Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s.

Algemene Doelstelling

Het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving, die door de inwoners van Nederland ook als zodanig wordt ervaren.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor een gezonde en veilige leefomgeving. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Het daarvoor gewenste beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en nationaal geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocidenverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese en soms mondiale processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven, de emissies van zeer zorgwekkende stoffen en het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Met dat laatste wordt een balans gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid.

  • Waar nieuwe technologische ontwikkelingen aanleiding zijn om na te gaan of beleid en regelgeving daarmee nog in de pas lopen, kan het overwegen van nieuw of aanvullend beleid en regulering aan de orde zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuwe vormen van nanotechnologie en biotechnologie.

  • Het reduceren van de regeldruk wordt onder meer nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in BRZO-taken hebben. De Minister heeft hierin een regisserende rol als voorzitter van het bestuurlijk omgevingsberaad (BOB) en is stelselverantwoordelijk voor het VTH stelsel milieu (Stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving).

  • Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland in principe geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn transport gevaarlijke stoffen.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu bij activiteiten met GGO’s.

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor een gezonde en veilige leefomgeving vormen om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Overheden zijn verantwoordelijk voor bijvoorbeeld ruimtelijke ordening of vergunningverlening dat invloed kan hebben op een gezonde en veilige leefomgeving. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en biotechnologie, het «vergroenen» van het beschikbare pakket aan biociden en het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s. Door integraal plaagdiermanagement (IPM) toe te passen, wordt gestreefd naar vermindering van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Daarnaast is er ook het landelijk asbestvolgsysteem die alle ketenpartijen van de nodige informatie voorziet. Het Landelijk asbestvolgsysteem (LAVS) is bedoeld om via inzicht in de asbestsaneringsketen de naleving van de asbestregelgeving te verbeteren en daarmee te voorkomen dat nadelige gevolgen optreden voor de gezondheid van de mens en het milieu.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

  • Een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de Safety Deals (subsidieregeling versterking Omgevingsbeleid).

  • Dat veiligheid en gezondheid van meet af aan ontwerpcriteria zijn bij innovatieve ontwikkelingen (Safe-by-design). Hiervoor wordt enerzijds ingezet op kennisontwikkeling m.b.t. veilig ontwerpen en anderzijds op het opleiden van toekomstige ingenieurs en ontwerpers. Daarbij hoort ook – in het kader van de circulaire economie – het stimuleren van Safe & Circular Design. Hiervoor zijn samenwerkingsagenda’s met universiteiten opgesteld die in de komende jaren verder worden uitgewerkt.

Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet meten.

REACH

In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) worden stoffen beoordeeld en waar nodig van beheersmaatregelen voorzien (geharmoniseerde classificatie en labelling, autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet wordt bepaald door de eerder ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2018 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2019 en 2020. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage de door Nederland ingebrachte dossiers en door andere lidstaten ingebrachte dossiers waar Nederland veelal actief input op levert.

Tabel resultaten REACH in 2018, 2019 en 2020
 

Realisatie 2018

Geraamd 2019

Geraamd 2020

 

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven.

92

294

80

345

80

1.400

2

Door Nederland uitgevoerde (en beoordeelde ontwerpbesluiten van) stofevaluaties.

0

(14)

18

2

(30)

50

1

(30)

50

3a

Door Nederland gescreende stoffen.

21

n.v.t.

Circa 20

n.v.t.

Circa 20

n.v.t.

3b

Door Nederland ingediende (en becommentarieerde) RMO-analyses.

2

(7)

n.v.t.

6

(10)

n.v.t.

6

(10)

n.v.t.

4a

Door Nederland ingebrachte (en becommentarieerde) Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen.

0

(14)

14

2

(15)

15

2

(15)

15

4b

Door Nederland gerapporteerde (en becommentarieerde) clusters van autorisatieverzoeken.

2

(10)

13

0

(40–57)

60

2

(30)

40

5

Door Nederland gerapporteerde (en becommentarieerde) restrictiedossiers.

1

(7)

7

2

(8–11)

11

2

(8–10)

10

6

Door Nederlandse ingebrachte (en becommentarieerde) voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labeling.

9

(49)

67

5–10

(36)

70

5–10

(40)

80

7

Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk.

619

n.v.t.

450

n.v.t.

600

n.v.t.

Bronnen: RIVM, Werkprogramma 2019 Bureau REACH en Jaarverslag 2018 Bureau REACH. ECHA, Programming Document 2019–2022 – MB/52/2018 final (december 2018).

Toelichting

Het beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatieverzoeken en restrictiedossiers beperkt zich veelal niet tot één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen betreffen door NL becommentarieerde dossiers of door NL RAC- en SEAC-leden gedragen (co)rapporteurschappen. De RAC- en SEAC-leden leveren input op vrijwel alle dossiers, in de tabel staan de aantallen opgenomen waarbij de leden worden ondersteund. De aantallen door Nederland becommentarieerde dossiers staan steeds tussen haakjes. Bij het prioriteren wordt de nadruk gelegd op stoffen die relevant zijn voor de Nederlandse situatie.

Ad 1) Naar aanleiding van de evaluatie van REACH en is besloten het aandeel beoordelingen van registratiedossiers van 5 naar 20% op te hogen. Er zal meer geprioriteerd worden om het aantal te beoordelen ontwerpbesluiten en de daarmee gepaarde werklast gelijk te laten blijven.

Ad 2) Het aantal stofevaluaties kende in 2018 een dip vanwege de interferentie met beoordeling van registratiedossiers uitgevoerd door ECHA en is voor 2019 en 2020 weer terug op het oude niveau. Naar verwachting kan er gezien de beperkte termijn voor het aandragen van stoffen voor 2020 slechts één geschikte stof gevonden vonden.

Ad 3a) Betreft het screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor risicobeheersmaatregelen (stofevaluatie, classificatie, autorisatie of restrictie).

Ad 3b) Aan de hand van een RMO-analyse worden de meest adequate risicobeheersmaatregelen met ministeries en lidstaten afgestemd.

Ad 4a) De Nederlandse inbreng aan Annex XV SVHC dossiers wordt voor 2020 op twee dossiers geschat. Het lastige daarbij is wel om tot geschikte stoffen te komen, deze volgen veelal uit andere processen zoals RMO-analyse en stofevaluatie.

Ad 4b) De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken laten zich lastig beschrijven in aantallen. De autorisatieaanvragen betreffen in de regel één tot drie gebruiken die afzonderlijke opinies behoeven. Aanvragen worden veelal geclusterd in groepen van vergelijkbare aanvragen die door dezelfde rapporteurs worden behandeld uit efficiëntieoverwegingen. Naast twee rapporteurschappen levert Nederland op circa 75% van alle opinies m.b.t. autorisatieverzoeken.

Ad 5) Nederland levert input op circa 75% van alle restrictiedossiers.

Ad 6) De aantallen Nederlandse CLH-voorstellen staan ter discussie nu Ctgb zelf dossiers opstelt en Bureau REACH deze toetst, indient en procesmatig de dossiers afhandelt.

Ad 7) Het RIVM beantwoordt zowel vragen van de REACH Helpdesk als de CLP-Helpdesk. Het aantal vragen lijkt in 2019 niet af te nemen t.o.v. 2018, vandaar dat de raming voor 2020 is bijgesteld tot het niveau van 2018.

Asbestdaken

Op basis van het advies van de Gezondheidsraad in 2010 is het beleid erop gericht om de belangrijkste resterende bron van asbestvezels in de leefomgeving te saneren. Uit onderzoek is gebleken dat asbestdaken al na 15 jaar verweren en asbestvezels naar de leefomgeving verspreiden. Daarnaast hebben branden regelmatig tot gevolg dat de omgeving wordt verontreinigd met asbest, hetgeen risico’s voor de gezondheid en hoge opruimkosten veroorzaakt. Een wetsvoorstel dat moest voorzien in de juridische grondslag om asbesthoudende dakbedekkingen te kunnen verbieden, is op 4 juni 2019 verworpen door de Eerste Kamer. Ter uitvoering van dit verbod was in samenspraak met andere overheden en banken een fonds in oprichting waarmee eigenaren die niet de mogelijkheid hebben tot reguliere financiering, de mogelijkheid moest worden geboden de sanering te financieren. Nu het wetsvoorstel is verworpen, zal in nauw overleg met de partners waarmee wordt samengewerkt in het kader van de Versnellingsaanpak sanering asbestdaken worden beraadslaagd over een vervolgaanpak. De Tweede Kamer wordt hierover voor het einde van 2019 geïnformeerd. Het aantal vierkante meters asbestdak in Nederland is in 2012 ingeschat op 120 mln. Het Ministerie van IenW volgt de sanering van de asbestdaken en brengt per kwartaal in beeld hoeveel daken er zijn gesaneerd. In onderstaande tabel wordt op jaarbasis de stand van zaken en de planning van de saneringsoperatie in beeld gebracht. Omdat momenteel verschillende provincies en gemeenten de asbestdaken op hun gebied in kaart brengen op basis van feitelijke waarnemingen, zal onderstaand overzicht met betrekking tot het resterend aantal vierkante meters zo nodig worden geactualiseerd.

Sanering asbestdaken (aantallen in miljoenen m2):

Jaar

Gesaneerd

Resterend

2012

(–)

120

2013

4,5

115,5

2014

5,9

109,6

2015

6,9

102,7

2016

9,9

92,8

2017

10,8

82,0

2018

12,8

69,2

2019

p.m.

p.m.

2020

p.m.

p.m

Bron: Startmeldingenbestand van de Inspectie SZW (meldingen saneerders bij aanvang sanering), bewerkt door RWS.

Bevt

Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is de milde saneringsregeling Bevt (Besluit externe veiligheid transport) gestart.14 Deze regeling heeft betrekking op het oplossen van huidige en mogelijke toekomstige knelpunten bij bestaande woningen langs basisnetroutes. Bij aanvang van deze regeling was er sprake van 42 kwetsbare objecten en per 1 januari 2019 resteren nog 4 woningen. Deze regeling loopt nog tot en met 2020 (bron: RWS).

GGO’s

Er is gekozen om over de uitvoering van de GGO-regelgeving niet alleen kengetallen te vermelden maar ook indicatoren. Immers, kengetallen geven uitsluitend een beeld van wat de bestede middelen voor vergunningverlening aan resultaten hebben opgeleverd, maar zij bieden geen inzicht in de mate waarin vergunningverlening aan het bereiken van het beleidsdoel heeft bijgedragen.

Kengetallen zijn de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en art.2.8-verzoeken.

Indicatoren zijn het percentage van het aantal vergunningaanvragen, kennisgevingen of art.2.8 verzoeken voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

De GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 gewijzigd15 waarbij naast vergunningen ook algemene regels, de mogelijkheid tot het doen van kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8 van het Besluit ggo milieubeheer 2013 zijn geïntroduceerd en de structuur van de vergunningverlening is gewijzigd. Dit gegeven zorgt ervoor dat nog maar een beperkte set historische kengetallen voorhanden is. De prognose voor 2020 is dat de realisatie eenzelfde beeld als 2018 te zien zal geven.

De realisatie in 2018 is als volgt:

 

Kengetal

2018

Indicator

2018

Ingeperkt gebruik:

   

Vergunningaanvragen

46

100%

Kennisgevingen1

422

100%

Verzoeken ex art. 2.8 Besluit ggo

165

100%

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief marktaanvragen)

0

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

20

100%

Totaal

653

n.v.t.

Bron: RIVM, bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen.

1

Het betreft kennisgeving op niveau I, II-k, II-v, en III, inclusief de wijzigingen op de respectievelijke niveaus

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de majeure risicobedrijven. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de naleving en de veiligheidssituatie van de majeure risicobedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage (eerste rapportage in 2014) kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de majeure risicobedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenW, JenV en SZW). Op 8 juli 2019 is de Staat van de Veiligheid (Kamerstukken II 2018–2019 26 956, nr. 212) over 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Beleidswijzigingen

Binnen het programma Duurzame Veiligheid 2030 (DV2030) wordt ernaar gestreefd om per 2030 een (petro)chemische industrie zonder noemenswaardige incidenten te bewerkstelligen. Partners uit het bedrijfsleven, wetenschap en overheid werken hiertoe samen in vijf themagewijze roadmaps. In deze roadmaps worden diverse projecten en onderzoeken uitgevoerd. Medio 2020 zal DV2030 na een evaluatie worden afgerond. Onderdelen van DV2030 zullen landen in de alsdan opgerichte organisatie Safety Delta Nederland (SDN). In deze organisatie zetten overheid, wetenschap en bedrijfsleven de met DV2030 ingezette samenwerking en koers voort waardoor de (petro)chemische industrie in Nederland in 2030 de veiligste ter wereld moet worden. Zo zal bijvoorbeeld worden gestart met het opstellen van één overkoepelende Kennis- en Innovatieagenda Veiligheid.

In het met de andere overheden uit te voeren programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) wordt in het deelprogramma Modernisering Omgevingsveiligheid (MOV) 2019–2020 de implementatie van een nieuw instrument mogelijk gemaakt. Dit nieuwe instrument, de aandachtsgebieden voor brand, explosie of giftige wolk, is in de Omgevingswet opgenomen.

In de Omgevingswet is een veilige en gezonde fysieke leefomgeving één van de maatschappelijke doelen. Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een ramp of crisis voorkomen of de gevolgen er van beperken. Onder de Omgevingswet is het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) opgesteld. In het Bkl is onder andere vastgelegd dat er een Register voor externe veiligheidsrisico’s (REV) moet komen, dat door de minister van Infrastructuur en Waterstaat wordt beheerd en dat voor een ieder langs elektronische weg toegankelijk moet zijn (artikel 10.8 Bkl).

Kort samengevat staat in de Omgevingswet dat vanaf 2021 in het REV de informatie van circa 40 activiteiten vanuit ruim 400 bronhouders langs elektronische weg toegankelijk gemaakt moet worden.

Deugdelijke informatie over de leefomgeving is cruciaal voor uitvoering van de zorgplicht in de Omgevingswet. Vanaf 2021 gaat het REV voorzien in de informatiebehoefte van Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Daarnaast moet het REV ook aan burgers en bedrijven/organisaties inzicht geven in de lokale situatie van externe veiligheid.

Bij het vaststellen van een omgevingsplan, een projectbesluit of het verlenen van een omgevingsvergunning voor een activiteit met gevaarlijke stoffen moet het bevoegd gezag in deze aandachtsgebieden expliciet nadenken over de risico’s en mogelijke effecten van een incident met gevaarlijke stoffen. Mede op basis van het risicoprofiel van de activiteit met gevaarlijke stoffen overweegt het bevoegd gezag maatregelen in het aandachtsgebied om personen te beschermen en om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen.

Doordat het aandachtsgebied en de risicocontouren visueel worden gemaakt op kaarten, zullen ruimtelijke ordenaars in hun plannen eerder rekening kunnen houden met de gevaren, zoals een brand, explosie of giftige wolk. In 2019 en 2020 ligt het accent op het vaststellen van de aandachtsgebieden rondom alle Seveso-bedrijven en rondom andere risicovolle activiteiten, waarvan het aandachtsgebied berekend moet worden.

Veiligheid en gezondheid moeten, mede als voorwaarde voor het realiseren van een circulaire economie, van meet af aan in een innovatie worden meegenomen omdat alleen dan ook in de toekomst een gezonde en veilige leefomgeving realiseerbaar is. Safe-by-Design («Veilig aan de Voorkant») lijkt een geschikt concept te zijn om invulling te geven aan die voorwaarde en is daarom van groot belang voor het voorkomen van milieurisico’s. Met de brief «Beleidsaanpak omgevingsveiligheid en milieurisico’s» is de Kamer geïnformeerd over deze nieuwe ambities voor de aanpak van milieurisico’s en de acties die daar in 2020 en verder uit voortvloeien (Kamerstukken II 2017–2018 28 089, nr. 88). In 2020 zal verder invulling worden gegeven aan de beleidsmodernisering veiligheid biotechnologie die in de Kabinetsreactie Trendanalyse Biotechnologie16 is aangekondigd. Op 4 april 2019 is hierover een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2018–2019 27 428, nr. 355). Het doel van de beleidsmodernisering is ten minste te waarborgen dat de veiligheid van mens, dier en milieu is gewaarborgd bij toepassingen van biotechnologie en beleid en regelgeving zijn toegesneden op toekomstige ontwikkelingen. In 2020 ontvangt de Kamer een tweede voortgangsbrief.

In 2020 eindigt een tweejaarlijkse cyclus van aanpassing van de regels voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en binnenwateren. De regels zijn dan aangepast aan de laatste stand van wetenschap en techniek, en zij worden in 2021 geïmplementeerd in nationale wetgeving. In het internationale overleg hierover zet Nederland in op voortdurende verbetering van de veiligheid en harmonisatie van voorschriften. Moderne informatie- en communicatietechnieken spelen hierin een belangrijke rol, evenals het intrinsiek veilig ontwerpen van vervoermiddelen. Hiermee sluit Nederland aan bij de nieuwe VN-strategie voor duurzaam vervoer, die in februari 2019 is vastgesteld.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's (x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

43.695

29.761

31.241

45.638

47.012

59.461

59.474

Uitgaven

50.160

35.622

34.204

40.183

47.012

59.461

59.474

Waarvan juridisch verplicht

   

81%

       

22.01

Veiligheid chemische stoffen

7.752

6.911

8.540

8.344

8.395

8.438

8.456

22.01.01

Opdrachten

3.757

3.795

5.718

5.612

5.663

5.706

5.724

22.01.02

Subsidies

1.654

265

265

175

175

175

175

22.01.03

Bijdragen aan agentschappen

2.341

2.851

2.557

2.557

2.557

2.557

2.557

 

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

2.341

2.631

2.337

2.337

2.337

2.337

2.337

 

– Overige bijdrage aan agentschappen

0

220

220

220

220

220

220

22.02

Veiligheid biotechnologie

3.285

2.920

3.770

2.770

2.770

2.770

2.770

22.02.01

Opdrachten

3.285

2.920

3.770

2.770

2.770

2.770

2.770

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

39.123

25.791

21.894

29.069

35.847

48.253

48.248

22.03.01

Opdrachten

4.996

8.851

8.478

21.647

28.425

40.831

40.826

 

– Omgevingsveiligheid

1.896

1.106

4.329

16.160

15.480

18.160

18.160

 

– Overige opdrachten

3.100

7.745

4.149

5.487

12.945

22.671

22.666

22.03.02

Subsidies

29.119

11.745

3.849

2.855

2.855

2.855

2.855

 

– Asbest

25.000

8.800

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

4.119

2.945

3.849

2.855

2.855

2.855

2.855

22.03.03

Bijdragen aan agentschappen

2.002

1.933

1.521

1.521

1.521

1.521

1.521

 

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

2.002

1.933

1.521

1.521

1.521

1.521

1.521

22.03.04

Bijdragen aan medeoverheden

100

101

5.000

0

0

0

0

22.03.09

Inkomensoverdrachten

2.906

3.161

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

 

– Mesothelioom en asbestose

2.906

3.161

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

Ontvangsten

3.007

250

250

250

250

250

250

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

2.287

0

0

0

0

Andere ontvangsten van artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

2.287

0

0

0

0

waarvan

         

18.06

Externe veiligheid

2.787

0

0

0

0

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachten- en subsidiebudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten en subsidies, waaronder opdrachten in de sfeer van wettelijke taken inzake het (inter)nationale stoffenbeleid evenals de vergunningverlening op dat gebied en het (interdepartementale) meerjarenprogramma Gezondheidsrisico’s straling zendmasten (elektromagnetische velden) en de jaarlijkse bijdragen aan de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s REACH, waaronder ook de onderzoeken in het kader van de aanpak van zeer zorgwekkende stoffen, asbest, Gezondheid in het milieubeleid (GiM) en Safe-by-Design («Veilig aan de voorkant»).

22.02 Veiligheid biotechnologie

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht als gevolg van de jaarlijkse bijdrage aan de COGEM en de uitgaven in het kader van het meerjarenonderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering veiligheid biotechnologie.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

De uitgaven voor inkomensoverdrachten en de agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het subsidiebudget wordt het budgetten voor de subsidieregeling Versterking omgevingsveiligheid chemische sector 2020 in de Staatscourant gepubliceerd en is hiermee juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten en subsidies in de sfeer van (wettelijke) taken inzake omgevingsveiligheid (Caribisch Nederland) en basisnetten.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt voor een deel aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid, veiligheid BRZO-bedrijven in Caribisch Nederland, vuurwerkcampagnes en het beheer van het VTH-stelsel.

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Toelichting op de financiële instrumenten

22.01.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan onder andere de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van het werkprogramma. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening), voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest) en «nieuwe risico’s » (nanotechnologie en synthetische biologie).

22.01.02 Subsidies

De subsidies hebben betrekking op het onderwerp veiligheid stoffen.

22.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarbij wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). Daarnaast wordt een bijdrage aan de NVWA verstrekt inzake toezicht op gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw.

22.02 Veiligheid biotechnologie
22.02.01 Opdrachten

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast. Daarnaast worden de uitgaven in het kader van het meerjarige onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid hier verantwoord.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport
22.03.01 Opdrachten

Omgevingsveiligheid

Het betreft hier uitgaven in het kader van de Impuls omgevingsveiligheid (IOV 2019–2020) voor de deelprogramma’s Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO), Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur, lokaal externe (omgeving) veiligheidsbeleid en modernisering Omgevingsveiligheid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het programma wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOB). In het najaar van 2019 wordt een besluit genomen over het vervolg van de Impuls Omgevingsveiligheid met het oog op structurele financiering van taken inzake omgevingsveiligheid.

Overige opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor (wettelijke) taken in het kader van BRZO bedrijven, olieterminals in Caribisch Nederland en vuurwerk, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), modellenbeheer buisleidingen (Bevb), onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen alsmede de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken.

22.03.02 Subsidies

Asbest

Het betrof hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken die door de RVO is uitgevoerd over de periode 2016–2018. In 2019 zijn de laatste uitgaven gedaan en inmiddels is de subsidieregeling beëindigd.

Overige subsidies

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemische sector, die door de RVO wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd. De overige subsidies hebben voornamelijk betrekking op de vuurwerkcampagnes en subsidies aan organisaties die een bijdrage leveren aan het vervolmaken van het stelsel van Omgevingsdiensten. Daarnaast kunnen hier ook als onderdeel van de uitvoeringsagenda BRZO ook subsidies worden toegekend onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben. Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector. Ook vindt vanuit hier tot en met 2020 een bijdrage plaats aan Caribisch Nederland voor milieudoeleinden.

22.03.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht omgevingsveiligheid» en «vergunningverlening». Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.

22.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

In 2019 vindt een laatste bijdrage plaats aan Caribisch Nederland in verband met de bouw van het Kruithuis voor de veilige opslag van vuurwerk. In 2020 draagt het Rijk middelen bij uit de Reservering regionale knelpunten (waaronder BES) (Kamerstukken II 2017–2018 34 775, nr. 54) met betrekking tot de vernieuwing van de brandstofopslag op Bonaire.

22.03.09 Inkomensoverdrachten

Mesothelioom en asbestose

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom of asbestose heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

14

Stcrt. 2015, 10961, Beleidsregel verwerven van woningen langs basisnetroutes.

16

Brief aan TK, Beleidsnota Biotechnologie, reactie op Trendanalyse Biotechnologie 2016 «Regelgeving Ontregeld», 12-12-2016 (Kamerstukken II 2016–2017 27 428, nr. 335).

Licence