Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van natuurlijke hulpbronnen, zicht op de economische keten en het gebruik van hulpbronnen, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen, het verminderen van emissies en het versterken van de Nederlandse economie.

Regisseren

Rollen en verantwoordelijkheden

Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met de maatschappelijke partners. De Minister is hierbij verantwoordelijk voor:

  • De transitie naar een circulaire economie11 die wezenlijk bijdraagt aan het verminderen van de milieudruk en het halen van de klimaatdoelstelling, het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie en het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal;

  • Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal, op EU- en internationaal niveau, bijvoorbeeld om de markt voor secundaire grondstoffen te vergroten, slim ontwerp van producten te stimuleren, het marktaandeel van circulaire producten te verhogen, ongewenste emissies te voorkomen, de kwaliteit van de leefomgeving in verdichte gebieden te verbeteren;

  • Het met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking;

  • Het coördineren van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;

  • Het toepassen van slimme marktprikkels door het beprijzen van milieuschade;

  • Het coördineren van het interdepartementale plan van aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen overheden 2015–202012.

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenW duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere ministers:

De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden gestimuleerd om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meer waarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld de Transitieagenda’s, aanpassing van regelgeving, Green Deals en ketenprojecten;

  • Samenwerking met andere organisaties om begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet en hanteerbaar te maken voor (kleine) bedrijven en burgers;

  • Investeringen in productietechnieken met minder milieudruk. Bijvoorbeeld door het stimuleren van de aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen door middel van financiële stimulering (MIA/VAMIL en DEI+) en Groen Beleggen;

  • Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) bij zowel het Rijk als decentrale overheden te vergroten/versterken, met speciale aandacht voor klimaatneutraal en circulair inkopen.

Indicatoren en kengetallen

Duurzame ontwikkeling kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. In internationaal verband zijn in het najaar 2015 in de Verenigde Naties de Sustainable Development Goals vastgesteld. Over de stand van zaken in Nederland wordt regelmatig gerapporteerd. In het voorjaar van 2019 zijn de nieuwste rapporten met een begeleidende brief13 naar de kamer gestuurd («Monitor Brede Welvaart & Sustainable Development Goals», «Derde Nederlandse SDG Rapportage»).

Voor het Rijksbrede programma Circulaire Economie is door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in samenwerking met verschillende kennisinstellingen een monitoringprogramma ontwikkeld. Eén keer in de twee jaar levert PBL in dat verband een monitoringsrapportage op. Het andere jaar levert PBL een voortgangsrapportage op. Eind 2019 zal PBL de eerste voortgangsrapportage opleveren. Op basis daarvan wordt het uitvoeringsprogramma in 2020 geactualiseerd.

Het PBL zal in de Klimaat- en Energieverkenning met ingang van 2019 jaarlijks rapporteren over de voortgang in het beleid en de effecten daarvan dat is opgenomen in het klimaatakkoord. Daarin wordt ook aandacht besteed aan circulaire projecten die tevens een CO2-reductie realiseren.

Voor het afvalbeleid zijn doelen vastgesteld in het Landelijk Afvalplan (LAP), waaronder:

  • Beperking van het afval aanbod door huishoudens en bedrijven, bevordering van afvalscheiding en (voorbereiding voor) nuttig hergebruik, liefst door hoogwaardige recycling. LAP3 is eind 2017 in werking getreden.

  • Preventie van afvalstoffen, zodanig dat de in de periode 1985–2014 bereikte ontkoppeling tussen de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en de ontwikkeling van het totale afvalaanbod wordt versterkt. Dit houdt in dat het totaal afvalaanbod in 2023 niet groter mag zijn dan 61 Mton en in 2029 niet groter mag zijn dan 63 Mton.

  • Het van 2012 tot 2022 halveren van de hoeveelheid Nederlands afval dat de economie «verlaat» via afvalverbrandingsinstallaties en/of stortplaatsen (in 2012 betrof dit bijna 10 Mton).

Onderstaande grafieken geven een beeld van de ontwikkeling van het Nederlands afval. De eerste grafiek (grafiek 1) laat de hoeveelheid Nederlands afval dat de economie «verlaat» zien als percentage van die hoeveelheid in het basisjaar 2012. Grafiek 2 laat de verhoudingen zien tussen afvalverwerking (storten, recyclen en verbranden) over de jaren. Grafiek 3 is een weergave van het werkelijke afvalaanbod versus het afvalaanbod als het de ontwikkeling van het bbp zou volgen. De ambitie is om de hoeveelheid afval die wordt gestort of verbrand terug te brengen met 50% van 10 Mton in 2012 naar 5 Mton in 2022. Dat moet bereikt worden door inzet in de gehele keten, door van de ontwerp- tot aan de afvalfase te werken aan preventie, hergebruik en recycling. De hoeveelheid huishoudelijk restafval is afgenomen terwijl de hoeveelheid bedrijfsafval is toegenomen. Het is aannemelijk dat bij dat laatste de aantrekkende economie een rol speelt.

Grafiek 1: De «hoeveelheid Nederlands afval die de keten verlaat» (%)

Grafiek 1: De «hoeveelheid Nederlands afval die de keten verlaat» (%)

Bron: RWS leefomgeving

Grafiek 2: Afvalverwerking Nederlands afval 1985–2016

Grafiek 2: Afvalverwerking Nederlands afval 1985–2016

Bron: RWS leefomgeving1

1 De cijfers voor het jaar 2017 worden in het najaar bekend.

Grafiek 3: Werkelijke afvalaanbod (in Kton) (in Kton) versus afvalaanbod als het de ontwikkeling BBP volgt

Grafiek 3: Werkelijke afvalaanbod (in Kton) (in Kton) versus afvalaanbod als het de ontwikkeling BBP volgt

Bron: RWS leefomgeving

Beleidswijzigingen

Het Rijksbrede programma «Nederland Circulair in 2050» geeft richting aan alle inspanningen die IenW (en de overige departementen) doen om de transitie naar een circulaire economie te versnellen. Op 8 februari 2019 is het Uitvoeringsprogramma Circulaire economie 2019 – 2023 aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2018–2019 32 852, nr. 76). Per transitieagenda en per dwarsdoorsnijdend thema zijn de activiteiten weergegeven. In februari 2020 zal er voor een tweede keer door IenW en partners een conferentie Circulaire Economie worden georganiseerd.

Voor de delen van het programma waarvoor IenW verantwoordelijk is, is binnen de IenW-begroting in totaal € 16 miljoen middelen vrijgemaakt voor de jaren 2019 en 2020. Deze middelen worden ingezet voor o.a.: de rijksbrede coördinatie van het CE-programma, de monitoring van de voortgang en effecten, de uitvoering van een aantal doorsnijdende thema’s uit de kabinetsreactie (zoals producentenverantwoordelijkheid, versnellingshuis, communicatie en circulair ontwerpen) en de versnelling en opschaling van de transitieagenda’s waar IenW voor verantwoordelijk is.

Het kabinet heeft besloten om middels een Incidentele Suppletoire Begroting (Kamerstukken II 2018–2019 35 235, nr. 1) extra middelen beschikbaar te stellen om versneld te werken aan reducering van broeikasgasuitstoot. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het opschalen van CO2-reducerende circulaire technieken waarvan de werking is aangetoond. Hiervoor wordt een deel van de begrotingsreserve «Maatregelen CO2-reductie» bij het Ministerie van EZK ingezet. Voor de jaren 2019 en 2020 is dit artikel verhoogd met een bedrag van in totaal € 65,3 miljoen (waarvan € 5 miljoen in 2019 en € 60,3 miljoen in 2020.). Deze middelen worden onder meer ingezet voor CO2-reducerende maatregelen in de Grond- Weg- Waterbouw, Recycling kunststoffen en textiel, en andere CO2-reducerende maatregelen Circulaire Economie (gericht op andere producten en materialen zoals consumptiegoederen, in de installatietechniek en biobased toepassingen en cascadering).

Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord heeft het kabinet besloten om vanaf 2020 onderstaande reeks ter beschikking te stellen voor circulaire maatregelen voor het realiseren van de CO2-reductie doelstelling in 2030. De middelen komen uit de klimaatenveloppe en zijn bestemd voor de ontwikkeling van nieuwe technieken, demonstratie en pilotprojecten in het kader van onderstaande deelthema’s:

Tabel Klimaatenveloppemiddelen voor circulaire maatregelen (x € 1.000)

Deelthema

2020

2021

2022

2023

2024

Struct. (t/m 2030)

Maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW)

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

3.000

Ketenaanpak

3.000

3.000

3.000

5.000

5.000

5.000

Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

3.000

Kunststof- en textielrecycling

 

3.000

3.000

4.000

4.000

4.000

In de brief «Naar een circulaire verpakkingsketen» (Kamerstukken II 2017–2018 28 694, nr. 135) zijn de afspraken met het verpakkend bedrijfsleven over de aanpak van kleine plastic flesjes in het zwerfafval weergegeven. Besloten is tot een tweesporenbeleid: het eerste spoor betreft een recyclingdoelstelling van 90% voor kleine plastic flesjes en een reductiedoelstelling van 70 – 90% voor kleine plastic flesjes in het zwerfafval. Daarmee wordt een belangrijke impuls gegeven aan circulariteit. Het tweede spoor betreft het voorbereiden van het invoeren van statiegeld op kleine plastic flesjes, voor het geval in het najaar van 2020 mocht blijken dat de doelstellingen niet zijn gerealiseerd. In 2019 is de daartoe benodigde wijziging van het Besluit beheer verpakkingen opgesteld en aan de Tweede Kamer aangeboden. De voortgang en realisatie van de doelstellingen worden gemonitord en hierover wordt de Tweede Kamer tweemaal per jaar geïnformeerd. Ook wordt in het kader van de Landelijke Aanpak Zwerfafval door de VNG en Stichting Afvalfonds Verpakkingen (StAV) bijzondere aandacht geschonken aan minder blikjes in het zwerfafval. IenW zal hierbij graag partner zijn.

Het derde circulaire economiepakket dat de Europese Commissie op 16 januari 2018 heeft gepubliceerd, versterkt en ondersteunt evenals de beide vorige pakketten de Nederlandse ambities voor een circulaire economie voor de komende periode. Het pakket bevat, naast een rapport over kritieke primaire grondstoffen, de kunststoffenstrategie en het snijvlak van stoffen-, product- en afvalstoffenwetgeving, tevens het raamwerk voor monitoring van de transitie naar een circulaire economie. Op 4 maart 2019 presenteerde de Europese Commissie een rapport waarin werd geconcludeerd dat alle 54 acties van het derde circulaire afvalpakket ofwel afgerond waren ofwel doorlopen tot na 2019. Er worden komende tijd vier wijzigingsrichtlijnen met betrekking tot afvalstoffen in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd (te weten: de herziene kaderrichtlijn afvalstoffen, de verpakkingenrichtlijn, de wijzigingsrichtlijn autowrakken, accu’s, batterijen en afgedankte elektronische apparatuur en de richtlijn storten van afvalstoffen. De voornaamste wijzigingen betreffen de doelstelling voor inzameling van huishoudelijk afval, uitfaseren van storten, uitbreiding van de producenten verantwoordelijkheid, afvalpreventie, en verbetering in de toepassing van de concepten «einde-afval» en «bijproducten».

Per 1 januari 2019 heeft reeds een verhoging plaatsgevonden van de belasting op storten en verbranden. Het doel hiervan is om het verbranden en storten van restafval te ontmoedigen en daarmee scheiden van afval en hoogwaardig hergebruik van deelstromen te bevorderen.

De Minister zet zich blijvend in voor een ambitieus circulair economiebeleid dat de transitie in Nederland en Europa ondersteunt op basis van een gelijk speelveld voor bedrijven en het wegnemen van belemmeringen in regelgeving. Tevens is het stimuleren van de markt voor secundaire grondstoffen een randvoorwaarde voor de transitie. Het streven is om de positie van Nederlandse bedrijven die bijdragen aan een circulaire economie te versterken. Een belangrijk instrument om de doelstellingen ten aanzien van Circulaire en klimaatneutrale Economie te realiseren is Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Dat betekent dat bij de inkoop van producten, diensten en werken de effecten op people, planet en profit worden meegenomen, waardoor circulaire- en klimaatneutrale alternatieven aantrekkelijk worden.

In 2020 wordt verder gevolg gegeven aan het vormgeven van de in het regeerakkoord opgenomen verbreding van de afvalstoffenbelasting. Ook wordt bezien met welke andere prikkels de circulaire economie het beste kan worden ondersteund. De in 2019 uitgevoerde analyse van de bestaande prikkels op het gebied van storten, verbranden en nuttig toepassen zal daarvoor als basis dienen.

Het Ministerie van IenW werkt aan verdere verduurzaming van zijn eigen beleid, uitvoering en bedrijfsvoering en heeft daarvoor ook een eigen Actieplan MVI opgesteld. Gekozen is om hierbinnen inhoudelijk prioriteit te leggen op acties gericht op circulaire economie en klimaat, dit krijgt in 2020 verder zijn beslag.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 21 Duurzaamheid (x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

57.659

37.211

89.535

26.533

26.822

30.691

30.690

Uitgaven

52.352

36.751

89.644

26.533

26.822

30.691

30.690

Waarvan juridisch verplicht

   

91%

       

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

540

168

1.247

1.247

847

847

847

21.04.01

Opdrachten

540

168

1.247

1.247

847

847

847

21.05

Duurzame productketens

24.432

33.317

70.975

22.364

22.653

25.522

25.521

21.05.01

Opdrachten

8.929

11.143

12.127

4.664

4.952

5.196

5.195

 

– Uitvoering duurzame productketens

3.632

5.708

8.842

2.843

2.888

1.273

1.272

 

– Overige Opdrachten

5.297

5.435

3.285

1.821

2.064

3.923

3.923

21.05.02

Subsidies

3.484

13.042

49.757

8.629

8.629

12.629

12.629

 

– Subsidies duurzame productketens

2.818

9.511

49.757

8.629

8.629

12.629

12.629

 

– Chemische recycling kunststoffen

666

3.531

0

0

0

0

0

21.05.03

Bijdragen aan agentschappen

7.078

7.487

7.247

7.247

7.247

7.247

7.247

 

– Waarvan bijdrage aan RWS

7.078

7.487

7.247

7.247

7.247

7.247

7.247

21.05.04

Bijdrage aan medeoverheden

4.471

1.175

1.374

1.374

1.375

0

0

 

– Caribisch Nederland afvalbeheer

4.471

1.175

1.374

1.374

1.375

0

0

21.05.06

Bijdragen aan ZBO en RWT

470

470

470

450

450

450

450

21.06

Natuurlijk kapitaal

387

3.266

17.442

2.922

3.322

4.322

4.322

21.06.01

Opdrachten

387

3.266

17.422

2.922

3.322

4.322

4.322

21.07

Duurzame mobiliteit

26.993

0

0

0

0

0

0

21.07.01

Opdrachten

3.155

0

0

0

0

0

0

21.07.02

Subsidies

18.614

0

0

0

0

0

0

21.07.03

Bijdragen aan agentschappen

5.224

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

215

0

0

0

0

0

0

Extracomptabele fiscale regelingen

Extracomptabele verwijzingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2018–2020, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2018

2019

2020

Vrijstelling groen beleggen box 3

39

38

35

Heffingskorting groen beleggen

25

22

19

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

139

114

124

VAMIL

19

25

25

1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Budgetflexibiliteit

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzaamheidsinstrumentarium.

21.05 Duurzame productketens

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten.

De budgettaire reeks Caribisch Nederland heeft betrekking op de wederopbouw van Saba en Sint-Eustatius en verbetering van het afvalbeheer op Bonaire en Sint-Eustatius.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzame productketens.

21.06 Natuurlijk kapitaal

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS op het gebied van biomassa en ecosystemen en opdrachten in het kader van CO2-reducerende maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw. Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein natuurlijk kapitaal.

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

Het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen, zodat alle (maatschappelijke) kosten een rol gaan spelen bij de afwegingen van consumenten.

21.04.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling en implementatie van duurzaamheidsinstrumentarium, zoals monitoring, onderzoek en kennisontwikkeling en stimuleren van circulair ondernemen.

21.05 Duurzame Productketens

Productketens worden onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de «gouden driehoek» (onderzoekers, ondernemers en overheid) wordt ondersteund om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waarde vernietiging.

Verduurzaming van de veehouderij is niet alleen van belang als onderdeel van transitie naar een circulaire economie, maar ook om te kunnen voldoen aan (Europese) doelen op het gebied van emissies en milieukwaliteit. Tevens is verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving rondom veehouderijen nodig voor het waarborgen van een goed en gezond woon- en leefklimaat.

21.05.01 Opdrachten

De opdrachten hebben betrekking op uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het LAP3). Daarnaast heeft dit betrekking op opdrachten voor de uitvoering van o.a.: de rijks-brede coördinatie van het CE-programma, de monitoring van de voortgang en effecten, de uitvoering van een aantal doorsnijdende thema’s uit de kabinetsreactie (zoals producentenverantwoordelijkheid, versnellingshuis, communicatie en circulair ontwerpen) en de versnelling en opschaling van de transitieagenda’s waar IenW voor verantwoordelijk is.

Voor landbouw betreft het onder andere onderzoek naar toepassingen van maatregelen die de emissies uit veehouderijen naar de lucht en de leefomgeving verminderen en daarmee bijdragen aan een goed en gezond woon- en leefklimaat rond veehouderijen.

21.05.02 Subsidies

Dit betreft budget voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen. Zoals vermeld in de ISB-Urgenda (Kamerstukken II 2018–2019 35 235, nr. 1) worden subsidies verstrekt via de Demonstratieregeling Energie- en klimaatinnovaties (DEI+).

In het kader van het Klimaatakkoord worden middelen uit de klimaatenveloppe ingezet ter stimulering van:

  • Ketenaanpak, Circulair ontwerp van producten en diensten in grondstoffenketens, hergebruik consumptiegoederen via ambachtscentra, ketensamenwerking en versnellingsteams, inclusief afvalpreventie

  • Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden

  • Recycling en hergebruik van (bio)plastics en textiel

21.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor werkzaamheden om de transitie naar een Circulaire Economie (CE) te bewerkstelligen. Tevens wordt een opdracht aan RWS verstrekt voor de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA), waar IenW – ook namens gemeenten en provincies – de opdracht voor verleent.

21.05.04 Bijdragen aan medeoverheden

De middelen voor de ontwikkeling van het afvalbeheer Bonaire staan op het budget voor bijdragen aan medeoverheden.

21.05.06 Bijdragen aan ZBO en RWT

Dit betreft de bijdrage aan de stichting Milieukeur (SMK) voor het uitvoeren van de wettelijke taken ten behoeve van het Ecolabel. Daarnaast wordt een bijdrage verstrekt aan de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) voor het uitvoeren van de overgedragen taken en werkzaamheden.

21.06 Natuurlijk Kapitaal

Biotische (materiaal)ketens zijn een integraal onderdeel van de transitie naar een circulaire economie. Biotische ketens, zoals hout of biocomposiet, mits producten herbruikbaar blijven, kunnen vaak een alternatief zijn voor materialen van fossiele of minerale oorsprong. Duurzaam geproduceerde biotische grondstoffen maken het mogelijk om goederen of diensten duurzaam te kunnen benutten als circulair alternatief.

21.06.01 Opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa.

Verder betreft dit de opdrachten aan RWS en RVO voor de uitvoering van het beleid op het gebied van biotische ketens. Bijvoorbeeld voor het bieden van ondersteunen van ketensamenwerking rond biotische grondstoffen zoals hout of nutriënten. In het kader van het Klimaatakkoord en de ISB-Urgenda (Kamerstukken II 2018–2019 35 235, nr. 1) worden daarnaast middelen ingezet voor CO2-reducerende maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW).

21.07 Duurzame mobiliteit

Op dit artikelonderdeel werden in 2018 met name opdrachten, subsidies en agentschapsbijdragen betreffende duurzame mobiliteit verantwoord. Vanaf 2019 vindt deze verantwoording plaats op artikel 14.

11

zoals uiteengezet in het Rijksbrede programma Circulaire Economie (Kamerstukken II 2018–2019 32 852, nr. 76)

12

Kamerstukken II 2015–2016 30 196, nr. 358

13

Kamerstukken II 2018–2019 34 298, nr. 27

Licence