696

        

Nominaal

0

0

0

0

0

35.543

‒ 35.543

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten
Lage-inkomensvoordeel

Er is in 2020 (over 2019) in totaal € 528 miljoen uitgekeerd aan ruim 97.000 werkgevers en circa 453.000 werknemers. Dit is € 23,9 miljoen meer dan waar rekening mee is gehouden ten tijde van de begrotingsopstelling. Dit komt doordat er meer banen onder het LIV vielen dan verwacht. Met ingang van 2020 (uitbetaling in 2021) is de tegemoetkoming voor werkgevers per werknemer met een uurloon tussen de 100 en 125% van het minimumloon € 0,51 per uur en maximaal € 1.000 per kalenderjaar.

Minimumjeugdloonvoordeel

De uitgaven aan het minimumjeugdloonvoordeel zijn € 19,4 miljoen lager dan in de begroting is opgenomen. Dit komt doordat er minder banen onder de regeling vielen dan verwacht. Er is in 2020 (over 2019) in totaal € 63,3 miljoen uitgekeerd aan ruim 72.000 werkgevers en ruim 290.000 werknemers.

Loonkostenvoordelen

Er is in 2020 (over 2019) in totaal € 150,8 miljoen uitgekeerd. Dit is € 71,2 miljoen lager dan begroot. Dit komt doordat het gebruik van de LKV’s achterbleef bij de verwachting. Onder het LKV vielen ruim 16.000 werkgevers onder LKV ouderen, circa 8.000 onder LKV Arbeidsgehandicapten, ruim 600 onder het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en circa 9.000 onder het LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Bij de LKV's waren in 2020 89.000 werknemers betrokken.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

De uitgaven komen hoger uit dan destijds verwacht. Het grootste deel van deze hogere uitgaven heeft betrekking op het terugwerkende krachtgedeelte van de regeling (periode juli 2015 – april 2020). De hogere uitgaven worden met name verklaard doordat het gemiddelde dienstverband bij ontslag en daarmee de gemiddelde hoogte van de gecompenseerde transitievergoedingen aanzienlijk hoger was dan bij het opstellen van de begroting 2020 werd verwacht.

Subsidies

In 2020 is voor € 13,25 miljard aan subsidies verstrekt. De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) heeft hierin met € 13,18 miljard verreweg het grootste aandeel. In 2020 is € 13,18 miljard aan UWV beschikbaar gesteld voor de bevoorschotting van de NOW. In totaal is voor de Compensatieregeling Loonkosten en Inkomensverlies Caribisch Nederland in 2020 € 28,74 miljoen gerealiseerd. Voor de crisisgerelateerde subsidieregeling Nederland leert door is in 2020 € 14,4 miljoen uitgegeven en het totale resultaat van de Tijdelijke Overbruggingsmaatregel voor Flexibele Arbeidskrachten (Tofa) is in 2020 uitgekomen op € 20,1 miljoen.

De uitgaven van de subsidieregeling Duurzame inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen kwamen lager uit dan begroot. Dit hangt samen met een kasschuif van € 4 miljoen naar latere jaren. Hiernaast is budget overgeboekt naar het opdrachtenbudget voor voorlichtingcampagnes, is er apparaatsbudget beschikbaar gesteld voor personele inzet maatwerk pensioen en duurzame inzetbaarheid en is budget beschikbaar gesteld voor de ondersteuning en het voorzien in goede informatievoorziening/expertise op het gebied van praktijkleren. Dit heeft te maken met de looptijd van de initiatieven. Deze is vaak ongeveer een jaar of langer.

Voor de subsidieregeling SLIM is via een kasschuif € 47 miljoen naar toekomstige jaren geschoven. Tevens is er budget overgeboekt naar UVB voor de uitvoeringskosten. Een reservering voor vaststellingen is niet tot besteding gekomen omdat er geen vaststellingsverzoeken zijn ontvangen.

In 2020 is € 0,14 miljoen besteed aan de tijdelijke Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU). In de begroting waren hier nog geen kosten voor gereserveerd. De regeling is begin 2021 gestart. In 2020 zijn enkele voorbereidingskosten gemaakt.

Een aantal begrote subsidies die onder de post overige subsidies algemeen vallen op het werkterrein van gezond en veilig werken, is als gevolg van de coronacrisis in vertraging gekomen en gedeeltelijk doorgeschoven naar 2021.

Opdrachten

In totaal is in 2020 € 14,4 miljoen besteed aan opdrachten. Dit is circa € 2,5 miljoen meer dan begroot. Van dit budget is een deel overgeboekt naar andere artikelonderdelen en vakdepartementen. Een aantal campagnes en voorlichtingsactiviteiten is vertraagd als gevolg van de coronacrisis, bijvoorbeeld de campagne arbeid en zorg en communicatie rondom de SLIM-regeling. Op het terrein van gezond en veilig werken heeft een aantal extra opdrachten plaatsgevonden.

Bekostiging

Het budget voor bekostiging laat een onderschrijding zien van € 0,5 miljoen. Budget dat beschikbaar was voor de voortzetting van de subsidie Diversiteit in Bedrijf is overgeboekt naar Subsidies Algemeen artikel 1.

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Het Ministerie van SZW heeft in 2020 een bijdrage geleverd aan de begroting van het Ministerie van VWS voor de kosten van de Gezondheidsraad en Vitaal bedrijf. De geplande bijdrage aan het Ministerie van EZK van € 0,1 miljoen voor het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) is niet doorgegaan.

Bijdrage aan agentschappen

Het Ministerie van SZW levert jaarlijks een bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De bijdrage is in 2020 € 0,9 miljoen hoger uitgevallen door additionele opdrachten voor de Kwaliteitstafel, Asbest VIP en inzet expertise COVID-19.

Ontvangsten

De ontvangsten op dit beleidsartikel komen € 12,8 miljoen lager uit dan oorspronkelijk begroot. Dit komt met name doordat de boeteontvangsten van de Inspectie SZW met € 9,9 miljoen € 14,1 miljoen lager waren dan verwacht. Door een budgetneutrale herschikking binnen de Begroting SZW zijn de ontvangsten uit eigen bijdragen van werknemers voor aanpassingen aan dienstauto’s en de verkoop van dienstauto’s aan de leasemaatschappij overgeheveld van artikel 98 naar dit artikel. Hierdoor zijn de ontvangsten € 1,3 miljoen hoger dan bij de ontwerpbegroting geraamd.

Lagere boeteontvangsten zijn hoofdzakelijk het gevolg van dat het aandeel reactieve inspecties gemiddeld over het gehele kalenderjaar relatief hoog blijft. Reactieve inspecties kosten meer tijd, waardoor er minder inspecties plaatsvinden en er minder boetes worden opgelegd.

De raming van de boeteontvangsten van de Inspectie SZW is met aanzienlijke onzekerheid omgeven. Zij hangen onder andere af van het type en aantal bedrijven dat wordt bezocht en wat er wordt waargenomen bij deze inspecties. Overigens zijn de boeteontvangsten niet taakstellend voor de Inspectie SZW, waardoor niet wordt gestuurd op het behalen van de geraamde boeteontvangsten. De Inspectie stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Arbeidsmarkt

De uitgangspositie voor de coronacrisis was erg gunstig: het aantal werkenden lag op recordhoogte en het aantal werklozen was historisch laag. De arbeidsmarkt is door de coronacrisis in 2020 verslechterd, alhoewel dit slechts beperkt in de cijfers terugkomt. Het aantal werkenden ligt ongeveer op hetzelfde niveau van 2019 en het aantal werklozen is maar met ongeveer 40 duizend toegenomen.

2020 was een woelig jaar voor de arbeidsmarkt. Aan het begin van de coronacrisis daalde het aantal werkenden en steeg de werkloosheid rap. Tegelijkertijd had de verslechtering groter kunnen zijn. Al met al is de schade aan de arbeidsmarkt vanwege het omvangrijke steun- en herstelpakket beperkt gebleven. In de loop van het jaar trok de arbeidsmarkt weer aan. Het aantal werkenden nam van het hoogtepunt in februari (9.057 duizend) af tot 8.856 duizend in mei. Hierna steeg het aantal werkenden weer. In december (8.979 duizend) was de krimp in het aantal werkenden voor meer dan de helft hersteld. De werkloosheid liep van 2,9% in februari en maart op naar het hoogtepunt in augustus (4,6%). Daarna nam de werkloosheid af naar 3,9% in december. Tezamen met een gunstige uitgangspositie vanuit de eerste drie maanden van 2020, is het resultaat dat de jaargemiddelden relatief weinig afwijken van 2019.

Volgens het CPB en UWV is de impact van corona op de arbeidsmarkt vooral zichtbaar in het aantal gewerkte uren per persoon. Dat reageerde namelijk sterker dan de bovengenoemde indicatoren op de situatie in de economie. Het aantal gewerkte uren lag aan het einde van het tweede kwartaal 7,7% lager dan in het vierde kwartaal van 2020. Na een stijging van 5% in het derde kwartaal, nam het aantal gewerkte uren met 1,2% af in het vierde kwartaal. Het aantal gewerkte uren is in totaal 4,3% afgenomen ten opzichte van het vierde kwartaal van 2019

Tabel 13 Kerncijfers Arbeidsmarkt
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Beroepsbevolking (x 1.000)

8.942

9.017

9.125

9.267

9.308

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

8.403

8.579

8.774

8.953

8.951

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

539

438

350

314

357

Werkloosheidspercentage

6,0

4,9

3,8

3,4

3,8

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

10,8

8,9

7,2

6,7

9,1

 

25 tot 45 jaar

4,6

3,7

2,8

2,8

3,3

 

45 tot 75 jaar

5,6

4,4

3,6

2,7

2,4

Bron: CBS, Statline.

Tegelijkertijd zien we dat de crisis de ene groep harder treft dan de andere groep. Zo is de jeugdwerkloosheid in 2020 fors gestegen, terwijl de werkloosheid onder de groep 45-75 is gedaald. Dat jongeren sterk geraakt zijn heeft te maken met de sectoren waarin zij doorgaans werken en de contracten op basis waarvan zij dat doen. Jongeren werken namelijk relatief vaak in sectoren die hard geraakt zijn, zoals de horeca. Daarnaast hebben jongeren vaak flexibele contracten. In onderstaande tabel is te zien dat het aantal flexibele contracten in 2020 is gedaald. Hieruit blijkt ook dat het vooral laagopgeleiden zijn die geraakt zijn door de coronacrisis.

Sinds de coronacrisis is het aandeel vaste contracten en zelfstandigen (verder) opgelopen en er is sprake van een (verdere) afname in het aantal flexibele contracten. Dat is ook te zien in onderstaande tabel. In hoeverre deze ontwikkeling een gevolg is van de coronacrisis of een effect van de Wet arbeidsmarkt in balans is nog niet duidelijk. De ontwikkeling ligt in lijn met de voorgaande jaren. De arbeidsmarkt was voor de coronacrisis historisch gezien erg krap: er waren relatief veel vacatures. Werkgevers waren dan ook naarstig op zoek naar personeel. Inmiddels is de situatie op de arbeidsmarkt veranderd. Het is ingewikkeld de verschillende effecten te onderscheiden. Een gedegen evaluatie is nodig, al is ook dan te verwachten dat niet alle effecten uit elkaar zijn te halen.

Tabel 14 Kerncijfers Werkzame beroepsbevolking, aandeel contractvorm naar opleidingsniveau
 

Vaste arbeidsrelatie

Flexibele arbeidsrelatie

Zelfstandigen

Totaal

Laag (x 1.000)

2018

917

627

239

1.783

2019

923

630

239

1.792

2020

896

531

228

1.655

Midden (x 1.000)

2018

2.173

808

562

3.543

2019

2.248

784

548

3.580

2020

2.254

695

567

3.517

Hoog (x 1.000)

2018

2.202

511

628

3.341

2019

2.315

481

663

3.459

2020

2.485

466

709

3.660

Totaal (x 1.000)1

2018

5.292

1.946

1.429

8.667

2019

5.486

1.895

1.450

8.831

2020

5.635

1.692

1.504

8.832

Bron: CBS, Statline.

1

Deze totaaltelling is exclusief het aantal werknemers waarvan het opleidingsniveau onbekend is.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is licht gestegen (van 4,4 naar 4,7). Het aantal incidenten met gevaarlijke stoffen, wat meerjarig schommelt tussen 3 en 6, is in 2020 fors gedaald. Er zijn in 2020 geen incidenten met gevaarlijke stoffen gemeld.

Tabel 15 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,4

1,6

1,5

1,5

1,2

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

1,1

1,3

3

Ziekteverzuim (%)4

3,9

4,0

4,3

4,4

4,7

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen5

6

3

1

3

0

Naleving zorgplicht Arbowet (%)6

80,6

81,4

81,97

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)8

3,2

3,79

3,2

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,9

1,8

3

1

CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

2

CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

3

Ten tijde van het opstellen van het jaarverslag was het cijfer voor 2020 nog niet beschikbaar.

4

CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

5

Inspectie SZW, administratie.

6

Inspectie SZW, monitor Arbo in bedrijf. In 2019 is de Inspectie SZW met terugwerkende kracht overgestapt op een andere noemer bij de berekening van het nalevingspercentage. Reden hiervoor is dat het CBS in 2019 de statistiek waarop Inspectie SZW de noemer bepaalde aanzienlijk heeft aangepast. Daarom is de Inspectie SZW overgestapt op het gebruik van een betere CBS-statistiek voor berekening van de noemer, wat de Inspectie SZW tot nog toe achterwege liet i.v.m. een dan optredende trendbreuk. Dit heeft beperkte invloed op de hoogte van de percentages en is met terugwerkende kracht tot 2016 herberekend.

7

Hoewel eerst twee opeenvolgende verslagjaren werden gecombineerd in één tweejaarlijkse publicatie, wordt met ingang van 2019 twee oneven jaren gecombineerd in één publicatie. De volgende publicatie vindt daarom pas plaats in 2022 over de verslagjaren 2019 en 2021. Gezien het nalevingspercentage per jaar berekend kan worden is het nalevingspercentage voor 2019 alsnog opgenomen. Dit cijfer blijkt uit de administratie van de Inspectie SZW.

8

CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

9

Dit cijfer is aangepast. Dit komt door een achteraf doorgevoerde wijziging in de manier waarop wordt omgegaan met respondenten die in de vragenlijst hebben aangegeven een ‘andere’ beroepsziekte te hebben.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

Tussen 2019 en 2020 was er sprake van een afname van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Vanwege de coronamaatregelen en de inreisbeperkingen zijn er minder tewerkstellingsvergunningen en gecombineerde vergunningen aangevraagd/verleend.

Tabel 16 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.551

5.518

5.615

5.654

5.764

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.793

4.714

4.790

4.813

4.873

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

758

804

825

841

891

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (twv) (x 1.000, ultimo)2

7,7

8,9

10,1

13,3

9,2

1

SZW, administratie. Betreft voorlopige cijfers.

2

UWV, jaarverslag.

Handhaving

De Inspectie SZW is toezichthouder en opsporingsinstantie op het terrein van het Ministerie van SZW. Met haar toezicht draagt de Inspectie SZW bij aan gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook werkt de Inspectie SZW op het gebied van pgb- en declaratiefraude als opsporingsorganisatie voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

Het kabinet Rutte III heeft in 2018 structureel extra middelen vrijgemaakt voor de handhavingsketen van de Inspectie SZW (oplopend tot € 50 miljoen in 2021). Eind 2018 is dat bedrag aangevuld met een extra € 0,5 miljoen voor de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie bij werving en selectie. Hiermee wordt het belang van handhaving als een randvoorwaarde voor een werkende arbeidsmarkt en een functionerend stelsel van sociale zekerheid bevestigd.

Conform de meerjarenprogrammering 2019–2022 en de brief aan de Tweede Kamer over de uitbreiding van de handhavingsketen Inspectie SZW (Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 846) worden de middelen in de periode 2019-2022 vooral benut om extra inspecteurs en rechercheurs te werven en overige benodigde disciplines overeenkomstig te laten groeien. De extra capaciteit wordt ingezet op de thema’s waarop de komende jaren prioriteit ligt: de bevordering van eerlijk werk, waaronder het voorkomen van arbeidsuitbuiting en onderbetaling, de borging van de procesveiligheid en bestrijding van acute en chronische blootstellingrisico’s aan gevaarlijke stoffen bij zowel Brzo bedrijven als overige (chemische) bedrijven. Ook zal de extra capaciteit bijdragen aan het herstellen van de balans tussen ongevalsonderzoeken en preventieve inspecties op het terrein van gezond en veilig werken. Ten slotte wordt intensiever ingezet op de aanpak van arbeids(markt)discriminatie.

Nederland wordt door de uitbraak van het coronavirus en de daarmee verband houdende overheidsmaatregelen geconfronteerd met buitengewone omstandigheden die een enorme impact hebben op het maatschappelijk leven in het algemeen en die ook ingrijpende gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt en daarmee voor het werkterrein en de werkwijze van de Inspectie SZW. De Inspectie SZW heeft haar jaarplanning voor 2020 hierop aangepast. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 XV, nr. 96).

In grote lijnen betreft het de keuze om voor het thema corona in bedrijven actief meldingen op te pakken en informatie uit te vragen en te volgen. Daarnaast is invulling gegeven aan de aanbevelingen van het aanjaagteam arbeidsmigranten (zie de brief van de minister van SZW "Eerste aanbevelingen Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten", 11 juni 2020) en zijn corona kennisrapporten gepubliceerd (Kamerstukken II 2020/2021, 29 861 nr. 54).

De Inspectie SZW organiseert haar activiteiten in 17 programma’s, overeenkomstig de meerjarenprogrammering. In deze programma’s wordt gewerkt met een mix aan interventies. In de uitvoering wordt de samenwerking gezocht met relevante publieke en private partners in de handhavingsketen. Dit alles gericht op maximaal maatschappelijk effect. De resultaten en effecten die in 2020 zijn bereikt beschrijft de Inspectie SZW in haar jaarverslag 2020. Hierbij zal ook inzicht gegeven worden in die activiteiten die als gevolg van de aanpassingen in de jaarplanning niet zijn doorgegaan.

Inspectie Control Framework

Naast het benoemen van de resultaten en effecten van de toezichtprogramma’s, hanteert de Inspectie SZW een set indicatoren zoals opgenomen in tabel 17. Deze indicatoren geven op hoofdlijnen de ontwikkelingen van de in het Inspectie Control Framework (ICF) genoemde punten weer en de bijdrage van de Inspectie SZW aan de realisatie van maatschappelijk effect. De aanpassing in de jaarplanning heeft gevolgen gehad voor de realisatie van de indicatoren zoals opgenomen in tabel 17.

In het jaarplan 2020 was ten aanzien van de indicator ‘actief/reactief’ reeds voorzien dat het tempo van de personeelsuitbreiding niet zodanig was dat over het gehele jaar 2020 de beoogde verhouding van 50/50 capaciteitsinzet op actief/reactief zou worden bereikt. Beoogd werd in het jaarplan deze verhouding aan het einde van 2020 te behalen en daarop aan te sturen. In de bijstelling van het jaarplan werd dit doel niet gewijzigd. Wel werd aangegeven dat de invloed van corona op de indicatoren zou worden bezien.

Ten aanzien van de coronameldingen die vanaf begin maart 2020 begonnen op te lopen, deed zich de volgende paradox voor. Indien het opvolgen van deze meldingen als een reactieve werksoort wordt geteld , brengt dit het doel van 50/50 balans verder weg. Dat zou dan logischerwijs ertoe moeten leiden om aan corona zo weinig mogelijk capaciteit en inzet te besteden. Terwijl het, en dat is de paradox, maatschappelijk gezien juist wenselijk was wél actief opvolging aan meldingen te geven en daarmee in te zetten op preventie van besmettingsrisico’s. Inhoudelijk wijkt de corona aanpak daarmee overigens ook af van reactief werk zoals ongevalsonderzoek dat, naast preventie van toekomstige ongevallen, met name waarheidsvinding en handhaving naar aanleiding van zich reeds voltrokken feiten betreft.

Om dat paradoxale effect te vermijden, is de inzet op coronameldingen op het vlak van gezond en veilig werk als een actieve, op preventie gerichte werksoort beschouwd. Zodat een voor dat corona-effect geschoonde indicator kon worden gebruikt waarmee zoveel mogelijk zicht wordt gehouden op de gewenste ontwikkeling van de capaciteitsinzet én daarop te kunnen blijven sturen zoals in het oorspronkelijke jaarplan beoogd. Onderstaand is inzichtelijk gemaakt welke effecten coronameldingen op de indicator actief/reactief kunnen hebben:

  • verhouding actief/reactief volgens de gehanteerde stuurindicator (realisatie eind 2020, coronameldingen meegeteld als actief): 44/56

  • verhouding actief/reactief (realisatie eind 2020, coronameldingen meegeteld als reactief): 40/60

  • verhouding actief/reactief (realisatie gemiddeld 2020, coronameldingen meegeteld als actief): 32/68

  • verhouding actief/reactief (realisatie gemiddeld 2020, coronameldingen meegeteld als reactief): 29/71

De capaciteitsinzet op coronameldingen was circa 4% van de inzet op het terrein van gezond en veilig werk aan het eind van het jaar en gemiddeld 3% over heel 2020. Dit is relatief bescheiden, maar het betreft ook alleen het onderdeel meldingen. Bedacht moet worden dat met een deel van de ‘actieve capaciteit’ specifiek op corona gerichte projecten zijn uitgevoerd, zoals bij slachterijen, visverwerking, overige Food, Agrarisch en groen en distributiecentra. Inclusief die werkzaamheden is naar schatting circa 9% van de actieve inzet gezond en veilig werk specifiek op corona gericht geweest.

Alle verhoudingsgetallen in de tabel laten zien dat de gewenste ontwikkeling naar balans van capaciteitsinzet actief/reactief nog niet wordt bereikt. Alle maatstaven bewegen wel in de goede richting, in vergelijking tot de realisatie eind 2019.

Ook aan het einde van 2020 kwam de voor corona geschoonde indicator nog niet uit op de 50/50. De drie belangrijkste oorzaken hiervoor zijn:

  • dat het personeelsverloop hoger was dan geraamd. Dit leidt wel tot bijstelling naar boven van de benodigde werving in 2021, maar het drukt in de tussentijd (2020 en 2021) de totaal inzetbare capaciteit op het vlak van gezond en veilig werk. De capaciteitsversterking die in 2020 heeft plaatsgevonden en die nog in 2021 plaatsvindt, is nodig om de komende jaren de beoogde balans te bereiken en vast te houden;

  • de invloed van corona op de mogelijkheid om actieve inspecties te doen. Door de lock-down zijn aan het einde van 2020 actieve inspecties uitgesteld als dat kon, zoals voor monitoringdoeleinden. In die periode is juist extra gewerkt aan het onderhanden werk reactief;

  • een nog niet goed te duiden invloed op de capaciteitsinzet gaat uit van de latere invoering van de gedifferentieerde aanpak ongevalsonderzoek (GAO). Deze was voorzien in maart, maar is door corona per oktober 2020 ingevoerd. Het effect hiervan - tijdelijk of meer structureel - op capaciteitsinzet is nog niet helder. Dit wordt in de evaluatie die plaatsvindt over de GAO onderzocht.

In 2020 heeft de Inspectie SZW in vrijwel alle gevallen deelgenomen aan de gezamenlijke Brzo-inspecties. Op de gebieden informatie gestuurd werken en de inspectiedekking eerlijk werk zijn de nodige stappen gezet, zodat de beoogde doelstellingen in 2023 worden gerealiseerd.

Capaciteitsinzet

De kerncijfers ‘Capaciteitsinzet’ geven weer hoe de beschikbare capaciteit is verdeeld over de diverse domeinen. Er is een wervingsmodel opgesteld waardoor de komende jaren de capaciteitsinzet groeit naar de gewenste inzet op de diverse domeinen.

Effect

Een indicatie op het behalen van het beoogde maatschappelijk effect is de informatie over het handhavingspercentage. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken die de regels overtreden. Dit is voldoende het geval als bij meer dan de helft bij eerste inspectie bezochte bedrijven sprake is van het overtreden van de wet. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleven.

De handhavingspercentages eerste inspectie op de domeinen Gezond en Veilig en Eerlijk laten een lagere realisatie zien dan beoogd. Voor een groot gedeelte is dit het gevolg van de wijze van werken gedurende de coronacrisis, zoals het oppakken van coronameldingen, minder vaak ter plekke inspecteren en inzetten van alternatieve, telefonische interventies. Er is zeker geïntervenieerd bij werkgevers en werkgevers namen maatregelen om gezonder en veiliger te werken. Hiervoor zijn vaak andere gedragsinterventies dan handhaving ingezet. Een nadere duiding zal worden opgenomen in het jaarverslag 2020 van de Inspectie SZW.

Tabel 17 Inspectie SZW: Inspectie Control Framework, capaciteitsinzet en effect
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Raming 2020

Verschil 2020

Inspectie Control Framework

     

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)

24:76

25:75

44:561

50:50

‒ 6:6

Deelname Inspectie SZW aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%)

56

702

98

>90

03

Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)4

5

Inspectiedekking Eerlijk werk (%)6

5

Capaciteitsinzet7

     

Gezond en Veilig ( %)

418

42

39

5

Gevaarlijke Stoffen (%)9

11

13

14

5

Arbeidsdiscriminatie (%)10

2

3

3

5

Eerlijk (%)

43

40

42

5

Werk en Inkomen (%)

3

2

2

5

Effect

     

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

57

4611

33

>50

‒ 17

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

12

1611

20

<50

03

Handhavingspercentage Brzo12

47

4311

41

40

1

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

52

4711

49

>50

‒ 1

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

27

4211

42

<50

03

1

In 2018 en 2019 betreft de realisatie het jaargemiddelde. In 2020 betreft het realisatiecijfer de realisatie eind 2020. Coronameldingen zijn als ‘actief’ meegenomen. Dit wordt nader toegelicht in de tekst.

2

De definitie van dit kerncijfer is met ingang van 2019 gelijk getrokken met de definitie zoals deze wordt gehanteerd in de rapportage van de Brzo partners. In het jaarverslag van de Inspectie SZW over 2019 is dit toegelicht.

3

Het verschil is aangegeven met 0, aangezien de realisatie binnen de raming valt.

4

Definitie niveau 2: "Interne informatie wordt gestructureerd verzameld in de eigen organisatie en informatie geeft antwoord op wat het probleem is". Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol". Een implementatieplan is opgesteld om in stappen van activiteiten in 2023 niveau 3 te bereiken. In de tussenliggende jaren is de realisatie niet uit te drukken in een realisatiecijfer. In het jaarverslag Inspectie SZW wordt ingegaan op de uitgevoerde activiteiten om het doel in 2023 te realiseren.

5

De Inspectie heeft voor de tussenliggende jaren geen tussentijdse doelen geformuleerd. De uitbreiding richt zich op doelen in 2020 of 2023. Voor de tussenliggende jaren zijn geen betekenisvolle doelen mogelijk.

6

Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Inspectie SZW toezicht heeft gehouden. Voor 2018, 2019 en 2020 is geen realisatie beschikbaar. Het kerncijfer is geconcretiseerd voor 2020, waarbij naast inspecties ook het bereik van andere interventies wordt meegenomen. In haar Jaarverslag 2020 zal de Inspectie SZW over de stand van zaken rapporteren.

7

Betreft alleen de capaciteitsinzet in de programma's.

8

In verband met het toevoegen van de categorie 'Arbeidsdiscriminatie' onder capaciteitsinzet (in lijn met het jaarverslag van de Inspectie SZW) is het realisatiecijfer 2018 herberekend. De capaciteitsinzet 'arbeidsdiscriminatie' viel bij de eerdere indeling onder 'Gezond en Veilig'.

9

Dit realisatiecijfer betreft zowel de inzet op Brzo-bedrijven als de inzet op gevaarlijke stoffen. Beide onderwerpen worden opgepakt in het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen (BmGS).

10

Aangezien het jaarverslag van de Inspectie SZW vijf categorieën hanteert, zijn daarom (in lijn met het jaarverslag van de Inspectie SZW) de realisatiecijfers 2018 en 2019 toegevoegd. Deze wijziging is gedaan om de inzet op arbeidsdiscriminatie apart zichtbaar te maken.

11

In 2019 is sprake geweest van een wijziging in het registratiesysteem. Dit heeft tot gevolg dat de berekening van het handhavingspercentage vanaf 2019 is gewijzigd. Dit heeft een beperkte invloed op de hoogte van het percentage.

12

Bij het inspecteren van Brzo-bedrijven bestaat er geen onderscheid tussen eerste inspecties en herinspecties. De werkwijze is dat de Inspectie SZW blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

Licence