Base description which applies to whole site

3.9 Artikel 9. Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

A Algemene doelstelling

Uitvoering geven aan Rijksvastgoedbeleid door:

  • het verzorgen van de Rijkshuisvesting van Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor Rijkshuisvesting en het uitvoeren van het Rijkshuisvestingsbeleid;

  • het realiseren van een optimaal financieel resultaat en maatschappelijk rendement bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa van/voor het Rijk voor de realisatie van Rijksdoelstellingen, gerelateerd aan de strategische opgaven van het kabinet.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is, als opdrachtgever en uitvoerder, verantwoordelijk voor:

  • de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van AZ;

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;

  • het beheer en onderhoud van de monumenten die aan het RVB zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten;

  • de doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.

Daarnaast is de Minister van BZK als uitvoerder op het terrein van Rijksvastgoed verantwoordelijk voor:

  • het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere ministers is gelegd;

  • de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige Rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) Rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk.

  • ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere ministeries. Voor zover er op basis van de huidige begrotingsregels van het kabinet sprake is van een generieke middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door de betreffende Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.

C Beleidswijzigingen

Er zijn geen beleidswijzigingen.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

20171

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Art. nr.

Verplichtingen:

102.003

119.523

117.329

117.164

118.758

120.275

128.231

 

Waarvan garantieverplichtingen

             
                 
 

Uitgaven:

105.319

119.523

117.329

117.164

118.758

120.275

128.231

 

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

92%

       
                 

9.1

Doelmatige Rijkshuisvesting

44.673

55.058

52.758

54.542

55.629

56.698

64.639

 

Bijdrage aan agentschappen

44.673

55.058

52.758

54.542

55.629

56.698

64.639

 

RVB (Bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en AZ)

31.760

44.622

41.395

45.184

45.635

47.799

55.756

 

waarvan:

             
 

begroting I, de Koning

11.686

16.315

15.713

15.695

15.527

15.536

15.536

 

begroting IIA, Staten-Generaal

5.664

7.945

9.207

11.500

7.891

9.046

9.046

 

begroting IIB, Hoge Colleges van Staat

8.453

8.774

10.177

12.086

10.416

11.091

11.091

 

begroting III, Ministerie van AZ

5.434

2.557

2.884

3.475

2.533

2.829

2.829

 

RVB (Bijdrage voor monumenten)

5.344

3.837

4.791

2.786

2.786

2.830

2.814

 

RVB (Bijdrage voor Rijkshuisvesting)

7.569

6.599

6.572

6.572

7.208

6.069

6.069

                 

9.2

Beheer materiële activa

60.646

64.465

64.571

62.622

63.129

63.577

63.592

 

Opdrachten

4.779

7.462

6.987

4.647

4.647

4.647

4.647

 

Onderhoud- en beheerkosten

4.779

7.462

6.987

4.647

4.647

4.647

4.647

 

Bekostiging

44.142

45.282

45.860

46.367

46.878

47.328

47.328

 

Zakelijke lasten

44.142

45.282

45.860

46.367

46.878

47.328

47.328

 

Bijdrage aan agentschappen

11.725

11.721

11.724

11.608

11.604

11.602

11.617

 

RVB

11.725

11.721

11.724

11.608

11.604

11.602

11.617

                 
 

Ontvangsten

134.313

174.126

99.782

121.690

121.574

120.282

120.282

1

Tot en met begrotingsjaar 2017 viel dit artikel onder begrotingshoofdstuk 18 – Wonen en Rijksdienst

D2 Budgetflexibiliteit

Van het totale uitgavenbudget van artikel 9 is 92% juridisch verplicht en dit kent de volgende onderverdeling:

Opdrachten

De opdrachten zijn voor 25% juridisch verplicht. De opdrachten hebben betrekking op onderhoud- en beheerkosten. Slechts een beperkt deel hiervan is juridisch verplicht als gevolg van afspraken met de markt.

Bijdragen aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 90% juridisch verplicht. Het restant is echter niet vrij beschikbaar omdat hiermee o.a. wordt bijgedragen aan het apparaat van het Rijksvastgoedbedrijf.

Bekostiging

De bekostiging van de zakelijke lasten is 100% juridisch verplicht.

E Toelichting op de instrumenten

9.1 Doelmatige Rijkshuisvesting

Bijdrage aan agentschappen

RVB (Bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en AZ)

Deze bijdragen zijn bedoeld voor betalingen aan het RVB om de kosten te dekken van huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van AZ. Hierbij geldt dat in het kader van de agentschapvorming van het RVB het noodzakelijk is geacht dat er sprake moet zijn van duidelijkere opdrachtgeverrelaties, waarbij genieten, beslissen en betalen meer in één hand liggen. Als gevolg hiervan worden deelbudgetten naar opdrachtgevers overgeboekt. Daarnaast wordt bezien of er met de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van AZ afspraken gemaakt kunnen gaan worden over een betere governance rond hun huisvesting.

Voor het Koninklijk Huis betreft het de drie staatspaleizen: paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam. De bijdrage is gesplitst naar de vier begrotingshoofdstukken ten behoeve waarvan de uitgaven worden gedaan.

In 2015 heeft het kabinet besloten om de uitgaven die worden gedaan voor de Koning uitgebreider toe te lichten. Op de begroting van Ministerie van BZK staan de huisvestingsbudgetten voor de paleizen. Hieronder volgt een nadere toelichting. Bij de begroting van de Koning (I) is een extracomptabele bijlage opgenomen waarin deze uitgaven ook worden gepresenteerd.

Specifieke toelichting huisvesting Koninklijk Huis

Krachtens de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (artikel 4) worden drie paleizen ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam. De uitvoering hiervan vindt plaats via de begroting van BZK.

Als bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor huisvesting van het Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van AZ is in de begroting € 41 mln. opgenomen, waarvan bijna € 16 mln. voor de paleizen.

De bijna € 16 mln. voor de paleizen die aan het RVB wordt betaald, is opgebouwd uit een aantal componenten.

  • ten eerste ruim € 6 mln. rente en afschrijving voor investeringen die via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB;

  • vervolgens ruim € 6 mln. voor regulier onderhoud. Hiervoor worden de technische installaties onderhouden en -indien zij aan het einde van hun technische levensduur zijn- vervangen, worden storingen verholpen, en worden gebouwen geschilderd, onderhouden en hersteld. Evenzo worden terreinen onderhouden en hersteld. Voor het onderhoud aan de paleizen geldt, vanwege het veelal monumentale karakter van de objecten, een hogere norm dan voor kantoren en;

  • het restant (ruim € 3 mln.) betreft betalingen voor met name kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving (o.a. brandveiligheid), kosten voor kleinere aanpassingen, voor apparaatsinzet en voor heffingen.

Ook voor latere jaren zijn deze middelen nodig, omdat gebouwen structureel onderhouden moeten worden, er langdurig wordt afgeschreven en er rente wordt betaald op de leningen. In de middelen zijn begrepen de kosten voor rente en afschrijving van de investeringen in paleis Huis ten Bosch (circa € 0,9 mln. per jaar vanaf 2019).

Conform een toezegging van de Minister-President gedaan bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2016 van de Koning geeft onderstaande meerjarenplanning inzicht in geplande onderzoeken naar en het meerjarig groot onderhoud/renovatie van de paleizen. Over de wijze waarop zulke projecten gefinancierd worden is de Tweede Kamer geïnformeerd in de brief van 2 december 2015 (Kamerstukken II 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 45).

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Onderzoek

Koninklijk Paleis Amsterdam

Renovatie/groot onderhoud:

           

Paleis Huis ten Bosch

lopend

geen

geen

geen

geen

geen

Koninklijk Paleis Amsterdam

geen

Start Renovatie Burgerzaal

Renovatie Burgerzaal

geen

geen

geen

Paleis Noordeinde

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Paleis Huis ten Bosch

De totale investeringen voor de renovatie zijn begroot op € 63,1 mln. conform de brief aan de Kamer uit november 2017 (Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 XVIII, nr. 6). Via de begroting van het Ministerie van BZK wordt in totaal € 18 mln. bijgedragen aan de renovatie. De overige € 45,1 mln. komt ten laste van de voor het paleis gecreëerde voorziening op de balans van het agentschap RVB. Oplevering van het gerenoveerde paleis is voorzien eind 2018.

Paleis Noordeinde

Vanaf 2019 is onderhoud aan de logeervleugel van het paleis voorzien. Hierbij worden o.a. loden leidingen vervangen en de inrichting vernieuwd. De kosten van dit onderhoud worden binnen de beschikbare middelen gedekt.

Koninklijk Paleis Amsterdam

Eind 2018 wordt een multidisciplinair bouwhistorisch onderzoek in de Burgerzaal afgerond. Dit is nodig om een bouwkundig plan te kunnen maken voor een renovatie van de zaal vanaf 2019. Daarnaast zal in 2019 gestart worden met reparatie aan het dak en de timpaan /gevel aan de Nieuwezijds Voorburgwal, die door eerdere bezuinigingen niet konden worden uitgevoerd. De kosten voor deze werkzaamheden worden gedekt binnen de beschikbare begrotingsmiddelen.

RVB (Bijdrage voor monumenten)

De middelen zijn de bijdrage aan het RVB voor het beheer en onderhoud van een aantal monumenten dat naar hun aard niet geschikt is voor huisvesting van Rijksdiensten.

RVB (Bijdrage voor Rijkshuisvesting)

Het RVB draagt bij aan de realisatie van Rijksdoelstellingen door te werken aan energiebesparing in de Rijkshuisvesting, de duurzaamheid van de gebouwenvoorraad van het Rijk en de doelmatige werking van het Rijkshuisvestingstelsel. En ook door bij te dragen aan de totstandkoming van de Rijkswerkplek en uitvoering te geven aan professioneel publiek opdrachtgeverschap in de bouw. Dit gebeurt door middel van zorgvuldig en transparant aanbesteden, de coördinatie van deze diensten en afstemming met de markt. En ook door werkzaamheden van de Rijksbouwmeester voor de bevordering en bewaking van de kwaliteit van de architectuur, voor de stedenbouwkundige inpassing en van de beeldende kunst. Dit komt tot uiting bij het tot stand brengen, het wijzigen en het beheren van gebouwen, werken en terreinen waarover de zorg van het RVB zich uitstrekt.

Naast de experimentele projecten die zijn gestart om de mogelijkheden gericht op een energieneutrale gebouwde omgeving te verkennen, zijn projecten in uitvoering gericht op een circulaire economie op termijn (2050). Het Rijksvastgoedbedrijf beheert uiterlijk in 2030 de Rijkskantorenportefeuille circulair en heeft de ambitie dat alle opdrachten vanaf 2030 circulair zijn. Het RVB heeft daartoe onder meer samen met Rijkswaterstaat het initiatief genomen om het Platform Circulair Bouwen 2023 (CB»23) op te richten. Dit platform richt zich op het maken van bouwbrede afspraken over onder meer nieuwe werkwijzen, uniformering en normeringen. Binnen het RVB loopt het Programma Groene Technologieën. Op basis van de resultaten van de monitoring die in 2018 aanbesteed en gestart is, worden in 2019 de succesvolle innovaties die in de Testomgeving in Rijswijk en op voormalig vliegkamp Valkenburg getest zijn, waar mogelijk opgeschaald binnen de portefeuille van het RVB.

9.2. Beheer materiële activa

Opdrachten

Onderhoud- en beheerkosten

Het gaat hierbij om uitgaven voor onderhoud en beheer van de onroerende zaken (niet-Rijkshuisvesting) welke in het bezit zijn van het RVB. Beheerkosten zijn (externe) kosten in verband met ingebruikgeving en vervreemding, bijvoorbeeld energie-, beveiligings- en taxatiekosten.

Bekostiging

Zakelijke lasten

Het gaat hier om de betaling van door gemeenten en waterschappen opgelegde belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat voor zover het niet de Rijkshuisvesting betreft. Gedacht moet worden aan de onroerendzaakbelasting, waterschapsheffingen en rioolheffingen bij de onroerende zaken van de Staat. De uitgaven bestaan voor circa 80% uit gemeentelasten en voor 20% uit waterschapslasten. De zakelijke lasten die samenhangen met Rijkshuisvesting worden verantwoord op de baten-lastenbegroting van het agentschap RVB.

Bijdrage aan agentschappen

RVB

Het betreft de bijdrage aan het RVB voor de uitvoering van de wettelijke taak van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken (niet-Rijkshuisvesting) die de Staat toebehoren. Dit beheer betreft met name werkzaamheden rond (ver)huur, (erf)pacht, medegebruik en de verwerking van zakelijke lasten van het Rijk.

Ontvangsten

Zakelijke lasten

De ontvangsten betreffen met name terugbetalingen door huurders -niet zijnde Rijksgebruikers- van door het RVB betaalde gebruikerslasten.

Ingebruikgevingen

Het gaat hierbij om de ingebruikgeving (met name verpachting en verhuur) van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat.

Vervreemding

Het gaat hierbij om de vervreemding van de (o.a. agrarische) onroerende zaken van de Staat, voor zover voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat. De opbrengsten uit middelenafspraken worden verantwoord via de begrotingen van het vakdepartement.

Generale ontvangsten

Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen zoals zand en de ontvangsten uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.

Over de winst van een gedeelte van de generale ontvangsten moet het Ministerie van BZK vennootschapsbelasting afdragen. Deze uitgave vindt plaats op de begroting van BZK op niet-beleidsartikel 12 Algemeen.

Licence