Base description which applies to whole site

3.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Wet aanpak schijnconstructies (Was);

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);

  • de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Inspectie SZW.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Implementatie nieuwe Europese regels voor grensoverschrijdende detachering in het wegvervoer

De Mobiliteitsrichtlijn is een onderdeel van het eerste EU-mobiliteitspakket voor de wegvervoersector. Andere onderdelen van dit pakket worden door het Ministerie van Infrastructuur en Water geïmplementeerd. De Mobiliteitsrichtlijn bevat regels voor het grensoverschrijdend detacheren van buitenlandse chauffeurs naar Nederland. Deze regels zijn aangepast aan de specifieke aard van de wegvervoersector. Dergelijke sectorspecifieke regels zijn nodig om een evenwicht te waarborgen tussen het verlenen van correcte arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming voor bestuurders, het vrije verkeer van goederen, en de vrijheid van ondernemers om grensoverschrijdende diensten in de wegvervoersector te kunnen verlenen. Daarnaast zijn de administratieve voorschriften en controlemaatregelen geharmoniseerd binnen de Europese Unie om de administratieve lasten voor vervoersondernemingen te beperken. Deze regels moeten in 2022 in Nederlandse wet- en regelgeving zijn omgezet.

Herziening Wet arbeid vreemdelingen (Wav)

De Wet arbeid vreemdelingen wordt gewijzigd om de wet meer flexibel en toekomstbestendig te maken. De maximale duur waarvoor een tewerkstellingsvergunning verleend kan worden, wordt verlengd van één naar drie jaar. Verder worden er wijzigingen doorgevoerd om de positie van werknemers te versterken. Er wordt ingezet op inwerkingtreding van de herziening op 1 januari 2022.

Betrokkenheid flexkrachten bij de medezeggenschap vergroten

Zoals reeds in 2020 is aangekondigd (Kamerstukken II 2019/20, 29 818, nr. 45 en Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1028, p. 13) beoogt het kabinet via de Verzamelwet 2022 de Wet op de ondernemingsraden aan te passen om de betrokkenheid van flexkrachten bij de medezeggenschap te vergroten. Bij de beoogde maatregelen volgt het kabinet de betreffende adviezen van de Commissie Bevordering Medezeggenschap van de Sociaal-Economische Raad.

Om te beginnen worden de termijnen voor actief en passief kiesrecht verkort van respectievelijk 6 en 12 maanden naar 3 maanden. Ook de periode waarna uitzendkrachten zullen kwalificeren als in de onderneming werkzame personen en medezeggenschapsrechten gaan opbouwen in de onderneming van de inlener, zal worden verkort (van 24 naar 15 maanden). Dit betekent dat een uitzendkracht na 15 maanden medezeggenschapsrechten gaat opbouwen in de onderneming van de inlener en na 18 maanden actief en passief kiesrecht verwerft (15+3=18 maanden).

Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden

Voor 1 augustus 2022 moet de Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden zijn geïmplementeerd. De implementatie loopt op schema. Hiertoe wordt in 2021 een wetsvoorstel voorbereid dat naar verwachting in het najaar van 2021 aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd. De Richtlijn heeft als algemeen doel transparantere en beter voorspelbare werkgelegenheid te bevorderen en tegelijkertijd te zorgen voor aanpassingsvermogen op de arbeidsmarkt en betere levens- en arbeidsomstandigheden.

Transitievergoeding MKB

Per 2021 hebben kleine werkgevers die hun onderneming stoppen vanwege pensionering of overlijden, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. De compensatiemogelijkheid bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever treedt niet eerder in werking dan medio 2022.

Leven lang ontwikkelen

Stimulans arbeidsmarktpositie (STAP)

Er worden voorbereidingen getroffen door UWV en DUO voor de uitvoering van het STAP-budget. Het STAP-budget is een uitgavenregeling, ter vervanging van de fiscale aftrek scholingsuitgaven, waarmee het individu in staat wordt gesteld om scholing in te zetten voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. Naar verwachting gaat het STAP-budget van start per 1 maart 2022. In het kader van STAP wordt ook een regeling scholingsadviezen uitgewerkt (bekostigd uit de beschikbare middelen voor het STAP-budget).

Pensioenakkoord

Meerjarig investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid (DI) / Leven Lang Ontwikkelen (LLO)

In 2020 is het meerjarige investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (MIP) opgezet. Met dit programma is structureel € 10 miljoen beschikbaar. In 2022 lopen de activiteiten van het MIP door, met als doel om bewustwording te creëren en kennis (door) te ontwikkelen. Naast communicatieactiviteiten en het verbinden van wetenschap en praktijk, opent eind 2021 een subsidieregeling om een maatschappelijke beweging te stimuleren waarin interventies, werkwijzen en methodieken op het gebied van DI en LLO vaker, beter en sneller worden toegepast. Dit door het (door)ontwikkelen van praktijk- en wetenschappelijke kennis en deze toepasbaar maken voor bedrijven, sectoren en organisaties. De beoordeling van aanvragen en subsidieverstrekking voor projecten zal naar verwachting in 2022 van start gaan.

Tabel 13 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

14.053.826

10.308.877

4.885.364

1.807.979

897.290

852.463

803.707

        

Uitgaven

14.014.042

10.213.564

4.546.625

1.771.792

1.132.752

995.862

1.006.439

        

Inkomensoverdrachten

       

Lage-inkomensvoordeel

528.567

388.356

374.109

373.509

372.807

0

0

Minimumjeugdloonvoordeel

63.325

19.479

18.767

18.767

18.767

0

0

Loonkostenvoordelen

150.823

128.659

128.457

130.534

132.820

514.967

523.209

Subsidies (regelingen)

       

Overige subsidies algemeen

2.921

3.351

3.112

2.822

2.745

2.345

2.345

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

1.292

1.956

11.000

11.000

11.000

18.000

10.000

Stimuleringregeling LLO in MKB

0

8.962

65.200

49.156

49.200

106.767

82.800

Stimulans Arbeidsmarktpositie

0

0

180.321

180.601

181.051

180.775

195.700

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

13.183.600

9.458.102

3.550.019

726.713

0

0

0

Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN

28.735

20.200

0

0

0

0

0

Nederland leert door

14.400

118.682

52.600

0

0

0

0

TOFA

20.100

0

0

0

0

0

0

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

140

34.502

122.931

236.582

321.279

130.480

148.576

Opdrachten

       

Opdrachten

14.384

25.497

30.863

33.312

34.287

33.732

34.363

Bekostiging

       

Bekostiging

525

550

550

100

100

100

100

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       

Ministerie van VWS

100

378

56

56

56

56

706

Ministerie van EZK

0

0

3.874

3.874

3.874

3.874

3.874

Bijdrage aan agentschappen

       

Agentschap RIVM

5.078

4.720

4.596

4.596

4.596

4.596

4.596

Agentschap CJIB

52

170

170

170

170

170

170

        

Ontvangsten

11.195

1.839.139

988.799

504.868

100.238

62.155

25.683

        

Ontvangsten

       

Algemeen

1.252

975

1.110

1.180

1.180

1.180

1.180

Boeten

9.943

12.700

12.700

12.700

12.700

12.700

12.700

Terug ontvangsten NOW

0

1.825.464

974.989

490.988

86.358

48.275

11.803

Budgetflexibiliteit

De uitgaven op artikel 1 Arbeidsmarkt zijn voor 93,7% juridisch verplicht voor het jaar 2022. Per financieel instrument wordt de budgetflexibiliteit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitgaven aan de regelingen Lage-inkomensvoordeel (LIV), Loonkostenvoordelen (LKV’s) en Minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV).

Subsidies

De uitgaven van het subsidiebudget zijn voor 93% juridisch verplicht. Dat komt met name door de uitgaven aan de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid die 100% juridisch verplicht zijn. Ook de uitgaven aan de Stimuleringsregeling LLO in het MKB zijn 100% juridisch verplicht. De uitgaven aan de subsidieregelingen Nederland leert door en de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden zijn voor het grootste deel juridisch verplicht. Daarnaast zijn de uitgaven bestemd voor onder meer het steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl, de motie vitaal thuiswerken en voor de subsidies die worden verleend op het terrein van Eerlijk Werk.

Opdrachten

Het juridisch verplichte deel voor opdrachten bedraagt 54%. De middelen worden ingezet voor specifieke onderzoeken op het gebied van onder andere gezond en veilig werken en arbeidsverhoudingen en ten behoeve van de nadere uitwerking van het in oprichting zijnde Landelijke Expertisecentrum Causaliteit Stoffengerelateerde Beroepsziekten (LEC-SB) en de Tegemoetkomingsregeling voor slachtoffers met een ernstige beroepsziekte door blootstelling aan gevaarlijke stoffen die beide medio 2022 van start gaan. Tevens worden middelen ingezet ten behoeve van communicatiecampagnes als bijvoorbeeld arbeidsmarktdiscriminatie en leven lang ontwikkelen (LLO).

Bekostiging

Deze middelen dienen voor de bekostiging van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA) en voor Netspar en zijn 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan onder meer de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Bijdrage aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit is de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de bijdrage aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 14 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

1.014.824

760.921

457.106

471.726

487.333

503.999

521.343

        

Uitgaven

1.014.824

760.921

457.106

471.726

487.333

503.999

521.343

        

Inkomensoverdrachten

       

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

1.014.824

744.921

413.429

419.181

425.013

430.926

436.923

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

0

16.000

35.000

35.000

35.000

35.000

35.000

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte nominaal

0

0

8.000

16.193

25.241

35.213

45.755

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB nominaal

0

0

677

1.352

2.079

2.860

3.665

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten in dit artikel vallen onder de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Onder de Wtl vallen het Lage-inkomensvoordeel, het Minimumjeugdloonvoordeel en de Loonkostenvoordelen. Alle regelingen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten aan werkgevers voor het in dienst nemen van specifieke doelgroepen. De tegemoetkomingen worden na afloop van het kalenderjaar uitbetaald. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld in 2022 de tegemoetkoming uitbetaald voor werknemers die in 2021 in dienst zijn. De Wtl-tegemoetkomingen gelden niet voor werknemers boven de AOW-gerechtigde leeftijd.

Lage-inkomensvoordeel

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) bestaat sinds 2017. Het LIV is een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers met als doel banen te creëren en te behouden voor werknemers aan de basis van de arbeidsmarkt. Met ingang van 2021 is de tegemoetkoming voor werkgevers per werknemer met een uurloon tussen de 100 en 125% van het minimumloon € 0,49 per uur en maximaal € 960 per kalenderjaar. Omdat het LIV bedoeld is om substantiële banen te creëren, behoren werknemers alleen tot de LIV-doelgroep als zij minimaal 1.248 uur per jaar gewerkt hebben.

Budgettaire ontwikkelingen

De begrote uitgaven aan het LIV dalen vanaf 2021 omdat met ingang van 2020 (uitbetaling in 2021) het hoge tarief van het LIV is gehalveerd van maximaal € 2.000 naar maximaal € 1.000 per jaar en vanaf 2022 het LIV verder is verlaagd vanwege de taakstelling ter dekking van het temporiseren van de AOW-leeftijd. Deze taakstelling is ingevuld door de hoogte van de tegemoetkoming per 2021 (uitbetaling in 2022) te verlagen van € 0,51 naar € 0,49 per uur.

Werkgevers hebben daarnaast in overleg met het kabinet onderzocht of voor het geheel aan instrumenten in de Wet tegemoetkomingen loondomein tot een effectievere invulling gekomen kan worden. Uitkomst is dat de middelen voor het LIV per 2025 worden ingezet voor jongeren met een (potentieel) kwetsbare positie op de arbeidsmarkt en voor het structureel maken van de LKV banenafspraak. Hierdoor zijn er structureel geen uitgaven meer aan het LIV. Conform de afspraak met de werkgevers wordt tot die tijd het huidige LIV uitgekeerd. De overige Loonkostenvoordelen wijzigen niet. Door de LIV-gelden te richten op de twee specifiek genoemde groepen wordt de effectiviteit en gerichtheid vergroot. In de brief van 6 juli 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 34 304, nr. 15) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen van een effectievere Wtl.

Minimumjeugdloonvoordeel

Het minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV) bestaat sinds 2018. Het is geïntroduceerd ter compensatie van de verhoging van het minimumjeugdloon per 1 juli 2017 en per 1 juli 2019. Het Jeugd-LIV compenseert werkgevers tijdelijk voor deze loonkostenstijgingen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan het Jeugd-LIV dalen vanaf 2021. Het Jeugd-LIV is met ingang van 2020 (uitbetaling 2021) gehalveerd en wordt met ingang van 2024 (uitbetaling 2025) afgeschaft ter dekking van de temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd. Door de verlaging en afschaffing van het jeugd-LIV ontvangen werkgevers voor werknemers van 18 tot 21 jaar respectievelijk vanaf 2020 een lagere bijdrage en vanaf 2024 geen bijdrage meer voor de hogere loonkosten door de verhoging van het minimumjeugdloon per 2017 en 2019. Daarnaast dalen de uitgaven door de verlaging van de leeftijd die recht geeft op het reguliere minimumloon per 1 juli 2019, waardoor jongeren van 21 of jaar ouder niet meer in het Jeugd-LIV vallen.

Loonkostenvoordelen

De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018. Er zijn vier typen LKV: LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten, LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten en LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. De LKV’s zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen.

LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten en LKV Herplaatsen Arbeidsge-handicapten

  • Als een werkgever een uitkeringsgerechtigde aanneemt van 56 jaar of ouder, geeft dat recht op het LKV Ouderen.

  • Als een werkgever een werknemer aanneemt met een WIA-uitkering, geeft dat recht op het LKV Arbeidsgehandicapten. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij na afloop van de WIA-wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, of als zij een WAO- of WAZ-uitkering hebben.

  • Als een werknemer met een WIA-uitkering de werkzaamheden bij zijn huidige werkgever hervat, geeft dat recht op het LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze doelgroep als zij een WAO-uitkering hebben en de werkzaamheden bij de oude werkgever hervatten.

De tegemoetkoming voor het LKV Ouderen, het LKV Arbeidsgehandicapten en het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten is € 3,05 per uur en maximaal € 6.000 per jaar. De maximale duur van deze tegemoetkomingen is 3 jaar minus de eventuele tijd dat de werkgever voor de betreffende werknemer een premiekorting ontving. Uitzondering hierop is de LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten, die voor maximaal een jaar wordt toegekend.

LKV Banenafspraak en scholingsbelemmerden

Als een werkgever een werknemer uit de doelgroep Banenafspraak in dienst neemt, is er recht op het LKV Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Dit betreft bijvoorbeeld mensen die onder de Participatiewet vallen en geen wettelijk minimumloon kunnen verdienen, mensen die op een reguliere werkplek werken met een Wsw-indicatie en Wajongers met arbeidsvermogen. Hetzelfde geldt voor zogenoemde scholingsbelemmerden, die de afgelopen 5 jaar door ziekte of gebrek belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs. De tegemoetkoming is € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar.

Om de duurzaamheid van de banen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak te vergroten, worden twee wijzigingen beoogd in het LKV banenafspraak. Het LKV banenafspraak wordt structureel beschikbaar in plaats van maximaal drie jaar na in dienst treden. Daarnaast kunnen werkgevers het LKV banenafspraak toepassen voor alle werknemers die ze in dienst hebben en niet alleen voor de werknemers die onlangs in dienst zijn getreden. Ook wordt de doelgroepverklaring afgeschaft. Deze maatregelen vergen wetswijziging en zijn beoogd per 2024.

Budgettaire ontwikkelingen

Het LKV is per januari 2018 ingevoerd. Naar verwachting stijgen de uitgaven aan het LKV door de groeiende doelgroep van het LKV Banenafspraak. Daarnaast zijn er vanaf 2025 middelen gereserveerd voor het structureel beschikbaar maken van het LKV Banenafspraak voor iedereen uit de doelgroep en voor de invoering van het LKV Jongeren.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

Vanaf 1 april 2020 worden werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van een twee jaar zieke werknemer. De regeling wordt met terugwerkende kracht ingevoerd. Voor 1 oktober 2020 dienden aanvragen voor compensatie van vergoedingen betaald tussen 1 juli 2015 en 31 maart 2020 te zijn ingediend. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2020 en 2021 vindt de compensatie van transitievergoeding voor de periode 1 juli 2015 tot en met 31 maart 2020 plaats. Daarom zijn de uitgaven in deze jaren hoger dan vanaf 2022 het geval is.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

In 2021 is de compensatieregeling Transitievergoeding MKB bij bedrijfsbeëindiging vanwege pensionering of overlijden in werking getreden. De compensatiemogelijkheid bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever treedt niet eerder in werking dan medio 2022. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

Vanwege ingroei en omdat het onderdeel wegens ziekte nog niet in werking treedt, liggen de uitgaven in 2021 lager dan in latere jaren. Over de jaren is een gelijk structureel gebruik verondersteld.

Subsidies

Overige subsidies algemeen

Dit betreft verschillende subsidies op het beleidsterrein van arbeidsverhoudingen en gezond en veilig werken. Onder andere wordt subsidie verleend aan de SER ten behoeve van het programma Diversiteit in bedrijf, aan stichting De letselschade Raad en aan de Long Alliantie Nederland ter preventie van werkgerelateerde longziekten.

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

De subsidie voor duurzame inzetbaarheid (DI) en leven lang ontwikkelen (LLO) heeft betrekking op het meerjarige investeringsprogramma DI en LLO (€ 10 miljoen per jaar), dat is voortgekomen uit het pensioenakkoord. De afwijking van de € 10 miljoen vanaf 2021 is een saldo van een kasschuif van € 4 miljoen van 2020 naar de vier opvolgende jaren en middelen die zijn overgeboekt naar artikel 96 ter dekking van de personele kosten voor dit programma. Tot slot vindt een kasschuif plaats van € 8 miljoen van 2021 naar 2025 in verband met de subsidieregeling die in 2021 wordt gepubliceerd. Deze subsidieregeling heeft als doel het stimuleren van een maatschappelijke beweging waarin interventies, werkwijzen en methodieken op het gebied van DI en LLO vaker, beter en sneller worden toegepast.

Stimuleringsregeling LLO in MKB

In 2020 is de Stimuleringsregeling leven lang ontwikkelen voor mkb-bedrijven (SLIM) en specifiek voor drie sectoren (landbouw, horeca en recreatie) gestart. Omdat de subsidie achteraf wordt uitgekeerd was in 2021 als eerste jaar het volledige budget beschikbaar; activiteiten vonden al wel in 2020 plaats. Vanwege de doorlooptijd voor de financiële afwikkeling en omdat veel projectperiodes zijn gewijzigd vanwege onder andere de landelijke coronamaatregelen, wordt in 2021 naar verwachting circa € 9 miljoen uitbetaald aan subsidies en vinden de overige betalingen voor de nu lopende projecten volgend jaar plaats. Een gedeelte van de middelen (jaarlijks € 11 miljoen voor een periode van vijf jaar) is overgeboekt naar het Ministerie van OCW om toe te voegen aan de bestaande subsidieregeling praktijkleren. Werkgevers in de betreffende drie sectoren krijgen extra subsidie voor het aanbieden van bbl-leerplekken.

Stimulans arbeidsmarktpositie

Vanaf 2022 zijn er middelen beschikbaar voor de subsidieregeling STimulering ArbeidsmarktPositie (STAP). Deze regeling vervangt de fiscale regeling voor de aftrek van scholing. In de jaren tot en met 2025 is het budget lager. Dit komt doordat eerder middelen naar voren zijn geschoven ten behoeve van het actieprogramma LLO en voor de implementatiekosten van STAP die onder andere UWV in 2020 en 2021 maakt.

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkgelegenheid (NOW)

De NOW bestaat uit zes tranches die lopen van 1 maart 2020 tot 1 oktober 2021. De regeling is bedoeld om werkgevers die te maken hebben met omzetverlies van tenminste 20% ten tijde van de coronacrisis tegemoet te komen in de loonkosten, zodat zij zoveel mogelijk werknemers in dienst kunnen houden en salarissen kunnen doorbetalen. Werkgevers kunnen gedurende deze periode een voorschot ontvangen van 80% van hun subsidieaanvraag. De subsidie wordt achteraf definitief vastgesteld, waaruit een nabetaling of (gedeeltelijke) terugvordering volgt.

Budgettaire ontwikkelingen

De NOW bestaat uit zes tranches die in 2020 en 2021 zijn opengesteld. Door de bevoorschottingsystematiek vinden ook uitgaven in 2022 en latere jaren plaats. Dat komt omdat bij de definitieve vaststelling van de subsidies nabetalingen plaatsvinden aan de werkgevers. In 2022 wordt naar verwachting € 3,6 miljard uitgekeerd aan werkgevers.

Compensatie loonkosten en inkomstenverlies Caribisch Nederland

De tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland voorziet in een subsidie voor loonkosten en inkomensverlies in verband met buitengewone omstandigheden samenhangend met het coronavirus. De subsidie is van toepassing tot en met 12 oktober 2021. Hierdoor zijn er geen middelen gereserveerd vanaf 2022.

NL leert door

Het NL leert door programma is opgezet in het kader van crisis- en herstelmaatregelen waar door middel van leren en ontwikkelen wordt ingezet op het behoud van werk of de overgang naar nieuw werk voor mensen die als gevolg van de coronacrisis in de problemen zijn gekomen. Het programma bestaat uit drie subsidieregelingen: NL leert door met inzet van ontwikkeladvies, NL leert door met inzet van scholing en NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk. In 2022 staat budget gereserveerd voor de afronding van de tijdvakken van de regeling NL leert door met inzet van scholing (€ 25,6 miljoen) en voor de regeling NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk (€ 27 miljoen).

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Sociale partners in sectoren kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden, het faciliteren van langer doorwerken en het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die tijdelijk vrijgesteld zijn van RVU-heffing (na inwerkingtreding van de betreffende wetgeving vanaf 1 januari 2021). Daarnaast kan subsidie aangevraagd worden om faciliteiten voor werkenden te introduceren om inzicht te krijgen in de effecten op het inkomen en pensioenuitkering bij het gebruik maken van diverse regelingen.

Budgettaire ontwikkelingen

De Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden is in 2021 in werking getreden. Het eerste tijdvak voor het indienen van sectorale activiteitenplannen stond open van 1 juni tot en met 30 juli. Komende jaren volgen nog ten minste drie tijdvakken. Uitbetaling van subsidie vindt gefaseerd plaats in de jaren na subsidietoekenning. Hierdoor is het totale budget van € 1 miljard uitgesmeerd over de jaren 2021 tot en met 2026.

Opdrachten

Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen. Daarnaast zijn er middelen gereserveerd voor onderzoek en voorlichtingscampagnes.

Bekostiging

Het bedrag voor bekostiging betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen en de bijdrage aan Netspar.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan onder meer de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Bijdrage aan agentschappen

Ten behoeve van de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is ruim € 4 miljoen gereserveerd. Voor de uitvoeringskosten voor het innen van de bestuurlijke boetes opgelegd door de Inspectie SZW is structureel € 0,2 miljoen geraamd ten behoeve van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Ontvangsten

De algemene ontvangsten betreffen ontvangsten uit eigen bijdragen van medewerkers van de Inspectie SZW ten behoeve van een andere dienstauto dan het standaardaanbod.

De boeteontvangsten betreffen ontvangsten uit boetes opgelegd door de Inspectie SZW. De raming van de boeteontvangsten is met onzekerheid omgeven. Boeteontvangsten hangen onder andere af van het aantal bedrijven dat wordt bezocht, op welke punten wordt geïnspecteerd en wat bij deze inspecties wordt geconstateerd. Boeteontvangsten zijn niet taakstellend voor de Inspectie SZW. Zij stuurt niet op het behalen van de geraamde boeteontvangsten. De Inspectie SZW stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Terugontvangsten NOW

Vanwege de bevoorschottingssystematiek moet een deel van de bedrijven (een gedeelte van) de NOW-subsidie terugbetalen aan UWV. Dat doet zich bijvoorbeeld voor als het omzetverlies lager is uitgevallen dan verwacht of als bedrijven minder personeel in dienst hebben gehouden. Ook komt het voor dat werkgevers het volledige voorschot moeten terugbetalen, bijvoorbeeld als blijkt dat zij minder dan 20% omzetverlies hebben gerealiseerd en hierdoor niet meer in aanmerking komen voor de NOW. In 2022 vloeit naar verwachting € 1,0 miljard terug.

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de Levensloopverlofkorting betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 15 Fiscale regelingen 2020-2022, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)
 

2020

2021

2022

Arbeidskorting

21.817

24.519

25.030

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.735

1.648

1.580

BTW Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

828

886

966

Arbeidsmarkt

De uitgangspositie op de arbeidsmarkt vóór de coronacrisis was erg gunstig; historisch positieve waarden voor het aantal werkenden en werklozen. Door de coronacrisis is dit verslechterd, toch is het effect van de crisis maar beperkt in de cijfers terug te zien (tabel 16). De Nederlandse economie heeft zich, ondersteund door de uitgebreide steun- en herstelpakketten, veerkrachtig getoond. Wel vallen de klappen bij specifieke groepen. Zo is het aantal werkende laagopgeleiden relatief veel afgenomen (tabel 17). Hetzelfde geldt voor jongeren, mensen met een migratie-achtergrond en mensen met een arbeidsbeperking. Deze groepen werken vaker op basis van onzekere contracten of werken in de sectoren die hard geraakt zijn. Het zijn ook veelal groepen die vóór de coronacrisis een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hadden.

Het aantal werkenden in 2020 is zo goed als gelijk gebleven vergeleken met 2019. Het aantal werklozen en mensen die niet actief zijn op de arbeidsmarkt (niet-beroepsbevolking) is wel toegenomen. In totaal waren er 357 duizend mensen werkloos en 3,8 miljoen mensen behoorden tot de niet-beroepsbevolking. Dat betekent dat meer mensen in 2020 geen werk hadden of zich hebben teruggetrokken van de arbeidsmarkt dan in 2019. Het werkloosheidspercentage lag in 2020 op hetzelfde niveau als in 2018 (3,8%), maar is voor jongeren van 15 tot 25 jaar het sterkst toegenomen.

Tabel 16 Kerncijfers arbeidsmarkt
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Beroepsbevolking (x 1.000)

9.125

9.267

9.308

Niet-beroepsbevolking (x 1.000)

3.812

3.749

3.786

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

8.774

8.953

8.951

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

350

314

357

Werkloosheidspercentage

3,8

3,4

3,8

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

7,2

6,7

9,1

 

25 tot 45 jaar

2,8

2,8

3,3

 

45 tot 75 jaar

3,6

2,7

2,4

Bron: CBS, Statline. De kerncijfers in de tabel betreffen de leeftijdsgroep 15 tot 75 jaar.

De werkzame beroepsbevolking kan worden uitgesplitst in vaste en flexibele arbeidsrelaties en zelfstandigen. Het aandeel flexibele contracten is in 2020 afgenomen voor alle opleidingsniveaus (tabel 17). Het is onduidelijk in hoeverre dit het effect is van de coronacrisis, de Wet arbeidsmarkt in balans of andere oorzaken heeft. Om dit beter in beeld te brengen wordt er een algehele evaluatie van de Wet arbeidsmarkt in balans opgezet die in 2025 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Verder steeg het aantal mensen met een vast contract en het aantal zelfstandigen (tabel 17), vooral bij een midden- en hoog opleidingsniveau.

Tabel 17 Kerncijfers werkzame beroepsbevolking: aandeel contractvorm naar opleidingsniveau
 

vaste arbeidsrelatie

flexibele arbeidsrelatie

zelfstandigen

totaal

Laag (x 1.000)

2018

917

627

239

1.783

2019

923

630

239

1.792

2020

896

531

228

1.655

Midden (x 1.000)

2018

2.173

808

562

3.543

2019

2.248

784

548

3.580

2020

2.254

695

567

3.517

Hoog (x 1.000)

2018

2.202

511

628

3.341

2019

2.315

481

663

3.459

2020

2.485

466

709

3.660

Totaal (x 1.000)1

2018

5.292

1.946

1.429

8.667

2019

5.486

1.895

1.450

8.831

2020

5.635

1.692

1.504

8.832

Bron: CBS, Statline.

1

Deze totaaltelling is exclusief het aantal werknemers waarvan het opleidingsniveau onbekend is.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is licht gestegen (van 4,4 naar 4,7). Het aantal incidenten met gevaarlijke stoffen is in 2020 gedaald (van 3 naar 0). Er zijn in 2020 geen incidenten met gevaarlijke stoffen gemeld.

Tabel 18 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,5

1,5

1,2

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

1,3

1,1

Ziekteverzuim (%)3

4,3

4,4

4,7

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

1

3

0

Naleving zorgplicht Arbowet (%)5

81,4

81,9

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)6

3,8

3,2

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,8

1,8

1

CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

2

CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

3

CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

4

Inspectie SZW, administratie.

5

Inspectie SZW, monitor Arbo in bedrijf en administratie. Waar voorheen twee opeenvolgende verslagjaren werden gecombineerd in één tweejaarlijkse publicatie, wordt met ingang van 2019 twee oneven jaren gecombineerd in één publicatie. De volgende publicatie vindt plaats in 2022 over de verslagjaren 2019 en 2021.

6

CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

Tussen 2019 en 2020 was er sprake van een afname van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Vanwege de coronamaatregelen en de inreisbeperkingen zijn er minder tewerkstellingsvergunningen en gecombineerde vergunningen aangevraagd/verleend.

Tabel 19 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.615

5.654

5.764

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.790

4.813

4.873

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

825

841

891

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2

10,1

13,3

9,2

1

SZW, administratie.

2

UWV, jaarverslag. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen t.a.v. een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

De Inspectie SZW - die haar naam per 1 januari 2022 zal wijzigen in Nederlandse Arbeidsinspectie - is de toezichthouder en opsporingsinstantie op het terrein van het Ministerie van SZW. Met haar toezicht draagt zij bij aan gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook werkt de Inspectie SZW op het gebied van pgb- en declaratiefraude als opsporingsorganisatie voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

Het kabinet Rutte III heeft in 2018 structureel extra middelen vrijgemaakt voor de handhavingsketen van de Inspectie SZW (oplopend tot € 50 miljoen in 2022). Eind 2018 is dat bedrag aangevuld met een extra € 0,5 miljoen voor de aanpak van arbeids(markt)discriminatie bij werving en selectie (Kamerstukken II, 2018/19, 29 544, nr. 846). Het regeerakkoord bevestigt hiermee het belang van handhaving als een randvoorwaarde voor een werkende arbeidsmarkt en een functionerend stelsel van sociale zekerheid. In de SZW Begroting 2018 en 2019 en in diverse Kamerbrieven zijn de met deze extra middelen te behalen doelen verwoord (Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 1, Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 74, Kamerstukken II 2018/19, 35 000 XV, nr. 1, Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 846). De Inspectie SZW stuurt met de kengetallen «Inspectie Control Framework (ICF)» op het behalen van deze doelen.

Daarnaast investeert de Inspectie SZW in de verdere ontwikkeling van haar werkwijze. Naast de genoemde versterking van de inspectieketen betreft dit de verdere verankering binnen de organisatie van het programmatisch werken en de beweging van outputsturing naar sturing op maatschappelijk effect (‘van streepjes naar effect’). Dat uit zich onder meer in de opname van kengetallen voor het ICF in de SZW Begroting sinds 2018. Vanaf het Jaarplan Inspectie SZW 2018 wordt per programma het beoogde maatschappelijk effect verwoord en wordt hierover in haar Jaarverslagen gerapporteerd.

De Inspectie SZW heeft haar reorganisatie in 2017 en een aantal ontwikkelingen die in de daaropvolgende jaren binnen de organisatie heeft plaatsgevonden geëvalueerd om tot gerichte verbetervoorstellen te komen. In het verlengde daarvan zal de Inspectie SZW haar organisatie en werkwijze doorontwikkelen. Hiermee wil zij haar werk niet alleen beter doen om meer resultaat en maatschappelijk effect te halen. Zij wil haar werk ook beter zichtbaar in de samenleving én meer in samenwerking met andere partners doen.

Door de coronapandemie heeft de Inspectie SZW haar werkwijze en programmering aangepast. Zo brengt zij naar aanleiding van de pandemie een onderscheid aan in haar risicoanalyse tussen besmetting door werken met biologische agentia, en besmetting die het gevolg is van reguliere contacten op de werkvloer. Daarnaast wil de Inspectie SZW in haar toezichtsprogrammering meer rekening houden met vergelijkbare scenario’s waarin de kans dat een gebeurtenis plaatsvindt weliswaar klein is, maar de effecten ervan extreem.

Ook in 2022 organiseert de Inspectie SZW haar activiteiten in programma’s. Per programma wordt bepaald wat de beoogde maatschappelijke effecten zijn, met welke resultaten de Inspectie SZW wil bijdragen aan de realisatie ervan en met welke (mix van) interventies zij die resultaten wil realiseren. Daarbij zoekt zij de samenwerking met relevante publieke en private partners in de handhavingsketen. Dit alles gericht op maximaal maatschappelijk effect. In haar Jaarplan 2022 zal de Inspectie SZW haar ambities per programma toelichten; dit jaarplan wordt in november openbaar gemaakt.

De in tabel 20 getoonde kerncijfers geven op hoofdlijnen de ontwikkelingen van de in het ICF genoemde punten weer en de bijdrage van de Inspectie SZW aan de realisatie van maatschappelijk effect.

Inspectie Control Framework

De Inspectie SZW wil met de eerdergenoemde extra ICF-middelen de voor 2020 en 2023 geformuleerde doelen bereiken en vasthouden. Dat waren voor 2020 een herstel van de balans tussen ongevalsonderzoeken en actieve op preventie gerichte inspecties op het terrein van Gezond en Veilig en verhoging van het aandeel gezamenlijke inspecties bij Brzo-bedrijven (Besluit risico's zware ongevallen) naar tenminste 90%. Daarnaast wil de Inspectie SZW in 2023 het niveau van informatiegestuurd werken van 2 naar 3 brengen (zie de tweede voetnoot bij de tabel voor de definitie van deze niveaus). Bovendien streeft de Inspectie SZW naar een verdubbeling van de inspectiedekking eerlijk werk in 2023 naar 2%.

Capaciteitsinzet

De kerncijfers «Capaciteitsinzet» geven weer hoe de beschikbare capaciteit is verdeeld over de diverse domeinen. Er is een wervingsmodel opgesteld waardoor de capaciteitsinzet de komende jaren groeit naar de gewenste inzet op de verschillende domeinen in 2023.

Effect

Handhavingspercentages geven een indicatie van de bijdrage van de Inspectie SZW aan het beoogde maatschappelijk effect. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin zij erin slaagt om risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken die de regels overtreden. Dit is voldoende het geval als daarvan bij meer dan de helft van de bezochte bedrijven sprake is. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleefden. Als de Inspectie SZW daarin voldoende slaagt, ligt het handhavingspercentage bij herinspectie onder de 50%.

Tabel 20 Inspectie SZW: Inspectie Control Framework, capaciteitsinzet en effect
 

Realisatie 2020

Raming 2021

Raming 2022

Raming 2023

Inspectie Control Framework

    

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)

44:561

50:50

50:50

50:50

Deelname Inspectie SZW aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%)

98

>90

>90

>90

Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)2

3

3

3

Inspectiedekking Eerlijk werk (%)4

3

3

2

Capaciteitsinzet5

    

Gezond en Veilig (%)

39

3

3

34

Gevaarlijke Stoffen (%)6

14

3

3

13

Arbeidsdiscriminatie (%)

3

3

3

2

Eerlijk (%)

42

3

3

50

Werk en Inkomen (%)

2

3

3

1

Effect

    

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

33

>50

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

20

<50

<50

<50

Handhavingspercentage Brzo7

41

40

40

<40

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

49

>50

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

42

<50

<50

<50

1

In 2020 betreft het realisatiecijfer de realisatie eind 2020. Coronameldingen zijn als ‘actief’ meegenomen. Dit is nader toegelicht in het jaarverslag 2020 van de Inspectie SZW.

2

Definitie niveau 2: "Interne informatie wordt gestructureerd verzameld in de eigen organisatie en informatie geeft antwoord op wat het probleem is". Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol".

3

De Inspectie SZW heeft voor de tussenliggende jaren geen doelen geformuleerd. De uitbreiding richt zich op doelen in 2020 of 2023. Voor de tussenliggende jaren zijn geen betekenisvolle doelen mogelijk.

4

Dit betreft het aandeel van de bedrijven waar de Inspectie SZW toezicht heeft gehouden in alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is. Deze indicator is in ontwikkeling. Dit is nader toegelicht in het jaarverslag 2020 van de Inspectie SZW.

5

Betreft alleen de capaciteitsinzet in de programma's.

6

Dit realisatiecijfer betreft zowel de inzet op Brzo-bedrijven als de inzet op gevaarlijke stoffen. Beide onderwerpen worden opgepakt in het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen (BmGS).

7

Bij het inspecteren van Brzo-bedrijven bestaat er geen onderscheid tussen eerste inspecties en herinspecties. De Inspectie SZW blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

Licence