Base description which applies to whole site

4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Algemene doelstelling

De doelstelling bij artikel 4 is om in het kader van het klimaatbeleid in internationaal verband bij te dragen aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 40% ten opzichte van 1990. Samen met andere lidstaten streven naar een ambitieuzer klimaatbeleid; klimaatneutraliteit in 2050 in de EU en daarvan afgeleid een reductiedoel van 55% voor 2030.

Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd:

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen van 49% in 2030 ten opzichte van 1990

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen met 95% in 2050 ten opzichte van 1990

  • een volledige CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050.

Uitstoot broeikasgassen Nederland in mld CO2-equivalenten

Uitstoot broeikasgassen Nederland in mld CO-equivalenten

De cijfers voor 2018 zijn voorlopge cijfers.

Bron: CBS

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt zijn de klimaat- en energietransitie en de goede technische en veilige invulling van de afbouw van de winning uit het Groningenveld.

Op de korte termijn stuurt het kabinet op de energiedoelstellingen, zoals overeengekomen in het Energieakkoord: 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen. De inzet voor 2030 en verder is gericht op de totstandkoming en uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en het Klimaatplan, in lijn met de doelen uit de Klimaatwet. In het Klimaatplan worden de maatregelen benoemd om de doelstellingen uit de Klimaatwet te bereiken. Een belangrijk deel van deze maatregelen komt voort uit het Klimaatakkoord. De maatregelen vormen een samenhangend pakket dat door verschillende partijen in verschillende sectoren wordt uitgevoerd. De maatregelen zijn er onder andere op gericht om CO2-reducerende technieken verder uit te rollen en rendabel te maken, knelpunten die een transitie naar een CO2-arme economie in de weg staan op te lossen en regionale en lokale samenwerking en participatie rond de transitie te versterken.

Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

In de kamerbrief met betrekking tot het Lentepakket Europees Semester 2019 heeft het kabinet gereageerd op de landspecifieke aanbevelingen 2019 van de Europese Commissie (Kamerstuk, 21 501-20, nr. 1467). Als onderdeel van de investeringsaanbeveling beveelt de Commissie aan om het investeringsbeleid meer te focussen op investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het terugdringen van de emissie van broeikasgassen. De Commissie constateert daarbij dat Nederland op koers ligt om het doel voor broeikasgasreductie in de non-ETS sectoren in 2020 te halen. Ook stelt de Commissie dat het doel voor hernieuwbare energie in 2020 waarschijnlijk niet gehaald wordt zonder aanvullende maatregelen. Het kabinet staat voor een ambitieus klimaat- en energiebeleid. Het kabinet blijft inzetten op het realiseren van de doelen uit het Energieakkoord. Daarnaast worden maatregelen genomen om in 2030 49% broeikasgasreductie te realiseren ten opzichte van 1990. Hiervoor heeft het kabinet in het Regeerakkoord aanvullende middelen beschikbaar gesteld onder andere via de SDE+ en de Klimaatenvelop. Daarnaast heeft het kabinet bij Najaarsnota 2018 nog € 500 mln beschikbaar gesteld om de klimaatdoelen voor 2030 te halen.

Rol en verantwoordelijkheid

Op het gebied van het klimaatbeleid regisseert de Minister van EZK, op basis van de Klimaatwet, het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister van EZK is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2 en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.

  • De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.

Stimuleren

Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister van EZK stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

Energiebeleid

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen;

  • Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder;

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen;

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten;

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven;

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen;

  • Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED));

  • Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED)).

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties;

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie;

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving;

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.

Tabel prestatie-indicatoren behorend bij Klimaat- en energiebeleid

Prestatie-indicatoren

2014

2015

2016

2017

2018

Raming

2020

Ambitie 2020

Ambitie 2030

Bron

1. Reductie van de emissies van broeikasgassen t.o.v. 1990

15,3%

11,6%

11,7%

12,6%

14,5%1

23%

25%2

49%

RIVM

PBL

2. Gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op land (wind en zon-pv in Twh)

5,79

6,99

7,64

8,47

9,78

15,64

n.v.t.

35 Twh

CBS

PBL

3. Gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op zee (in Twh)

0,75

1,04

2,32

3,38

3,45

6,11

n.v.t.

49 Twh

CBS

PBL

4. Duurzame energieproductie

5,5%

5,8%

6,0%

6,6%

Nog niet bekend

12,2%

14%

n.v.t.

CBS

PBL

5. Energiebesparing volgens EU energie-efficiëntie-richtlijn (petajoule cumulatief 2014–2020)

         

721 PJ

482 PJ

n.v.t.

PBL

6. Energiebesparing door maatregelen uit het Energieakkoord (petajoule)

         

81 PJ

100 PJ

n.v.t.

PBL

7. Aantal deelnemende bedrijven bij TKI

850

1.150

1.200

1.400

1.700

n.t.b.

n.t.b.

n.v.t.

RVO.nl

1

Gebaseerd op voorlopige cijfers

2

In het vonnis van de Urgenda-zaak is uitgesproken dat de Staat 25% CO2-reductie in 2020 ten opzichte van 1990 moet realiseren.

De prestatie-indicatoren 1 tot en met 3 vloeien voort uit het Klimaatakkoord, de prestatie-indicatoren 4 tot en met 6 uit het Energieakkoord.

Voor het aandeel duurzame energieproductie is een ambitie geformuleerd voor 2020 (14%) en 2023 (16%).

De gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op land betreft waterkracht, wind op land, zon en biomassa voor elektriciteit.

Omdat in het kader van het Klimaatakkoord een nieuwe kennis en innovatie-agenda is uitgewerkt voor energie en klimaat en momenteel nog gewerkt wordt aan de invulling daarvan is nog geen ambitie geformuleerd voor «aantal deelnemende bedrijven». Dit wordt later in 2019 ingevuld.

Meer informatie is te vinden bij de NEa (o.a. voor het klimaatbeleid en het Emissions Trading System). Overige informatieve links zijn: EBN (aanbod en verbruik van energie in Nederland), PBL (feiten en cijfers over energie en energievoorziening), CBS (verbruik van duurzame energie), RVO.nl (publicaties en documenten inzake duurzame energieproductie), energieopwek.nl (online benadering van dagelijks opgewekte duurzame energie).

Beleidswijzigingen Klimaatbeleid

Klimaatakkoord en Klimaatwet

In lijn met de afspraken uit het Regeerakkoord heeft het kabinet een Klimaatakkoord uitgewerkt met maatschappelijke partijen dat als doel heeft om de uitstoot van broeikasgassen met 49% te beperken in 2030 ten opzichte van 1990. Na de publicatie van de doorrekening van het ontwerp-Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 306 en Kamerstuk 30 196, nr. 632), heeft het kabinet aanscherpingen uitgewerkt en een voorstel voor een Klimaatakkoord gepresenteerd (Kamerstuk 32 813, nr. 342). Dit voorstel voor een Klimaatakkoord is met de Kamer besproken. Daarmee is het finale Klimaatakkoord een feit. Het Klimaatakkoord zal worden verwerkt in het Klimaatplan dat eind 2019 moet worden vastgesteld op basis van de Klimaatwet.

Het jaar 2020 staat in het teken van de uitvoering van het Klimaatakkoord met bijbehorende integrale kennis- en innovatieagenda en daarmee het voorbereiden en starten van alle maatregelen die in het Klimaatakkoord zijn afgesproken. Bovendien is 2020 het eerste volledige jaar waarin de monitorings- en rapportagecyclus uit de Klimaatwet zal worden gevolgd. Vanaf 2020 wordt eind oktober jaarlijks de voortgang van het Klimaatplan in beeld gebracht met de Klimaatnota.

Urgenda-vonnis

In 2020 worden, net als in 2019, de maatregelen uitgevoerd die nodig zijn om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis (Kamerstuk 32 813, nr. 321 en Kamerstuk 32 813, nr. 341). In alle sectoren van de economie worden maatregelen genomen die op korte termijn zorgen voor extra broeikasgasreductie en die ook bijdragen aan de transitie richting 2030.

Europese Dossiers (Klimaat)

Nederland werkt samen met andere ambitieuze landen (de «kopgroep»), om klimaatneutraliteit in 2050 vast te leggen. Met de kopgroep is (ambtelijk) afgesproken om nauw samen te blijven werken in aanloop naar besluitvorming over de EU-langetermijnstrategie in de Europese Raad later in 2019. De samenwerking zal zo mogelijk worden verbreed naar lidstaten die in aanloop naar de informele Europese Raad in Sibiu op 9 mei jl. steun hebben uitgesproken voor meer ambitieuze klimaatactie in de EU, zoals verwoord in het gezamenlijke non-paper dat op initiatief van Frankrijk namens de kopgroep aan Europese Raadsvoorzitter Tusk is gestuurd. Daarnaast is afgesproken om de druk hoog te houden op de Commissie om na het bereiken van een akkoord over 2050 zo snel mogelijk aan de slag te gaan met een voorstel voor de aanscherping van het 2030-doel (Kamerstuk 21 501-08, nr. 776).

Het kabinet zal aan het eind van dit jaar een Integraal Nationaal Energie en Klimaatplan (INEK) met een horizon van 10 jaar en een Lange Termijnstrategie met een horizon van tenminste 30 jaar bij de EU indienen.

Beleidswijzigingen Energiebeleid

Energieakkoord

In 2020 moeten vier van de vijf hoofddoelen van het Energieakkoord gehaald worden. Het doel van 16% hernieuwbare energie loopt tot 2023. De afgelopen jaren zijn belangrijke stappen gezet, waardoor twee doelen binnen bereik zijn: een jaarlijks energiebesparingstempo van 1,5% en 90.000 extra banen in de periode 2014–2020. Volgens de meest recente raming van het PBL is extra inspanning nodig om de doelstellingen van 14% hernieuwbare energie in 2020 en 100 PJ extra energiebesparing te behalen (Kamerstuk 32 813, nr. 267). De maatregelen die het kabinet neemt om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis dragen veelal ook bij aan de doelen van het Energieakkoord. De verdere acties om de doelen van het Energieakkoord te realiseren worden vanaf 2020 opgenomen in de gehele klimaataanpak in en na 2020, met dezelfde doelen en inzet.

Verbreding van de SDE+ (SDE++)

In het Regeerakkoord heeft het kabinet aangekondigd de inzet van de middelen voor de SDE+ te verbreden van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie. Op deze manier worden de beschikbare middelen ingezet om een zo groot mogelijke CO2-reductie te realiseren en daarmee bij te dragen aan de ambities voor 2030. Voor maatregelen die kosteneffectief bijdragen aan CO2-reductie, maar die op dit moment niet onder de SDE+ vallen, wordt uitgewerkt hoe deze het beste ondersteund kunnen worden. In het najaar van 2019 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de definitieve nieuwe regeling en welke technieken worden opengesteld. Voor de verbreding van de SDE+ zijn ook de benodigde aanpassingen in de Wet opslag duurzame energie (ODE) onderzocht. Het wetsvoorstel ODE, met de nieuwe tarieven voor 2020 ter dekking van de kasuitgaven voor de SDE++, wordt opgenomen in het Belastingplan 2020 en door de Staatssecretaris van Financiën – mede namens de Minister van EZK – op Prinsjesdag aangeboden aan de Tweede Kamer.

Geothermie

Op 21 maart 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 298) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van geothermie in Nederland aan de hand van een nadere uitwerking van de financiële deelname van Energie Bedrijf Nederland (EBN) in geothermieprojecten. Deze uitwerking gaat, mede op verzoek van de Tweede Kamer (motie-Jetten, Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 94), in op hoe EBN de komende jaren financieel kan deelnemen in geothermieprojecten, welke afwegingen aan die deelname ten grondslag liggen en de hoofdlijnen waarop die deelname vorm gegeven moet worden. Zo gaat het bijvoorbeeld uitsluitend om risicovolle deelname in rendabele projecten, waarmee de investering de komende jaren wordt terugverdiend. Na vijf jaar wordt de deelname van EBN opnieuw bezien. De komende maanden wordt de deelname verder uitgewerkt. Om deze taak de komende jaren invulling te geven wordt er cumulatief € 48 mln als lening beschikbaar gesteld uit het voor de Demonstratieregeling Energie Innovatie (DEI) gereserveerde budget. De verkregen rendementen zullen in latere jaren worden ingezet om de lening af te lossen: deze middelen vloeien dan terug naar de DEI.

Voor het maken van een inschatting van het aandeel geothermie in de toekomstige warmtevoorziening en de verdere ontwikkeling daarvan, is een goede inschatting van de aanbodzijde nodig. Dit vereist het in kaart brengen waar en welk deel van de warmte in de ondergrond technisch en economisch winbaar is. De kennis van de diepere ondergrond is in Nederland voornamelijk gebaseerd op data en informatie die in het kader van olie- en gaswinning zijn verzameld. Dat betekent dat in grote delen van Nederland weinig data en informatie over de ondergrond aanwezig is en feitelijk witte vlekken zijn. Het in kaart brengen van de witte vlekken in Nederland draagt bij aan het ontdekken en dus kunnen benutten van het totale potentieel aan geothermie in Nederland.

EZK heeft EBN gevraagd een plan op te stellen om deze witte vlekken in kaart te brengen en de regie over de uitvoer van dit plan op zich te nemen. De kosten van de uitvoering van het witte vlekken plan dat Seismische Campagne Aardwarmte Nederland (SCAN) is genoemd, zijn afhankelijk van de kwaliteit van de tussentijdse resultaten. De eerste twee jaar van het project zijn gefinancierd uit de Klimaatenveloppes 2018 en 2019.

Wind op Zee

Het in de Wetgevingsagenda Energietransitie (Kamerstuk 30 196, nr. 566) aangekondigde wetsvoorstel tot wijziging van de Wet windenergie op zee (Kamerstuk 35 092, nr. 2) is voor behandeling aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel verruimt de mogelijkheden om kavels voor windparken te tenderen, waaronder het kunnen veilen van kavels, maar ook het kunnen hanteren van meer locatie/situatie-specifieke criteria bij de tenderprocedure met een vergelijkende toets en het kunnen voorsorteren op transport van de geproduceerde energie met andere energiedragers dan elektriciteit.

Het kabinet heeft verder de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 33 561, nr. 48) over de wijze waarop het invulling geeft aan de «Routekaart windenergie op zee 2030» (Kamerstuk 33 561, nr. 42). Daarbij zijn de te verwachten tijdstippen van de toekomstige tenders nader ingevuld en is de inschatting van het totale windenergievermogen in 2030 vergeleken met de Routekaart iets naar boven bijgesteld.

Energiebesparing

In 2019 is de energiebesparingsverlichting in de Wet milieubeheer aangevuld met een informatieplicht om de naleving van de energiebesparingsverlicht fors te verbeteren. Op basis van de aangeleverde informatie zullen de bevoegden gezagen, daar waar nodig, de naleving van de Wet milieubeheer actief handhaven. Daarnaast biedt de informatie de mogelijkheid om samen met koplopers en actieve bedrijven bovenwettelijke stappen te zetten om meer energie te besparen.

CCS

Binnen het Klimaatakkoord is de afvang en opslag van CO2 (Carbon Capture and Storage, CCS) een belangrijk onderdeel van de mix aan kosteneffectieve maatregelen om de CO2-reductiedoelstelling voor 2030 te realiseren. CCS is als transitietechnologie nodig om de CO2-uitstoot terug te brengen in industriële sectoren waar op de korte termijn geen kosteneffectief alternatief is. In het Klimaatakkoord is overeengekomen dat een maximum van 7,2 Mton aan CCS gesubsidieerd zal worden door de verbrede SDE+ (SDE++) in 2030, als onderdeel van de reductieopgave van 14,3 Mton voor de industrie. Daarnaast is in het Klimaatakkoord ruimte geboden om 3 Mton aan reductieopgave voor de elektriciteitssector via CCS-maatregelen te subsidiëren. Inzet van het kabinet is om het CCS-beleid verder vorm te geven en de voorbereidingen om de grootschalige uitrol verder mogelijk te maken te continueren.

Salderen

In het Regeerakkoord is afgesproken dat de salderingsregeling in de energiebelasting per 2020 wordt omgevormd in een regeling aan de uitgavenkant. De beoogde vervangende subsidievariant is echter bij nadere uitwerking niet goed uitvoerbaar gebleken. Het kabinet zal daarom de huidige salderingsregeling tot 1 januari 2023 ongewijzigd voortzetten (Kamerstuk 31 239, nr. 299). Vanaf 1 januari 2023 wordt de salderingsregeling stapsgewijs afgebouwd, waarbij de hoogte van het fiscale voordeel geleidelijk afneemt tot nul in 2031. Dit betekent dat kleinverbruikers met zonnepanelen nog drie jaar langer kunnen salderen dan was voorzien in het Regeerakkoord.

Follow up evaluatie energie-innovatieregelingen

In 2020 start de uitvoering van de meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s (MMIP’s), voortkomend uit de Integrale Kennis- en Innovatieagenda voor klimaat en energie. Deze innovatieagenda behoort bij en is vastgesteld onder het Klimaatakkoord. De innovatieprogramma’s richten zich op de geformuleerde missies voor CO2-reductie voor 2030 en 2050 in het Klimaatakkoord en vormen onderdeel van de bredere beleidsinzet die is afgesproken in het akkoord. Voor EZK gaat het specifiek om de innovatieprogramma’s gericht op de sectoren elektriciteit, gebouwde omgeving samen met het Ministerie van BZK, industrie en systeemintegratievraagstukken. De energie-innovatieregelingen worden verder gestroomlijnd en in het teken gesteld van deze innovatieprogramma’s; dit betreft de Topsector Energie regelingen, de Demonstratieregeling Klimaat- en Energie Innovatie (DEI+) en de Hernieuwbare energieregeling (HER). In lijn met de verbreding van de SDE+ zal in 2020 ook een traject worden gestart om de HER te verbreden en te richten op CO2-reductie. De uitvoering van de MMIP’s sluit aan bij het vernieuwde topsectorenbeleid (Kamerstuk 33 009, nr. 70), waar de Topsector Energie en andere relevante topsectoren op het gebied van klimaat en energie een belangrijke rol in vervullen.

Wijzigingen Energie Investeringsaftrek (EIA)

Sinds 1 januari 2019 is in de EIA een aftrekpercentage van kracht van 45%. Daarmee wordt een netto fiscaal voordeel op termijn gerealiseerd van ongeveer 10%. Het EIA-budget van € 147 mln wordt naast de stimulering van energiebesparing ook benut voor verbreding van de EIA in verband met het Klimaatakkoord met de focus op CO2-reducerende maatregelen, waaronder ondersteuning van investeringen in warmte-infrastructuur. In de uitvoeringsregeling EIA voor 2020 krijgt deze verbreding van de EIA zijn beslag. Conform de aanbeveling in de beleidsevaluatie uit 2018 is de eindverantwoordelijkheid voor de Uitvoeringsregeling EIA – met daarin opgenomen de geactualiseerde energielijst – verplaatst van de Staatssecretaris van Financiën naar de Minister van EZK.

Mijnbouwwet

In het voorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet, dat naar verwachting in de tweede helft van 2019 wordt ingediend bij de Tweede Kamer, worden de bepalingen over verwijdering en hergebruik van de infrastructuur die is gebruikt voor de olie- en gaswinning verduidelijkt en geactualiseerd.

Dit wetsvoorstel is een uitwerking van de maatregelen die zijn aangekondigd in de brief van 30 mei 2018 aan de Tweede Kamer over het belang van gaswinning uit de kleine velden in de energietransitie (Kamerstuk 33 529, nr. 469).

Bij brieven van 21 mei 2019 (Kamerstuk 32 849, nr 187) en 10 juli 2019 (Kamerstuk 32 849, nr. 189) is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen van het kabinet om, mede gebaseerd op adviezen hierover van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb), te komen tot een uniforme landelijke en onafhankelijke beoordeling en afhandeling van mogelijke mijnbouwschade. Waar in Groningen de schadeafhandeling plaatsvindt in het publieke domein, wordt de schadeafhandeling in de rest van Nederland onder publieke regie gerealiseerd. Dit krijgt vorm in een overzichtelijke procedure en een transparante behandeling en beoordeling van schadeclaims door een onafhankelijke en deskundige commissie, de Commissie Mijnbouwschade. Deze nieuwe wijze van afhandeling van mijnbouwschade zal waarschijnlijk in 2020 van kracht kunnen worden. Uitgangspunt hierbij is dat mijnbouwschade wordt vergoed door de betreffende mijnbouwonderneming en de apparaatskosten van de Commissie Mijnbouwschade door EZK.

Europese Dossiers (energie)

Over de afronding van de onderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie (trilogen) over de voorstellen van de Commissie voor de herziening van de richtlijnen hernieuwbare energie (RED) en energie-efficiëntie (EED), de nieuwe Governance-verordening en de voorstellen voor een nieuw marktontwerp van de elektriciteitsmarkt en de ACER-verordening is de Tweede Kamer geïnformeerd aan de hand van het verslag van de Energieraad van 11 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 716) en het verslag van de Energieraad van 19 december 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 741).

Daarmee zijn de Europese klimaat- en energiedoelen voor 2030 vastgelegd en is het nieuwe marktontwerp voor elektriciteit afgerond. Medio 2020 zal de Europese Commissie naar verwachting herzieningen van de richtlijn en de verordening aardgas publiceren, met als doel eenzelfde soort wijziging aan te brengen als met het nieuwe marktontwerp voor elektriciteit. Er zal naar verwachting aandacht zijn voor de rol van groen gas en waterstof in het energiesysteem.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

VERPLICHTINGEN

11.778.791

11.799.422

10.697.624

420.230

413.049

414.697

417.908

Waarvan garantieverplichtingen (indien van toepassing)

0

67.880

71.300

0

0

0

0

Waarvan overige verplichtingen (indien van toepassing)

11.778.791

11.731.542

10.626.324

420.230

413.049

414.697

417.908

               

UITGAVEN

2.875.719

2.989.066

3.671.790

3.790.555

3.854.573

4.406.585

4.489.284

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

80%

       
               

Subsidies

1.412.704

1.819.072

3.410.444

3.471.141

3.558.644

4.105.915

4.187.865

Tenderregeling Energie-innovatie (TSE)

63.400

63.166

35.244

38.700

43.700

43.700

43.700

SDE+-projecten (Hernieuwbare Energie Regeling)

30.665

29.259

48.040

15.540

3.040

540

540

Energie-efficiëntie

7.092

4.033

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

Green Deals

3.903

500

500

500

500

500

500

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)

28.193

67.930

66.806

57.000

70.500

70.550

70.300

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

860

1.500

4.900

4.341

5.475

4.296

1.696

Projecten Klimaat en Energieakkoord

3.628

4.850

         

MEP

25.492

1.236

         

SDE

615.295

652.151

699.167

663.831

687.400

648.200

559.800

SDE+

486.646

702.740

2.322.649

2.575.236

2.633.236

3.222.736

3.393.936

Aardwarmte

21.000

15.000

         

ISDE-regeling

69.864

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

36.895

45.305

105.595

0

     

Carbon Capture and Storage (CCS)

1.438

2.365

4.080

3.380

2.880

3.480

5.480

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

7.809

150

         

Hoge Flux Reactor

7.250

7.250

7.651

5.401

5.401

5.401

5.401

Elektrisch rijden

232

45

         

Caribisch Nederland

3.042

3.599

4.944

4.844

4.144

4.144

4.144

Overige subsidies

 

21.093

6.000

       

Maatregelen voor CO2-reductie

 

96.900

2.500

       
               

Leningen

19.840

3.000

4.000

5.000

8.000

9.000

10.000

Pallas

19.840

           

Lening EBN

 

3.000

4.000

5.000

8.000

9.000

10.000

               

Garanties

1.019

3.500

         

Verliesdeclaraties Aardwarmte

1.019

3.500

         
               

Opdrachten

9.053

9.907

11.499

11.856

12.557

11.632

11.632

Onderzoek mijnbouwbodembeweging

2.410

1.906

1.916

2.170

2.470

1.470

1.470

SodM onderzoek

873

2.425

1.925

2.025

2.425

2.500

2.500

Uitvoeringsagenda Klimaat

373

717

823

823

823

823

823

Klimaat mondiaal

92

424

369

369

370

370

370

Overige onderzoeken en opdrachten

5.299

4.435

6.466

6.469

6.469

6.469

6.469

               

Bijdragen aan agentschappen

65.341

75.653

62.421

58.555

58.091

63.358

63.358

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

56.675

64.489

50.498

47.751

47.287

52.371

52.371

KNMI

1.147

1.516

1.143

1.143

1.143

1.326

1.326

Nederlandse Emissie Autoriteit (NEa)

5.594

7.182

7.194

6.077

6.077

6.077

6.077

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

721

840

841

841

841

841

841

RIVM

0

46

1.513

1.513

1.513

1.513

1.513

RWS

1.204

1.580

1.232

1.230

1.230

1.230

1.230

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

150.348

136.372

141.955

140.076

140.081

140.081

140.081

Doorsluis COVA-heffing

110.760

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

TNO Kerndepartement

37.809

23.583

29.166

27.287

27.292

27.292

27.292

TNO SodM

1.779

1.789

1.789

1.789

1.789

1.789

1.789

               

Bijdragen aan mede-overheden

20.988

24.093

23.602

27.390

1.331

   

Uitkoopregeling

20.988

24.093

23.602

27.390

1.331

   
               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

158.686

13.557

13.169

10.204

9.536

10.266

10.015

ECN-NRG

158.040

11.343

11.675

8.658

7.983

8.713

8.462

Internationale contributies

646

2.214

1.494

1.546

1.553

1.553

1.553

               

Stortingen in reserves

1.037.740

903.912

4.700

66.333

66.333

66.333

66.333

Storting in begrotingsreserve duurzame energie

537.740

902.632

 

66.333

66.333

66.333

66.333

Storting in begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

500.000

           

Storting in begrotingsreserve aardwarmte

 

1.280

4.700

       
               

ONTVANGSTEN

3.201.275

2.492.230

3.387.161

3.152.011

3.176.011

3.852.311

4.016.011

COVA-heffing

110.760

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

1.033.046

1.730.000

2.411.000

2.648.000

2.692.000

2.838.300

3.062.000

Ontvangsten zoutwinning

2.599

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

ETS-ontvangsten

504.215

380.000

450.000

380.000

360.000

440.000

430.000

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie

73.000

78.000

73.000

   

450.000

400.000

Aardgasbaten

1.461.955

           

Onttrekking begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

 

170.950

324.450

       

Diverse ontvangsten

15.700

19.769

15.200

10.500

10.500

10.500

10.500

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Van het totale subsidiebudget is 83% juridisch verplicht. Dit percentage is hoog als gevolg van uitfinanciering van tot en met 2019 aangegane verplichtingen, met name langlopende uitbetalingen op reeds afgegeven beschikkingen in het kader van de SDE en verplichtingen die in 2011 tot en met 2019 zijn aangegaan voor de SDE+. Omdat het resterende budget van de duurzame energieregelingen in de begrotingsreserve duurzame energie gestort zal worden, is het subsidiebudget weinig flexibel.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 25% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren verstrekte opdrachten, met name voor projecten op het gebied van mijnbouw/bodembeweging, energie- en klimaatonderzoek en ter ondersteuning van de uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Het resterende budget is voor een groot deel bestuurlijk gebonden, onder meer door de afspraken die zijn gemaakt over het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM), de wettelijke taken van EZK op het gebied van de RCR en de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) en de verplichting planschade als gevolg van energieprojecten te vergoeden.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van de opdracht 2020 aan RVO.nl, NVWA, het KNMI, de NEa, het RIVM en RWS en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Op dit onderdeel is sprake van zeer beperkte budgetflexibiliteit, hoewel slechts 17% van het budget juridisch verplicht is. Deze beperkte budgetflexibiliteit vloeit met name voort uit de doorsluis van de COVA-heffing op aardolieproducten, bedoeld voor het dekken van de kosten van het aanhouden van strategische olievoorraden. Dit is gebaseerd op nationale en internationale wetgeving. Daarnaast wordt de bijdrage aan TNO (energie-, klimaat- en mijnbouwonderzoek) uit dit budget bekostigd.

Bijdragen aan medeoverheden: Het budget betreft de bijdrage van EZK aan de kosten van uitkoop van woningen die loodrecht onder hoogspanningslijnen staan. De regeling is per 1 januari 2017 opengesteld en wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd. Het budget is daarmee niet juridisch verplicht, maar zeer beperkt flexibel, aangezien het kabinet naar de betrokken huiseigenaren heeft aangegeven dat de uitkoopregeling een looptijd van vijf jaar kent.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van het beschikbare budget voor (inter)nationale organisaties is 70% juridisch verplicht, vooral door de bijdrage aan ECN-NRG ten behoeve van nucleaire activiteiten. Daarnaast worden uit dit onderdeel de jaarlijkse contributies aan internationale klimaat- en energieorganisaties gefinancierd. Dit betekent dat er op dit onderdeel sprake is van enige budgetflexibiliteit, zij het beperkt op de korte termijn.

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Tenderregeling Energie-Innovatie (TSE)

Met de Tenderregeling Energie-innovaties (TSE) stimuleert en ondersteunt EZK innovaties op het gebied van energie. De Topsector Energie richt zich op de verduurzaming van de energievoorziening en de versterking van de toegevoegde waarde van de energiesector voor de Nederlandse economie. De inzet van de Topsector Energie staat volledig in het teken van het Klimaatakkoord, de Integrale Kennis- en Innovatieagenda voor klimaat en energie en de daarin opgenomen Meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s (MMIP). In samenwerking tussen de overheid, het bedrijfsleven en kennisinstellingen werkt de Topsector aan innovaties voor de energieproductie op zee, hernieuwbare energieproductie op land, warmte voor en energiebesparing in de gebouwde omgeving, flexibilisering van het energiesysteem, waaronder de inzet van waterstof en slimme netten en energie-innovaties in de industrie. Daarnaast zet de Topsector Energie in op twee doorsnijdende thema’s, de inpassing van energie uit hernieuwbare bronnen in het energiesysteem en maatschappelijk verantwoord innoveren, zodat de innovaties aansluiten bij de gebruikersvoorkeuren.

SDE+-projecten (Hernieuwbare Energie Regeling)

De Hernieuwbare Energie Regeling (HER) richt zich op energie-innovaties die op termijn moeten leiden tot lagere SDE+-subsidies. Hiervoor is een afgezonderd deel van de SDE+-middelen beschikbaar.

Energie-efficiëntie

EZK financiert projecten ter uitvoering van de Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie (MJA-E) voor verbetering van de energie-efficiëntie. Deze afspraken zijn gericht op de realisatie van CO2-reductie en het behalen van de energiebesparingsdoelen in het Energieakkoord.

Green Deals

Green Deals zijn gericht op het ruimte geven aan vernieuwende initiatieven uit de samenleving om de transitie naar een duurzame economie te versnellen. De Green Deal aanpak is sinds 2011 een onderdeel van het groene groei beleid van het kabinet. Zij hebben een bijdrage geleverd aan de realisatie van de ambities in het Energieakkoord. Green Deals kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de innovatie, opschaling en uitrol van de afspraken in het Klimaatakkoord. De onderwerpen van deze energiedeals zijn zeer divers, variërend van participatie van de omgeving in duurzame energieprojecten, energiebesparing, warmtenetten, aardwarmte tot elektrisch vervoer. Green Deals zijn grotendeels budgetneutraal: er is een kleine hoeveelheid procesgeld (€ 0,5 mln per jaar) beschikbaar om initiatieven verder te brengen. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.greendeals.nl/.

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)

De Demonstratieregeling Klimaat – en Energie-innovatie (DEI+) komt voort uit het Energieakkoord en is vanaf 2019 in lijn gebracht met het Klimaatakkoord. De DEI+ is gericht op het ondersteunen van versnelling van de commercialisering van pilot- en demonstratieprojecten van klimaat- en energie-innovaties voor de export die een bijdrage kunnen leveren aan Nederlandse CO2-reductie. De regeling draagt bij aan de ambitie om de economische waarde van de schone energie-technologieketen in 2020 te verviervoudigen ten opzichte van 2010. De regeling is medio 2014 voor het eerst opengesteld. In het najaar van 2017 is de beleidsevaluatie van de energie-innovatieregelingen (waaronder de DEI) afgerond (Kamerstuk 30 196, nr. 572). Belangrijkste aanbeveling uit de evaluatie was om meer in te zetten op meerjarige innovatieprogramma’s dan nu het geval is. De Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2020 zal inzicht geven in de realisatie tot nu toe op weg naar de afgesproken ambitie naar 2020.

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

Bij amendement (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 117 en Kamerstuk 37 775 XIII, nr. 113) heeft de Tweede Kamer gevraagd om de instelling van een Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) die tot doel heeft innovatieve manieren om de scheepsbouw te verduurzamen te stimuleren. Op basis van de tussentijdse evaluatie (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 83) zijn middelen gereserveerd om deze regeling de komende drie jaar open te stellen voor een bedrag van € 4,6 mln per jaar.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) / Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

MEP-subsidie is verleend aan producenten van elektriciteit uit wind- en zonne-energie, waterkracht en biomassa. Projecten ontvingen MEP-subsidie tot aan het einde van de subsidietermijn. De MEP-subsidie geldt voor een periode van tien jaar. Aan het eind van de looptijd wordt de definitieve subsidie vastgesteld. In 2020 worden geen betalingen op de MEP meer verwacht.

De regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) is de opvolger van de MEP. De SDE is een exploitatiesubsidie die het verschil vergoedt tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. De regeling is daarmee breder dan de MEP. Met ingang van 2011 is de SDE omgevormd en aangepast tot de SDE+. De voor 2020 en verder geraamde budgetten betreffen de uitfinanciering van verplichtingen die in het verleden in het kader van de SDE zijn aangegaan.

Stimulering Duurzame Energieproductie+ (SDE+)

In het Energieakkoord voor duurzame energie is afgesproken dat Nederland in 2020 een aandeel van 14% hernieuwbare energieproductie heeft. Verder is afgesproken dat dit aandeel in 2023 16% zal zijn. Het belangrijkste instrument dat het kabinet heeft om dit te realiseren is de SDE+. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top. Doordat in de SDE+ goedkopere projecten voorrang hebben bij het verkrijgen van subsidie en er concurrentie is tussen verschillende vormen van hernieuwbare energie, zal op de meest kosteneffectieve wijze de productie van hernieuwbare energie worden gestimuleerd. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de energieprijs. Voor de reguliere SDE+ geldt dat een groot deel van de Najaarsronde 2019 (€ 5 mld) pas in 2020 verplicht zal worden. Daarnaast is voor de openstelling van de SDE+ in 2020 € 5 mld gereserveerd. In het budget wordt opnieuw uitgegaan van een subsidieloze tender Windenergie op Zee.

Beschikbare middelen en geraamde kasuitloop subsidieregelingen duurzame energie

Beschikbare middelen en geraamde kasuitloop subsidieregelingen duurzame energie

NB: De verwachte kasuitgaven zijn gebaseerd op realistische inschattingen. Een deel van de beschikbare ruimte zal daarom als reserve aangehouden moeten worden om tegenvallers op te kunnen vangen.

NB: De beschikbare kasmiddelen en de geraamde uitgaven zijn inclusief de uitgaven voor het Klimaatakkoord en de bedragen die na 2022 uit de begrotingsreserve duurzame energie zijn toegevoegd aan het SDE+-budget.

Aardwarmte

Vanuit de Klimaatenveloppe 2018 is € 36 mln beschikbaar gekomen voor een project van EBN om in samenwerking met TNO de ondergrond in Nederland in kaart te brengen, zodat inzicht verkregen kan worden in het volledige potentieel van aardwarmte in Nederland.

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE)

De regeling InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE) is in 2016 ingevoerd en beoogt de stimulering van kleinschalige duurzame warmteopties. Het kabinet zal als onderdeel van de evaluatie van de ISDE in 2019 kritisch kijken naar de wenselijkheid van verdere stimulering van kleinschalige verbranding van biomassa (pelletkachels en installaties <0,5 MW). In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de ISDE jaarlijks voor € 100 mln wordt opengesteld: de structurele overheveling van budget hiervoor uit de SDE+ is in deze begroting verwerkt.

Compensatie indirecte kosten ETS elektriciteitsgrootverbruikers

Door de introductie van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) wordt de CO2-prijs door de elektriciteitsproducenten aan de elektriciteitsgrootgebruikers doorberekend. Elektriciteitsgrootgebruikers die internationaal concurreren kunnen in veel gevallen die CO2-kosten (ook wel indirecte kosten genoemd) niet doorberekenen, omdat de concurrenten buiten de EU die kosten niet hebben. Naast verstoring van het gelijke speelveld leidt dit tot een CO2-weglekrisico (het verplaatsen van bedrijven met veel directe of indirecte CO2-uitstoot naar landen waar de uitstoot van CO2 geen prijs heeft). Voor de compensatie van de indirecte kosten in het kader van het ETS is, gelet op de gestegen CO2-prijs, in 2020 ten opzichte van 2019 het beschikbare budget opgehoogd naar € 105,6 mln.

Carbon Capture and Storage (CCS)

De afvang en opslag van CO2 (CCS) wordt gezien als een onmisbare transitietechnologie in de mix van maatregelen om kosteneffectief CO2-uitstoot te reduceren in bepaalde industriële sectoren. Om CCS breed toe te kunnen passen is het belangrijk om in te zetten op (internationaal) onderzoek, grootschalige demonstratieprojecten, realiseren van kostenreductie en het wegnemen van belemmeringen. Om internationaal onderzoek naar CO2-afvang, -transport en -opslag te bevorderen, neemt Nederland deel aan het Europese onderzoeksprogramma ACT (Accelerating CCS Technologies). EZK heeft voor ACT I ruim € 4 mln aan onderzoeksbudget beschikbaar gesteld (2017–2020). Voor ACT II (2019–2022) stelt Nederland € 4,5 mln beschikbaar. Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven werken hierin samen met organisaties uit Europa en Noord-Amerika.

Hoge Flux Reactor (HFR)

De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nuclear Research and consultancy Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma’s. De voor de HFR opgenomen middelen betreffen de Nederlandse bijdrage aan het «aanvullend programma» van het Joint Research Centre van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma van de HFR is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.

Caribisch Nederland

De energievoorziening op de eilanden van Caribisch Nederland kent schaalnadelen, anderzijds zijn er zeer goede mogelijkheden voor elektriciteitsproductie met wind en zon. Het Ministerie van EZK zet in op kostprijsverlaging door introductie van duurzame elektriciteitsproductie en op andere ondersteuning van de elektriciteitsbedrijven op Caribisch Nederland.

Overige subsidies

Het voor 2020 beschikbare budget betreft betalingen ten behoeve van het Expertisecentrum Warmte (ECW).

Maatregelen voor CO2-reductie

Er wordt in totaal € 94,4 mln in 2019 beschikbaar gesteld voor maatregelen ten aanzien van individuele bedrijven waarmee een significante broeikasgasreductie kan worden behaald. Het gaat hierbij om de sluiting van de Hemweg-centrale van Vattenfall NV per 1-1-2020 en reducerende maatregelen bij het bedrijf Fibrant op Chemelot. Daarnaast wordt met de invoering van de informatieplicht, die per 1 juli 2019 wordt ingevoerd, voor bedrijven – met name MKB – de uitvoering van de energiebesparingsverplichting vergemakkelijkt. Hiervoor is € 2,5 mln beschikbaar in 2019 en € 2,5 mln in 2020.

Leningen

Pallas

In 2014 is aan de stichting Voorbereiding Pallas-reactor een lening ter beschikking gesteld met een hoofdsom van € 40 mln. De hoofdsom wordt in tranches beschikbaar gesteld op basis van verzoeken door de stichting. In 2018 is de laatste tranche van de lening door de stichting opgevraagd.

EBN

Op 21 maart 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 298) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de financiële deelname van Energie Bedrijf Nederland (EBN) in geothermieprojecten. Om deze taak de komende jaren invulling te geven komt er cumulatief € 48 mln beschikbaar die als lening aan EBN zal worden verstrekt. De door EBN verkregen rendementen op geothermieprojecten zullen vanaf 2026 worden gebruikt om de lening af te lossen.

Garanties

Aardwarmte

Aardwarmte betreft het winnen van warmte uit diepe aardlagen. Het potentieel van aardwarmte is 15 petajoule (PJ) in 2030. Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. De garantieregeling aardwarmte heeft als doel het afdekken van het risico dat het boren van putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is. Omdat dit risico in de markt (nog) niet verzekerbaar is, dekt de overheid dit risico af door middel van het verlenen van garanties aan marktpartijen die hiervoor een kostendekkende premie betalen. De uitgaven betreffen enerzijds uit te keren verliesdeclaraties, anderzijds de storting van ontvangen premies in de begrotingsreserve aardwarmte.

Opdrachten

Onderzoek mijnbouw-bodembeweging

Dit budget betreft onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) en (onderzoeks)opdrachten van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en de Mijnraad gerelateerd aan de aardbevingsproblematiek in Groningen en de mijnbouwproblematiek in Limburg. Ook worden uit dit budget adviezen bekostigd in het kader van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO).

SodM onderzoek

Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft op basis van haar onafhankelijke positie een eigen budget om onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) uit te kunnen voeren.

Uitvoeringsagenda Klimaat

Vanuit dit budget worden uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de ontwikkeling van de klimaatagenda gefinancierd.

Klimaat mondiaal

Dit budget is bedoeld om kosten rondom mondiale klimaatprojecten, zoals de jaarlijkse Conference of Parties (COP) klimaatbijeenkomst, te financieren.

Overige onderzoeken en opdrachten

Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het klimaat- en energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag. Ook worden diverse uitgaven ter uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR) uit dit budget bekostigd, zoals het ondersteunen van Rijksinpassingsplannen, opstellen MER-adviezen ten aanzien van kavelbesluiten, het opstellen en uitvoeren van communicatieplannen, het inschakelen van gebiedscoördinatoren en planschadeadviseurs en het doen van planschade-uitkeringen. Het RCR-budget is ook bedoeld om de visie uit de Kamerbrief «Samen energieprojecten realiseren: visie op omgevingsmanagement» en vervolgbrieven (Kamerstuk 31 239, nr. 211, Kamerstuk 31 239, nr 254) binnen de RCR vorm te geven. Het budget wordt aangewend om pilots, ondersteuning en training op het gebied van omgevingsmanagement binnen RCR-projecten (wind, zon, hoogspanning, mijnbouw) te organiseren.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Dit budget betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO.nl van energiesubsidieregelingen, waaronder de innovatieregelingen (DEI+, TSE, HER), de ISDE en Stimulering Duurzame Energieproductie(+) (SDE/SDE+/SDE++). Voor een deel heeft het budget betrekking op voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden van RVO.nl op het gebied van het klimaat- en energiebeleid naar aanleiding van het Klimaatakkoord.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

De werkzaamheden die het KNMI voor EZK uitvoert betreffen vooral de advisering en ondersteuning van de uitvoering van het mijnbouw-, klimaat- en energiebeleid. De werkzaamheden zijn onder te verdelen in monitoring van seismiciteit (veelvuldigheid en hevigheid waarmee op een bepaalde plaats aardbevingen voorkomen) van de gaswinning en overige mijnbouwactiviteiten, kennisontwikkeling en advisering over aan mijnbouw gerelateerde risico’s en communicatie en informatievoorziening. Daarnaast verricht het KNMI in internationaal verband diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek voor verschillende internationale gremia, waaronder het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Met ingang van 2018 verstrekt EZK een jaarlijkse opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van de emissiehandel, alsmede met betrekking tot het register voor biobrandstoffen en het toezicht op de bijstook van biomassa bij elektriciteitscentrales. Daarnaast wordt in 2020 aan de NEa een opdracht verstrekt voor de uitvoering van de CO2-minimumprijs voor elektriciteitsproductie.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

NVWA voert het toezicht uit op de naleving van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De werkzaamheden van NVWA in dat kader betreffen het uitvoeren van inspecties en producttesten, het onderhouden van internationale contacten, interventies bij niet-naleving, het volgen van marktontwikkelingen en het geven van voorlichting.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Het betreft hier de uitvoering van twee kennisopdrachten voor de Emissieregistratie (vaststelling van een dataset met eenduidige emissiegegevens) en voor het Montreal Protocol (uitvoering van studies en monitoringsactiviteiten als lid van het Scientific Assessment Panel van het Montreal Protocol). Er zal op dit instrument geen realisatie plaatsvinden, omdat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) als coördinerend opdrachtgever voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat optreedt en de beschikbare budgetten naar de coördinerende opdrachtgever worden overgeheveld gedurende het uitvoeringsjaar.

Rijkswaterstaat (RWS)

De werkzaamheden van RWS richten zich op de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieuwet- en regelgeving) en de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op het beleidsterrein klimaat (onder andere het faciliteren van kennisdeling onder medeoverheden en het uitvoeren van wettelijke taken rondom ozonlaagafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen).

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis heffing Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)

Het crisisbeleid gericht op de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. De Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven houden in opdracht van EZK strategische olievoorraden aan in lijn met hetgeen hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva 2012). De uitgavenreeks op de EZK-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,– per 1.000 liter benzine, diesel, LPG en andere (motor)brandstoffen en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van EZK keert de opbrengst van de heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de COVA.

TNO Kerndepartement

Dit betreft een bijdrage vanuit EZK aan TNO-AGE voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en van het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland. Daarnaast wordt uit dit budget het toegepaste duurzame energieonderzoek gefinancierd dat met ingang van 2018 van ECN is overgegaan naar TNO.

TNO SodM

Dit betreft eveneens de adviestaak van TNO-AGE voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en de Mijnbouwregeling, maar dan de bijdrage vanuit het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

Woningen die loodrecht onder de hoogspanningslijnen staan van 220kV- en 380kV-verbindingen en 110kV- en 150kV-verbindingen buiten de bevolkingskernen, komen sinds 1 januari 2017 in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk heeft in de periode 2017–2021 € 140 mln beschikbaar gesteld voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten zorgen dat door herbestemming de woonfunctie van het betreffende pand wordt gewijzigd. De regeling is samen met de betrokken gemeenten uitgewerkt en heeft een looptijd van vijf jaar (Staatscourant nr. 68302). De regeling wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd. In samenhang hiermee heeft het Rijk per 1 januari 2019 wettelijk mogelijk gemaakt dat op verzoek van een gemeente en/of provincie bestaande hoogspanningslijnen van 50, 110 en 150 kV binnen bevolkingskernen onder de grond gebracht kunnen worden (verkabelen) of dat de tracés kunnen worden verplaatst.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Nuclear Research and consultancy Group (ECN-NRG)

De Nuclear Research and consultancy Group, die onderdeel is van de Stichting ECN, voert onderzoeksactiviteiten uit op het gebied van onder meer de nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid.

Met ingang van het jaar 2019 is het budget substantieel lager, omdat het duurzame energieonderzoek van de stichting ECN per 1 april 2018 is afgesplitst en voortaan gefinancierd wordt via het budget TNO-Kerndepartement (zie hierboven). Het duurzame energieonderzoek van de Stichting ECN en TNO is samengevoegd in een herkenbaar onderzoekscentrum onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van TNO.

Internationale contributies

Nederland kiest voor een actieve participatie in met name de internationale netwerken van het IEA (kennissamenwerking en oliecrisisbeleid), het International Renewable Energy Agency (IRENA, hernieuwbare energie), Clean Energy Ministerial (uitrol van bestaande duurzame energie-technologie), Mission Innovation (vergroten van inzet op energie-innovatie) en het Energy Charter (investeringsbescherming en energietransit). De contributies volgen uit internationale verplichtingen en komen overeen met de contributies in 2019. Daarnaast ontvangt het Clingendael International Energy Programme jaarlijks € 50.000 subsidie voor het uitvoeren van publieke activiteiten ter ondersteuning van de maatschappelijke discussie over internationale ontwikkelingen in de energiesector. Internationale klimaatcontributies versterken de internationale positie van Nederland in het wereldwijde klimaatdebat. Deze contributies gaan onder andere naar het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het Montrealprotocol, het verdrag van Wenen en de OESO.

Stortingen in reserves

Voor de stortingen in de verschillende reserves wordt verwezen naar wat hierover is opgenomen onder «toelichting op de begrotingsreserves».

Toelichting op de ontvangsten

COVA

Deze ontvangsten betreffen ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis heffing COVA».

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

Het uitgaveninstrument voor de SDE+-subsidie is tegelijkertijd ingesteld met een opslag op de energierekening, de Opslag Duurzame energie (ODE). Deze opslag is in 2013 ingevoerd en stijgt naar de huidige inzichten in 2020 naar € 2,4 mld. De ruimte voor de uitgaven en de geraamde inkomsten waren oorspronkelijk aan elkaar gelijk. In bijgaande tabel is de relatie tussen uitgaven voor de SDE+ en ODE-ontvangsten verduidelijkt.

 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand SDE+ Ontwerpbegroting 2020

702.740

2.322.649

2.575.236

2.633.236

3.222.736

3.393.936

Stand ODE Ontwerpbegroting 2020

1.730.000

2.411.000

2.648.000

2.692.000

2.838.300

3.062.000

Verschil tussen SDE+ en ODE

– 1.027.260

– 88.351

– 72.764

– 58.764

384.436

331.936

             

Verklaring:

           

Dekking uitvoeringskosten RVO t.b.v. energieregelingen

– 13.128

– 12.328

– 12.328

– 12.328

– 12.328

– 12.328

Financiering Hernieuwbare Energie Regeling (HER)

– 50.000

– 50.000

– 17.500

– 5.000

– 2.500

 

Financiering InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE)

– 100.000

– 100.000

– 100.000

– 100.000

– 100.000

– 100.000

Geplande storting SDE+-budget in reserve duurzame energie

– 838.062

         

Budgetoverheveling van/naar andere departementen

– 10.507

– 8.143

44

44

44

44

Overboeking naar diensten/org.onderdelen EZK (o.a. ECN-TNO/ACM)

– 1.563

– 780

– 780

– 780

– 780

– 780

Kasschuif van 2019 naar 2020, 2021 en 2022

– 60.000

34.900

10.800

14.300

   

Onttrekking aan de reserve duurzame energie

       

450.000

400.000

Overheveling budget van SDE naar SDE+

46.000

48.000

47.000

45.000

50.000

45.000

Totaal verklaard

– 1.027.260

– 88.351

– 72.764

– 58.764

384.436

331.936

Ontvangsten zoutwinning

Deze ontvangsten betreffen opbrengsten uit afgegeven concessies voor de winning van steenzout.

ETS-ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS). De geraamde ontvangsten zijn gebaseerd op het aantal te veilen ETS-rechten en de prijs per recht.

Aardgasbaten

Op basis van Motie Nijboer (Kamerstuk 34 960, nr. 10) presenteert EZK sinds de begroting 2019 alle activiteiten betreffende gaswinning, schade, versterken en de toekomst van Groningen op één begrotingsartikel, artikel 5.

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie

De onttrekking aan de reserve in de jaren 2019 en 2020 (€ 151 mln) maakt deel uit van de tijdelijke onttrekking van in totaal € 398 mln in de periode 2015–2020 die bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2015 aan de orde is geweest (zie hiervoor onder meer het antwoord op vraag 5 en 6 in Kamerstuk 34 210 XIII, nr. 4, blz. 5–7). De volledige € 398 mln wordt in de periode 2021 tot en met 2026 teruggestort in de reserve.

Conform de afspraak in de Startnota van het kabinet Rutte-III dat de middelen in de reserve bij het afsluiten van het Klimaatakkoord toegevoegd zullen worden aan de voor de SDE+ beschikbare middelen, zal na 2022 in totaal € 1,7 mld aan de reserve worden onttrokken.

Diverse ontvangsten

Deze ontvangsten hebben voor een deel betrekking op doorberekening van kosten, aan initiatiefnemers van energieprojecten, die het Ministerie van EZK maakt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Daarnaast worden ook de door het ministerie betaalde planschade-uitkeringen verhaald op deze initiatiefnemers. Ook de ontvangen provisies in het kader van de garantieregeling aardwarmte, de onttrekkingen aan de begrotingsreserve aardwarmte en de door RVO.nl terugontvangen subsidievoorschotten worden ten gunste van dit budget begroot.

Toelichting op de begrotingsreserves

Stand begrotingsreserves per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)
   

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve duurzame energie

2.239.406

100%

Begrotingsreserve Aardwarmte

21.554

100%

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

6.600

0%

Begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie

500.000

0%

Duurzame energie

De begrotingsreserve voor duurzame energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij of het niet doorgaan van projecten waaraan subsidie is toegekend op basis van de MEP, de SDE, de SDE+, de HER of de ISDE. Via de reserve blijven deze middelen ook in de toekomst beschikbaar voor het stimuleren van hernieuwbare energieproductie. De afspraken over en de werking van de begrotingsreserve Duurzame Energie zijn het meest recent toegelicht in de volgende stukken:

  • Kamerstuk 31 865, nr. 79: Brief van Minister van EZ van 25 maart 2016 inzake het behouden van de middelen van de reserve;

  • Kamerstuk 31 239, nr. 218: Brief van Minister van EZ van 1 juli 2016 inzake voor- en nadelen fondsvorming en specificaties begrotingsreserve duurzame energie, waaronder een toelichting op het aandeel «juridisch verplicht».

A – Specificatie van begrotingsreserve Duurzame Energie en percentage juridisch verplicht

Specificatie begrotingsreserve Duurzame Energie (x € 1 mln)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Totaal

Juridisch verplicht

MEP (algemene middelen)

23

16

2

0

34

– 2

73

100%

SDE (algemene middelen)

143

220

297

191

63

15

929

Tijdelijke onttrekking (MEP/SDE)

   

– 20

– 77

– 77

– 73

– 274

SDE+ (ODE gefinancierd)

59

134

204

282

281

523

1.483

100%

Totaal

225

370

483

396

301

464

2.239

100%

Eind 2018 bedraagt de stand van de reserve € 2.239,4 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Naar de huidige inzichten, onder meer gebaseerd op de meerjarenramingen van RVO (de uitvoerder van de SDE+), zal de begrotingsreserve duurzame energie in de jaren tot en met 2020 nog toenemen (2019 + 825 mln, 2020 + € 179 mln).

B – Overzicht met geraamd verloop van de begrotingsreserve Duurzame Energie

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Duurzame Energie (x € 1 mln)

2019

2020

Stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 31.12

2.239

903

– 78

3.064

252

– 73

3.243

Voor 2020 wordt een toevoeging aan de reserve geraamd van € 903 mln en zal € 78 mln aan de reserve worden onttrokken.

Dit betreft met name lagere uitgaven aan de SDE+. Ook voor 2020 bestaat de geraamde toevoeging uit lagere uitgaven aan met name de SDE+.

Met de brief van 25 maart 2016 (Kamerstuk 31 865, nr. 79, blz. 2) is uiteengezet dat een nieuw kabinet de in de begrotingsreserve opgebouwde middelen kan overboeken naar de begroting en de meerjarencijfers op basis van de dan actuele inzichten. Naast de al geplande tijdelijke onttrekking van € 151 mln in de jaren 2019 en 2020 is in de jaren 2023 tot en met 2028 rekening gehouden met een onttrekking uit de begrotingsreserve en overboeking naar het SDE+-budget van in totaal € 1,7 mld. Van de € 3,2 mld die naar verwachting eind 2020 in de begrotingsreserve beschikbaar is (zie tabel hierboven) zal dan nog € 1,5 mld resteren. Deze € 1,5 mld moet gezien worden als een noodzakelijke buffer om eventuele tegenvallers in de ontwikkeling van de energieprijs (en daarmee hogere subsidie-uitkeringen) in de periode 2020–2030 op te kunnen vangen.

Aardwarmte

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Aardwarmte (x € 1 mln)

2019

2020

Stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 31.12

22

1

4

19

5

0

24

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor het mogelijk uitbetalen van verliesdeclaraties meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten (premies) en uitgaven (verliesdeclaraties) op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een kostendekkende premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. Het uitstaande bedrag aan garanties bedroeg per 1 januari 2018 € 70,5 mln. Omdat het hier om omvangrijke garanties gaat (maximaal € 18,7 mln per project) is in 2014 een extra storting in de reserve gedaan van ruim € 9 mln. Uit het toetsingskader van de garantieregeling aardwarmte blijkt dat, gelet op het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om de komende jaren een gemiddeld garantieplafond van € 66,6 mln per jaar mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% inflexibel.

De begrotingsreserve Aardwarmte is er op gericht inkomsten uit premies en uitgaven voor verliesdeclaraties op basis van de garantieregeling Aardwarmte, die over de jaren kunnen fluctueren, te verevenen. De reserve wordt aangehouden om als buffer te dienen voor uitgaven door EZK voor uit te keren verliesdeclaraties indien aardwarmteprojecten niet het warmterendement opleveren waar van te voren op was gerekend. Gelet op de belangrijke rol die aardwarmte/geothermie ook in het Klimaatakkoord gaat spelen is de verwachting dat de komende jaren een toenemend beroep op de garantieregeling zal worden gedaan. Dit zal enerzijds leiden tot hogere premie-inkomsten (stortingen), anderzijds tot hogere uitgaven aan verliesdeclaraties (onttrekkingen). Wat dit per saldo voor gevolgen zal hebben voor de omvang van de reserve is nu nog niet te voorzien.

Voor meer informatie over de ontwikkeling van de garanties en het verloop van de reserve wordt verwezen naar het overzicht van de risicoregelingen in het hoofdstuk Beleidsagenda van deze begroting.

ECN

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve ECN (x € 1 mln)

2019

2020

Stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 31.12

7

0

0

7

0

0

7

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als ECN – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de afgesloten leningsovereenkomst. Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Maatregelen CO2-reductie

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve maatregelen CO2 -reductie (x € 1 mln)

2019

2020

Stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 31.12

500

0

171

329

0

324

5

Het kabinet zal in 2019 en 2020 additionele maatregelen nemen om aanvullende CO2-reductie te realiseren (Kamerstuk 32 813, nr. 341). Gelet op de onzekere aard en timing van de aanvullende maatregelen heeft het kabinet besloten deze maatregelen via een tijdelijke begrotingsreserve met een omvang van € 500 mln financieel mogelijk te maken bij de Najaarsnota 2018. Andere departementen, zoals LNV, IenW en BZK hebben ook een beroep kunnen doen op deze reserve voor CO2-reducerende maatregelen. Door middel van aparte Incidentele Suppletoire Begrotingen zijn de middelen uit de reserve in 2019 aan de reserve onttrokken en verdeeld over de vier betrokken departementen (Kamerstukken 35 234, nr. 1; 35 235, nr. 1; 35 236, nr. 1; 35 237, nr. 1).

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • EB Stadsverwarmingsregeling

  • EB Verlaagd tarief openbare laadpalen

  • EB en kolenbelasting Inputvrijstelling

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Tabel Fiscale regelingen 2018–2020, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € mln)1

2018

2019

2020

Energie-investeringsaftrek (EIA)

160

147

147

EB Teruggaaf energie-intensieve industrie2

7

8

8

EB Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

2

4

7

EB Salderingsregeling

199

249

307

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

89

98

129

1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

2

EB = Energiebelasting

Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord, het Klimaatakkoord en CO2-reducerende maatregelen (uitvoering Urgenda-vonnis)

Conform de motie Leegte (Kamerstuk 30 196, nr. 278) is onderstaand een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het Energieakkoord, het Klimaatakkoord en de uitvoering van het Urgenda-vonnis. De maatregelen zijn gegroepeerd op basis van de doelstelling uit het Energieakkoord waaraan de maatregelen het meest direct bijdragen. Veel maatregelen dragen echter bij aan meerdere doelen.

In de begrotingen van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn verwijzingen naar dit totaaloverzicht opgenomen. De betreffende maatregelen die op deze begrotingen staan zijn in onderstaand overzicht opgenomen. Achter de maatregelen in dit overzicht wordt aangegeven op welke begroting en beleidsartikel de maatregelen feitelijk staan.

De budgettaire gevolgen van het Energieakkoord zijn als bijlage bij de aanbiedingsbrief van het Energieakkoord gevoegd (Kamerstuk 30 196, nr. 202). Hierin zijn ook de fiscale maatregelen vermeld die onderdeel vormen van het Energieakkoord. De budgettaire gevolgen van deze aanpassingen zijn niet veranderd ten opzichte van het afsluiten van het Energieakkoord. Deze aanpassingen zijn derhalve niet meegenomen in dit overzicht en worden ook niet apart vermeld in de begroting van Financiën (IX).

De budgettaire gevolgen van het Klimaatakkoord zijn opgenomen in het Ontwerp-Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 263). De middelen die in de begrotingsreserve Maatregelen CO2-reductie beschikbaar waren voor extra maatregelen ter uitvoering van het Urgenda-vonnis zijn door middel van Incidentele Suppletoire Begrotingen toegevoegd aan de begrotingen van EZK, BZK, IenW en LNV (Kamerstuk 22 813, nr. 341).

Bedragen x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

ENERGIEBESPARING

             

MJA3 / MEE (EZK, art. 4)

3.799

2.233

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

EIA (FIN, fiscaal)

147.000

147.000

147.000

149.000

149.000

149.000

149.000

Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4)

36.895

45.305

105.595

       

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EZK, art. 4)

7.809

150

         

Overige subsidies (Warmterotonde, Expertisecentrum Warmte) (EZK, art. 4)

 

21.093

6.000

       

Innovatieagenda Energie (LNV, art. 11)

3.010

6.438

15.898

11.792

10.166

11.266

11.166

Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 11)

4.471

7.039

5.789

6.039

5.889

5.789

5.539

Energie-efficiency glastuinbouw (EG) (LNV, art. 11)

4.233

10.900

30.900

23.100

22.400

23.400

20.900

Revolverend fonds EGO (BZK, art. 4)

5.000

           

Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (BZK, art. 4)

 

35.000

         

Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4)

2.203

18.993

36.432

25.465

20.501

16.487

12.578

Energiebesparing huursector (BZK, art. 4)

121.817

130.477

144.000

       

Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

0

3.512

36.023

3.714

3.582

2.552

2.552

Revolverend fonds Energiebesparing verhuurders (BZK, art. 4)

2.800

           

Energiebesparing Koopsector (BZK, art. 4)

5.302

2.000

3.000

3.500

4.500

   

Bijdrage aan andere begrotings-

hoofdstukken Innovatieprogamma CO2 (BZK art. 4)

   

23.600

23.600

23.600

23.600

23.600

GF aardgasvrije wijken (PAW) (BZK, art. 4)

   

63.000

21.000

     

Regionale energiestrategie (RES) Gemeentefonds (BZK, art. 4)

   

2.000

       

Regionale energiestrategie (RES) Data en Monitoring (BZK, art. 4)

   

500

       

Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) (BZK, art. 4)

   

28.800

       
               

HERNIEUWBARE ENERGIE

             

MEP (EZK, art. 4)

25.492

1.236

         

SDE/SDE+, incl. flankerend beleid en Net op Zee (EZK, art.4)

1.101.942

1.354.891

3.021.816

3.239.067

3.320.636

3.870.936

3.953.736

Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZK, art. 4)

537.740

902.632

         

Storting in begrotingsreserve

Garantieregeling Aardwarmte (EZK, art. 4)

0

1.280

4.700

       

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4)

69.864

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

               

ENERGIE-INNOVATIE

             

Verduurzaming industrie (EZK, art. 2)

 

38.535

61.400

60.000

70.000

85.000

85.000

Tenderregeling Energie-innovatie (EZK, art. 4)

63.400

63.166

35.244

38.700

43.700

43.700

43.700

Demonstratieregeling Energie-innovaties (EZK, art. 4)

28.193

67.930

66.806

57.000

70.500

70.550

70.300

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4)

860

1.500

4.900

4.341

5.475

4.296

1.696

SDE+-projecten/ Hernieuwbare Energie Regeling (EZK, art. 4)

27.957

29.259

48.040

15.540

3.040

540

540

               

MOBILITEIT

             

Elektrisch rijden (EZK, art. 4)

232

45

         

Elektrisch rijden (IenW, art. 19)

800

800

800

       

Elektrisch rijden (IenW, art. 21)1

1.861

           

Meerjaren bewustwordingscampagne «Hopper» (IenW, art. 14)

35

           

Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenW, art. 14)

67

50

50

50

     

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14)2

2.000

420

         

Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

42

25

         

Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

50

50

50

       

Werkgeversaanpak mobiliteit (IenW, art. 14)

50

100

100

100

     

Duurzame energiedragers zero-emissiebussen (IenW, art. 14)

   

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Duurzame energiedragers tankinfra (IenW, art. 14)

   

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

Duurzame logistiek (IenW, art. 14)

   

15.000

15.000

15.000

15.000

15.000

Verduurzaming personenmobiliteit (IenW, art. 14)

   

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

               

URGENDA-MAATREGELEN

             

Urgenda en industrie (EZK, art. 2)

 

17.500

21.00

       

Maatregelen CO2-reductie (EZK, art. 4)

 

96.900

2.500

       

Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH+) en Programma reductie energieverbruik (PRE) (BZK, art. 4)

 

35.000

148.000

       

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (LNV, art. 11)3

 

10.000

60.000

       

MIA/VAMIL (fiscaal, FIN)

   

14.700

       

Stimulering van Recycling en biobased kunststoffen en textile (IenW, art. 21, via DEI+)

 

1.000

21.500

       

Stimulering van CO2-reducerende maatregelen Circulaire Economie (IenW, art. 21 via DEI+)

 

2.000

23.000

       

uitvoeringkosten voor RVO voor de ophoging van de MIA en de VAMIL (IenW, art. 21)

   

300

       

Maatregelen in de Grond-Weg- en Waterbouw (IenW, art. 21)

 

2.000

15.500

       

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14)

 

1.000

1.000

       

Campagne het nieuwe rijden (IenW, art. 14)

 

600

1.400

       

Versterken overige gedragsmaatregelen, monitoring en evaluatie (IenW, art. 14)

 

950

1.050

       
               

CIRCULAIRE ECONOMIE

             

Maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW) (IenW, art. 21)

   

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

Ketenaanpak (IenW, art. 21)

   

3.000

3.000

3.000

5.000

5.000

Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden (IenW, art. 21)

   

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

Kunststof- en textielrecycling (IenW, art. 21)

     

3.000

3.000

4.000

4.000

               

OVERIGE

             

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord (EZK, art. 4)

5.434

5.135

         

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten MEP/SDE/SDE+/ISDE/HER (EZK, art. 4)

19.840

23.590

22.792

22.620

22.620

22.620

22.620

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO.nl) (BZK, art. 4)

1.148

           
1

Vanaf 2018 is het budget voor Elektrisch Rijden overgegaan van EZK naar IenW. In het jaar 2018 wordt dit verantwoord op artikel 21. Het RVO-gedeelte hiervan wordt verantwoord op artikel 19 (onderdeel 02). Het budget voor Green Deal Laadinfrastructuur en verlenging subsidie NKL worden in 2018 verantwoord op artikel 21. Het budget 2018 dat nog op de EZK-begroting 2019 verantwoord wordt betreft de uitfinanciering van de openstelling 2017.

2

Gesplitst omdat de budgetten per 2018 naar artikel 21 zijn overgeheveld.

3

Naast deze regeling is er voor LNV ook voor energie-efficiëntie Glastuinbouw (EG) in 2019 € 4,0 mln en in 2020 € 12,0 mln beschikbaar gekomen. Voor Innovatieagenda energie € 2,5 mln in 2020. Deze bedragen zijn meegenomen in de categorie energiebesparing.

Licence