Base description which applies to whole site

3.10 Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

Het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving, die door de inwoners van Nederland ook als zodanig wordt ervaren.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor een gezonde en veilige leefomgeving. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Het daarvoor gewenste beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en nationaal geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van het op de markt brengen van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biociden verordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven, buisleidingen en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail en weg) en ook op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese en soms mondiale processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven, de emissies van zeer zorgwekkende stoffen en het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Met dat laatste wordt een balans gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid.

  • Waar nieuwe technologische ontwikkelingen aanleiding geven om na te gaan of beleid en regelgeving daarmee nog in de pas lopen, is het overwegen van nieuw of aanvullend beleid en regulering aan de orde. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van een veilige energietransitie in de leefomgeving en van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuwe vormen van nanotechnologie. Voor de energietransitie wordt in dialoog met andere ministeries en stakeholders gewerkt aan uitgangspunten voor verantwoord omgaan met veiligheid en gezondheid in de energietransitie, tevens rekening houdend met andere publieke belangen.

  • Nederland stelt nationaal in principe geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale Verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn transport gevaarlijke stoffen, en streeft tegelijk in de maatregelen onder die Verdragen naar een hoog beschermingsniveau. Daarmee wordt zowel de veiligheid als het level playing field gediend.

  • Het nastreven van een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). In 2021 heeft de Commissie van Aartsen haar advies voor het VTH-stelsel aan de Staatssecretaris van IenW aangeboden. In 2021 is gestart met de uitwerking van de opvolging van de adviezen. In 2022 zal de implementatie van de adviezen verder worden vormgegeven. De VTH- taken worden door Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in Besluit risico's zware ongevallen (Brzo)–taken hebben. De Staatssecretaris heeft hierin een regisserende rol als voorzitter van het bestuurlijk omgevingsberaad (BOB) en is stelselverantwoordelijk voor het VTH stelsel in het milieudomein (Stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving).

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu bij activiteiten met GGO’s.

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor een gezonde en veilige leefomgeving vormen om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Overheden zijn verantwoordelijk voor bijvoorbeeld ruimtelijke ordening of vergunningverlening en toezicht die invloed kan hebben op een gezonde en veilige leefomgeving. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan. Voorbeelden zijn: het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en biotechnologie, het ‘vergroenen’ van het beschikbare pakket aan biociden en het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s. Door integraal plaagdiermanagement (IPM) toe te passen, wordt gestreefd naar vermindering van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Daarnaast is er ook het landelijk asbestvolgsysteem dat alle ketenpartijen van de nodige informatie voorziet. Het Landelijk asbestvolgsysteem (LAVS) is bedoeld om via inzicht in de asbestsaneringsketen de naleving van de asbestregelgeving te verbeteren en daarmee te voorkomen dat nadelige gevolgen optreden voor de gezondheid van de mens en het milieu

  • Het signaleren en ondersteuning bieden op het gebied van veiligheid. In dit kader hebben onder andere de veiligheidsaspecten van de energietransitie de aandacht. Veiligheid moet worden meegenomen in de plannen (en uitvoering daarvan) die de energietransitie vormgeven. Een voorbeeld hiervan is het in beeld brengen van risico’s en oplossingen bij de verwachte toename van het gebruik van waterstofrijke energiedragers.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door het bewustzijn bij bedrijven te vergroten zodat risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen en/of cyber aanvallen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven, nucleaire installaties en buisleidingen.

  • Een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met het principe «Continuous improvement» dat is vastgelegd in de Europese richtlijn Nucleaire Veiligheid en met behulp van het instrument van de Safety Deals (subsidieregeling versterking Omgevingsbeleid).

  • Het versterken van de kennisbasis op het gebied van nucleaire technologie en stralingstoepassingen. Dit heeft betrekking op de beleidsterrein van meerdere departementen en wordt in samenspraak met de ministeries van EZK, VWS, SZW en OCW aangepakt.

  • Dat veiligheid en gezondheid van meet af aan ontwerpcriteria zijn bij innovatieve ontwikkelingen (Safe-by-Design). Daarbij hoort ook – in het kader van de circulaire economie – het stimuleren van Safe & Circular Design. Hiervoor wordt enerzijds ingezet op kennisontwikkeling met betrekking tot veilig (en circulair) ontwerpen en anderzijds op het opleiden van toekomstige ingenieurs en ontwerpers. Ook wordt aan de hand van casuïstiek inzichtelijk gemaakt hoe Safe-by-Design in de praktijk vorm kan krijgen. Hiervoor is een NWA-call (Nationale WetenschapsAgenda) opengesteld en zijn samenwerkingsagenda’s met universiteiten opgesteld die in de komende jaren verder worden uitgewerkt.

Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de hierboven genoemde wet- en regelgeving door de ILT (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht) en de ANVS specifiek voor het toezicht en de handhaving op de nucleaire sector en bepaalde stralingstoepassingen (zie niet-beleidsartikel 97 en 98).

Indicatoren en Kengetallen

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet meten.

REACH

De Europese stoffenregelgeving (REACH) geeft bedrijven die een stof op de markt brengen de verantwoordelijkheid dat die stof veilig voor mens en milieu wordt toegepast. De benodigde informatie hiertoe moet bij een EU agentschap worden geregistreerd. Zo nodig worden stoffen door autoriteiten beoordeeld en worden risicobeheersmaatregelen opgesteld (dat kan binnen REACH via autorisatie of restrictie maar soms ook via andere regelgeving, bijvoorbeeld de richtlijnen inzake arbeidsveiligheid of via de verordening inzake classificatie en labelling (CLP)). Nederland draagt hier actief aan bij en Bureau REACH van het RIVM heeft een centrale rol in de uitvoering en coördinatie van de Nederlandse inzet. De inzet wordt geprioriteerd aan de hand van bv. specifieke zorg, productie of gebruik in Nederland, gebruiksvolume en de aard en mate van het geïdentificeerde risico. De daadwerkelijke invulling van Nederlandse dossiers wordt afgestemd met de opdrachtgevende ministeries (IenW, VWS en SZW). Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2020 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2021 en 2022. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage de door Nederland ingebrachte dossiers en door andere lidstaten ingebrachte dossiers waar Nederland actief input op levert. De aantallen geven een indruk over de bijdrage van Nederland aan de implementatie en toepassing van de EU verordeningen (REACH en CLP), maar de hoeveelheid werk verschilt sterk. Meest arbeidsintensief is de brede restrictie op PFAS, een groep van stoffen die diverse schadelijke eigenschappen kunnen hebben en die in het milieu niet afbreken. Het gaat hierbij om vele honderden, mogelijk duizenden stoffen en evenzovele toepassingen. Nederland heeft het initiatief tot deze restrictie genomen en werkt er samen met Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen aan. Het formele traject is gestart in 2021 en één jaar later moet dan het voorstel voor een restrictie worden ingediend bij het EU agentschap.

In oktober 2020 heeft de Europese Commissie haar strategie voor duurzame chemicaliën gepresenteerd (Chemicals Strategy for Sustainability, CSS). In 2021 en 2022 zullen de beleidsvoornemens uit deze strategie verder worden uitgewerkt en naar verwachting zullen deze mee worden genomen in de evaluatie en herziening van REACH die vermoedelijk begin 2023 wordt gepubliceerd. Nederland zal waar mogelijk deelnemen aan de voorbereidingstrajecten (zoals expertgroepen of consultaties).

Tabel 62 Tabel resultaten REACH in 2020, 2021 en 2022
  

Realisatie 2020

Geraamd 2021

Geraamd 2022

  

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU1

NL inbreng

Hele EU2

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

129

403

75

300

80

300

2

Stofevaluaties:

      
 

- uitgevoerd

1

14

2

20

1

15

 

- beoordeelde ontwerpbesluiten

21

25

20

20

15

15

3a

Gescreende stofgroepen

0

onbekend

1

70

1

70

3b

RMO-analyses:

      
 

- ingediend

2

onbekend

5

onbekend

5

onbekend

 

- becommentarieerd

5

9

8

onbekend

8

onbekend

4a

Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen:

      
 

- ingediend

0

5

1

15

1

15

 

- becommentarieerd

2

 

8

15

8

15

4b

Autorisatieverzoeken:

      
 

- rapporteurschappen RAC & SEAC

5

70

2

30-50

2

50

 

- becommentarieerde opinies over clusters van autorisatieverzoeken

70

 

30-50

 

50

 

5

Restrictiedossiers:

      
 

- ingediend

0

9

1

6

1

10

 

- rapporteurschappen RAC & SEAC

3

 

2

 

2

 
 

- becommentarieerde opinies

9

 

6

 

10

 

6

Geharmoniseerde indeling & etikettering:

      
 

- ingediend

3

49

8-15

80

6-12

70

 

- rapporteurschappen RAC & SEAC

4

 

6-10

70

6-10

65

 

- becommentarieerde opinies & publieke consultaties

39

 

40

 

65

 

7

Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk

618

n.v.t.

550

n.v.t.

550

n.v.t.

  
  

Bronnen: RIVM, Werkprogramma 2021 Bureau REACH en Jaarverslag Bureau REACH 2020 (CSGG-website – in wording). ECHA, Programming Document 2020-2023 – MB/55/2019 final (januari 2020) & Programming Document 2021-2024 - MB/56/2020 final (december 2020).

1

https://echa.europa.eu/documents/10162/13609/programming_document_2020-2023_en.pdf/0c66d849-2168-8091-c4bb-

2

https://echa.europa.eu/documents/10162/13609/programming_document_2021-2024_en.pdf/fdc0a236-696b-b2a8-a6fb-523066eadf30https://echa.europa.eu/documents/10162/13609/programming_document_2021-2024_en.pdf/fdc0a236-696b-b2a8-a6fb-523066eadf30

Toelichting

Algemeen: De looptijd van beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatie, restrictie en geharmoniseerde indeling en etikettering is doorgaans langer dan één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen betreffen door Nederland ingebrachte of becommentarieerde dossiers of door Nederlandse leden van de wetenschappelijke comités (RAC en SEAC) gedragen (co)rapporteurschappen. De RAC- en SEAC-leden leveren input op alle dossiers, al dan niet met ondersteuning vanuit het RIVM.

Ad 1) Ondanks het eerdere signaal dat het aandeel beoordelingen door het Europese agentschap van registratiedossiers stijgt van 5% naar 20%, blijft de prognose van ECHA op 300 ontwerpbesluiten steken voor de komende jaren. Het RIVM hanteert een ongewijzigd regime en prioriteert ongeveer een kwart van alle ontwerpbesluiten, waarmee de daarmee gepaarde werklast voor NL gelijk zal blijven.

Ad 2) Er wordt naar gestreefd om voor 2022 één geschikte stof te selecteren voor stofevaluatie.

Ad 3a) Betreft het screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor maatregelen (stofevaluatie, classificatie, autorisatie of restrictie). ECHA zet hier sterk op in en mikt op een selectie van 70 stofgroepen. Een beperkt aantal hiervan wordt door lidstaten geselecteerd voor handmatige screening. Bureau REACH leunt voor het screeningswerk sterk op ECHA en zal indien mogelijk één stofgroep hiervan screenen.

Ad 3b) Aan de hand van een RMO-analyse worden de meest adequate regulatoire maatregelen met ministeries en lidstaten afgestemd.

Ad 4a) De Nederlandse inbreng aan Annex XV SVHC dossiers wordt voor 2022 op één dossier geschat. Het lastige daarbij is om tot een geschikte stof te komen, deze volgt veelal uit andere processen zoals RMO-analyse en stofevaluatie.

Ad 4b) De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken laten zich lastig beschrijven in aantallen. De autorisatieaanvragen betreffen in de regel één tot drie gebruiken die afzonderlijke opinies behoeven. Aanvragen worden veelal geclusterd in groepen van vergelijkbare aanvragen die door dezelfde rapporteurs worden behandeld uit efficiëntieoverwegingen. Naast twee beoogde rapporteurschappen levert Nederland via het RAC- en SEAC-leden op vrijwel alle opinies m.b.t. autorisatieverzoeken input.

Ad 5). Bureau REACH stelt in samenwerking met vier andere lidstaten een restrictiedossier op voor PFAS, welke in 2022 gereed zal komen. Er worden twee rapporteurschappen voorzien en Nederland levert input op alle restrictiedossiers.

Ad 6) De aantallen Nederlandse CLH-voorstellen nemen iets toe nu Ctgb zelf dossiers opstelt en Bureau REACH deze toetst, indient en procesmatig de dossiers afhandelt. Voor classificatievoorstellen worden zes tot 10 rapporteurschappen voorzien. In 2021 gaat de CLH werkgroep t.b.v. RAC van start, waarmee in navolging van autorisatieverzoeken alle dossiers bekeken zullen gaan worden.

Ad 7) Het RIVM beantwoordt zowel vragen van de REACH Helpdesk als de CLP-Helpdesk. Het aantal vragen lijkt de afgelopen jaren rond de 600 te stabiliseren.

Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

Het ZZS-beleid is gericht op het terugdringen van emissies van ZZS in de leefomgeving. Bij emissies naar de lucht en het water is dat vormgegeven door de minimalisatieplicht. Dit is een vorm van bronbeleid waarbij primair de emissie van ZZS moet worden vermeden en, als dat niet mogelijk is, geminimaliseerd. Bedrijven die ZZS uitstoten moeten via een proces van een vijfjaarlijkse melding aan bevoegd gezag melden welke en welke hoeveelheden ZZS zijn vrijgekomen en welke maatregelen worden genomen om gebruik en emissies van ZZS terug te dringen. Zo wordt een continu proces van verbetering beoogd. De eerste vijfjaarlijkse melding van ZZS-emissies aan bevoegd gezag zou eindigen op 1 januari 2021 maar voor sommige sectoren bleek dit niet haalbaar, onder meer omdat ze niet tijdig in beeld waren of omdat de stoffen pas sinds kort ZZS zijn. In het najaar van 2021 wordt een eerste overzicht verwacht van de omvang en verspreiding van ZZS in de leefomgeving en op de maatregelen die worden genomen om deze terug te dringen. Een andere vorm van bronbeleid is het stimuleren van substitutie van ZZS door een minder gevaarlijke stof of door andere technieken. Hiertoe worden (kleine schaal) innovatieprojecten gedaan maar wordt ook waar nodig het gebruik van stoffen op EU niveau ingeperkt.

Vanuit de rol als systeemverantwoordelijke levert IenW op diverse manieren ondersteuning aan bevoegde gezagen om het ZZS beleid effectief uit te kunnen voeren. Hiertoe zijn bijvoorbeeld regelmatig geactualiseerde lijsten met ZZS en potentiële ZZS opgesteld, is er een platform opgezet voor kennisuitwisseling en zijn diverse instrumenten ontwikkeld waarmee een bevoegd gezag kan inschatten welke ZZS bij bepaalde productieprocessen vrij kunnen komen en hoe schadelijk een stof is waarvan nog onvoldoende toxiciteitsgegevens beschikbaar zijn. In 2021 is een beleidsevaluatie gestart waarin zal worden onderzocht of het doel van dit beleid, ondersteunen van de bevoegde gezagen, voldoende wordt gerealiseerd.

Biociden

Het biocidenbeleid is een beleidsveld in ontwikkeling. Op Europees niveau worden ‘werkzame stoffen’, het belangrijkste ingrediënt van deze niet-landbouwbestrijdingsmiddelen, beoordeeld en na stemming door de lidstaten van voorwaarden voorzien. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden is als Zelfstandig Bestuursorgaan verantwoordelijk voor de toelating van biociden tot de Nederlandse markt. De Rijksverantwoordelijkheid ligt primair bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, in samenwerking met de departementen van LNV, VWS en SZW. De inzet voor 2021 en 2022 richt zich op verdere ontwikkeling van richtsnoeren en harmonisatie voor de beoordeling van werkzame stoffen en middelen. IenW werkt met andere betrokken departementen samen aan de minimalisering van de milieubelasting door en blootstelling aan bepaalde risicovolle biociden, zoals de middelen die worden gebruikt voor knaagdierbeheersing.

Asbestdaken

Uit advies van de Gezondheidsraad uit 2010 bleek dat asbest gevaarlijker is dan voorheen werd gedacht. De meest voorkomende gevolgen van blootstelling aan asbest zijn longvlies- en buikvlieskanker (mesothelioom) en longkanker. Asbest is in het verleden op grote schaal toegepast, in Nederland tot het verbod in 1993. De laatste grootste bron van asbestvezels zijn asbestdaken. Deze zijn oud en verweren steeds verder. Ook hebben branden regelmatig tot gevolg dat de omgeving wordt verontreinigd met asbest, hetgeen risico’s voor de gezondheid en hoge opruimkosten met zich meebrengt.

Een wetsvoorstel dat moest voorzien in de juridische grondslag om asbesthoudende dakbedekkingen te kunnen verbieden, is op 4 juni 2019 verworpen door de Eerste Kamer. Daarom heeft IenW op 2 maart 2020 een samenwerkingsverklaring gesloten met een aantal provincies, gemeenten en andere partijen. Doel hiervan is om door middel van een pakket niet-wettelijke maatregelen op een veilige manier het saneren van asbestdaken in Nederland te versnellen. Dit vraagt een langdurige investering van betrokkenen, naar verwachting in ieder geval tot eind 2028. Om particuliere dakeigenaren te helpen bij het verwijderen van hun asbestdak is samen met andere overheden en SVn (Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland) een fonds opgericht waaruit leningen kunnen worden verstrekt aan dakeigenaren die niet in aanmerking komen voor een reguliere lening. Verder zijn acties afgesproken gericht op bewustwording en communicatie, het ontzorgen van gemeenten, het koppelen van asbestsaneringen met andere maatschappelijke opgaven, en het vereenvoudigen van saneringen en monitoring.

Het aantal vierkante meters asbestdak in Nederland is in 2012 ingeschat op 120 mln. Het Ministerie van IenW brengt per kwartaal in beeld hoeveel daken er zijn gesaneerd (zie onderstaande tabel). Omdat momenteel verschillende provincies en gemeenten de asbestdaken op hun gebied in kaart brengen op basis van feitelijke waarnemingen, zal onderstaand overzicht met betrekking tot het resterend aantal vierkante meters zo mogelijk in de loop van 2021 worden geactualiseerd.

Tabel 63 Sanering asbestdaken (aantallen in miljoenen m2)

Jaar

Gesaneerd

Resterend

2012

(-)

120

2013

4,5

115,5

2014

5,9

109,6

2015

6,9

102,7

2016

9,9

92,8

2017

10,8

82

2018

12,8

69,2

2019

9,8

59,4

2020

6,7

52,7

Bron: Startmeldingenbestand van de Inspectie SZW (meldingen saneerders bij aanvang sanering), bewerkt door RWS.

Bevt

Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet vervoer is in 2015 de milde saneringsregeling Bevt (Besluit externe veiligheid transport) gestart.21 Deze regeling heeft betrekking op het oplossen van huidige en mogelijke toekomstige knelpunten bij bestaande woningen langs basisnetroutes. Bij aanvang van deze regeling was er sprake van 42 kwetsbare objecten en per 1 januari 2021 resteren nog 2 woningen. Deze regeling is in 2020 geëvalueerd en loopt door met oog op eventuele toekomstige knelpunten (bron: RWS).

GGO’s

Er is gekozen om over de uitvoering van de GGO-regelgeving (Genetisch Gemodificeerde Organismen) niet alleen kengetallen te vermelden maar ook indicatoren. Immers, kengetallen geven uitsluitend een beeld van wat de bestede middelen voor vergunningverlening aan resultaten hebben opgeleverd, maar zij bieden geen inzicht in de mate waarin vergunningverlening aan het bereiken van het beleidsdoel heeft bijgedragen.

Kengetallen zijn de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8, art. 2.13 en bijzondere procedures van het Besluit ggo. Indicatoren zijn het percentage van het aantal vergunningaanvragen, kennisgevingen of verzoeken ingevolge art. 2.8, art. 2.13 en bijzondere procedures voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

De GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 gewijzigd22 waarbij naast vergunningen ook algemene regels, de mogelijkheid tot het doen van kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8, art. 2.13 en bijzondere procedures van het Besluit ggo milieubeheer 2013 zijn geïntroduceerd en de structuur van de vergunningverlening is gewijzigd. De prognose voor 2022 is dat de realisatie eenzelfde beeld als 2020 te zien zal geven.

Tabel 64 Realisatie Genetisch gemodificeerde organismen (GGO's)

2020

Kengetal

Indicator

Ingeperkt gebruik:

  

- Aanvragen Vergunningen1

70

100%

- Kennisgevingen2

436

100%

- Verzoeken ex art. 2.8 besluit ggo

159

100%

Verzoeken ex art. 2.13 besluit ggo

37

100%

Verzoeken bijzondere procedures besluit ggo

7

100%

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief martkaanvragen)

1

100%

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

31

100%

Totaal

741

100%

 
 

Bron: RIVM, Bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen.

1

Het betreft vergunningaanvragen op niveau II-v en III inclusief wijzigingen op de respectievelijke niveaus.

2

Het betreft kennisgevingen op niveau I en II-k.

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de Brzo-bedrijven (Besluit Risico’s Zware Ongevallen). De Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de naleving en de veiligheidssituatie van de Brzo-bedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage (eerste rapportage in 2014) kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de Brzo-bedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. In 2022 zullen de in 2021 geïdentificeerde aanvullende indicatoren verder worden uitgewerkt en waar mogelijk worden meegenomen in de rapportage, om zo een breder beeld van de veiligheidssituatie bij Brzo-bedrijven kunnen geven. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenW, JenV en SZW). In 2021 is de Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven over 2020 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Asbest

In aanvulling op het leningenfonds voor particuliere dakeigenaren worden tevens mogelijke instrumenten voor zakelijke dakeigenaren verkend.

Safety Delta Nederland (SDN)

In 2020 is de Safety Delta Nederland (SDN) opgericht. In deze organisatie zetten overheid, wetenschap en bedrijfsleven de ingezette samenwerking en koers voort waardoor de (petro-)chemische industrie in Nederland in 2030 de veiligste ter wereld moet worden. In 2022 zal de SDN focus leggen op verdere ontwikkeling van het Kenniscentrum en stimuleren van innovatie middels het faciliteren van onderzoeksvoorstellen gericht op verbeteren van de veiligheid van bedrijven.

Omgevingswet

In de Omgevingswet is een veilige en gezonde fysieke leefomgeving één van de maatschappelijke doelen. Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een ramp of crisis voorkomen of de gevolgen er van beperken. Onder de Omgevingswet is het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) opgesteld. In het Bkl is onder andere vastgelegd dat er een Register voor externe veiligheidsrisico’s (REV) moet komen, dat door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat wordt beheerd en dat voor eenieder langs elektronische weg toegankelijk moet zijn (artikel 10.8 Bkl).

Kort samengevat staat in de Omgevingswet dat vanaf 2022 in het REV de informatie van circa 40 activiteiten vanuit ruim 400 bronhouders langs elektronische weg toegankelijk gemaakt moet worden.

Deugdelijke informatie over de leefomgeving is cruciaal voor uitvoering van de zorgplicht in de Omgevingswet. Vanaf 2021 gaat het REV stap voor stap voorzien in de informatiebehoefte van Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Daarnaast moet het REV ook aan burgers en bedrijven/organisaties inzicht geven in de lokale situatie van externe veiligheid door middel van het presenteren van aandachtsgebieden voor brand, explosie en gifwolken.

Bij het vaststellen van een omgevingsplan, een projectbesluit of het verlenen van een omgevingsvergunning voor een activiteit met gevaarlijke stoffen moet het bevoegd gezag in deze aandachtsgebieden expliciet nadenken over de risico’s en mogelijke effecten van een incident met gevaarlijke stoffen. Mede op basis van het risicoprofiel van de activiteit met gevaarlijke stoffen zal het bevoegd gezag overwegen of en welke maatregelen in het aandachtsgebied moeten worden genomen, om personen te beschermen en om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen.

Doordat het aandachtsgebied en de risicocontouren visueel worden gemaakt op kaarten, zullen adviseurs ruimtelijke ordening in hun plannen eerder rekening kunnen houden met de gevaren, zoals een brand, explosie of giftige wolk. Voorafgaand aan de invoering van de Omgevingswet ligt de focus in 2021 en 2022 op het vaststellen van de aandachtsgebieden rondom alle Seveso-bedrijven en rondom andere risicovolle activiteiten, waarvan het aandachtsgebied berekend moet worden.

Veiligheid biotechnologie In 2022 wordt verder invulling gegeven aan het ontwikkelen en vormgeven van toekomstbestendig biotechnologiebeleid. Dit is beleid dat is toegesneden op nieuwe ontwikkelingen en innovaties, waarbij de veiligheid voor mens en milieu wordt gewaarborgd. Hieronder valt ook de Europese discussie over de herziening van de regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen.

Er vindt ook in 2022 een permanente dialoog plaats met (wetenschappelijke) onderzoeksinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties, het RIVM, de COGEM en medeoverheden over het biotechnologiebeleid. De Tweede Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de ontwikkelingen.

Veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen In 2021 is de tweejaarlijkse cyclus begonnen van aanpassing van de regels voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en binnenwateren. De regels worden in 2022 aangepast aan de laatste stand van wetenschap en techniek, en deze worden in 2023 geïmplementeerd in nationale wetgeving. In het internationale overleg hierover zet Nederland in op voortdurende verbetering van de veiligheid en harmonisatie van voorschriften. Moderne informatie- en communicatietechnieken spelen hierin een belangrijke rol, evenals het intrinsiek veilig ontwerpen van vervoermiddelen. Hiermee sluit Nederland aan bij de nieuwe VN-strategie voor duurzaam vervoer, die in februari 2019 is vastgesteld.

Wat betreft het beheersen van de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt sinds 2020 ingezet op een Robuust Basisnet (Kamerstukken II, 30 373 nr. 71), waarin veiligheid het uitgangspunt blijft bij de mogelijke toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen in het kader van de energietransitie én de binnenstedelijke verdichting in de nabijheid van de infrastructuur waarover het vervoer plaatsvindt. In 2022 zal de beleidsvormende fase worden afgerond en start de voorbereiding van de dan gebleken noodzakelijke aanpassing van de regelgeving.

Vuurwerk

Ook in 2022 is de beleidsinzet voor vuurwerk gericht op het realiseren van een veilige en feestelijke jaarwisseling. Op basis van de (letsel)cijfers van de jaarwisseling en de afkeuringspercentages van het consumentenvuurwerk, wordt het beleid waar nodig bijgesteld. Er is in 2022 een aanpassing van het Vuurwerkbesluit voorzien (met o.a. technische wijzigingen als gevolg van inwerkingtreding van de Omgevingswet. In 2022 worden middelen ingezet voor monitoring van de jaarwisseling door rapporten van VeiligheidNL, het ontwikkelen van een vuurwerkcampagne en een lesprogramma voor basisscholen.

Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

In 2022 worden verdere stappen gezet in de evaluatie van het nationaal beleid voor radioactief afval en verbruikte splijtstoffen, in voorbereiding op een nieuw Nationaal programma voor radioactief afval en verbruikte splijtstoffen (NP) dat uiterlijk in 2025 moet worden vastgesteld. De evaluatie vindt plaats in het kader van de uitvoering van richtlijn 2011/70/Euratom.

Ook zal met de andere betrokken departementen worden gewerkt aan het versterken van de kennisbasis op het gebied van nucleaire technologie en stralingstoepassingen.

Tabel 65 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid art. 22 (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

51.414

63.533

32.169

52.216

52.352

57.617

61.374

        

Uitgaven

33.891

58.925

41.658

55.711

55.847

60.901

61.059

Waarvan juridisch verplicht

  

88%

    
        

1 Veiligheid chemische stoffen

6.203

7.410

8.140

8.708

8.597

9.047

9.064

Opdrachten

3.058

4.547

4.059

4.659

4.548

5.090

5.106

Subsidies

88

201

209

177

177

177

178

Bijdrage aan agentschappen

3.057

2.662

2.849

2.849

2.849

2.757

2.757

Waarvan bijdrage aan RWS

2.837

2.337

2.524

2.524

2.524

2.524

2.524

Overige bijdrage aan agentschappen

220

325

325

325

325

233

233

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

1.023

1.023

1.023

1.023

1.023

Waarvan bijdrage aan CTGB

0

0

1.023

1.023

1.023

1.023

1.023

        

2 Veiligheid biotechnologie

3.482

2.428

2.802

2.811

2.811

2.811

2.819

Opdrachten

3.482

792

1.102

1.111

1.111

1.111

1.119

Uitvoering veiligheid GGO

3.482

792

1.102

1.111

1.111

1.111

1.119

Bijdrage aan agentschappen

0

1.636

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

Waarvan bijdrage aan COGEM

0

1.636

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

        

3 Veiligheid bedrijven en transport

24.206

49.087

30.716

44.192

44.439

49.043

49.176

Opdrachten

5.658

8.835

11.163

29.090

31.996

36.478

40.279

Programma omgevingsveilig

2.640

5.023

6.667

10.485

10.896

15.310

18.613

Overige opdrachten

3.018

3.812

4.496

18.605

21.100

21.168

21.666

Subsidies

11.698

32.184

13.571

9.116

6.457

6.578

2.906

Subsidies inrichtingen & transport

7.890

4.910

7.000

6.043

5.883

6.004

2.331

Subsidies asbest

3.500

0

6.000

2.500

0

0

0

Subsidies Caribisch Nederland

77

0

0

0

0

0

0

Subsidie Vuurwerk

0

26.957

0

0

0

0

0

Overige subsidies

231

317

571

573

574

574

575

Bijdrage aan agentschappen

2.341

3.317

1.609

1.609

1.609

1.609

1.609

Waarvan bijdrage aan RWS

2.341

3.317

1.609

1.609

1.609

1.609

1.609

Bijdrage aan medeoverheden

488

700

300

300

300

300

300

Waarvan bijdrage aan Caribisch Nederland

434

700

300

300

300

300

300

Overige bijdrage aan medeoverheden

54

0

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten

4.021

4.051

4.073

4.077

4.077

4.078

4.082

Inkomensoverdrachten mesothelioom

4.021

4.051

4.073

4.077

4.077

4.078

4.082

        

Ontvangsten

457

250

250

250

250

250

250

Budgetflexibiliteit

1 Veiligheid chemische stoffen

De uitgaven voor de agentschapsbijdragen en bijdrage ZBO’s/RWT’s (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachten- en subsidiebudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten en subsidies, waaronder opdrachten in de sfeer van wettelijke taken inzake het (inter)nationale stoffenbeleid evenals de vergunningverlening op dat gebied en de jaarlijkse bijdragen aan de Gezondheidsraad.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s REACH, waaronder ook de onderzoeken in het kader van de aanpak van zeer zorgwekkende stoffen, Safe-by-Design («Veilig aan de voorkant») en Nucleaire Veiligheid.

2 Veiligheid biotechnologie

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht als gevolg van de jaarlijkse bijdrage aan de COGEM (via bijdrage aan agentschappen) en de uitgaven in het kader van het meerjarenonderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid (via opdrachten).

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de beleidsondersteuning voor de uitvoering van beleid en regelgeving op het gebied van Veiligheid Biotechnologie. De werkzaamheden die aan het RIVM worden uitbesteed ter uitvoering van opgedragen wettelijke taken op het gebied van Veiligheid Biotechnologie (vergunningverlening, regelgeving en beleidsondersteuning) worden verantwoord op beleidsartikel 19 van de begroting (onder 19.02.03 bijdrage aan RIVM).

3 Veiligheid bedrijven en transport

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van (wettelijke) taken inzake basisnetten, omgevingsveiligheid, buisleidingen en asbest. Het subsidiebudget is grotendeels juridisch verplicht. Van het subsidiebudget wordt het budget voor de subsidieregeling Versterking omgevingsveiligheid chemische sector 2022 in de Staatscourant gepubliceerd en is hiermee juridisch verplicht. Daarnaast zijn er reeds enkele subsidies meerjarig juridisch verplicht die samenhangen met asbest, omgevingsveiligheid en vuurwerk. De uitgaven voor de agentschapsbijdragen, bijdragen aan medeoverheden (Caribisch Nederland) en inkomensoverdrachten zijn volledig juridisch verplicht.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid en het beheer van het VTH-stelsel, veiligheid van vervoer van gevaarlijke stoffen en energietransitie, vuurwerk en asbest.

1 Veiligheid chemische stoffen

Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan onder andere de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening), voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (gezonde leefomgeving), «nieuwe risico’s » (nanotechnologie en synthetische biologie) en Nucleaire Veiligheid.

Subsidies

De subsidies hebben betrekking op het onderwerp veiligheid stoffen.

Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarbij wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). Daarnaast wordt een bijdrage aan de NVWA verstrekt inzake toezicht op gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Dit betreft de bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van het werkprogramma.

2 Veiligheid biotechnologie

Opdrachten

Het gaat hier met name om een meerjarig onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid.

Bijdrage aan agentschappen

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een bijdrage verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast.

3 Veiligheid bedrijven en transport

Opdrachten

Omgevingsveiligheid

Het betreft hier uitgaven in het kader van de Meerjarenagenda Versterking Omgevingsveiligheid (2021-2024) voor de clusters Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo), Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur, modernisering Omgevingsveiligheid, nieuwe ontwikkelingen en prioriteiten Rijks-omgevingsveiligheidsbeleid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het geheel wordt uitgevoerd onder de governance afspraken gemaakt in het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOb).

Voor de periode 2021 tot en met 2024 zijn de middelen ten behoeve van lokaal omgevingsveiligheidsbeleid toegevoegd aan het gemeente- en provinciefonds en daarmee opgenomen in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Bij deze middelen is er afwegingsruimte voor provincies en gemeenten als het gaat om de concrete inzet van de middelen. Er is sprake van beleids- en bestedingsvrijheid met lokale verantwoording.

Overige opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor (wettelijke) taken in het kader van Brzo-bedrijven, vuurwerk, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), veiligheid energietransitie, modellenbeheer buisleidingen (Bevb), onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen alsmede de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken.

Subsidies

Subsidies inrichtingen en transport

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemische sector, die door de RVO wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd. Als onderdeel van de uitvoeringsagenda Brzo kunnen ook subsidies worden toegekend onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben. Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector.

Subsidies asbest

Er is een (meerjarige) subsidie aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn) verstrekt ten behoeve van het instellen van een asbestfonds voor particulieren.

Subsidies vuurwerk

Hier zijn middelen gereserveerd voor een eenmalige tegemoetkoming aan vuurwerkondernemers om hen te helpen bij het verwerken en opruimen van restvoorraden vuurwerk.

Overige subsidies

De overige subsidies hebben voornamelijk betrekking op subsidies aan organisaties die een bijdrage leveren aan het vervolmaken van het stelsel van Omgevingsdiensten.

Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen ‘kennisoverdracht omgevingsveiligheid’ en ‘vergunningverlening’. Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van RWS in het kader van basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom of asbestose heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

Licence