Base description which applies to whole site

4.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Wet aanpak schijnconstructies (Was);

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);

  • de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Wet arbeid vreemdelingen

Per 1 januari 2022 is de Wet arbeid vreemdelingen 2022 (Wav) in werking getreden. Het doel van de wijziging is om de wet flexibeler en meer toekomstbestendig te maken. In dit licht is de duur van de tewerkstellingsvergunning (twv) verruimd van één naar drie jaar7. Door de wijziging dat in beginsel een twv wordt verleend voor de duur van drie jaar kan beter maatwerk worden verleend en kan in de lagere regelgeving worden bepaald wanneer welke maximale duur wenselijk is, hetgeen leidt tot flexibelere wetgeving. Verder kan worden meebewogen met conjunctuur van de economie, hetgeen de toekomstbestendigheid ten goede komt. Daarnaast is een aantal maatregelen genomen om de positie van de werknemer te versterken, zoals de verplichting tot een periodieke girale betaling van het loon, omdat hierbij een grotere zekerheid bestaat dat de vreemdeling vrijelijk over zijn loon kan beschikken dan bij contante betaling. Tevens kan het toezicht op naleving van de juiste beloning effectiever plaatsvinden. Verder is een facultatieve weigeringsgrond geïntroduceerd als er geen sprake is van economische activiteiten, om te voorkomen dat een vreemdeling naar Nederland komt terwijl een werkgever niet in staat is om het loon te betalen. Verder bevat de wet een door Tweede Kamerlid Wiersma ingediend amendement (Kamerstukken II 2020/21, 35 680, nr. 7) waardoor de werkgever onder bepaalde voorwaarden een inspanningsverplichting krijgt om scholing op het gebied van de Nederlandse taal aan te bieden aan de vreemdeling. Dit amendement treedt later in werking en wordt in lagere regelgeving uitgewerkt.

Implementatie nieuwe Europese regels voor grensoverschrijdende detachering in het wegvervoer

De Mobiliteitsrichtlijn is een onderdeel van het eerste EU-mobiliteitspakket voor de wegvervoersector. Andere onderdelen van dit pakket worden door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geïmplementeerd. De Mobiliteitsrichtlijn bevat regels voor het grensoverschrijdend detacheren van buitenlandse chauffeurs naar Nederland. Deze regels zijn aangepast aan de specifieke aard van de wegvervoersector. Dergelijke sectorspecifieke regels zijn nodig om een evenwicht te waarborgen tussen het verlenen van correcte arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming voor bestuurders, het vrije verkeer van goederen, en de vrijheid van ondernemers om grensoverschrijdende diensten in de wegvervoersector te kunnen verlenen. Het wetsvoorstel ter implementatie van deze richtlijn is op 7 juli 2022 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2022/23, 36 166, nr. 2).

Betrokkenheid flexkrachten bij de medezeggenschap vergroten

Met de Verzamelwet SZW 2022 (Kamerstukken II 2020/21, 35 897, nr. 2) is de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) op enkele punten gewijzigd. Het doel van deze wijzigingen is het beter betrekken van flexwerkers bij de medezeggenschap. Om dit doel te bereiken zijn de definitie van de «in de onderneming werkzame personen» en de termijnen voor passief en actief kiesrecht aangepast. Op grond van deze wijzigingen in de WOR heeft een uitzendkracht nu na anderhalf jaar actief en passief kiesrecht voor de OR (voorheen respectievelijk tweeëneenhalf en drie jaar).

Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden

De Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden is geïmplementeerd. De Richtlijn heeft als algemeen doel transparantere en beter voorspelbare werkgelegenheid te bevorderen en tegelijkertijd te zorgen voor aanpassingsvermogen op de arbeidsmarkt en betere levens- en arbeidsomstandigheden. Op 7 juli 2022 verscheen in Staatsblad 277 de Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (Stb. 2022, 277). De inwerkingtreding was per 1 augustus 2022 en is in de wet zelf geregeld. De introductie van de wet is begeleid door een communicatietraject.

Transitievergoeding MKB

Het is op dit moment nog niet zeker of, en zo ja wanneer, het onderdeel van de compensatieregeling transitievergoeding dat betrekking heeft op bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever in werking kan treden. Het creëren van een nieuw kader moet gericht zijn op het vaststellen van het oorzakelijke verband tussen de ziekte van de werkgever en het beëindigen van het bedrijf. Dat is ingewikkeld. Daarnaast heeft UWV aangegeven dat een regeling die uitgaat van een volledige beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de werkgever niet of moeilijk uitvoerbaar is. Het zal van invloed zijn op andere werkzaamheden die verzekeringsartsen van UWV moeten uitvoeren, waarvoor reeds een ernstig capaciteitstekort bestaat. De mogelijke invoeringsdatum van het betreffende onderdeel is daarom tegen het licht gehouden. Dit onderdeel van de regeling kan, voor zover dat al mogelijk is, niet eerder in werking treden dan per 1 januari 2024.

Leven lang ontwikkelen

Stimulans arbeidsmarktpositie (STAP)

In maart 2022 is het eerste tijdvak voor het aanvragen van STAP-budget opengesteld. In 2022 zijn vijf aanvraagtijdvakken geweest waarin in totaal ruim 218.000 mensen hun STAP-subsidieaanvraag verleend kregen. Op basis van de opgedane ervaringen is de subsidieregeling in 2022 meermaals aangepast, onder meer vanwege verheldering van de taakuitvoering en positionering van de Toetsingskamer STAP, het reserveren van budget voor niet-digitale aanvragen en het verduidelijken van bepalingen. Eind 2022 zijn maatregelen aangekondigd om misbruik en oneigenlijk gebruik van de regeling in 2023 terug te dringen. De snelle uitputting van het budget laat zien dat er veel belangstelling is om scholing te volgen. Tegelijkertijd blijkt uit de maatschappelijke discussie over het opleidingsaanbod in het STAP-scholingsregister dat het wenselijk is het opleidingsaanbod meer te richten op arbeidsmarktrelevantie in plaats van arbeidsmarktgerichtheid. De komende periode wordt hieraan meer invulling gegeven.

Pensioenakkoord

Meerjarig investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen

Het Meerjarig Investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid en LLO (MIP) heeft in 2022 het eerste aanvraagtijdvak voor de expeditie-regeling opengesteld en de eerste reeks subsidies is beschikt. De subsidies hebben als doel bestaande wetenschappelijke- en praktijkkennis te valideren en breder toepasbaar te maken voor organisaties en sectoren. Het aantal toegekende subsidies was vanwege de kwaliteit van een aantal aanvragen lager dan het subsidieplafond. Naar aanleiding van de procesevaluatie zal worden bekeken hoe dit bij het volgende aanvraagtijdvak kan worden voorkomen, zodat de doeltreffendheid kan worden vergroot.

Hiernaast is er vanuit het MIP bijgedragen aan communicatietrajecten rond leven lang ontwikkelen en rond vitaliteit. Dit is gegaan volgens verwachting.

Noodmaatregelen

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud Werkgelegenheid

Als gevolg van de coronacrisis is de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW) ingesteld. Deze regeling had als doel om getroffen ondernemingen te ondersteunen zodat werk zoveel mogelijk behouden kan blijven. De regeling voorzag in een tegemoetkoming in de loonkosten. In verband met de harde lockdown die in december 2021 werd aangekondigd in verband met de omikronvariant is begin 2022 de 8e en laatste NOW-tranche (NOW-6-regeling) opengesteld voor werkgevers. De NOW-6 (achtste tranche) voorzag in loonsteun over de periode van 1 januari t/m 31 maart 2022 en kende dezelfde voorwaarden als de NOW-5 (zevende tranche), die liep van november tot en met december 2021. In totaal hebben circa 30 duizend werkgevers via de NOW-6 een voorschot ontvangen en is € 1,2 miljard beschikbaar gesteld aan UWV voor de uitbetaling van de NOW-6 aan werkgevers.

Het vaststellingsproces van eerdere NOW-tranches liep in 2022 onverminderd door. De loketten van de NOW-1 en NOW-2 (eerste en tweede tranche) zijn inmiddels gesloten. De vaststellingsloketten van de NOW-3.1, ‒ 3.2, ‒ 3.3, ‒ 4, ‒ 5 en ‒ 6 (derde tot en met achtste tranche) staan nog open. UWV en UVB zijn in 2023 en mogelijk ook 2024 bezig met het afhandelen van alle vaststellingsaanvragen.

In 2022 is tweemaal een Kamerbrief verstuurd met de stand van zaken rondom de NOW (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 486, Kamerstukken II 2022/23, 35 420, nr. 512). Daarnaast worden periodiek monitoringsbrieven verstuurd aan de Kamer die inzicht geven in het gebruik van de regelingen, de ontwikkelingen in de uitvoering, het afhandelen van bezwaren (en beroepen) en inspanningen om financiële middelen zoveel mogelijk ten goede te laten komen van de gestelde beleidsdoelen (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 474, Kamerstukken II 2022/23, 35 420, nr. 513). In 2023 zal de evaluatie van de NOW worden uitgevoerd, waarin onder andere wordt ingegaan op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling (Kamerstukken II 2022/23, Z03756).

Inkomensoverdrachten

Tijdelijke verhoging LIV

Om de lasten op arbeid te verlagen, met name voor het MKB, wordt er via verschillende maatregelen in de jaren 2023 tot en met 2027 jaarlijks € 500 miljoen lastenverlichting gegeven. Eén van die maatregelen is het met terugwerkende kracht eenmalig verhogen van het lage inkomensvoordeel (LIV) over 2022. Dit wordt uitbetaald in 2023. Op deze manier worden werkgevers gedeeltelijk tegemoet gekomen voor de kosten in verband met de verhoging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2023.

Evaluatie loonkostenvoordelen

Op 14 september 2022 is de evaluatie van de loonkostenvoordelen naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2021/22, 34 352, nr. 257). Het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers met een uitkering (LKV ouderen) blijkt geen significant effect te hebben op de werkgelegenheid van de doelgroep. Voor het LKV banenafspraak en het LKV arbeidsgehandicapten kunnen hierover geen harde uitspraken worden gedaan, vanwege het ontbreken van een goede controlegroep. De loonkostenvoordelen zijn wel belangrijk voor het in dienst houden van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Vervolgstappen zijn te bezien hoe het LKV ouderen kan worden ingezet om werkloze senioren aantrekkelijker te maken in de beeldvorming bij werkgevers, zoals opgenomen in de seniorenkansenvisie van 24 november 2022 (Kamerstukken II 2022/23, 29 544, nr. 1159). In november 2022 is een verdiepend onderzoek gestart naar het bij de evaluatie geconstateerde hoge niet-gebruik van LKV.

Gezond en veilig werken

Arbovisie

In het kader van de Arbovisie konden in 2022 geen verdere stappen worden gezet; het advies van de SER is vertraagd, waardoor verwacht wordt dat eerst medio 2023 de definitieve visie kan worden vastgesteld en een start kan worden gemaakt met de beleidsagenda.

Landelijk Expertisecentrum voor stoffengerelateerde beroepsziekten

In het kader van de uitwerking van de adviezen van de Commissie Heerts is in 2022 het Landelijk Expertisecentrum voor stoffengerelateerde beroepsziekten (LEXCES) opgericht. Dit centrum bundelt kennis en expertise op het gebied van gevaarlijke stoffen en gezondheidsrisico's voor werkenden en draagt daarmee bij aan preventie en beoordeling van beroepsziekten. Doel is het creëren van een toekomst waarin mensen niet langer ziek worden van stoffen waaraan zij tijdens het werk worden blootgesteld. Ook is de uitwerking van de adviezen van de Commissie ter hand genomen in de voorbereiding van de komst van een tegemoetkomingsregeling, welke beoogd was voor 2022 maar door een korte vertraging uiteindelijk per 1 januari 2023 in werking is getreden.

Brede maatschappelijke samenwerking burn-outs

In 2022 zijn verschillende activiteiten uitgevoerd in het kader van het meerjarenprogramma van de Brede Maatschappelijke Samenwerking, die zich richt op de aanpak van het aantal burn-out gevallen. Er is samen met VWS en OCW geïnvesteerd in een brede aanpak langs verschillende lijnen en in samenwerking met een actief stakeholdernetwerk bestaande uit uiteenlopende experts van kennisinstituten (waaronder TNO, RIVM en Trimbos), sociale partners en branche- en beroepsverenigingen. Zo zijn maatregelen getroffen om meer bewustzijn te creëren over PSA-risico’s bij MKB werkgevers, bijvoorbeeld door een nieuw onderdeel aan het instrument ‘Route naar RIE’ toe te voegen. In 2022 is tevens de campagne ‘Hey het is oké’ gecontinueerd.

Meerjarenprogramma Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)

In het kader van het meerjarenprogramma RI&E zijn diverse communicatie-activiteiten geweest gericht op ondernemers met minder dan 25 werknemers via radio, social media en publicaties in vakbladen. Alle uitingen verwijzen naar de website van steunpunt RI&E (www.rie.nl). Daar wordt voor de bezoeker uiteen gezet wat de beste manier is om een RI&E op te stellen. Om dat zo eenvoudig mogelijk te maken is als onderdeel van het steunpunt het al eerder genoemde instrument route naar RI&E ontwikkeld.

Hybride werken

Om hybride werken te stimuleren is in 2022 een agenda voor de toekomst ontwikkeld om hybride werken stevig in te bedden in het nieuwe werken. Door TNO is bijvoorbeeld de toolbox hybride werken ontwikkeld die werkgever en werknemers helpt om effectiever, gezonder en fijner hybride te werken.

Gevaarlijke stoffen

Het werken met gevaarlijke stoffen vroeg ook in 2022 aandacht; zo zijn in 2022 voorbereidingen getroffen om de Aanvullende RIE (ARIE-regeling) inzake de risico’s op zware ongevallen met gevaarlijke stoffen te herzien. Als resultaat hiervan is de aangepaste regelgeving vervolgens op 1 januari 2023 in werking getreden. Ook is in 2022 op verschillende onderdelen verder gewerkt aan het meerjarentraject in de aanpassingen binnen het asbeststelsel; het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbeleid in verband met de modernisering van het asbeststelsel is in oktober 2022 gepubliceerd.

Tabel 11 Begrotingsgefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

2018

2019

2020

2021

2022

2022

2022

Verplichtingen

486.041

816.502

14.053.826

10.544.115

2.152.533

4.187.661

‒ 2.035.128

        

Uitgaven

486.149

813.555

14.014.042

10.377.403

2.022.690

3.848.922

‒ 1.826.232

        

Inkomensoverdrachten

       

Vakantiedagen

21

7

0

0

0

0

0

Lage-inkomensvoordeel

473.561

509.639

528.567

388.259

361.736

374.109

‒ 12.373

Minimumjeugdloonvoordeel

0

123.754

63.325

19.688

18.859

18.767

92

Loonkostenvoordelen

0

165.404

150.823

129.905

137.017

128.457

8.560

Subsidies

       

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

0

0

1.292

0

1.944

11.000

‒ 9.056

Stimuleringsregeling LLO in MKB

0

0

0

2.514

19.547

65.200

‒ 45.653

Stimulans Arbeidsmarkt Positie

0

0

0

0

183.700

180.321

3.379

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid

0

0

13.183.600

9.669.471

1.208.261

2.839.514

‒ 1.631.253

Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN

0

0

28.735

15.580

25

0

25

Nederland leert door

0

0

14.400

95.335

30.296

61.402

‒ 31.106

Tofa

0

0

20.100

0

7

0

7

Maatwerkregeling DI en eerder uittreden

0

0

140

27.270

31.726

122.931

‒ 91.205

STAP ontwikkeladvies

0

0

0

0

1.043

0

1.043

Overige subsidies algemeen

1.712

1.877

2.921

2.566

2.613

7.032

‒ 4.419

Opdrachten

       

Opdrachten

6.716

7.642

14.384

21.405

20.530

30.943

‒ 10.413

Bekostiging

       

Bekostiging

100

675

525

550

550

550

0

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       

Ministerie van EZK

0

0

0

0

0

3.874

‒ 3.874

Overige hoofdstukken

0

0

100

94

204

56

148

Bijdrage aan agentschappen

       

RIVM

4.039

4.557

5.078

4.713

4.570

4.596

‒ 26

CJIB

0

0

52

53

62

170

‒ 108

        

Ontvangsten

16.717

10.904

11.195

995.736

3.978.434

13.810

3.964.624

        

Ontvangsten

       

Algemene ontvangsten

39

31

1.252

3.546

10.340

1.110

9.230

Boeten

16.678

10.873

9.943

9.023

18.032

12.700

5.332

Terugontvangsten NOW

0

0

0

983.167

3.950.062

0

3.950.062

1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.

Tabel 12 Premiegefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2018

2019

2020

2021

2022

2022

2022

Uitgaven

0

0

1.014.824

724.102

365.538

457.106

‒ 91.568

        

Inkomensoverdrachten

       

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

0

0

1.014.824

717.885

358.301

413.429

‒ 55.128

Compensatieregeling transitievergoeding MKB

0

0

0

6217

7.237

35.000

‒ 27.763

        

Nominaal

0

0

0

0

0

8.677

‒ 8.677

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten
Lage-inkomensvoordeel

Er is in 2022 (over 2021) in totaal € 361 miljoen uitgekeerd aan circa 98.000 werkgevers en circa 433.000 werknemers. Dit is € 12,4 miljoen minder dan waar rekening mee is gehouden ten tijde van de begrotingsopstelling. Dit komt doordat er minder banen onder het LIV vielen dan verwacht.

Minimumjeugdloonvoordeel

De uitgaven aan het minimumjeugdloonvoordeel zijn € 0,1 miljoen hoger dan in de begroting was opgenomen. Dit komt doordat er meer banen onder de regeling vielen dan verwacht. Er is in 2022 (over 2021) in totaal € 18,8 miljoen uitgekeerd aan ruim 65.000 werkgevers en circa 240.000 werknemers.

Loonkostenvoordelen (LKV)

Er is in 2022 (over 2021) in totaal € 137 miljoen uitgekeerd. Dit is € 8,6 miljoen hoger dan begroot. Dit komt doordat het gebruik van de LKV’s hoger was dan verwacht. Onder het LKV vielen ruim 14.000 werkgevers onder het LKV ouderen, 7.000 onder het LKV Arbeidsgehandicapten, circa 400 onder het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en circa 9.000 onder het LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Bij de LKV's waren ruim 80.500 werknemers betrokken.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

De uitgaven komen circa € 55 miljoen lager uit dan bij het opstellen van de begroting verwacht werd. De incidentele uitgaven (terugwerkende kracht) zijn circa € 27 miljoen hoger uitgekomen en de structurele uitgaven (niet-terugwerkende kracht) zijn in 2022 circa € 82 miljoen (20%) lager uitgekomen. De lagere structurele uitgaven (niet-terugwerkende kracht) worden vooral verklaard door lagere volumes. Het volume van de structurele uitgaven komt in 2022 circa 5.000 (19%) lager uit. Een deel van de volumebijstelling wordt verklaard doordat per saldo de uitbetaling voor circa 1.600 aanvragen doorschuift naar 2023. Het restant wordt verklaard door een correctie op basis van uitvoeringsinformatie die eerder is toegelicht in de 1e suppletoire begroting van 2022. Een deel van de aanvragen met terugwerkende kracht was per abuis als structureel gelabeld, waardoor de structurele uitgaven in 2021 te hoog waren ingeschat en de uitgaven met terugwerkende kracht te laag. Dit werkte ten tijde van het opstellen van de begroting 2022 door in de raming voor 2022. Het verklaart circa 3.400 van de totale neerwaartse volumebijstelling voor de structurele uitgaven. Het volume voor de uitgaven met terugwerkende kracht komt in 2022 ruim 1.700 hoger uit dan bij de begroting geraamd, mede door de hier beschreven correctie.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

De uitgaven zijn circa € 28 miljoen (80%) lager uitgekomen dan werd verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. De realisaties vallen mede lager uit doordat het onderdeel compensatie bij bedrijfsbeëindiging wegens ziekte van de ondernemer in 2022 niet in werking is getreden (-€ 12 miljoen). Verder zijn de realisaties op de in werking getreden onderdelen van de regeling (compensatie bij bedrijfsbeëindiging wegens overlijden of pensionering van de werkgever) lager uitgekomen. Op basis van uitvoeringsinformatie komt het volume op de in werking getreden onderdelen 88% lager uit en de prijs 155% hoger. Per saldo zijn de uitgaven circa € 16 miljoen lager uitgekomen.

Ten tijde van het opstellen van de begroting was de regeling pas enkele maanden in werking getreden. Er was toen nog onvoldoende uitvoeringsinformatie in beeld om de oorspronkelijke beleidsraming bij te stellen. Deze beleidsraming was zeer onzeker omdat de specifieke doelgroep van de regeling vooraf lastig in kaart te brengen was.

Subsidies

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

Voor het programma Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen is via een kasschuif € 4,5 miljoen naar toekomstige jaren geschoven. Tevens is er ruim € 2,1 miljoen overgeboekt voor (communicatie) opdrachten en uitvoeringskosten. De rest van de lager dan begrote uitgaven betreft onderuitputting die voornamelijk is veroorzaakt door lagere uitvoeringskosten en minder subsidieverleningen.

Stimuleringsregeling LLO in MKB (SLIM)

Voor de SLIM-regeling is via kasschuiven € 46 miljoen naar toekomstige jaren geschoven. Daarnaast hebben diverse mutaties plaatsgevonden van per saldo ‒ € 665.000 in verband met uitvoeringskosten, loon- en prijsbijstelling, een eindejaarsmarge, herschikkingen en vrijval.

Stimulans Arbeidsmarkt Positie (STAP)

Er liggen verschillende bij- en afboekingen ten grondslag aan het netto verschil tussen het kasbudget voor STAP op de vastgestelde begroting 2022 en de realisatie van de uitgaven bij de slotwet.

Het budget is verhoogd naar aanleiding van de loon- en prijsbijstelling (circa € 7,4 miljoen) en lagere uitvoeringskosten bij UWV die zijn toegevoegd aan het programmabudget (per saldo circa € 0,2 miljoen). Verder is het STAP-budget verlaagd om in te zetten voor STAP-ontwikkeladvies (per saldo circa € 4,1 miljoen).

Nederland leert door

Voor de subsidieregelingen Nederland Leert door is € 26,3 miljoen naar volgende jaren geschoven. Tevens is ruim € 1,2 miljoen overgeboekt voor uitvoeringskosten en opdrachten en communicatie. De resterende onderuitputting is veroorzaakt doordat vanwege de invoering van STAP de deelname aan scholingsactiviteiten minder was dan verwacht.

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDI&EU)

Voor de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDI&EU) is meerjarig in totaal € 1 miljard beschikbaar. De realisatie in 2022 komt uit op circa € 31,7 miljoen. In de SZW-begroting voor 2022 werd rekening gehouden met circa € 122,9 miljoen aan uitgaven. In het eerste kwartaal van 2022 heeft een tijdvak opengestaan om MDI&EU-subsidie voor activiteitenplannen aan te vragen. Omdat er in 2022 minder subsidie is aangevraagd dan er onder het subsidieplafond beschikbaar was, is er in 2022 ook een lager bedrag bevoorschot. Daarnaast zijn er in 2022 minder aanvullende voorschotten verstrekt voor lopende projecten waarvoor reeds in 2021 subsidie was aangevraagd. Onbenut budget blijft in latere jaren beschikbaar voor de MDI&EU.

STAP Ontwikkeladvies

Voor de subsidieregeling STAP ontwikkeladvies is in 2022 ruim € 4 miljoen overgeboekt uit het STAP-budget. Daarvan is ruim € 1 miljoen uitgegeven aan de subsidies, want het aantal deelnemers aan de subsidieregeling viel tegen en de uitvoerder kon niet alle ingediende aanvragen nog in 2022 afhandelen.

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW)

In 2022 is per saldo € 1,2 miljard aan UWV beschikbaar gesteld voor de bevoorschotting van de NOW-6. Deze uitgaven waren nog niet voorzien bij de begroting. Na publicatie van de begroting heeft het kabinet besloten ook in het eerste kwartaal van 2022 steun te verlenen via de NOW, vanwege de aanscherpingen van de contactbeperkende maatregelen in december van 2021. Tegelijkertijd zijn in tegenstelling tot eerdere verwachtingen de uitgaven voor de overige NOW-tranches in 2022 juist lager uitgevallen. Dat komt omdat bedrijven achteraf minder recht bleken te hebben op subsidies voor de NOW-3 en NOW-4. De aanvullende uitgaven van € 2,8 miljard die SZW had voorzien om aan UWV over te maken voor de uitbetaling van de subsidies voor de NOW-3 en NOW-4 bleken achteraf niet nodig. Per saldo vallen daarmee de uitgaven voor de NOW € 1,6 miljard lager uit.

Overige subsidies algemeen

Van het aanvankelijke budget van € 7 miljoen is ongeveer € 2,6 miljoen tot besteding gekomen.

Opdrachten

Van het opdrachtenbudget van € 30,9 miljoen is € 20,5 miljoen gerealiseerd. De onderuitputting van € 10,4 miljoen wordt veroorzaakt voor € 5,8 miljoen door vertraging van de inwerkingtreding van de tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB). € 0,9 miljoen is niet gerealiseerd vanwege een uitgelopen Rijksbrede aanbestedingsprocedure waardoor gedurende een groot deel of zelfs heel 2022 geen bestellingen konden worden geplaatst voor nieuwe dienstwagens. Daarnaast waren er gemiddeld minder inspecteurs in dienst gedurende 2022 vanwege hoger dan geplande uitstroom. Hierdoor waren er in totaal ook minder dienstwagens nodig. De overige onderbenutting werd veroorzaakt door het vervallen van diverse reserveringen voor onderzoek en communicatie.

Bekostiging

Het budget bekostiging is ingezet voor de bekostiging van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen en voor het programma Pensioen van Netspar.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Ministerie van EZK

Bij de eerste suppletoire begroting is € 3,8 miljoen overgeboekt voor de financiering van het Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden, respectievelijk de Kennisinvestering Inspectie SZW.

Overige hoofdstukken

In totaal is € 0,2 miljoen bijgedragen aan andere begrotingshoofdstukken aan I&W (Rijkswaterstaat) ten behoeve van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). De LAVS-bijdrage is terug te vinden in de budgettaire tabel als kasrealisatie, omdat het een directe betaling vanuit de SZW-begroting betreft.

Bijdrage aan agentschappen

Het Ministerie van SZW levert jaarlijks een bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De bijdrages zijn in 2022 respectievelijk € 0,03 miljoen en € 0,1 miljoen lager uitgevallen.

Ontvangsten

Algemene ontvangsten

De terugontvangsten vielen € 9,2 miljoen hoger uit vanwege een terugontvangst op Nederland leert door.

Boeteontvangsten

De boeteontvangsten van de Nederlandse Arbeidsinspectie waren met € 18,0 miljoen € 5,3 miljoen hoger. Verklaring voor de hogere boeteontvangsten betreft extra extern ingehuurde inzet en ondersteuning bij de afhandeling van de werkvoorraden. De raming van de boeteontvangsten van de Nederlandse Arbeidsinspectie is met aanzienlijke onzekerheid omgeven. Dit hangt onder andere af van het type en aantal bedrijven dat wordt bezocht en wat er wordt waargenomen bij deze inspecties. Overigens zijn de boeteontvangsten niet taakstellend voor de Nederlandse Arbeidsinspectie, waardoor niet wordt gestuurd op het behalen van de geraamde boeteontvangsten. De Inspectie stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Terugontvangsten NOW

In 2022 heeft UWV het vaststellingsproces in de NOW voortgezet. Over het algemeen leiden deze vaststellingen tot meer terugvorderingen dan nabetalingen. Dit heeft in 2022 geleid tot een terugontvangst van bijna € 4 miljard. De komende jaren zal dit vaststellingsproces worden voortgezet wat tot verdere bijstellingen in nabetalingen en terugvorderingen op de NOW zal leiden.

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt in 2022 stond vooral in het teken van aanhoudende krapte. Daarnaast was er sprake van een verschuivende verhouding tussen vast, flexibel en zelfstandig werk. De werkloosheid was laag, en veel werkgevers kampten met personeelstekorten en moeilijk vervulbare vacatures. Gedurende heel 2022 waren er meer openstaande vacatures dan werklozen, met een piek van 143 vacatures per 100 werklozen in het tweede kwartaal. In de twee daaropvolgende kwartalen lag dit lager, met respectievelijk 121 en 123 vacatures per 100 werklozen. De krapte op de arbeidsmarkt was breed voelbaar en zorgde voor knelpunten in alle sectoren.

Tabel 13 Kerncijfers arbeidsmarkt
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Beroepsbevolking (x 1.000)

9.398

9.540

9.581

9.663

9.898

Niet-beroepsbevolking (x 1.000)

3.812

3.749

3.786

3.483

3.330

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

8.939

9.117

9.116

9.255

9.548

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

459

423

465

408

350

Werkloosheidspercentage

4,9

4,4

4,8

4,2

3,5

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

8,9

8,5

10,6

9,3

7,6

 

25 tot 45 jaar

3,5

3,5

3,9

3,3

2,9

 

45 tot 75 jaar

4,6

3,7

3,4

3,0

2,5

Bron: CBS, Statline. De kerncijfers in de tabel betreffen de leeftijdsgroep 15 tot 75 jaar.

De kerncijfers arbeidsmarkt laten zien dat de krapte op de arbeidsmarkt heeft gezorgd voor forse verschuivingen. Dat geldt voor 2022, maar ook voor een langere trend sinds 2018. De werkzame beroepsbevolking is in 2022 met bijna 300 duizend mensen toegenomen. Over de hele periode 2018-2022 gaat het om een toename van ruim 600 duizend personen. Tegelijkertijd is het aantal werklozen en het aantal mensen in de niet-beroepsbevolking gedaald, zowel in 2022 als trendmatig vanaf 2018. De krappe arbeidsmarkt leidt dus tot toetreding van verschillende groepen: mensen die voorheen geen werk vonden, mensen die zich hadden teruggetrokken van de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld vanwege ontmoediging, en mensen die eerst nog niet wilden werken maar toch besluiten aan het werk te gaan nu de arbeidsmarkt meer kansen biedt.

De afname van de werkloosheid en de stijging van de werkzame beroepsbevolking vonden vooral plaats in het eerste en laatste kwartaal van 2022. In de tussentijdse kwartalen stagneerde de toename van de werkzame bevolking en liep de werkloosheid licht op.

De werkloosheid is onder alle leeftijdsgroepen afgenomen. Vooral de afname van de jeugdwerkloosheid is groot. De jeugdwerkloosheid liep bij aanvang van de coronacrisis juist fors op, en lag in 2021 nog altijd boven zijn oude niveau. Over de periode 2018-2022 valt vooral de afname van de werkloosheid bij de groep 45-75-jarigen op.

Tabel 14 Kerncijfers werkzame beroepsbevolking: aandeel contractvorm naar opleidingsniveau1
 

Vaste arbeidsrelatie

Flexibele arbeidsrelatie

Zelfstandigen

Totaal

Laag (x 1.000)

2020

827

737

216

1.779

2021

848

714

231

1.792

2022

850

753

248

1.851

Midden (x 1.000)

2020

2.066

1.032

535

3.633

2021

2.058

1.020

552

3.631

2022

2.030

1.066

568

3.665

Hoog (x 1.000)

2020

2.195

746

640

3.581

2021

2.296

831

653

3.779

2022

2.413

858

713

3.984

Totaal (x 1.000)2

2020

5.088

2.515

1.391

9.116

2021

5.202

2.565

1.436

9.202

2022

5.293

2.677

1.529

9.500

Bron: CBS, Statline.

1

Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) zijn cijfers van voor 2021 opnieuw berekend. Daarom kunnen cijfers van 2020 afwijken ten opzichte van eerdere jaarverslagen en de begroting 2022. Hierbij een link naar meer informatie over het herontwerp van de EBB: https://www.cbs.nl/nl-nl/corporate/2021/48/nieuwe-meetmethode-van-invloed-op-beroepsbevolkingscijfers.

2

Totaal is berekend als de som van laag, midden en hoog opleidingsniveau. De categorie onbekend is niet meegenomen in het totaal waardoor het totaal niet overeenkomt met de tabel op statline.

De toename van het aantal werkenden met een vast contract was kleiner dan die van het aantal werkenden met een flexibel contract. Binnen de groep flexibele contracten ging het wel veelal om flexibele contracten met relatief veel zekerheid, zoals tijdelijke contracten met uitzicht op vast, of meerjarige tijdelijke contracten. De toename hiervan past bij een arbeidsmarkt met veel instroom en baanwisselingen, waar relatief veel werkenden aan een nieuwe baan beginnen. Dit sluit aan bij het beeld dat er in 2022 sprake was van een relatief groot aantal baanwisselingen. De toename van het aantal vaste contracten zit vooral bij hoogopgeleiden. Die hebben een sterkere onderhandelingspositie op de arbeidsmarkt dan werkenden met andere opleidingsniveaus. In 2022 was er ook een grote toename van het aantal zelfstandigen. Dat wijst erop dat veel werkenden de kansen die de krappe arbeidsmarkt biedt willen benutten door direct met opdrachtgevers over arbeidsvoorwaarden te onderhandelen.

Gezond en veilig werken

We zien enerzijds een relatief stabiel beeld wat betreft werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim, en werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte. Anderzijds is het ziekteverzuim verder gestegen (van 4,9% naar 5,6%). Het aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen schommelt de afgelopen 5 jaren tussen 0 en 3. Over andere kerncijfers zijn op dit moment geen nieuwe cijfers beschikbaar voor 2022.

Tabel 15 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,5

1,5

1,2

1,3

1,3

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

1,3

1,1

Ziekteverzuim (%)3

4,3

4,4

4,7

4,9

5,6

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

1

3

0

2

3

Naleving zorgplicht Arbowet (%)5

81,4

82,1

83,4

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)6

3,8

3,2

3,3

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,8

1,8

1

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

2

Bron: CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

3

Bron: CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

4

Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, administratie.

5

Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, monitor Arbo in bedrijf. Het onderzoek wordt vanaf 2019 eens in de twee jaar uitgevoerd. Het meest recente nalevingsperentage zorplicht Arbowet beslaat verslagjaar 2021. Sinds 2019 maakt de Monitor Arbo in Bedrijf met terugwerkende kracht gebruik van andere informatie voor het berekenen van de weegfactoren die worden gebruikt om de nalevingspercentages te berekenen. Tot 2018 beschikte het CBS alleen over het aantal werkzame personen (inclusief meewerkende eigenaren, zelfstandigen en ingeleende uitzendkrachten) in bedrijven. Na 2018 is echter ook informatie beschikbaar gekomen over het aantal werknemers (in loondienst) bij bedrijven. Een indeling op de populatie werknemers is voor de Nederlandse Arbeidsinspectie een geschiktere eenheid om naar te wegen. Hierdoor kunnen de realisatiecijfers in deze tabel afwijken van de realisatiecijfers in eerdere jaarverslagen.

6

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

Aantal werknemers onder cao

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen

Tussen 2021 en 2022 was er sprake van een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen. Het openstellen van steeds meer sectoren waaronder de horeca na de coronamaatregelen heeft geleid tot meer aanvragen. De stijging wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een toename van het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van buitenlandse studenten die bijkomende werkzaamheden verrichten (van 6.115 in 2021 naar 9.496 in 2022). Het vervallen van de reisbeperkingen heeft ook geleid tot een toename van het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen voor kennismigranten kort verblijf (van 390 in 2021 naar 1.550 in 2022). Daarnaast dienen werkgevers voor Britten als gevolg van Brexit vanaf 1 januari 2021 ook een tewerkstellingsvergunning dan wel gecombineerde vergunning aan te vragen. In totaal zijn er hiervoor 787 tewerkstellingsvergunningen dan wel positieve adviezen afgegeven door UWV in 2022.

Tabel 16 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.615

5.654

5.764

5.679

5.922

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.790

4.813

4.873

4.799

4.985

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

825

841

891

880

937

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2

10,1

13,3

9,2

11,6

17,0

1

Bron: SZW, administratie.

2

Bron: UWV, jaarverslag. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) is toezichthouder en opsporingsinstantie op het terrein van het Ministerie van SZW. Met haar toezicht draagt de Nederlandse Arbeidsinspectie bij aan gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook werkt de Nederlandse Arbeidsinspectie op het gebied van pgb- en declaratiefraude als opsporingsorganisatie voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

Het kabinet Rutte III heeft in 2018 structureel extra middelen vrijgemaakt voor de handhavingsketen van de Nederlandse Arbeidsinspectie (oplopend tot € 50 miljoen in 2021). Eind 2018 is dat bedrag aangevuld met een extra € 0,5 miljoen voor de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie bij werving en selectie. Hiermee wordt het belang van handhaving als een randvoorwaarde voor een werkende arbeidsmarkt en een functionerend stelsel van sociale zekerheid bevestigd.

Conform de meerjarenprogrammering 2019–2022 en de brief aan de Tweede Kamer over de uitbreiding van de handhavingsketen Inspectie SZW (Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 846) werden deze middelen in de periode 2019-2022 vooral benut om extra inspecteurs en rechercheurs te werven en overige benodigde disciplines overeenkomstig te laten groeien. De extra capaciteit wordt ingezet op de thema’s waarop de komende jaren prioriteit ligt: de bevordering van eerlijk werk, waaronder het voorkomen van arbeidsuitbuiting en onderbetaling, de borging van de procesveiligheid en bestrijding van acute en chronische blootstellingrisico’s aan gevaarlijke stoffen bij zowel Brzo bedrijven als overige (chemische) bedrijven. Ook zal de extra capaciteit bijdragen aan het herstellen van de balans tussen ongevalsonderzoeken en preventieve inspecties op het terrein van gezond en veilig werken. Ten slotte wordt intensiever ingezet op de aanpak van arbeids(markt)discriminatie.

De Nederlandse Arbeidsinspectie organiseerde haar activiteiten gedurende 2022 in 17 programma’s. In deze programma’s is gewerkt met een mix aan interventies. In de uitvoering wordt waar nuttig en mogelijk samenwerking gezocht met relevante publieke en private partners in de handhavingsketen. De nadruk bij het vormgeven van het werk van de Inspectie ligt bij het willen bereiken van maatschappelijk effect. Resultaten en effecten die in 2022 zijn bereikt, beschrijft de Nederlandse Arbeidsinspectie centraal in haar jaarverslag 2022 en vanuit de afzonderlijke programma’s in rapportages van de programma’s. Ook in 2022 speelt daarbij het Inspectie Control Framework een belangrijke rol.

De Nederlandse Arbeidsinspectie hanteert bij de verantwoording van activiteiten een set indicatoren zoals opgenomen in tabel 17. Deze indicatoren geven op hoofdlijnen de ontwikkelingen van de in het Inspectie Control Framework (ICF) genoemde punten weer en de bijdrage van de Nederlandse Arbeidsinspectie aan de realisatie van maatschappelijk effect.

Tabel 17 Nederlandse Arbeidsinspectie: Inspectie Control Framework, capaciteitsinzet en effect
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Raming 2022

Verschil 2022

Inspectie Control Framework

     

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)1

44:56

45:55

47:53

50:50

‒ 3:3

Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%)

98

97

89

>90

‒ 1

Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)2

 

3

Inspectiedekking Eerlijk werk (%)4

 

3

Capaciteitsinzet5

     

Gezond en Veilig ( %)

39

37

36%

3

Gevaarlijke Stoffen (%)6

14

13

12

3

Arbeidsdiscriminatie (%)

3

3

3

3

Eerlijk (%)

42

46

48

3

Werk en Inkomen (%)

2

1

1

3

Effect

     

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

33

37

45

>50

‒ 5

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

20

23

24

<50

07

Handhavingspercentage Brzo8

41

44

42

40

2

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

49

47

54

>50

4

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

42

29

29

<50

07

1

betreffen de realisatiecijfers ultimo. Coronameldingen zijn als «actief» meegenomen. Om meer recht te doen aan het werk van de Arbeidsinspectie is vanaf 2021 de definitie van de indicator bijgesteld. Door deze wijzigingen is de realisatie niet vergelijkbaar met voorgaande jaren. De wijzigingen worden toegelicht in het jaarverslag van de Arbeidsinspectie.

2

Definitie niveau 2: "Interne informatie wordt gestructureerd verzameld in de eigen organisatie en informatie geeft antwoord op wat het probleem is". Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol". Een implementatieplan is opgesteld om in stappen van activiteiten in 2023 niveau 3 te bereiken. In de tussenliggende jaren is de realisatie niet uit te drukken in een realisatiecijfer. In het jaarverslag van de Nederlandse Arbeidsinspectie wordt ingegaan op de uitgevoerde activiteiten om het doel in 2023 te realiseren.

3

De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft voor de tussenliggende jaren geen tussentijdse doelen geformuleerd. De uitbreiding richt zich op doelen in 2020 of 2023. Voor de tussenliggende jaren zijn geen betekenisvolle doelen mogelijk.

4

Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Nederlandse Arbeidsinspectie toezicht heeft gehouden. Voor 2020, 2021 en 2022 is geen realisatie beschikbaar. Het kerncijfer is geconcretiseerd voor 2020, waarbij naast inspecties ook het bereik van andere interventies wordt meegenomen. In het jaarverslag van de Nederlandse Arbeidsinspectie wordt over de stand van zaken gerapporteerd.

5

Betreft alleen de capaciteitsinzet in de programma's.

6

Dit realisatiecijfer betreft zowel de inzet op Brzo-bedrijven als de inzet op gevaarlijke stoffen. Beide onderwerpen worden opgepakt in het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen (BmGS).

7

Het verschil is aangegeven met 0, aangezien de realisatie binnen de raming valt.

8

Bij het inspecteren van Brzo-bedrijven bestaat er geen onderscheid tussen eerste inspecties en herinspecties. De werkwijze is dat de Nederlandse Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

De indicator actief/reactief in Gezond en Veilig is gericht op een balans tussen reactieve onderzoeken en actieve op preventieve gerichte inspecties op het terrein van Gezond en Veilig. Eind 2022 komt deze balans uit op 47:53. Hiermee beweegt de indicator zich naar de gestelde ambitie 50:50 en laat een verbetering zien ten opzichte van 2021. Naast onvoorziene uitstroom heeft de organisatiewijziging per 1 mei impact gehad op de realisatie. Hierdoor kwam met name druk te liggen op de realisatie van de actieve werkzaamheden. Daarnaast was sprake van onvoorzien extra inzet op reactieve werkzaamheden (onder andere Schiphol).

In 2022 heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie in 89% (norm >90%) van de gevallen deelgenomen aan de gezamenlijke Brzo-inspecties.

Op de gebieden «informatie gestuurd werken» en «de inspectiedekking eerlijk werk» zijn de nodige stappen gezet, zijnde het uitvoeren van diverse pilots IGW zodat de beoogde doelstellingen in 2023 worden gerealiseerd.

Capaciteitsinzet

De kerncijfers ‘Capaciteitsinzet’ geven weer hoe de beschikbare capaciteit is verdeeld over de diverse domeinen. Er is naar aanleiding van de beschikbaar gestelde ICF middelen een wervingsmodel met tijdpad voor de werving van de capaciteit per domein opgesteld. De realisatie beweegt zich naar de gestelde ambitie.

Effect

Een indicatie op het behalen van het beoogde maatschappelijk effect is de informatie over het handhavingspercentage. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin de Nederlandse Arbeidsinspectie erin slaagt risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken die de regels overtreden. Dit is voldoende het geval als bij meer dan de helft bij eerste inspectie bezochte bedrijven sprake is van het overtreden van de wet. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Nederlandse Arbeidsinspectie erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleven.

Het handhavingspercentage eerste inspectie op het domein Eerlijk laat een hogere realisatie zien dan de streefwaarde. Het handhavingspercentage eerste inspectie op het domein Gezond en Veilig laat een lagere realisatie zien dan de streefwaarde. Ten opzichte van eind 2021 is sprake van een verbetering van het handhavingspercentage op het domein van Gezond en Veilig. Voorgaande kan met name worden verklaard doordat in 2021 nog veel coronaklachten in behandeling waren genomen, waarbij het effect groot was, maar waar sprake was van een laag handhavingspercentage. Een nadere duiding zal worden opgenomen in het jaarverslag 2022 van de Inspectie.

7

In de wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 (BuWav) wordt, in afwijking van deze hoofdregel, geregeld dat een twv voor ten hoogste twee jaar kan worden verleend bij aanvragen waarbij door UWV wordt getoetst of er prioriteitgenietend aanbod beschikbaar is en of de vacature voldoende kenbaar is gemaakt (volledige arbeidsmarkttoets).

Licence