Base description which applies to whole site

3.4 Artikel 6 en 7. Hoger onderwijs

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel, en bij de behoefte van de maatschappij.

Financieren

De Minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren

De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, en de inzet van andere instrumenten, zoals kwaliteitsafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren

De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de Minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder het accreditatiestelsel.

Kengetallen
Tabel 39 Kengetallen

Kengetal

 

2015/16

2016/17

2017/18

2018/19

1

Studenttevredenheid1

Hbo

75,6%

75,8%

72,9%

 

Wo

84,9%

85,2%

83,9%

 
   

2016

2017

2018

2019

2

Percentage 25-64 jarigen (mbo/ho) dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven lang leren)2

 

18,8%

19,1%

19,1%

19,5%

  

2015/16

2016/17

2017/18

2018/19

3

Uitval 1e jaar3

Hbo

15,1%

15,0%

16,0%

15,5%

Wo

5,7%

6,0%

6,7%

7,1%

1

Bron: Nationale Studenten Enquête. Voor 2018/19 en 2019/20 zijn er geen nieuwe cijfers beschikbaar omdat de NSE niet door ging. Voor eerdere jaren is een correctie toegepast.

2

Bron: Eurostat, Labour Force Survey (LFS).

3

Bron: DUO. Met ingang van dit jaar zijn de cijfers over uitval en bachelorrendement berekend op stelselniveau. Dit is anders dan eerdere jaren, toen de cijfers berekend werden op instellingsniveau. Dit zorgt voor een lagere uitval, omdat switchen van instelling niet meer wordt gezien als uitval. De cijfers van alle jaren zijn aangepast aan de nieuwe definitie.

Tabel 40 Studenten hoger onderwijs

1.

Ingeschreven studenten (inclusief groen onderwijs, aantallen x 1.000)

   

2019/20

2020/21

2021/22

2022/23

2023/24

2024/25

2025/26

  

hbo voltijd associate degree

8,7

9,7

10,4

10,8

11,1

11,3

11,3

  

hbo voltijd bachelor

396,8

392,8

389,5

385,6

380,6

374,1

366,9

  

hbo voltijd master

5,3

5,5

5,7

5,9

6,0

6,2

6,3

  

hbo deeltijd associate degree

5,2

5,7

6,0

6,3

6,4

6,5

6,5

  

hbo deeltijd bachelor

38,9

39,9

40,9

41,6

42,0

42,1

42,1

  

hbo deeltijd master

7,9

7,7

7,5

7,3

7,1

6,9

6,6

  

Totaal hbo

462,8

461,2

460,0

457,5

453,2

447,0

439,7

          
  

wo voltijd bachelor

191,4

196,8

201,3

204,9

207,2

208,9

210,0

  

wo voltijd master

108,8

109,9

112,4

115,2

118,0

120,4

122,7

  

wo deeltijd bachelor

1,5

1,4

1,3

1,2

1,2

1,1

1,1

  

wo deeltijd master

3,0

2,8

2,7

2,7

2,6

2,5

2,4

  

Totaal wo

304,8

310,9

317,8

324,0

329,0

333,0

336,2

          

2.

Gediplomeerden (inclusief groen onderwijs, aantallen x 1.000)

   

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

  

hbo voltijd associate degree

1,5

1,6

1,7

1,7

1,7

1,8

1,7

  

hbo voltijd bachelor

60,3

59,3

58,6

58,0

57,7

57,4

56,7

  

hbo voltijd master

2,0

2,1

2,2

2,2

2,2

2,3

2,3

  

hbo deeltijd associate degree

0,9

1,0

1,0

1,0

1,1

1,1

1,1

  

hbo deeltijd bachelor

5,8

5,9

5,9

5,9

6,0

6,0

6,0

  

hbo deeltijd master

1,9

1,9

1,8

1,8

1,8

1,7

1,7

  

Totaal hbo

72,4

71,7

71,2

70,7

70,5

70,2

69,5

          
  

wo voltijd bachelor

36,0

36,9

37,4

37,8

38,2

38,4

38,4

  

wo voltijd master

43,9

44,1

44,7

45,4

46,3

46,9

47,5

  

wo deeltijd bachelor

0,2

0,2

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

  

wo deeltijd master

0,9

0,9

0,9

0,8

0,8

0,8

0,8

  

Totaal wo

81,1

82,1

83,0

84,2

85,4

86,3

86,9

Bron:Referentieraming 2020

Tabel 41 Uitgaven per student (bedragen x € 1.000)

1.

Onderwijsuitgaven per student (bedragen x € 1.000)1

 

2021

2022

2023

2024

 

hbo

 

8,0

8,2

8,2

8,3

 

wo

 

8,0

8,1

8,1

8,2

2.

Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd, bedragen x € 1)

    

2020/21

      

2.143

1

De onderwijsuitgaven per student zijn berekend in nominale prijzen zonder de collegegeldontvangsten, en aantal studenten conform de Referentieraming 2020 (overeenkomstig tabel 40, onder 1; omgerekend naar kalenderjaren). De stijging in de onderwijsuitgaven per student de komende jaren wordt verklaard door de oploop in de middelen studievoorschot.

Voor de belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van hoger en wetenschappelijk onderwijs wordt verwezen naar de beleidsagenda. Aanvullend kan daarop nog worden gemeld dat het intrekken van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met een wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs financiële gevolgen heeft voor de Rijksbegroting en daarmee een effect op het houdbaarheidssaldo. De kosten voor het jaar 2025 zijn generaal gedekt (€ 1 miljoen). De structurele dekking (€ 226 miljoen) is technisch ingeboekt ten laste van de onderwijsbekostiging in het hoger onderwijs (artikel 6 & 7).

Tabel 42 Budgettaire gevolgen van beleid art. 6 (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

3.552.945

3.770.586

3.636.053

3.716.459

3.703.141

3.739.175

3.764.715

waarvan garantieverplichtingen

10.580

4.397

     

waarvan overig

3.542.365

3.766.189

     

Totale uitgaven

3.399.821

3.512.511

3.688.678

3.734.684

3.729.825

3.753.303

3.778.843

waarvan juridisch verplicht (%)

  

100,00%

    
        

Bekostiging

3.310.594

3.427.504

3.603.369

3.651.386

3.646.959

3.670.139

3.695.679

Bekostiging onderwijsdeel1

3.091.440

3.182.589

3.261.390

3.249.168

3.227.410

3.188.630

3.144.034

Bekostiging ontwerp en ontwikkeling

83.670

87.836

87.882

87.920

87.920

87.920

87.920

Studievoorschot kwaliteitsafspraken2

119.966

144.911

246.091

307.891

324.659

367.321

396.082

Studievoorschotvouchers

0

0

245

1.202

4.089

24.498

67.643

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen

15.518

12.168

7.761

5.205

2.881

1.770

0

Subsidies (regelingen)

1.013

1.139

3.302

3.267

2.575

2.575

2.575

Tegemoetkoming 2e lerarenopleiding

0

0

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

Overige subsidies

1.013

1.139

802

767

75

75

75

Bijdrage aan agentschappen

13.177

14.822

13.174

13.306

13.367

13.665

13.665

Dienst Uitvoering Onderwijs

13.177

14.822

13.174

13.306

13.367

13.665

13.665

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

75.037

69.046

68.833

66.725

66.924

66.924

66.924

NWO: Praktijkgericht onderzoek

60.813

53.965

54.213

52.065

52.065

52.065

52.065

NWO: Promotiebeurs voor leraren

9.292

10.144

10.144

10.144

10.144

10.144

10.144

Nederland-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

4.932

4.937

4.476

4.516

4.715

4.715

4.715

Ontvangsten

3.998

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1

Inclusief de studievoorschotmiddelen voor specifieke stimulering van landelijke prioriteiten (10% van de studievoorschotmiddelen).

2

90% van de studievoorschotmiddelen die gekoppeld zijn aan de kwaliteitsafspraken.

Tabel 43 Budgettaire gevolgen van beleid art. 7 (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

5.422.362

5.744.155

5.603.099

5.663.248

5.703.172

5.806.215

5.853.287

waarvan garantieverplichtingen

‒ 22.983

‒ 5.274

     

waarvan overig

5.445.345

5.749.429

     

Totale uitgaven

5.132.352

5.420.623

5.552.647

5.643.236

5.699.250

5.762.008

5.809.080

waarvan juridisch verplicht (%)

  

99,96%

    
        

Bekostiging

5.101.096

5.387.235

5.521.706

5.612.783

5.669.101

5.732.159

5.779.146

Bekostiging onderwijsdeel1

2.281.781

2.396.450

2.469.913

2.517.243

2.520.043

2.553.211

2.575.040

Bekostiging onderzoeksdeel

2.060.420

2.196.095

2.193.737

2.198.219

2.197.777

2.197.823

2.193.223

Bekostiging ondersteuning geneeskunde onderwijs en onderzoek

686.483

706.319

707.959

709.955

711.446

712.899

714.328

Studievoorschot kwaliteitsafspraken2

72.412

88.371

150.097

187.349

197.814

223.273

240.709

Studievoorschotvouchers

0

0

0

17

100

3.032

13.925

Profilering en zwaartepuntvorming3

0

0

0

0

41.921

41.921

41.921

Subsidies (regelingen)

3.675

4.319

25.183

24.742

24.578

24.278

24.278

Nuffic4

0

0

14.419

14.399

14.399

14.399

14.399

Studiekeuze1234

0

0

2.504

2.504

2.504

2.504

2.504

Vluchteling Studenten UAF4

0

0

2.457

2.457

2.457

2.457

2.457

Handicap & Studie4

0

0

698

698

698

698

698

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)4

0

0

249

249

249

249

249

Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)4

0

0

249

249

249

249

249

Open en online onderwijs

1.840

1.965

1.965

1.965

2.000

2.000

2.000

Overige subsidies

1.835

2.354

2.642

2.221

2.022

1.722

1.722

Opdrachten

2.536

3.779

2.949

2.882

2.742

2.742

2.827

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

25.045

25.290

2.809

2.829

2.829

2.829

2.829

Europees Universitair Instituut Florence (EUI)

1.601

1.641

1.799

1.819

1.819

1.819

1.819

United Nations University (UNU)

982

1.010

1.010

1.010

1.010

1.010

1.010

Nuffic, SK123, UAF, H&S, ISO en LSVb4

22.462

22.639

0

0

0

0

0

Ontvangsten

9

16

16

16

16

16

16

1

Inclusief de studievoorschotmiddelen voor specifieke stimulering van landelijke prioriteiten (10% van de studievoorschotmiddelen).

2

90% van de studievoorschotmiddelen die gekoppeld zijn aan de kwaliteitsafspraken.

3

De 2%-middelen profilering en zwaartepuntvorming die conform de kwaliteitsafspraken tot en met 2022 zijn overgeheveld naar het onderwijsdeel van de hoofdbekostiging.

4

Tot en met 2020 opgenomen onder bijdragen aan (inter)nationale organisaties, vanaf 2021 ondergebracht bij het instrument subsidies omdat dit de basis is op grond waarvan de instellingen worden bekostigd.

Budgetflexibiliteit artikel 6

Het totale budget voor artikel 6 is in 2021 100 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2021 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van hogescholen voor onderwijs en ontwerp en ontwikkeling. Hieraan ten grondslag liggen de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Aan de bekostiging van flexibel hoger onderwijs voor volwassenen liggen afzonderlijke regelingen ten grondslag.

Subsidies

Het beschikbare budget voor 2021 is voor 100 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Subsidieregeling tweede lerarenopleiding, een verplichting voor de publiek private samenwerking tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven en een verplichting voor instroom in de Pabo.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor 2021 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en de Dienst Uitvoering Onderwijs zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Het budget voor 2021 is 100 procent juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor praktijkgericht onderzoek hbo, de promotiebeurs voor leraren en de bijdrage aan de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Budgetflexibiliteit artikel 7

Van het totale budget voor artikel 7 is in 2021 99,96 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2021 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van universiteiten en academische ziekenhuizen voor onderwijs en onderzoek. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies

Van het beschikbare budget is in 2021 95,7 procent juridisch verplicht. Dit betreft enerzijds de bijdragen voor Nuffic, Studiekeuze123, Vluchteling-Studenten UAF, Handicap en Studie, Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en Landelijke Studenten Vakbond (LSVb): deze middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht. Anderzijds betreft het de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Subsidieregeling Open en online onderwijs, de afstudeerregeling en de ondersteunende activiteiten voor Students4Students en Integraal Veiligheid HO.

Opdrachten

Van het beschikbare budget is voor 2021 53,0 procent juridisch verplicht op grond van in 2020 of eerder gesloten overeenkomsten.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Het budget voor 2021 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de verdragsrechtelijke bijdragen aan de United Nations University (UNU) en het Europees Universitair Instituut Florence (EUI). Deze middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bekostiging

Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen bekostiging voor onderwijs, onderzoek (wo) en ontwerp & ontwikkeling (hbo). De rijksbijdrage wordt jaarlijks aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum. De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend. Daarnaast ontvangen de instellingen middelen voor kwaliteitsafspraken en vouchers – die beschikbaar zijn gekomen door de invoering van het studievoorschot – en middelen voor profilering en zwaartepuntvorming.

Het experiment vraagfinanciering en de pilots flexibilisering in het kader van flexibel hoger onderwijs voor volwassenen worden afzonderlijk bekostigd.

Onderwijsdeel (hbo en wo)

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege onderwijs. De rijksbijdrage is gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s), er zijn drie bekostigingsniveaus (laag, hoog en top);

  • b. een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen;

  • c. een onderwijsopslag in percentages.

Deel ontwerp en ontwikkeling (hbo) en onderzoeksdeel (wo)

Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege ontwerp en ontwikkeling (praktijkgericht onderzoek). Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage vanwege het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. In het kader van het terugdringen van de werk-, aanvraag- en matchingsdruk zijn vanuit de 2e geldstroom de middelen voor de SEO-regeling en de resterende sectorplanmiddelen overgeheveld naar de 1e gelstroom van de universiteiten. Het onderzoeksdeel wo is gebaseerd op:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal bekostigde graden;

  • b. een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerperscertificaten;

  • c. een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over onder andere sectorplannen en zwaartekracht;

  • d. een voorziening onderzoek in percentages.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek (wo)

De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De rijksbijdrage bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).

Studievoorschotmiddelen (hbo en wo)

In het akkoord over het studievoorschot is afgesproken dat de middelen die beschikbaar komen door de invoering van het studievoorschot gekoppeld worden aan kwaliteitsafspraken. Sinds het voorjaar 2019 zijn alle instellingen van start gegaan om samen met de medezeggenschap te komen tot een plan voor de kwaliteitsafspraken. Begin november 2019 is een stand van zaken kwaliteitsafspraken (Kamerstukken II 2019/20, 31288, nr. 792) naar de Tweede Kamer gezonden.

De plannen van de instellingen beslaan de periode van 2019 tot en met 2024 en worden beoordeeld door de NVAO. Aan de hand van het advies van de NVAO wordt door de Minister besloten of het plan van een instelling voldoende is, en of de instelling haar studievoorschotmiddelen krijgt toegekend voor de periode 2021 tot en met 2024. Als dat niet het geval is, volgt een herkansing. De instelling heeft dan tot een jaar na het besluit de tijd om een nieuw plan in te dienen. De toekenning van de middelen was in eerste instantie voorzien vanaf 2021, omdat de NVAO de plannen beoordeelt in 2019 en 2020. De beoordeling en besluitvorming levert vanwege de COVID-19 maatregelen echter vertraging op. Om er voor te zorgen dat instellingen niet in financiële onzekerheid zitten en de instellingen kunnen blijven investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs is besloten de kwaliteitsbekostiging ook voor 2021 toe te kennen met de reguliere rijksbijdrage, net als is gebeurd voor 2019 en 2020. Instellingen die in de eerste ronde geen positief besluit hebben ontvangen, dienen alsnog een nieuwe aanvraag in en de NVAO zal de Minister adviseren over die aanvraag. Daarbij gelden dezelfde criteria als in de eerste ronde. Om de kwaliteitsbekostiging vanaf 2022 in plaats van in 2021 in te laten gaan, wordt het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs aangepast.

Vouchers studievoorschot (hbo en wo)

Bij het akkoord over het studievoorschot is afgesproken dat de eerste vier cohorten studenten die zijn ingestroomd sinds de afschaffing van de basisbeurs bij afstuderen (hbo-bachelor of wo-master) een voucher ontvangen ter waarde van 2.000 euro, als tegemoetkoming vanwege het feit dat zij in mindere mate profiteren van de herinvestering van middelen in de kwaliteit van het hoger onderwijs. Deze afgestudeerden kunnen de vouchers 5 tot 10 jaar na afstuderen inzetten voor deelname aan (delen van) geaccrediteerde opleidingen hoger onderwijs, bij zowel bekostigde als niet-bekostigde instellingen. De vouchers vertegenwoordigen een aanzienlijk bedrag en maken de doelgroep van deze werkende afgestudeerden interessant voor de instellingen die opleidingen hoger onderwijs verzorgen. De verwachting is dat de vouchers leiden tot een breder en meer divers scholingsaanbod voor werkenden in het hbo en wo. Dit aanbod komt daarmee ook beschikbaar voor werkenden zonder voucher en draagt op deze manier bij aan een leven lang ontwikkelen. Op basis van de motie Van der Molen C.S. (Kamerstukken II 2019/2020, 24724, nr. 172) is wederom verkend of een kasschuif mogelijk is waardoor studenten die al aanspraak konden maken op een voucher in plaats daarvan vijf jaar na afstuderen hun schuld verminderd zien en er, indien oud-studenten geen schuld hebben, wordt overgegaan tot contante uitbetaling. Binnen de OCW begroting is er geen ruimte om deze middelen naar voren te halen zonder dat daarbij de bekostiging van de hoger onderwijsinstellingen wordt geraakt, wat ongewenst is. De kasschuif voor de jaren 2022, 2023 en 2024 is niet rijksbreed in te passen onder het uitgavenplafond. Bovendien moeten voor deze kasschuif middelen van buiten de meerjarenperiode naar voren worden gehaald. Dit staan de begrotingsregels van het kabinet niet toe1.

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (hbo)

Doel van de experimenten en pilots is om kennis op te doen over de effecten van meer maatwerk en vraaggerichtheid van het aanbod op de deelname en diplomering van volwassenen in het deeltijd- en duale onderwijs. In het experiment vraagfinanciering maken studenten aanspraak op vouchers die zijn in te zetten bij bekostigde of niet bekostigde deelnemende opleidingen, en hebben bekostigde instellingen meer mogelijkheden voor flexibiliteit en vraaggerichtheid. Het experiment is in 2016 gestart in de sector Techniek & ICT en vanaf september 2017 ook in een aantal opleidingen in de sector Zorg & Welzijn. Ook in 2018 zijn er nog een aantal nieuwe opleidingen toegetreden tot het experiment vraagfinanciering. Naar aanleiding van de tussenevaluatie (Kamerstukken II 2018/19, 31288, nr. 721) is in april 2019 besloten de instroom in het experiment niet te verlengen. Studenten die tot eind augustus 2019 zijn ingestroomd bij opleidingen die deelnemen aan het experiment vraagfinanciering kunnen tot het eind van het experiment (2024) aanspraak blijven maken op vouchers. De evaluatie van het experiment vraagfinanciering vindt plaats in 2021.

Doel van de pilots flexibilisering is te onderzoeken of verruiming van bestaande kaders bijdraagt aan de totstandkoming van een onderwijsaanbod dat flexibeler is en beter aansluit op de kenmerken en behoeften van volwassenen, met behoud van de kwaliteit van het onderwijs, en leidt tot meer deelnemers en gediplomeerden. De pilots zijn eveneens in 2016 van start gegaan en in 2017 en 2018 uitgebreid met meer opleidingen. Er nemen nu ruim 400 opleidingen van 21 hogescholen (publiek en privaat) deel aan de pilots flexibilisering. In de strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek ‘Houdbaar voor de toekomst’ (Kamerstukken II 2019/20, 31288, nr. 797, bijlage 913905) is, naar aanleiding van de tussenevaluatie van de experimenten, aangekondigd dat de ruimte voor flexibele inrichting van opleidingen op basis van leeruitkomsten, zoals die in de pilots geldt, structureel wordt verankerd in de WHW. Mits het oordeel van de NVAO over de kwaliteit en het niveau van de opleidingen in de pilots positief is. Met het oog op die structurele verankering in de WHW wordt de eindevaluatie van de pilots flexibilisering naar voren gehaald en zal deze in 2020 plaatsvinden.

Profilering en zwaartepuntvorming (wo)

In de sectorakkoorden is onder meer afgesproken dat de 2%- middelen voor profilering en zwaartepuntvorming door hogescholen blijvend ingezet kunnen worden voor het vormgeven van (verdere) profilering en zwaartepuntvorming van de instelling, bijvoorbeeld door middel van Centres of Expertise. De universiteiten kunnen de 2%-middelen tijdelijk (in ieder geval tot en met 2022) inzetten voor de sectorplannen bèta-/technisch onderzoek en sociale-/geestwetenschappen. De middelen voor de hogescholen zijn structureel ondergebracht onder het onderwijsdeel van de hoofdbekostiging en voor de universiteiten tot en met 2022.

Subsidies

Tegemoetkoming tweede lerarenopleiding (hbo)

De subsidieregeling tweede lerarenopleiding maakt het voor leraren financieel aantrekkelijker om een tweede lerarenopleiding (bachelor of master) te volgen die opleidt tot een bevoegdheid en waarvoor instellingscollegegeld moet worden betaald, indien zij geen aanspraak mogen en kunnen maken op een andere subsidieregeling. Voor de subsidie komen bijvoorbeeld leraren in aanmerking die na een eerdere opleiding moeizaam een baan kunnen vinden en die geen aanspraak mogen en kunnen maken op een regeling zoals de Lerarenbeurs, of de subsidie voor zij-instromers. De subsidie tweede lerarenopleiding wordt eenmalig verstrekt en kan vanaf het studiejaar 2020/2021 voor het eerst worden aangevraagd.

Nuffic (wo)

Nuffic is het expertise- en dienstencentrum voor internationalisering in het Nederlandse onderwijs; van primair en voortgezet onderwijs tot beroepsgericht en hoger onderwijs en onderzoek. Er vindt momenteel, mede om de risico's op ongeoorloofde staatssteun uit te sluiten, een heroverweging plaats van de subsidie aan Nuffic voor wat betreft de grondslag van de subsidie en de sturingsrelatie van OCW richting Nuffic. Het betreft voorgenomen wijzigingen in de subsidie per 2021, na afloop van het huidige bestuursakkoord. Op basis van deze interne heroverweging zal budgetneutraal een aantal taken wettelijk worden verankerd (eerst vanaf 2022), worden aanbesteed of worden verlegd.

De laatste twee aanpassingen zullen vanaf 2021 leiden tot een verlegging van een deel van de geldstroom, die wordt ingezet ter versterking van de internationale positie van het (hoger) onderwijs.

Studiekeuze 123 (wo)

De stichting Studiekeuze123 is door de Minister aangewezen als partij om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare studiekeuze-informatie te verzamelen en te verspreiden en tevens onderzoek te doen naar studenttevredenheid en –betrokkenheid. Voor dit laatste organiseert de stichting jaarlijks de Nationale Studentenenquête.

Vluchteling Studenten UAF (wo)

UAF adviseert, begeleidt en ondersteunt vluchtelingen die zich voorbereiden op een studie in het hoger onderwijs met als doel het zorgen dat de aspirant-student kan starten met een passende studie die vervolgens ook leidt tot een diploma met een goed arbeidsperspectief en een grote kans op duurzame arbeid.

Handicap & Studie (wo)

Handicap & Studie (sinds 2019 Expertisecentrum Inclusief Onderwijs, Ecio) adviseert en ondersteunt universiteiten, hogescholen en het mbo om het mogelijk te maken dat ook studenten met een functiebeperking met succes hun opleiding kunnen doorlopen en kunnen doorstromen naar een baan die bij hen past. Een functiebeperking kan voortkomen uit fysieke beperkingen, psychische klachten, chronische ziekte, zwangerschap/jong ouderschap en ook gelden voor mantelzorgers of mensen in een gendertransitie. Handicap & Studie is gericht op het bieden van gelijke kansen, zonder belemmeringen in het hoger onderwijs, en gericht op het welzijn van studenten.

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) (wo)

Het betreft hier de (structurele) bekostiging van een tweetal organisaties die beleidsmatig activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten.

Open en online hoger onderwijs (wo)

De regeling open en online hoger onderwijs 2018-2022 heeft twee doelstellingen, namelijk het versterken van open en online onderwijs en het stimuleren van delen, hergebruiken en (door)ontwikkelen van open leermateriaal in vakcommunity’s. Aan beide doelstellingen wordt gelijkwaardig aandacht besteed, doordat de regeling in twee pijlers is onderverdeeld: online onderwijs en open leermaterialen. De regeling is bedoeld om instellingen, passend bij hun profiel, te laten experimenteren met verschillende vormen van open en online onderwijs. Projecten dragen bij aan de onderwijskwaliteit en de kwaliteit en toegankelijkheid van open leermaterialen.

SURF (ICT-samenwerkingsorganisatie van het onderwijs en onderzoek in Nederland) adviseert de Minister over de projectaanvragen en ondersteunt de projectteams tijdens de uitvoering van de projecten. Onder begeleiding van SURF zijn in 2020 15 projecten gestart: 10 voor de pijler online onderwijs en 5 voor de pijler open leermaterialen (in 2019 waren dit er respectievelijk 9 en 6). De instellingen matchen de aan hun toegekende subsidie met ten minste hetzelfde bedrag. De projecten kennen een looptijd van maximaal 24 maanden. Daarnaast voert SURF een Kennisagenda uit, gericht op het opdoen, ontwikkelen en delen van kennis over online onderwijs en open leermaterialen in de Nederlandse context. De resultaten van de projecten van de instellingen zijn hiervoor belangrijke input.

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1,0 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn bijvoorbeeld op basis van de afstudeerregeling.

Opdrachten 

Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor diverse beleidsgerichte activiteiten/ onderzoeken en de communicatie rondom het studievoorschot.

Bijdrage aan agentschappen 

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor de begrotingsartikelen 6 en 7.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s 

NWO

Praktijkgericht onderzoek hbo: Van hogescholen wordt verwacht dat zij een centrale rol in de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur vervullen. Voor praktijkgericht onderzoek hebben hogescholen direct toegang tot de competitieve onderzoekgeldstroom voor het hbo bij het NWO: het RAAK-programma (voormalige Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen). Vanaf 2018 is vanuit het Regeerakkoord 2017–2021 extra geïnvesteerd (oplopend tot € 17,5 miljoen structureel vanaf 2020) in de verdere capaciteitsopbouw van praktijkgericht onderzoek. Ook is er om een impuls te geven aan de verwevenheid van onderwijs en onderzoek een hbo-postdocprogramma, waarmee onderzoekers moeten worden behouden voor hun onderwijstaken.

Promotiebeurs voor Leraren: Leraren in het po, vo, mbo, so en hbo worden in staat gesteld om promotieonderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. Jaarlijks kan via NWO aan circa 60 leraren een nieuwe beurs voor een periode van vijf jaar worden verstrekt.

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie, opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid. Deze organisatie geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. In deze begroting is de bijdrage opgenomen die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar reguliere taken en voor haar taken in het kader van de kwaliteitsafspraken.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Europees Universitair Instituut Florence (EUI) en United Nations University (UNU)

Het betreft hier de (structurele) bijdrage aan een tweetal internationale organisaties die taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij instellingen en andere subsidieontvangers, bijvoorbeeld als gevolg van eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende subsidies.

1

De begrotingsregels geven aan dat de dekking voor een maatregel ieder jaar gelijk moet zijn aan de voorgestelde uitgave. Als dit niet mogelijk is, kan de dekking in de tijd voor- of achterlopen op de maatregel. Deze compensatie moet echter plaatsvinden binnen de meerjarenperiode.

Licence